Plan: | Bedrijventerreinen Smilde |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1731.BedrterrSML-VST1 |
Vrijwel alle gebruiksvormen kennen in meerdere of mindere mate interactie met de bodem. Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Daarmee is het aspect bodemkwaliteit ook van invloed op de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat het aspect bodemkwaliteit voor vrijwel allen nieuwe ontwikkelingen die met ruimtelijke plannen mogelijk worden gemaakt relevant is en daarom onderzocht, beoordeeld en beschreven moet worden. De mate waarin beoordeling van de bodemkwaliteit aan de orde is, is met name afhankelijk van aard en omvang van de functiewijziging.
Beoordeling van het aspect bodemkwaliteit kan achterwege blijven in een aantal situaties. Bij het wijzigingen van de bestemming van een al bebouwd perceel, waarbij de nieuwe gebruiksvormen een voor de beoordeling van het aspect bodemkwaliteit vergelijkbaar gebruik kennen, is beoordeling van het aspect bodemkwaliteit niet aan de orde. Zo ook bij actualisaties van bestemmingsplannen, waarin wordt geconstateerd dat het feitelijke gebruik van een perceel hetzelfde blijft met de vigerende (oude) bestemming. Dit is ook in onderhavige situatie het geval. Met betrekking tot het plangebied kan derhalve het onderstaande worden geconstateerd:
In het plangebied bevinden zich enkele terreinen waar sprake is van of een vermoeden is van (ernstige) bodemverontreiniging [bron: www.bodemloket.nl]. Het betreft veelal bedrijfslocaties die binnen het plangebied liggen waar reeds bodemonderzoeken zijn uitgevoerd. Voor de locaties waar reeds ernstige bodemverontreiniging is aangetoond, zal op den duur sanering plaatsvinden. Op andere locaties zal nader onderzoek moeten aantonen of sanering noodzakelijk is.
De toetsing aan de haalbaarheid van het bestemmingsplan (actualisatie) brengt een bepaalde mate van onderzoek naar de kwaliteit van bodem en grondwater met zich mee. In het algemeen kan gesteld worden, dat - gezien de noodzakelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en de eventuele aansprakelijkheidstelling van de gemeente c.q. de provincie door bouwers en ontwikkelaars - zoveel mogelijk voorkomen moet worden, dat in de bestemmingsplanprocedure gevallen van bodemverontreinigingen niet worden opgespoord. Voorliggend bestemmingsplan laat echter geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks toe waarvoor de bodemkwaliteit getoetst dient te worden. Het betreft immers een actualisatie van de vigerende bestemmingsplan waarbij de functies ongewijzigd blijven.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat indien binnen het plangebied op nog onbebouwde terreindelen nieuwbouw plaats gaat vinden, er in het kader van de omgevingsvergunningaanvraag/bouwverordening wel bodemonderzoek uitgevoerd moet worden.
Bodemkwaliteitskaart
Voor de bepaling van de bodemkwaliteit op niet verdachte locaties is een bodemkwaliteitskaart opgesteld door adviesbureau CSO. Hiervoor is een Nota bodembeheer opgesteld waarin het beleid t.a.v. toepassen van grond binnen de gemeente is opgenomen. Dit in samenspraak met 9 Drentse gemeenten en de provincie. Hierdoor is uniformiteit en uitwisseling van grond mogelijk zonder grote onderzoeksinspanning. De verwachting is dat medio juni/juli 2012 hier door het college een besluit over wordt genomen en vervolgens na ter inzage legging door de raad kan worden vastgesteld. Voor de bedrijventerreinen is sprake van twee deelgebieden: bedrijventerreinen en buitengebied. De kwaliteit van beide deelgebieden van de boven- en ondergrond is echter zodanig dat er sprake is van zone die overeenkomt met het buitengebied. Dit betekent dat de kwaliteit gelijk is aan de achtergrondwaarde en relatief schoon is.
Aangezien sprake is van een conserverend bestemmingsplan, is in beginsel een bodemonderzoek niet noodzakelijk. Dit is anders wanneer nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn.
Op grond van de bodemkwaliteitskaart is de achtergrondwaarde relatief schoon.
Het aspect bodem is hiermee voldoende onderbouwd en levert geen nadere beperking op ten aanzien van onderhavig plan.