Plan: | Ter Borch, Rietwijk Noord |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1730.BPTerborch-0401 |
Het verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Nederland heeft dit verdrag in 1992 ondertekend en in 1998 geratificeerd. Het Verdrag van Malta (ook wel Verdrag van Valletta genoemd) is geïmplementeerd in de Monumentenwet. De wet op de archeologische monumentenzorg is in april 2006 door de Tweede Kamer aangenomen en in december van dat jaar door de Eerste Kamer bekrachtigd. Op 1 september 2007 is de wet als onderdeel van de monumentenwet in werking getreden. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische materiaal in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Het is verplicht om in nieuwe bestemmingsplannen en bij specifieke bodemverstorende activiteiten rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden.
Verder dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: 'Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij onze minister'. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort.
Tussen februari 2011 en april 2012 zijn reeds een aantal werkzaamheden uitgevoerd. Deze werkzaamheden zijn onder archeologische begeleiding van bureau de Steekproef uitgevoerd. De archeologische begeleiding werd uitgevoerd naar aanleiding van de resultaten van eerdere onderzoeken in het gebied. Tijdens deze onderzoeken werden een vuursteenbewerkingsvindplaats en neolithische akkersporen gevonden. Tevens diende rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van middeleeuwse klei- of veenterpen en mogelijk de resten van de 13e eeuwse versterking Knarrenburg van de familie Gelkinge.
Tijdens de voorliggende begeleiding werden eveneens neolithische akkersporen gevonden op de hogere en intacte delen van het dekzand. De bijbehorende bewoning werd niet teruggevonden. Deze wordt meer naar het oosten verwacht en buiten het plangebied, op de hogere delen van de dekzandrug. De begeleiding van de werkzaamheden tot nu toe heeft voldoende inzage in het bodemprofiel gegeven.
De ingrepen in de noordelijke helft van het plangebied bestonden tot nu toe alleen uit de aanleg van een werkweg tegen de oost- en noordgrens. De aanleg van de “wooneilanden” is hier vooralsnog stilgelegd. In deze sleuven werden geen archeologische resten gevonden. Begeleiden werd bemoeilijkt doordat het aan de noordzijde gegraven cunet grotendeels snel onder water stond, door de goede doorlaatbaarheid van het aanwezige veenpakket. Er konden slechts kleine delen ontgraven worden, die vervolgens bijna direct weer werden dichtgestort om verzakking en instorting te voorkomen.
In het plangebied worden middeleeuwse klei- of veenterpen en de mogelijke resten van de 13e eeuwse versterking Knarrenburg van de familie Gelkinge verwacht. In 2011 zijn drie kilometer naar het westen soortgelijke klei- of veenterpen onderzocht door Arcadis en de Rijksuniversiteit Groningen. Daarnaast zijn er tijdens het booronderzoek in 2002 geen veenterpen in dit deel van het plangebied aangeboord. De aanname dat de resten van de Knarrenburg in dit gebied zouden liggen is op basis van archiefonderzoek gedaan. Er zijn tot nu toe geen fysieke aanwijzingen dat deze burcht ook binnen het plangebied zou kunnen liggen.
Op basis van de resultaten tot nu toe wordt geadviseerd in het deel van het plangebied waarin natuurlijke verhogingen, een vuursteenvindplaats en eergetouwkrassen zijn gevonden, de graafwerkzaamheden te begeleiden, zie figuur 6. Daarnaast wordt geadviseerd het resterende deel van de noordelijke helft te vrijwaren van verder archeologisch onderzoek. Op basis hiervan heeft de gemeente een programma van eisen ten aanzien van de archeologische begeleiding opgesteld dat gevolgd moet worden ten tijde van de werkzaamheden. Dit staat beschreven in Bijlage 1. Mochten er onverhoopt toch archeologische resten aan het licht komen tijdens de verdere werkzaamheden dan zal dat deze conform de Monumentenwet 1988 artikel 53 & 54 direct gemeld worden bij zowel de gemeente Tynaarlo als de provinciaal archeoloog.
Figuur 6: het witte kader geeft het te begeleiden gebied aan