20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen – 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. wonen, met inbegrip van aan-huis-gebonden beroepen en mantelzorg;
-
b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor kantoren;
-
c. ter plaatse van de aanduiding 'garage' uitsluitend voor garageboxen ten behoeve van de stalling van motorvoertuigen, fietsen en opslag inherent aan de woonfunctie.
en de daarbij behorende voorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 34.2.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen
Op de tot 'Wonen – 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
-
a. woningen;
-
b. bijgebouwen;
-
c. ter plaatse van de aanduiding 'garage' uitsluitend garageboxen;
-
d. bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in 20.2.2 tot en met 20.2.4.
20.2.2 Regeling bouwvlak
Ter plaatse van het 'bouwvlak' gelden de volgende regels:
-
a. het hoofdgebouw mag uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd en bijgebouwen mogen in het bouwvlak worden gebouwd;
-
b. per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan:
-
1. het aantal woningen dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
-
2. er kunnen worden gebouwd krachtens een vóór inwerkingtreding van het bestemmingsplan verleende bouwvergunning;
-
3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.
-
c. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' waar het bouwvlak tot het maximum aangegeven percentage bebouwd mag worden;
-
d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' de kantoren uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan;
-
e. de voorgevel zal in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens worden gebouwd;
-
f. er mag ten hoogste in 2 bouwlagen worden gebouwd uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding:
-
1. 'maximum aantal bouwlagen' waar het afwijkende aantal aangeduide bouwlagen of gedeelte van bouwlagen is toegestaan
-
2. 'garage' waar de goot- en bouwhoogte maximaal 3,50 meter bedraagt.
-
g. de hoogte van iedere afzonderlijke bouwlaag mag ten hoogste 3.50 m bedragen;
-
h. het gebouw zal met kap van ten hoogste 60° worden afgedekt, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' waar uitsluitend een plat dakconstructie is toegestaan;
-
i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – dakkapellen uitgesloten' is het niet toegestaan om aan de voorgevel dakkapellen aan te brengen.
20.2.3 Regeling bijgebouwen
Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:
-
a. bijgebouwen mogen eveneens ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
-
b. bij vrijstaande woningen dient één zijerf onbebouwd te blijven;
-
c. bijgebouwen mogen in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd waarvan de goothoogte lager of gelijk is aan de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw;
-
d. bijgebouwen mogen plat of met een kap van ten hoogste dezelfde dakhelling als het hoofdgebouw worden afgedekt;
-
e. het oppervlakte aan bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 70 m² mag bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw behorende bouwperceel bebouwd mag worden.
20.2.4 Overige regels
-
a. a. Binnen het bestemmingsvlak mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 2.60 m bedragen, met uitzondering van:
-
1. de hoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1.00 m en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2.00 m mag bedragen;
-
2. de hoogte van palen, masten en plastische kunstwerken, welke ten hoogste 8.00 m mag bedragen.
-
b. Het bouwvlak en het vlak met de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mogen niet door bebouwing worden overschreden, met uitzondering van overschrijding ten behoeve van:
-
1. de bouw van erkers, over een breedte van 70% van de naar de weg gekeerde bouwgrens, mits de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1,50 m., de hoogte van de erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw en de afstand tot de bestemming Verkeer niet minder dan 3,00 m. bedraagt;
-
2. aansluitende luifels boven de voordeur en kappen op erkers, mits deze vanuit het stedenbouwkundig beeld en afmetingen van ondergeschikte betekenis zijn en de afstand tot de bestemming Verkeer niet minder dan 3.00 m. bedraagt;
-
3. ondergeschikte onderdelen van het gebouw, als schoorstenen, lichtkoepels en antennes, met uitzondering van liftopbouwen en luchtbehandelingsinstallaties.
20.4 Ontheffing van de bouwregels
20.4.1 Ontheffing plat afdekken gebouwen
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 20.2.2 ten aanzien van de wijze van afdekken van gebouwen, met dien verstande, dat het gebouw ook plat afgedekt mag worden mits dit voldoet aan redelijke eisen van welstand..
20.4.2 Ontheffing oppervlakte aan bijgebouwen
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 20.2.3 ten aanzien van het bouwen van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande, dat:
-
a. het oppervlakte aan bijgebouwen 100 m² mag bedragen;
-
b. de noodzaak daartoe is aangetoond;
-
c. een goede stedenbouwkundige inpassing verzekerd is;
-
d. het woonmilieu op de belendende percelen niet onevenredig wordt geschaad.
20.4.3 Procedure ontheffing
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheid de in artikel 33.1 gegeven procedure.