7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1
De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. consumentverzorgende en kleinschalige ambachtelijke bedrijven;
-
b. detailhandel;
-
c. dienstverlening;
-
d. horeca;
-
e. kantoren;
-
f. kleinschalige recreatieve voorzieningen;
-
g. wonen;
-
h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend voor parkeren;
-
i. bijbehorende voorzieningen.
met dien verstande dat bij uitwisseling en/of omzetting van functies voldaan wordt aan het bepaalde in 7.1.3.
7.1.2
De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden met daarop monumentale en karakteristieke gebouwen zoals opgenomen in bijlage 1. bij de regels mogen mede gebruikt worden voor:
-
a. verblijfsrecreatieve doeleinden;
met daaraan ondergeschikt:
-
b. wellness;
-
c. culturele, educatieve en sociale doeleinden.
met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in 7.1.3.
7.1.3
Nieuwvestiging van de onder 7.1.1 en 7.1.2 opgenomen functies is toegestaan mits er in overwegende mate geen sprake is van zodanig gebruik dat:
-
a. de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of architectonische waarden van de (aangrenzende) gronden en gebouwen in het geding komen;
-
b. een onevenredig negatief effect op de omgeving ontstaat;
-
c. er een verkeersoverlast ontstaat, waardoor het treffen van infrastructurele maatregelen noodzakelijk wordt;
-
d. de parkeernomen zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (d.d. 16-12-2008) in het geding komen;
-
e. er negatieve effecten ontstaan op de waterhuishouding.
7.1.4
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 35.2.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
Op de tot 'Centrum - 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
-
a. gebouwen, geen woning zijnde;
-
b. woningen;
-
c. bijgebouwen,
-
d. bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in 7.2.2 tot en met 7.2.4.
7.2.2 Regeling bouwvlak
Ter plaatse van het 'bouwvlak' gelden de volgende regels:
-
a. het hoofdgebouw mag uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd en bijgebouwen mogen in het bouwvlak worden gebouwd;
-
b. de functies onder 7.1.1 anders dan wonen, worden in ieder geval op de begane grond uitgeoefend;
-
c. per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan:
-
1. het aantal woningen dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan ;
-
2. er kunnen worden gebouwd krachtens een vóór inwerkingtreding van het bestemmingsplan verleende bouwvergunning;
-
3. tenzij geen woning aanwezig is, dan is maximaal één nieuwe woning toegestaan.
-
d. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' waar de eerste bouwlaag open moet blijven;
-
e. de voorgevel zal in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens worden gebouwd;
-
f. er mag ten hoogste in 2 bouwlagen worden gebouwd uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' waar het afwijkende aantal aangeduide bouwlagen is toegestaan.
-
g. de hoogte van iedere afzonderlijke bouwlaag mag ten hoogste 3.50 m bedragen;
-
h. het gebouw zal met kap van ten hoogste 60° worden afgedekt of een andere dekhelling mits dit voldoet aan redelijke eisen van welstand.
7.2.3 Regeling bijgebouwen
Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:
-
a. bijgebouwen mogen eveneens ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
-
b. bijgebouwen mogen in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd waarvan de goothoogte lager of gelijk is aan de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw;
-
c. bijgebouwen mogen plat of met een kap van ten hoogste dezelfde dakhelling als het hoofdgebouw worden afgedekt;
-
d. het oppervlakte aan bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 70 m² mag bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw behorende bouwperceel bebouwd mag worden.
7.2.4 Overige regels
Binnen het bestemmingsvlak mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht. Hiervoor geldt de volgende regel:
-
a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 2.60 m bedragen, met uitzondering van:
-
1. de hoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1.00 m en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2.00 m mag bedragen;
-
2. de hoogte van palen, masten en plastische kunstwerken, welke ten hoogste 8.00 m mag bedragen.
7.4 Ontheffing van de bouwregels
7.4.1 Ontheffing plat afdekken gebouwen
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 7.2.2 ten aanzien van de wijze van afdekken van gebouwen, met dien verstande, dat het gebouw ook plat afgedekt mag worden mits dit voldoet aan redelijke eisen van welstand.
7.4.2 Ontheffing oppervlakte aan bijgebouwen
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 7.2.3 ten aanzien van het bouwen van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande, dat:
-
a. het oppervlakte aan bijgebouwen 100 m² mag bedragen;
-
b. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
-
c. een goede stedenbouwkundige inpassing verzekerd is;
-
d. het (woon)milieu op de belendende percelen niet onevenredig wordt geschaad.
7.4.4 Ontheffing voor het realiseren van een nieuwe woning
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 7.2.2 waardoor een extra (nieuwe) woning is toestaan, met dien verstande, dat:
-
a. de woning binnen het bestaande hoofdgebouw gerealiseerd wordt;
-
b. een goede stedenbouwkundige inpassing verzekerd is;
-
c. in de parkeerbehoefte wordt voorzien overeenkomstig de parkeernormen zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (d.d. 16-12-2008);
-
d. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
-
e. het woonmilieu op de belendende percelen niet onevenredig wordt geschaad.
7.4.5 Procedure ontheffing
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheid de in artikel 34.1 gegeven procedure.