Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Haasstad 5 te Wijlre
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1729.BPHaasstad5-VG01

Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 De voor ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatiewoningen ter plaatse van de
aanduiding ‘recreatiewoning’;
en de daarbij behorende voorzieningen.
 
3.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 13.2.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen
Op de tot ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. gebouwen, geen woning zijnde ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik waarbij geldt dat:
  1. ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ is maximaal één recreatiewoning toegestaan;
b. bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen;
met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in 3.2.2 tot en met 3.2.3.
 
3.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’
Ter plaatse van het ‘bouwvlak’ gelden de volgende regels:
a. het hoofdgebouw mag uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  1. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd onder de voorwaarde dat in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, tenzij op de verbeelding middels een aanduiding ‘maximum bebouwd oppervlak (m2)’ anders is voorgeschreven;
b. de maximale bouwhoogte bedraagt 3,00 meter;
c. het gebouw zal plat of met kap van ten hoogste 60° worden afgedekt.
 
3.2.3 Overige regels
Voor het overige geldt de volgende regels:
a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 4.00 m bedragen, met uitzondering van:
  1. de hoogte van erfafscheidingen, welke ten hoogste 1.00 m mag bedragen, met uitzondering van de hoogte erfafscheidingen geplaatst in de grenzen van het bouwvlak welke ten hoogste 2.00 m mag bedragen;
  2. de hoogte van palen, masten en verlichting, welke ten hoogste 10.00 m mag bedragen.

3.3 Nadere eisen

3.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
a. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
c. voorzieningen ter voorkoming van de hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing,
waarbij regels zoals deze gesteld zijn in het Limburgs Kwaliteitsmenu in acht dienen te worden genomen.
 
3.3.2 De onder 3.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
b. ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden en bouwwerken;
c. ter voorkoming van parkeerhinder indien op eigen terrein niet voldaan wordt aan de parkeerbehoefte;
d. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
b. detail- en/of groothandel;
c. kantoren;
d. dienstverlening;
e. groepsaccommodatie;
f. recreatiewoningen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
g. camping;
h. bungalowpark;
i. horeca, anders dan van ondergeschikte betekenis;
j. permanente bewoning;
k. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.