Plan: | Kom Casteren 2019 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1728.BPC2006KomCast2019-VAST |
Voor de kom Casteren gelegen in de gemeente Bladel geldt het bestemmingsplan 'Kom Casteren 2010' dat op 29 april 2010 onherroepelijk is geworden. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moeten bestemmingsplannen elke 10 jaar worden geactualiseerd. Deze actualiseringsplicht is met het oog op de inwerkingtreding van de Omgevingswet echter vervallen. Omdat bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet de gemeente Bladel wil beschikken over een up-to-date bestemmingsplan, vindt deze actualisering toch plaats.
Omdat binnen het plangebied binnen deze planperiode diverse andere plannen in werking zijn getreden, is ervoor gekozen de afzonderlijke plannen in één nieuw bestemmingsplan op te nemen.
Inmiddels is de wetgeving ook gewijzigd en moet voldaan worden aan de nieuwe digitale eisen en moet het bestemmingsplan aansluiten bij de geldende Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit leidt tot enkele aanpassingen in de regels van het bestemmingsplan. Inhoudelijk wijzigen de regelingen echter niet of nauwelijks. Waar wijzigingen aan de orde zijn, wordt dit verderop in deze toelichting beschreven. Dit bestemmingsplan heeft een geconsolideerd karakter, waarbij de huidige ruimtelijke situatie wordt vastgelegd.
Het doel is te komen tot een actueel en uniform bestemmingsplan 'Kom Casteren 2019', met de nodige flexibiliteit en waarbij, waar juridisch mogelijk, al vooruitgelopen wordt op de aanstaande Omgevingswet, die naar verwachting op zijn vroegst in 2021 in werking zal treden.
Het plangebied 'Kom Casteren 2019' voor het nieuwe bestemmingsplan voor de kom Casteren is aangegeven op onderstaande verbeelding. Casteren is één van de drie kleinere dorpen van de gemeente Bladel. Het plangebied omvat de bestaande woongebieden van de kom Casteren.
De grenzen van het plangebied worden gevormd door de agrarische gebieden rondom Casteren en door de doorgaande weg De Gagelvelden aan de westkant van Casteren.
Luchtfoto plangebied
Uitsnede bestemmingsplan 'Casteren 2010', www.ruimtelijkeplannen.nl
Uitsnede bestemmingsplannen 'De Bucht 6 Casteren' en 'Kerkeneind Wagenbroeken Casteren', www.ruimtelijkeplannen.nl
Voor het plangebied zijn tot het onherroepelijk worden van deze planherziening de hierna genoemde bestemmingsplannen van de gemeente Bladel geheel of gedeeltelijk van kracht. Verder worden in dit plan diverse verleende omgevingsvergunningen opgenomen.
Type plan | naam | vaststelling |
Bestemmingsplan | Kom Casteren 2010 | 29-4-2010 |
Bestemmingsplan | Brede School te Casteren | 1-6-2011 |
Bestemmingsplan | De Bucht Casteren | 29-6-2011 |
Bestemmingsplan | Kerkeneind-Wagenbroeken Casteren | 25-9-2014 |
Na dit inleidende hoofdstuk wordt eerst een beschrijving gegeven van het plan, inclusief ruimtelijke en functionele structuur (Hoofdstuk 2). Daarna worden de beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente uiteengezet (Hoofdstuk 3 Beleidskader). Vervolgens wordt aandacht besteed aan de verschillende omgevingsaspecten, zoals bodem- en grondwaterkwaliteit, geluidhinder, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, water, archeologie en cultuurhistorie, alsmede flora en fauna (Hoofdstuk 4). Dan volgt hoofdstuk 5 met onder andere de opzet van de regels en een korte beschrijving van de verschillende bestemmingen. Tenslotte wordt aandacht besteed aan de financiële uitvoerbaarheid (Hoofdstuk 6) en de voor deze bestemmingsplanactualisatie te doorlopen procedure (Hoofdstuk 7).
De eerste melding van Casteren was in 1173. De vorm van het middeleeuwse Casteren is sinds de eerste helft van de negentiende eeuw betrekkelijk weinig veranderd. De mogelijkheden voor bebouwing en akkers waren beperkt vanwege de nattigheid van de beekdalen. Casteren is dan ook niet omgeven door kleine gehuchten zoals Hoogeloon en Hapert. De bebouwing bevond zich voornamelijk langs Kerkeneind, Dorpsstraat en Hoogeind. Deze concentratie is tegenwoordig nog goed te zien. Het Kerkeneind heeft tegenwoordig een driehoekige vorm die erop wijst dat zich hier waarschijnlijk een verzamelplaats voor vee bevond. In 1900 bestond Casteren uit vrij losse lintbebouwing. Nieuwe bebouwing is na de Tweede Wereldoorlog beperkt gebleven.
Op 1 januari 1997 heeft er een gemeentelijke herindeling plaatsgevonden. Sindsdien vormt de kern Casteren samen met de kernen Bladel, Hapert, Hoogeloon en Netersel de gemeente Bladel.
Het buitengebied speelt bij de beleving van Casteren een grote rol aangezien er veel doorzichten richting het agrarische landschap zijn. Aan de west- en zuidwestzijde van Casteren liggen de beekdalen van de Groote Beerze en het Wagenbroeks Loopje. De noord- en oostzijde grenzen aan open akkercomplexen, die wisselend van kwaliteit zijn. Ten noorden van Casteren liggen op korte afstand de natuurgebieden Grijze Steen en Landschotse Heide.
Casteren is ontstaan rond een drietal linten, de twee oost-west gerichte linten Hoogeind/Kranenberg en Hemelrijken/Dorpsstraat en de verbindingsstraat tussen deze twee linten, de noordzuidgerichte Kerkstraat. Hoogeind vormt nog steeds een verbindingsweg met Vessem en het noorden van Hoogeloon. De Dorpsstraat vormt de belangrijkste verbindingsweg tussen Casteren en Hoogeloon. De lintbebouwing aan deze wegen is in de loop der jaren verdicht en buiten de linten zijn kleinschalige uitbreidingen ontstaan. In het zuiden van het dorp is van oudsher een cluster aan bebouwing aanwezig. Deze bebouwing is gecentreerd rond een groene brink en bestaat voornamelijk uit (voormalige) boerderijen.
De externe ontsluitingsweg De Gagelvelden vormt een harde westgrens voor het dorp. Vanaf deze weg is het dorp nauwelijks waarneembaar door de opgaande beplanting die in hier aanwezige groenstrook en achtertuinen van de woningen aanwezig is. In het noorden en het zuiden van het dorp vormen twee afslagen van de Gagelvelden de entreegebieden van Casteren.
Ruimtelijke opzet
Op voorgaande afbeelding 'Ruimtelijke opzet' zijn duidelijk verschillen te zien tussen de bebouwingsdichtheid langs de oudere wegen en latere uitbreidingsgebieden. De woonbebouwing langs de oudere wegen bestaat voor een deel uit boerderijen en hoeven en heeft een open typologie. Een deel van deze boerderijen en hoeven heeft in de loop van de tijd de agrarische functie verloren. De oorspronkelijke open structuur van de lintbebouwing is nog steeds goed herkenbaar, vooral vanaf de Kerkstraat zijn veel waardevolle doorzichten richting het buitengebied. Ten westen van de Kerkstraat en ten zuiden van de Dorpsstraat is de bebouwingsstructuur half open. Hier zijn naast vrijstaande woningen ook twee-onder-één-kapwoningen aanwezig. Doorzichten zoals in de oudere lintbebouwing zijn hier veel minder aanwezig waardoor het verschil tussen de lintbebouwing en de latere uitbreidingen extra wordt benadrukt.
Een bijzonder element in de structuur van Casteren is de bebouwing rond het Kerkeneind. Hier is de bebouwing van oudsher rond een brink geconcentreerd. Deze bebouwing bestaat voornamelijk uit boerderijen. Door de groene inrichting van de brink en het aanwezige agrarische bedrijf is de oorspronkelijke sfeer van deze plek behouden gebleven.
Casteren bestaat voornamelijk uit bebouwing van één of twee lagen met kap. De meeste woningen zijn (voormalige) boerderijen en eengezinswoningen en hebben een goothoogte tot 6 meter. De kerk en de pastorie vallen door hun hoogte extra op in het beeld van het dorp.
Vrijwel alle woningen hebben een voortuin. In bijna elke straat van de uitbreidingswijken is sprake van een rechte voorgevelrooilijn, evenwijdig aan de straat. Aan de oude straten zijn slechts enkele woningen op één lijn gebouwd.
De Gagelvelden vormt de doorgaande route van Hapert naar Westelbeers, en staat in directe verbinding met de N284, de belangrijkste verkeersader binnen de gemeente Bladel. De Gagelvelden ligt buiten de structuur van het dorp en vormt de belangrijkste toevoerroute naar Casteren. De weg kent een maximum snelheid van 60 km/uur ter hoogte van de kern en heeft een gescheiden fietspad. De Hemelrijken/Dorpsstraat is een afslag van de Gagelvelden en vormt de belangrijkste ontsluitingsweg binnen de bebouwde kom. Tevens vormt deze weg de doorgaande route tussen Casteren en Hoogeloon. De Kranenberg vormt de tweede afslag van de Gagelvelden. Deze weg sluit aan op de doorgaande route richting Netersel. De Hemelrijken/Dorpsstraat, de Kranenberg en de Kerkstraat vormen de oorspronkelijke wegenstructuur van het dorp en hebben nog duidelijk het karakter van een historische weg met lintbebouwing. De overige wegen binnen het plangebied bestaan uit woonstraten.
Wegenstructuur gemeente Bladel
Er zijn enkele wegen die toegang bieden tot Casteren. Vanaf de Gagelvelden bieden twee wegen toegang tot het dorp. Doordat de Gagelvelden van het dorp gescheiden wordt door een dichte groenstrook zijn deze entrees duidelijk herkenbaar. De belangrijkste entrees aan de oostzijde van het dorp worden tevens gevormd door de Dorpsstraat en de Kranenberg/Hoogeind. De entree aan de Dorpsstraat is duidelijk herkenbaar doordat de bebouwing van de bebouwde kom hier begint. De entree ten noordoosten van het dorp is minder duidelijk zichtbaar aangezien de lintbebouwing hier tot in het buitengebied doorloopt.
Parkeren vindt binnen Casteren voornamelijk plaats op de openbare weg of op eigen terrein.
De structuur van het gemeentelijk groen valt uiteen in de ‘hoofdgroenstructuur’ en het ‘groen in de kernen'.
De verschillende kernen van de gemeente Bladel liggen te midden van agrarisch gebied, bossen en het beekdal van de Beerze en zijn onderling verbonden door (historische) verbindingswegen. Omdat de hoofdgroenstructuur vanouds samenhangt met de structuur van de verbindingswegen tussen de kernen, bestaat de inrichting van de groene hoofdstructuur voornamelijk uit bomenlanen.
Naast de lanen wegbeplantingen vormen grotere groenobjecten, zoals sportparken, volkstuinencomplexen en bosschages binnen de bebouwde kommen, een belangrijk onderdeel van de groene hoofdstructuur. Door hun groene uitstraling en relatief rustige ligging is hun waarde voor de groene structuur en voor de natuur groot. De groene structuur van Casteren wordt versterkt door wegbegeleidende hagen van verschillende soorten. De dorpsranden vormen de overgang tussen de bebouwde kom en het buitengebied.
Het groen in de kernen (buurten blokgroen) is een samenspel tussen gras, bodembedekkende beplantingen, hagen en bosplantsoen. De belangrijkste stedenbouwkundige punten hebben accenten gekregen in de vorm van parels: groene elementen die zowel in ontwerp, materiaalgebruik als in beheer extra aandacht krijgen.
De wegen worden op een aantal plaatsen begeleid door bomenrijen en verspreid over de kern komen kleine groene plekken in de openbare ruimte voor.
De belangrijkste groenstructuur van Casteren ligt aan de westrand van het dorp. Zij vormt een afscherming tussen het dorp en de Westelbeersedijk en de Gagelvelden. De aanwezige groene openbare ruimte is vaak gekoppeld aan een functie zoals de kerk, het driehoekige plein, het Nieveld, en het pleintje aan het Kerkeneind.
Het lage aandeel groen in de openbare ruimte heeft niet tot gevolg dat Casteren een stenige uitstraling heeft. Vooral de voortuinen bij de woningen zorgen voor een groene uitstraling van het dorp. Daarnaast dragen op diverse plaatsen de karakteristieke openingen naar het buitengebied hier aan bij.
In de kern Casteren zijn in beperkte mate waterpartijen aanwezig. De meeste kleinere waterlopen en -partijen binnen Casteren liggen binnen groenvoorzieningen en/of langs wegen. In het zuidoosten van Casteren ligt een bredere waterloop die in mindere mate wordt begeleid door groen.
De meest voorkomende functie in het plangebied is wonen. Wonen komt hoofdzakelijk als een zelfstandige functie voor. Aan de doorgaande- en ontsluitingswegen komt wonen ook als mengvorm voor (met horeca, bedrijven etc.).
De bebouwing aan de historische linten kent een open tot zeer open typologie, van het type langgevelboerderij. Veel uitbreidingswijken van na de Tweede Wereldoorlog hebben een half open of geheel open bebouwingstypologie. Naast twee-onder-één-kapwoningen bestaat het grootste gedeelte van deze buurten uit vrijstaande bebouwing.
Door het verschil tussen de typologie van de linten en de typologie in de naoorlogse uitbreidingen is de historische structuur van Casteren goed te herkennen.
De bebouwing in Casteren heeft overwegend een woonfunctie. Langs de oude wegen, met name aan de Dorpsstraat en Kerkstraat, is sprake van enige menging van de woonfunctie met bedrijvigheid, horeca en maatschappelijke voorzieningen.
Voor het karakter van het plangebied is het van belang dat de woonfunctie behouden blijft en waar mogelijk wordt versterkt. De gemeente geeft daarbij voorkeur aan herstructurering en inbreidingslocaties.
Op verspreid gelegen locaties binnen de kern Casteren komen enkele solitaire bedrijven voor. Deze bedrijven liggen van oudsher voornamelijk aan de historische linten (Dorpsstraat en Kerkstraat). Voorbeelden van aanwezige bedrijven in het plangebied zijn garagebedrijven, een dierenspeciaalzaak en een meubelmakerij.
Naast de genoemde bedrijven vinden er ook nog kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte bedrijfsactiviteiten plaats. Het gaat hier om kantoortjes aan huis en kleine bedrijfjes. Deze bedrijfjes zijn aan te merken als aan huis gebonden bedrijven of beroepen.
De aan huis gebonden beroepen/bedrijven leveren een positieve bijdrage aan de levendigheid van de kern. Dit geldt in ieder geval wanneer zij de woonkwaliteit niet aantasten.
Aan de linten van Casteren (Kranenberg, Kerkstraat, Dorpsstraat) is sprake van enige vorm van functiemening (bedrijvigheid, horeca, maatschappelijke voorzieningen, wonen).
Binnen het plangebied ligt een aantal maatschappelijke voorzieningen. Het gaat hierbij om een variatie aan voorzieningen: onder andere een brede school, kerk en gemeenschapshuis. Deze voorzieningen zijn geconcentreerd nabij de Kerkstraat.
Daarnaast zijn enkele horecagelegenheden gelegen binnen de kern Casteren, zoals een café en een restaurant.
Dit bestemmingsplan heeft een geconsolideerd karakter, waarbij de huidige ruimtelijke situatie wordt vastgelegd. Hierbij wordt de vigerende bestemmingsplannen zo veel als mogelijk overgenomen. De huidige situatie wijkt op enkele plekken af van de vigerende bestemmingsplannen. Deze afwijkingen zijn hieronder beschreven.
Daarnaast zijn enkele ondergeschikte wijzigingen doorgevoerd in het plan:
Door het samenvoegen van verschillende plannen is het plangebied van het oorspronkelijke bestemmingsplan 'Kom Casteren 2010' vergroot. De uitbreidingswijk Kerkeneind-Wagenbroeken aan de zuidkant van Casteren en De Bucht aan de noordkant van Casteren zijn toegevoegd aan dit bestemmingsplangebied.
Behalve de toevoegingen van bovengenoemde bestemmingsplannen wordt de grens van het plangebied ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan op één locatie aangepast:
Voor de delen die buiten het plangebied worden gelaten blijft na in werking treding van dit bestemmingsplan het 'oude bestemmingsplan' gelden, zolang hier geen nieuw bestemmingsplan voor is vastgesteld.
De huidige situatie van verschillende percelen wijkt af van het vigerende bestemmingsplan. Dit betekent dat de huidige bestemming aangepast dient te worden gezien de huidige functie. Het gaat hier om onderstaande type activiteiten:
De mogelijkheden voor het bouwen van woningen op basis van een wijzigingsbevoegdheid die nog niet zijn uitgevoerd worden overgenomen in dit bestemmingsplan. De mogelijkheid voor boerderijsplitsing is middels een afwijkingsbevoegdheid niet meer toestaan. Gebleken is dat aanvragen voor splitsing in praktijk niet pasten binnen de afwijkingsbevoegdheid. Dergelijke ontwikkelingen worden dan ook mogelijk gemaakt met een buitenplanse omgevingsvergunningprocedure indien zij passen binnen het gemeentelijk beleid en voldoen aan randvoorwaarden. Een afwijkingsbevoegdheid kan leiden tot verwarring en is dan ook niet meer overgenomen.
De meeste grootschalige evenementen in de kern Casteren vinden centraal in het dorp plaats, ter plaatse van het pleintje waar de Kerkstraat en Zandstraat samenkomen.
De gemeente heeft in haar evenementenbeleid opgenomen dat in basis het aantal evenementen op kernniveau gelijk moet blijven. Hierdoor wordt het aantal evenementen op jaarbasis beperkt en wordt vorkomen dat de terreinen elk weekend in gebruik zijn voor evenementen.
Aan het plein voor Zandstraat 1 e.o. is de aanduiding 'evenemententerrein' toegevoegd.
Ten aanzien van verleende vergunningen wordt de vergunde situatie overgenomen in dit bestemmingsplan. Dit betekent dat voor onder andere het verbouwen van woningen en oprichten van bijgebouwen er enkele correcties plaats vinden ten aanzien van bestemmings- en bouwvlakgrenzen.
Voor recent ontwikkelde woningbouwlocaties geldt dat na realisatie bepaalde (bouw-)aanduidingen overbodig zijn geworden. Zo wordt het toegestane aantal woningen na realisatie geregeld door de bepaling "het maximum aantal woningen bedraagt het aantal bestaande legale woningen op het tijdstip van in werking treding van het bestemmingsplan". (Bouw-)Aanduidingen die geen toegevoegde waarde meer hebben na realisatie van een woningbouwplan zijn verwijderd van de verbeelding.
Naast het bovenstaande zijn enkele specifieke locaties aangepast, naar aanleiding van procedures (bouwen, afwijken/ wijzigen bestemmingsplan) die afgelopen jaren doorlopen zijn:
Locatie | Ontwikkeling |
Het Nieveld 17a en 17b | Woningbouw |
Zandstraat 4a | Wijziging goothoogte |
De (algemene) wijzigingsbevoegheden zoals deze opgenomen zijn in de tot heden geldende plannen zijn tegen het licht gehouden. Daarbij bleek het wenselijk enkele wijzigingsbevoegdheden te verwijderen of aan te passen. Deze afweging is met name ingegeven door de dagelijkse praktijk, waarin is gebleken dat de mate waarin een beroep wordt gedaan op de verschillende bevoegdheden sterk verschilt, en door de toepasbaarheid. Wijzigingsbevoegheden die in de afgelopen jaren niet zijn gebruikt en die naar verwachting ook niet ingelost zullen worden, zijn verwijderd. Dit geldt ook voor bevoegdheden waarvan in de praktijk is gebleken dat concrete initatieven bij voorkeur toch buitenplans worden geregeld in verband met de mogelijkheden voor maatwerk. Tenslotte is bij de afweging betrokken in hoeverre de ontwikkelingsrichting beleidsmatig nog wenselijk is.
Ten opzichte van de geldende plannen, resulteert dit in het volgende:
BP Casteren 2010 | |||
1. | artikel 23a | verwijderd | wijziging van aangeduide gebieden voor de bouw van seniorenwoningen |
2. | artikel 23b | behouden | wijziging van aangeduide gebieden voor woningbouw |
3. | artikel 23c | behouden | idem |
4. | artikel 23d | verwijderd | wijziging van aangeduide gebieden voor de bouw van (senioren)woningen |
5. | artikel 23e | verwijderd | wijziging van aangeduide gebieden voor het realiseren van meerdere woningen in een bestaande woonboerderij |
6. | artikel 23f | behouden voor specifieke locatie, overigen verwijderd | wijziging van aangeduide gebieden voor woningbouw en de aanleg van groen- en verkeersvoorzieningen |
7. | artikel 23g | behouden | wijziging van aangeduide gebieden voor woningbouw |
8. | artikel 23h | behouden | idem |
Naast het bovenstaande zijn de volgende regels gewijzigd:
Bij ieder plan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen, zoals in deze situatie, toegestaan kunnen worden. De beleidsinkadering moet een compleet beeld geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid.
Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. De belangrijkste kaders van Rijk en de provincie Noord-Brabant worden in het kort weergegeven, omdat deze zoals gezegd mede randvoorwaarden voor het lokale maatwerk bij ruimtelijke ontwikkelingen zijn.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie vormt het Rijksbeleid voor ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit.
In de Structuurvisie is een drietal doelen voor Nederland in 2040 geformuleerd:
Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.
Als gevolg van de actualisatie van de geldende bestemmingsplannen wijzigen de standpunten voor dit beleidskader niet. Dit bestemmingsplan is overwegend opgesteld om de geldende bestemmingsplannen te actualiseren en te zorgen dat wordt aangesloten bij de huidige situatie. Hiervoor worden kleine aanpassingen doorgevoerd. Het gaat hier om zulke geringe aanpassingen van het bestemmingsplan dat deze van ondergeschikte aard zijn.
Met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) wordt voor een aantal specifieke onderwerpen algemene regels gesteld voor de verwerking in bestemmingsplannen. In het SVIR is aangegeven wat het nationale belang is van het stellen van regels voor deze onderwerpen. Het Barro stelt in eerste instantie regels ter bescherming van de 13 nationale belangen. De keuze voor deze belangen is al gemaakt in de SVIR en wordt met het Barro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) juridisch verankerd.
In het kader van deregulering en decentralisatie is gekozen om de regels zoveel mogelijk door te laten werken op het niveau van de lokale besluitvorming. Door de nationale belangen in bestemmingsplannen te borgen, worden deze belangen al in een vroeg stadium vastgelegd. Dit draagt bij aan een versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke druk. Voor een aantal onderwerpen geeft het Barro de opdracht, dan wel de mogelijkheid aan provincies om met een provinciale verordening regels te stellen.
De onderwerpen in het Barro betreffen:
Vanuit het Barro zijn geen nationale belangen op het plangebied van toepassing waarmee rekening gehouden moet worden in het bestemmingsplan. Ook vanuit de wijzigingen (grote rivieren, electriciteitsvoorziening, algemene en overige bepalingen) in het Barro, die per 1 juli 2016 in werking zijn getreden, bestaan geen concrete nationale belangen die op het plangebied van toepassing zijn.
Bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen een verantwoording te bevatten aan de hand van de zogenoemde 'Ladder voor duurzame verstedelijking', die is vastgelegd in artikel 3.1.6, tweede lid Bro. Dit afwegingskader verplicht overheden tot het maken van een zorgvuldige ruimtelijke afweging bij het mogelijk maken van nieuwe stedelijke ontwikkelingen in een bestemmingsplan. Het doel is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik en daarmee het voorkomen van (onaanvaardbare) leegstand en onnodig 'bouwen in de wei'. De Ladder is daarmee een belangrijk instrument voor een goede ruimtelijke ordening.
Een toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet gezien het voorgaande een beschrijving bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Alvorens te toetsen aan de Ladder dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1.1 Bro gedefinieerd als ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Uit de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van dit begrip blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan dergelijke ontwikkeling als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 Bro.
Dit bestemmingsplan is opgesteld om het vigerende bestemmingsplan te actualiseren en te zorgen dat wordt aangesloten bij de huidige situatie. Hiervoor worden kleine aanpassingen doorgevoerd. Het betreffen hier dermate marginale aanpassingen van het bestemmingsplan dat deze van ondergeschikte aard zijn. Dit bestemmingsplan maakt enkel de feitelijke situatie met daarin vergunde ontwikkelingen mogelijk. Deze ontwikkelingen zijn reeds onderbouwd en vergund. Zodoende hoeft niet verder te worden getoetst aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
De regering werkt aan een stelselherziening op het gebied van het omgevingsrecht. Dit betekent dat de Wet ruimtelijke ordening samen met veel andere wetten die regels voor de omgeving hebben, opgaat in de nieuwe Omgevingswet. Inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt niet voor 2020/2021 verwacht. De gemeente Bladel bereidt zich voor op de wetswijziging door, daar waar mogelijk, vooruit te lopen op de Omgevingswet.
Bij inwerkintreding van de Omgevingswet heet het bestemmingsplan automatisch al wel een Omgevingsplan. Een mogelijkheid om vooruit te lopen op de Omgevingswet is het bestemmingsplan (zoveel mogelijk) op te stellen als een omgevingsplan. Het is juridisch namelijk niet mogelijk om in 2019 een omgevingsplan vast te stellen. Wel is het mogelijk om een bestemmingsplan voor te bereiden vooruitkijkend naar de Omgevingswet.
Dit kan bij de opstelling van het plan onder andere door:
Van een deel van de bestemmingsplannen van de gemeente Bladel is de 10-jaar termijn (zie paragraaf 1.1) bijna verstreken. De vaststelling van deze plannen vindt dan ook plaats voor inwerkingtereding van de Omgevingswet. Dit plan wordt tegelijk met de bestemmingsplannen voor de kom van Bladel, Netersel en Hoogeloon vastgesteld. Een uniforme regeling voor de dorpen van de gemeente Bladel is daarom gewenst. Dit bestemmingsplan wordt zodoende zoveel als juridisch mogelijk opgesteld als omgevingsplan. Hiermee wordt een nieuwe basis gevormd voor de volgende actualisaties van bestemmingsplannen/ omgevingsplannen.
Het vooruitlopen op de Omgevingswet betekent voor dit bestemmingsplan dat rekening wordt gehouden met het groeimodel: het laten uitgroeien van het bestemmingsplan tot een volwaardig omgevingsplan. Dit betekent dat de basis van het bestemmingsplan zo wordt opgesteld dat het mogelijk is om in de toekomst of bij andere planactualisaties thema’s of gebieden toe te voegen. Daarmee wordt rekening gehouden bij de digitale opzet, plansystematiek, opzet van de regels etc.
Inhoudelijk wordt op hoofdlijnen aangesloten bij de plansystematiek uit de recente bestemmingsplannen van de gemeente Bladel. Wel is gekozen om in een aantal gevallen de regeling te vereenvoudigen en flexibeler te maken. Dit is een gevolg van het toepassen van het 'omgevingswetdenken'.
Gezien de omvang en het karakter van het plangebied komt dit met name tot uitdrukking in de regeling voor de woonpercelen. Deze wordt nader toegelicht in hoofdstuk 5.
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Belangrijke beleidswijzigingen hebben betrekking op de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Brabant.
De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening geeft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Brabant weer tot en met 2025. Het beleid is gestoeld op een evenwicht van het milieu (planet), de mens (people) en de markt (profit) in ruimtelijke kwaliteit. Hierbij is het van groot belang om bestaande kwaliteiten te benutten en als uitgangspunt te nemen bij ontwikkelingen.
Noord-Brabant heeft de ambitie om een goede mix van wonen, werken en voorzieningen te creëren. De leefbaarheid in woonmilieus moet van voldoende kwaliteit zijn. Dynamische stadscentra, vitale plattelandskernen, eigen identiteit en regionale afstemming zijn enkele uitgangspunten. Daarnaast dienen er voldoende veilige en goed bereikbare werkplekken te zijn voor de bevolking. Steden moeten aantrekkelijk blijven voor diverse bevolkingsgroepen en dienen garant te staan voor het aanbieden van (bovenlokale) voorzieningen.
Voor wat betreft de markt is het van belang dat de gunstige ligging wordt benut. De ligging ten opzichte van andere economische clusters in Europa is uitstekend. Met de (internationale) bereikbaarheid is het echter slechter gesteld. Dit vormt dan ook een belangrijk uitgangspunt in het provinciale beleid. Belangrijk is om netwerken te vormen, tussen de kennisindustrie, regionale economische clusters en Europese clusters. Daarnaast is veiligheid een belangrijk aspect. Goederenvervoer per spoor zal in de toekomst om stedelijke gebieden heen geleid moeten worden.
Het landschap van Noord-Brabant is vrij karakteristiek. Er zijn veel beeldbepalende elementen en natuurlijke waarden in het landschap te vinden. Deze dienen beschermd en ontwikkeld te worden. Met name het watersysteem is erg belangrijk. Het landschap heeft ook een functie als werkterrein, voornamelijk voor de agrarische sector. Schaalvergroting van deze landbouw wordt geconcentreerd in speciaal aangewezen gebieden. De landbouw komt daarnaast steeds vaker in een verbrede vorm voor. Dit wordt gestimuleerd, met name ook het landschapsbeheer.
Duurzaamheid is nog steeds een belangrijk onderwerp binnen de ruimtelijke ordening. Gezocht moet worden naar alternatieve mogelijkheden om energie op te wekken. Zo kan gewerkt worden aan een gezondere leefomgeving.
Uitsnede structuurvisie Noord-Brabant
Robuust water- en natuursysteem
Het plangebied maakt binnen de structuurvisie ruimtelijke ordening onderdeel uit van de stedelijke structuur en is aangeduid als 'robuust water- en natuursysteem' (met groen aangegeven op de uitsnede). Bij toekomstige ontwikkelingen in stad en land wil de provincie dat het patroon van beken en kreken beter beleefbaar wordt. De water-, natuur- en recreatieve ontwikkelingen worden sterker aan dit patroon gekoppeld en het systeem wordt meer ingericht en afgestemd op de gevolgen van de klimaatverandering. Dorpen en steden verbeteren de relatie met de rivier, de beek en krekenstructuur. Dit betekent dat de beken en kreken als doorgaande structuur meer kwaliteit krijgen. Daarbij wordt gekeken naar de grensoverschrijdende relaties van natuurgebieden en het watersysteem. Te denken valt aan grote natuurgebieden als de Brabantse Wal en de Biesbosch en de beken aan de zuidgrens van Brabant.
De ecologische hoofdstructuur wordt versterkt door het natuursysteem nog beter aan het watersysteem te koppelen. Naast vergroten en verbinden van natuur kiest de provincie voor het verbeteren van de ruimtelijke- en milieucondities van natuur. Vooral de kwaliteit van natuurgebieden zelf maar ook de biodiversiteit daarbuiten wordt hiermee versterkt. Met een meer samenhangende aanpak in water en natuur wordt de landschappelijke en recreatieve kwaliteit van Noord-Brabant versterkt. Dit draagt bij aan een gezonde, schone leefomgeving en een aantrekkelijk vestigings- en leefklimaat van Noord-Brabant.
Door ruimte te bieden aan economische en sociaal-culturele ontwikkelingen dragen deze bij aan investeringen in behoud en ontwikkeling van natuur en daarmee aan de realisatie van de ecologische hoofdstructuur.
Mozaieklandschap:
Het klein deel van het plangebied maakt binnen de structuurvisie ruimtelijke ordening onderdeel uit van de stedelijke structuur en is aangeduid als 'mozaieklandschap' (met oranje aangegeven op de uitsnede). Hierin wil de provincie de contrasten tussen klei, zand en veenontginning versterken. Dit betekent het versterken van het mozaïeklandschap van het Brabantse zand door menging van functies die de afwisseling en kleinschaligheid versterken. De stad (rood) staat niet tegenover het land (groen), maar ontwikkelen zich in balans met elkaar, het zogenaamde ‘stadteland’. Binnen het mozaïeklandschap van het zand zijn er verschillen tussen de Brabantse wal, de Baronie, de Kempen en De Meierij. Door met ruimtelijke ontwikkelingen in te spelen op breuklijnen en hoogteverschillen geven deze beeldbepalende structuren richting aan de verdere ontwikkeling van het landschap. Het gaat daarbij om behoud van het reliëf zelf, maar ook om het behoud van het zicht op en vanaf de reliëfvormen.
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard, waarbij geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen aan de orde zijn. Het plan is dan ook niet in strijd met de provinciale richtlijnen.
De Verordening Ruimte is de juridische vertaling van de structuurvisie en bevat daarom onderwerpen die in de visie naar voren komen. Dit betreft onder andere de belangen die de provincie wil behartigen en de manier waarop dit gebeurt, evenals regels waarmee rekening gehouden moet worden bij het opstellen van een bestemmingsplan. Deze regels zijn direct bindend voor overheden. Zo weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn.
Één van de hoofdlijnen van de Verordening Ruimte heeft betrekking op ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap. De zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit behelst in de kern de regel dat de geboden ontwikkelruimte bijdraagt aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. In het bijzonder geldt als regel het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Dit strekt ertoe dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk plaatsvinden door hergebruik of intensivering op of binnen bestaand bebouwd gebied (het zogenaamde VAB-beleid). Daarnaast houdt zorgvuldig ruimtegebruik in dat bij nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden wordt met de kwaliteiten van de omgeving. In de regeling van de Verordening Ruimte is deze zorgplicht in eerste instantie geconcretiseerd voor wat betreft stedelijke ontwikkeling.
Als toch nieuw ruimtebeslag nodig is, kan dit alleen daar waar er gelet op de ruimtelijke kwaliteiten verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden liggen. Dit zijn de in de Verordening Ruimte aangewezen zoekgebieden voor verstedelijking. Ruimtelijke karakteristieken en kwaliteiten worden dus meer bepalend voor de wijze waarop de (economische) dynamiek in de kernen in het landelijk gebied haar plek krijgt.
Uitsnede Verordening Ruimte Noord-Brabant
Het plangebied is conform de Verordening Ruimte volledig gelegen binnen 'Bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied'. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen in principe plaats te vinden in bestaand stedelijk gebied of in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Binnen de grenzen van het stedelijk gebied zijn gemeenten in principe vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkelingen. Aan de oostkant van het Casteren is een groot deel aangewezen als zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Deze delen maken echter geen onderdeel uit van het plangebied.
Aan de westkant van Casteren, buiten het plangebied, ligt een zone dat is aangeduid als 'Groenblauwe mantel' en/of het 'Natuur Netwerk Brabant'.
Het beleid in de 'Groenblauwe mantel' is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. In de 'Groenblauwe mantel’ gelden voorwaarden ten aanzien van de omgevingskwaliteiten. Voor agrarische bedrijven, niet- veehouderijbedrijven, is de ligging van een agrarisch bedrijf in de 'Groenblauwe mantel' van belang voor de ontwikkelingsmogelijkheden.
Het 'Natuur Netwerk Brabant' (NNB) bestaat uit bestaande natuur- en bosgebieden, gerealiseerde nieuwe natuur (gronden die met subsidie uit het Natuurbeheerplan zijn gerealiseerd als nieuwe natuur en waar de landbouwfunctie of een andere niet-natuurbestemming is verdwenen) en nog niet gerealiseerde nieuwe natuur (agrarische gronden die in het Natuurbeheerplan zijn aangewezen als nieuwe natuur, maar waar de gewenste natuurfunctie nog niet is gerealiseerd. De oude functie of bestemming is nog aanwezig).
De gronden rondom het bestaand stedelijk gebied zijn ook aangeduid als 'Beperkingen veehouderij'. In deze gebieden gelden sinds 1 oktober 2010 (vergaande) beperkingen voor intensieve veehouderijen, ook wel bekend als het 'slot op de muur'.
Dit bestemmingsplan betreft een actualisatie van geldende bestemmingsplannen binnen bestaand stedelijk gebied, waarin geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Dit is niet in strijd met het provinciale beleid, zoals verwoord in de Verordening Ruimte.
De provincie Noord-Brabant heeft in 2017 de bevolkings- en woningbehoefteprognose geactualiseerd. Vergeleken met de vorige prognoses ligt zowel de groei van de Brabantse bevolking als de groei van de woningvoorraad in de nieuwe prognose hoger. Hierbij spelen de naar boven toe bijgestelde levensverwachting en de sterke huishoudensgroei (onder invloed van de vergrijzing en de individualisering) een grote rol.
In lijn met het provinciale verstedelijkingsbeleid concentreert de groei van de woningvoorraad zich in de stedelijke gebieden. Voor de gemeenten in het landelijk gebied gaat de provinciale prognose uit van het principe dat die gemeenten bouwen voor de eigen natuurlijke bevolkingsaanwas (migratiesaldo-nul). In de bevolkings- en woningbehoefteprognose is per gemeente een indicatie gegeven van de benodigde toename van de woningvoorraad. Deze programmeringsindicatie is richtinggevend voor de regionale woningbouwafspraken. Voor de gemeente Bladel wordt voor de periode 2017-2029 uitgegaan van een indicatieve gemiddelde toename van de woningvoorraad met 850 woningen.
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Wel biedt dit bestemmingsplan ruimte om bestaande woningbouwmogelijkheden (binnenplans of buitenplans) te realiseren.
Op 28 juni 2012 heeft de Regioraad de Regionale Woonvisie 2012-2020 vastgesteld. In deze visie wordt gefocust op drie punten:
In de Regionale Woonvisie wordt aangegeven dat er binnen de woningmarkt in Zuidoost- Brabant te weinig woningen zijn, het aanbod niet goed aansluit op de vraag (te weinig woningen in de sociale sector in de dorpen) en er zijn te weinig kavels beschikbaar voor mensen die zelf willen bouwen.
In de Regionale Woonvisie is een zevental ambities voor het wonen in Zuidoost Brabant geformuleerd:
De Regionale Woonvisie streeft er naar zoveel mogelijk te kunnen voldoen aan de woonwensen van de burgers. Samen met de regionale marktpartijen worden de ambities zoveel mogelijk concreet uitgewerkt. De Regionale Woonvisie is het kwalitatieve kader voor het afstemmen van ontwikkelingen op de woningmarkt en voor het uitwerken van de woningbouwprogramma’s. Voor de landelijke regio Groot Kempen betekent dit concreet dat gestreefd wordt naar een goede huisvesting van de eigen bevolking. Hiervoor is zowel (zorgvuldig ingepaste) inbreiding als uitbreiding noodzakelijk.
Het regionaal beleid biedt geen concrete uitgangspunten voor dit in hoofdzaak consoliderende bestemmingsplan. Daarmee voldoet het bestemmingsplan aan het regionaal beleid.
Op 13 juni 2012 is in het Regionaal Ruimtelijk Overleg Zuidoost het regionale woningbouwprogramma 2012 t/m 2021 vastgesteld. Het regionale woningbouwprogramma is gebaseerd op de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose 2011 en gaat voor de hele regio uit van de bouw van circa 30.000 woningen in de periode tot en met 2021. Voor de gemeente Bladel is in de periode 2012 t/m 2021 een toename van de woningvoorraad becijferd, exclusief de woningbouw die op basis van de ruimte-voor-ruimteregeling wordt gerealiseerd. Dit aantal is inmiddels geactualiseerd.
De gemeenten in de regio werken het regionale woningbouwprogramma uit op gemeentelijk niveau, waarbij is afgesproken dat de hoeveelheid 'harde' plancapaciteit in principe niet meer mag bedragen dan 100% van de woningbehoefte. Door de provincie is een prognose gegeven voor de periode 2017 t/m 2029 (zie paragraaf 3.3.3). In deze prognose wordt voor de gemeente Bladel uitgegaan van de bouw van 850 woningen. Deze woningbouwprogrammering is in regionaal verband afgestemd. Voor de gemeentelijke uitwerking wordt verwezen naar paragraaf 3.5.2.
Het woningbouwprogramma biedt geen concrete uitgangspunten voor dit in hoofdzaak consoliderende bestemmingsplan. Daarmee voldoet het bestemmingsplan aan het regionaal beleid.
Op 25 februari 2015 is de “Regionale visie detailhandel De Kempen” door de 4 Kempengemeenten vastgesteld. Winkels in De Kempen worden geraakt door grote veranderingen in de detailhandel. Deze gezamenlijke visie is opgesteld omdat ontwikkelingen in de detailhandel gemeentegrens-overstijgend zijn. Deze gemeenten hebben gezamenlijk de ambitie om een aantrekkelijk winkelaanbod, leefbaarheid en economie gunstige regio te behouden.
De opgave waar de detailhandel in De Kempen de komende jaren voor staat is het kwalitatief versterken van de verzorgingsstructuur, zodat de leefbaarheid op orde blijft. In een krimpende markt betekent dit dat er winkellocaties zijn waarvan het perspectief zwak is (kansarm/-loos) en ontwikkelingen in kansrijke kernwinkelgebieden ondermijnen. De opgave voor de toekomst is dus niet meer het afstemmen van groei en nieuwbouwontwikkelingen, maar ervoor te zorgen dat de regionale winkelstructuur geborgd blijft (en daarmee de leefbaarheid).
Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe detailhandelsfuncties mogelijk gemaakt. Dit bestemmingsplan past zodoende binnen de opgaven van de regionale detailhandelsvisie.
Op 22 mei 2008 is de "Structuurvisie Bladel" vastgesteld door de gemeenteraad. De structuurvisie is een actualisatie van de StructuurvisiePlus uit 2004. De Structuurvisie bestaat uit twee delen. Deel A betreft het Ruimtelijk Casco, waarin de toekomstvisie voor de gemeente Bladel is opgenomen. Deze visie formuleert het ontwikkelingskader voor de lange termijn en biedt het casco voor concrete plannen en projecten. In het projectenplan (deel B) is het ruimtelijk programma voor de korte en middellange termijn benoemd. Daarnaast is aangegeven welke concrete projecten en plannen op korte termijn richting uitvoering worden gebracht en op welke wijze dat zal gebeuren. Het projectenplan wordt periodiek geactualiseerd.
Ruimtelijk casco
Het Ruimtelijk Casco bestaat uit een kaartbeeld en een toelichting, waarbij de toelichting kan worden beschouwd als een uitgeschreven legenda. Op basis van een integrale analyse die is gebaseerd op de ‘lagenbenadering’ zijn in het Ruimtelijk Casco ruimtelijke keuzes gemaakt voor de toekomstige ontwikkeling van de gemeente Bladel.
Uitsnede Ruimtelijk Casco, Structuurvisie Bladel
In het verstedelijkingspatroon is binnen de gemeente een duidelijk onderscheid te maken in een stedelijke hoofdstructuur en een dorpenstructuur. De stedelijke hoofdstructuur bestaat uit de woongebieden, bedrijventerreinen en voorzieningenclusters in en rond de kernen Bladel en Hapert, parallel aan de N284. Hier tegenover staat de dorpenstructuur: de regionale bebouwingsstructuur die wordt gevormd door de kernen Netersel, Casteren en Hoogeloon.
Het plangebied bevindt zich in het rode raamwerk, in de bestaande bebouwingskern. De bebouwingskern van Casteren is een concentratiegebied voor wonen. Voor nieuwe bebouwing wordt in eerste instantie gezocht naar mogelijkheden in het bestaand stedelijk gebied. Binnen het plangebied draait de koers om de verdere ontwikkeling van de verstedelijking binnen de gemeente via inbreiding, intensivering, herstructurering en uitbreiding.
Uitsnede sfeerbeeld Casteren
De structuur en opbouw van Casteren worden vooral bepaald door de bebouwingslinten van de Kranenberg, de Kerkstraat en de Hemelrijken en Dorpsstraat. Aan de westkant van de Kerkstraat ligt de dorpskern. Aan de oostkant van de Kerkstraat is op diverse plaatsen het contact met het buitengebied aanwezig. Hetzelfde geldt voor de Kranenberg. Deze karakteristieke openingen dienen behouden te blijven.
In diverse bochten in het lint bevinden zich locaties die langere zichtlijnen door het dorp beëindigen. Zij zijn bepalend voor het dorpsbeeld. In enkele van deze bochten bevinden zich open plekken tussen de bebouwing. Hier zijn mogelijkheden aanwezig voor nieuwe bebouwing, die kan leiden tot een verbetering van deze bijzondere locaties in het dorp.
Binnen het dorp zijn diverse pleinvormige ruimten aanwezig, zoals het driehoekige plein aan
de Zandstraat en Kerkstraat, het Nieveld, en het pleintje aan het Kerkeneind. Dit thema kan een rol spelen bij de inrichting van in- en uitbreidingslocaties.
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard. Dit bestemmingsplan voor de kom Casteren zorgt voor een actuele regeling voor het woongebied en de bebouwingslinten. De (beperkte) ontwikkelmogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt, past zodoende binnen het gemeentelijk structuurvisie.
Op 1 februari 2018 is de actualisatie van de 'Woonvisie Bladel 2016, actualisatie 2018 "De juiste woning op de juiste plek!"' door de raad van de gemeente Bladel vastgesteld. De woningmarkt is de afgelopen jaren ingrijpend veranderd en blijft voortdurend in beweging. Als gemeente wil Bladel hier continu op inspelen, flexibel zijn en open staan voor ideeën van anderen en deze zo veel mogelijk faciliteren. De gemeente Bladel zet met de Woonvisie 2016, actualisatie 2018 vergaande ambities neer. Dit om voor nu en in de toekomst aan de inwoners adequate huisvesting te bieden.
Ambities
Een en ander heeft geresulteerd in een indicatief kwalitatief woningbouwprogramma 2016-2026. Hierin worden bij nieuwe initiatieven/ontwikkelingen, zowel bij transformatie van bestaande woningvoorraad als bij nieuwbouw, in beginsel de navolgende uitgangspunten gehanteerd:
Woningbouwaantallen
Voor een actueel beeld van de toekomstige bevolkingsontwikkelingen, de veranderingen in de bevolkingssamenstelling en de hiermee samenhangende woningbehoefte, wordt de provinciale Bevolkings- en Woningbehoefteprognose regelmatig – en tenminste eenmaal per bestuursperiode – geactualiseerd. Zo kan steeds tijdig worden ingespeeld op nieuwe trends en ontwikkelingen die van invloed zijn op de omvang en samenstelling van de bevolking en kunnen kwantitatieve en kwalitatieve effecten hiervan op de woningmarkt worden aangegeven. De meest recente bevolkings- en woningbehoefteprognoses Noord-Brabant betreffen de actualisering 2017. Op basis van de Bevolkings- en woningbehoefteprognose actualisatie 2017 geldt voor de gemeente Bladel een prognose van 850 te realiseren woningen in de periode 2017-2029 (vanaf peildatum 1 januari 2017).
Woningbouwprogramma
Het gemeentelijk woningbouwprogramma is gebaseerd op het Regionaal woningbouwprogramma. In de woningbouwcapaciteitsmonitor, die periodiek wordt geactualiseerd, zijn alle woningbouwprojecten binnen de gemeente opgenomen en is per project aangegeven hoeveel woningen in welke periode worden gerealiseerd. De projecten zijn verdeeld in 'harde' plancapaciteit (onherroepelijk of vastgesteld bestemmingsplan) en 'zachte' plancapaciteit (ontwerpbestemmingsplan, planologische voorbereiding of potentieel project).
De nog te realiseren woningen in het plangebied zijn reeds mogelijk op basis van de geldende bestemmingsplannen en zijn daardoor als ‘harde’ plancapaciteit opgenomen in de capaciteitsmonitor.
De woningbouw die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en de regionale afspraken met betrekking tot woningbouw. In dit bestemmingsplan worden in ieder geval bestaande rechten gerespecteerd. Binnen de bouwregels wordt de nodige ruimte geboden om woningen te laten voldoen aan de huidige woonwensen dan wel levensloopbestendig te maken.
Op 20 oktober 2009 is de Groenvisie ‘Groen tot in de kern(en)' door de gemeenteraad vastgesteld. Met deze groenvisie wordt de Groenstructuurvisie uit 1998 geactualiseerd.
De Groenvisie is een beleidsdocument waarin de ambities, doelen, kaders en randvoorwaarden voor het openbaar groen zijn verwoord, zodanig dat ze doorvertaald kunnen worden naar een beheerstrategie voor het openbaar groen. In de Groenvisie worden het belang van groen en de aanwezige kwaliteiten uiteengezet. Doel van de visie is de aanwezige groene kwaliteiten te beschermen en waar mogelijk te versterken.
De verschillende kernen van de gemeente Bladel liggen te midden van agrarisch gebied, bossen en het beekdal van de Beerze en zijn onderling verbonden door (historische) verbindingswegen. Omdat de hoofdgroenstructuur vanouds samenhangt met de structuur van de verbindingswegen tussen de kernen, bestaat de inrichting van de groene hoofdstructuur voornamelijk uit bomenlanen.
Naast de lanen wegbeplantingen vormen grotere groenobjecten, zoals sportparken, volkstuinencomplexen en bosschages binnen de bebouwde kommen, een belangrijk onderdeel van de groene hoofdstructuur. Door hun groene uitstraling en relatief rustige ligging is hun waarde voor de groene structuur en voor de natuur groot. De groene structuur van Bladel wordt versterkt door wegbegeleidende hagen van verschillende soorten. De dorpsranden vormen de overgang tussen de bebouwde kom en het buitengebied.
Het groen in de kernen van de gemeente Bladel (buurten blokgroen) is een samenspel tussen gras, bodembedekkende beplantingen, hagen en bosplantsoen. De belangrijkste stedenbouwkundige punten hebben accenten gekregen in de vorm van parels: groene elementen die zowel in ontwerp, materiaalgebruik als in beheer extra aandacht krijgen. Dit versterkt de herkenbaarheid van een plek en de identiteit van het groen.
De gewenste ontwikkelingen voor de kern Casteren zijn:
Gezien dit bestemmingsplan een conserverend karakter heeft, worden geen nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt. De hoofdgroenstructuren behouden de bestemming 'Groen'. Daarnaast zijn binnen de andere gebruiksbestemmingen voorzieningen van groen toegestaan. Daarmee is het hoofddoel van de Groenvisie, het beschermen van het aanwezige groen, geborgd binnen dit bestemmingsplan. Daarnaast biedt dit bestemmingsplan maximale flexibiliteit met betrekking tot het realiseren van voorzieningen voor groen.
In het bestemmingsplan voor Casteren worden de functie en het gebruik van de gronden en de maatvoering van de bebouwing geregeld. Het bestemmingsplan vormt de basis voor de stedenbouwkundige opzet van het dorp. De architectonische verschijning wordt gewaarborgd door middel van een welstandsnota. Met ingang van 1 juli 2004 is het voor elke gemeente in Nederland verplicht een (vastgestelde) welstandsnota te hebben. Is dit niet het geval, dan is de gemeente niet meer bevoegd een bouwplan op welstand te toetsen.
De ontwerp Welstandnota 2018 heeft van 3 mei tot en met 13 juni 2018 ter inzage gelegen. De 'Welstandnota 2018' is op 20 december 2018 door de gemeenteraad vastgesteld.
In 2018 heeft de gemeenteraad van Bladel de welstandsnota laten actualiseren. In de welstandsnota worden criteria geformuleerd waaraan ruimtelijke plannen moeten worden getoetst. Burgers en bouwpraktijk mogen aan het eind van ruimtelijke planvormingsprocessen niet worden verrast door de welstandscriteria die door de gemeente worden gehanteerd. Dit betekent dat de gemeenteraad:
De welstandscriteria die in de welstandsnota geformuleerd worden, zijn maatgevend voor de gemeentelijke welstandbeoordeling. Deze criteria bieden een objectief en beleidsmatig kader voor de besluitvorming door College van B&W de gemeenteraad en een richtinggevend kader voor opdrachtgevers en vormgevers. Met de twee genoemde beleidsstukken, het bestemmingsplan en de welstandsnota, wordt zowel de stedenbouwkundige opzet als de architectonische verschijningsvorm vastgelegd in een beleidskader. Nieuwe (omgevingsvergunningplichtige) bouwplannen dienen zowel aan het bestemmingsplan als aan de welstandsnota te worden getoetst.
Welstandsbeleid kom Casteren
Binnen de kom van Casteren ligt één welstandsvrij gebied, namelijk een deel van de Laaibeemden. Voor dit gebied hoeft niet aan de welstandscriteria te worden getoetst. Voor de overige delen binnen het bestemmingsplangebied van Casteren dient bij nieuwe bouwplannen een welstandstoets plaats te vinden. In de Welstandnota 2018 zijn ook een aantal algemene toetsingscriteria opgenomen. Wanneer een plan voldoet aan deze toetsingscriteria wordt geacht dat het plan voldoet aan de redelijke eisen van welstand en behoeft geen afzonderlijke welstandstoets plaats te vinden.
Indien het gemeentelijk beleid gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging.
Voor het plangebied en omgeving kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden een rol spelen. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de milieu- en omgevingsaspecten beschreven.
In bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.
Deze omstandigheden betreffen:
Gezien het in hoofdzaak consoliderende karakter van dit bestemmingsplan treden er geen belangrijke negatieve milieugevolgen op. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde, dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde).
Conform de Wet geluidhinder moet een akoestisch onderzoek worden verricht als er sprake is van het projecteren van nieuwe woningen binnen de zone van een weg. Uitzonderingen hierop zijn wegen die gedezoneerd zijn in het kader van een geluidsniveaukaart, bestemd zijn als woonerf of opgenomen zijn in een 30 km-zone.
Aangezien dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies toelaat, is het verrichten van een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk. In het geval van bestaande situaties waar geen functies zijn voorzien, wordt de geluidbelasting met betrekking tot de wettelijke normen voor binnenniveaus geregeld via het Bouwbesluit, als dus een bestaande woning of een ander geluidgevoelig object een uitbreiding wenst te realiseren dan wordt via het verlenen van de omgevingsvergunning in een aanvaardbaar binnenniveau van het geluid voorzien.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Als via een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met plan mogelijk worden gemaakt en mogen omliggende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast.
In en om de directe omgeving van het plangebied is een aantal bedrijven aanwezig. Zoneringen van een aantal van deze inrichtingen vallen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan.
In dit bestemmingsplan wordt de (planologisch) bestaande situatie vastgelegd en voorzien van een ruimtelijk-juridisch kader. Hierdoor komt het bijvoorbeeld voor dat bedrijven en woningen die vlakbij elkaar liggen zijn bestemd conform deze situatie, ondanks het feit dat zij op grond van de ruimtelijke-milieuregelgeving (bij voorkeur) verder van elkaar worden gesitueerd (bijvoorbeeld conform de richtlijnen van de uitgave 'bedrijven en milieuzonering' van de VNG). De bestaande situatie kan kortom voor wat betreft de milieuzonering niet meer worden vastgelegd conform de gewenste indicatieve afstanden aangezien zij een feit is. Via de Wet milieubeheer wordt hinder op gevoelige functies voorkomen. In het plangebied komen op het gebied van milieuzonering en de mogelijkheden in het kader van de Wet milieubeheer geen onoverkomelijke problemen voor.
Er zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden binnen hindercirkels van bedrijven.
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
De bodemkwaliteit is in het kader van een bestemmingsplan van belang indien er sprake is van functieveranderingen of een ander gebruik. De bodem moet geschikt zijn voor de nieuwe functie. Dit bestemmingsplan betreft overwegend het vastleggen van de bestaande situatie.
De in het plan opgenomen aanpassingen zijn dusdanig beperkt van aard dat dit geen gevolgen heeft voor het aspect bodem. Zodoende is in het kader van het opstellen van dit bestemmingsplan geen milieukundig onderzoek uitgevoerd. Bij eventuele bebouwingsuitbreidingen die binnen de beheerskaders van dit bestemmingsplan mogelijk zijn, wordt vanuit de bouwverordening binnen de verlening van de omgevingsvergunning zorg gedragen voor een goede bodemkwaliteit.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de ministeriële regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Er treedt dan ook geen verslechtering van de luchtkwaliteit op.
Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap De Dommel. Het beleid van het waterschap is gericht op het zo lang mogelijk vasthouden van gebiedseigen water, gecombineerd met het zoveel mogelijk scheiden van schoon en verontreinigd water. Het beleid van het waterschap is opgenomen in het Waterbeheerplan 2016-2021 ‘Waardevol Water’. Het waterbeheerplan beschrijft de doelen en inspanningen van het waterschap binnen de planperiode. Omdat de wateropgaven feitelijk niet veranderd zijn, zijn de thema’s in het waterbeheerplan hetzelfde als de thema’s in het waterbeheerplan 2010-2015. De vijf waterthema’s zijn:
In het bebouwd gebied streeft het waterschap naar een klimaatbestendige en waterrobuuste omgeving. Door klimaat- en wateropgaven op te pakken, kan de stedelijke kwaliteit worden verbeterd en kunnen toekomstige maatschappelijke kosten worden vermeden. Bij nieuwe ontwikkelingen is het uitvoeren van een watertoets verplicht. Het Waterschap heeft de Handreiking Watertoets 2015 opgesteld, waarin is aangegeven welke onderdelen deel kunnen uitmaken van de waterparagraaf. Voor de verwerking van hemelwater hanteert het waterschap een voorkeursvolgorde: hergebruik – vasthouden/infiltreren - bergen en afvoeren - afvoeren naar oppervlaktewater - afvoeren naar de riolering.
De regels voor de waterhuishuishouding zijn opgenomen in de Keur 2015. Samen met de legger vormt de Keur het juridisch instrumentarium van het Waterschap. In de Keur zijn onder andere regels opgenomen met betrekking tot compensatiemaatregelen in het geval van een toename van het verhard oppervlak. Daarnaast zijn in de Keur gebods- en verbodsregelingen opgenomen die betrekking hebben op handelingen in en rond watergangen en waterkeringen die zijn opgenomen in de legger.
Ook op grond van de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant zijn een aantal waterhuishoudkundige waarden geborgd. Voor het plangebied geldt dit specifiek voor het regionaal waterbergingsgebied, dat aan de zuidzijde van Casteren is gelegen. Het gebied ligt voor een beperkt deel over de kern (omgeving De Gagelvelden, Laaibeemden) en voor het overige over het buitengebied. De doelstelling van het gebied is primair het waterbergend vermogen te behouden. Op grond van de Verordening ruimte gelden in het belang hiervan een aantal randvoorwaarden voor de inrichting en het gebruik van het gebied. Het waterschap vormt de toetsingsinstantie voor ontwikkelingen en werkzaamheden binnen dit gebied.
Regels voor toename van verhard oppervlak
In het geval van een toename van het verhard oppervlak moet worden voldaan aan de regels die het waterschap hieraan stelt. Op grond van artikel 3.6 van de Keur van het waterschap is het verboden om zonder vergunning neerslag door toename van het verhard oppervlak of door afkoppeling van bestaand verhard oppervlak tot afvoer naar een oppervlaktewaterlichaam te laten komen.
In de ‘Algemene regels Keur Waterschap De Dommel 2015’ is in artikel 15 een vrijstelling van dit verbod opgenomen: er is geen vergunning nodig als de toename van het verhard oppervlak maximaal 2.000 m2 bedraagt, als minder dan 10.000 m2 bestaand verhard oppervlak wordt afgekoppeld of als de toename van het verhard oppervlak tussen de 2.000 en 10.000 m2 bedraagt en compenserende maatregelen zijn getroffen in de vorm van een bergings-/infiltratievoorziening. Bij een toename van het verhard oppervlak van meer dan 10.000 m2 is een vergunning benodigd en geldt de ‘Beleidsregel afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak’ (artikel 13 van de ‘Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater Keur waterschap De Dommel 2015’).
Omdat in de Keur en de daarbij behorende beleidsregels is voorzien in een uitputtende regeling, is een aanvullende regeling in de regels van het bestemmingsplan niet noodzakelijk.
Het waterbeleid van de gemeente Bladel is opgenomen in het Stedelijk waterplan Bladel. Het waterplan bevat een streefbeeld dat zich richt op het watersysteem en de waterketen. Dit beleid sluit aan op het landelijke en provinciale beleid. Het belangrijkste uitgangspunt is dat nieuwe ontwikkelingen geen belemmering mogen vormen voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water in het deelstroomgebied.
Daarnaast is het van belang dat bij inpassing wordt voorkomen dat afwenteling op andere delen van het deelstroomgebied plaatsvindt. Hiervoor is het Gemeentelijk Rioleringsplan Bladel 2015-2020 (GRP) vastgesteld. Nieuwe rioolstelsels van enige omvang dienen als (verbeterd) gescheiden te worden uitgevoerd. Verder dient bij nieuwe ontwikkelingen hemelwater, afkomstig van ‘schoon’ afvoerend oppervlak, waar mogelijk, te worden geïnfiltreerd. Conform deze uitgangspunten geldt de voorkeursvolgorde: infiltreren - bergen - afvoeren naar oppervlaktewater - afvoeren naar riolering.
Uitsnede Legger Waterschap de Dommel
Aan de westkant van het plangebied lopen A-waterlopen. Deze waterlopen zelf en de bijbehorende beschermingszones liggen buiten het plangebied. Binnen deze beschermingszone liggen bovendien geen bouwmogelijkheden.
Aan de zuidrand ligt een smalle strook die bestemd is als 'Water'. Ook aan de zuidzijde is een gebied aangeduid als 'Waterstaat – waterbergingsgebied'. Voor dit gebied geldt als doelstelling mede het behoud van het waterbergend vermogen. Daartoe zijn er voorwaarden verbonden aan het realiseren van bebouwing en uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden. Verder zijn binnen alle bestemmingen water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Hierdoor biedt dit bestemmingsplan maximale flexibiliteit met betrekking tot het realiseren van voorzieningen voor waterberging en infiltratie van hemelwater.
Dit bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die van invloed kunnen zijn op de waterhuishoudkundige situatie.
Mocht sprake zijn van de toename van verhard oppervlak, dan gelden de regels van de Keur van het waterschap (zie ook paragraaf 4.7.1). Hierdoor is geborgd dat - in het geval van ontwikkelingen groter dan 2.000 m2 - compenserende maatregelen worden getroffen om versnelde afvoer van hemelwater te voorkomen.
Het Waterschap De Dommel wordt gedurende de ter inzage legging van het ontwerp plan in de gelegenheid gesteld haar reactie te geven.
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.
Risicobronnen voor de externe veiligheid zijn bedrijven (inrichtingen) waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (via weg, water, spoor, buisleidingen) en luchtvaartterreinen in algemene zin (luchtvaartveiligheid).
Het veiligheidsbeleid in Nederland is gebaseerd op een tweetal begrippen, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat één persoon, die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute of nabij een inrichting verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer, de opslag en/of de handeling van gevaarlijke stoffen. Daarbij is de omvang van het risico een functie van de afstand waarbij geldt: hoe groter de afstand, des te kleiner het risico. De risico's worden weergegeven in PR risicocontouren.
Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een transportroute of een inrichting voor handelingen met gevaarlijke stoffen in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico geldt voor het groepsrisico geen grenswaarde maar een oriëntatiewaarde. Deze oriëntatiewaarde kan gezien worden als een streefwaarde en heeft geen juridische status. Het overschrijden van de oriëntatiewaarde is mogelijk mits dit in de besluitvorming door het bevoegd gezag gemotiveerd wordt middels een verantwoordingsverplichting.
Uitsnede risicokaart
Op de risicokaart (www.risicokaart.nl) is aangegeven dat in het plangebied geen risicovolle inrichtingen zijn gelegen. Verder is gebleken dat er in de directe omgeving van het plangebied geen inrichtingen (bedrijven) liggen waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen. De meest dichtbij gelegen risicovolle inrichting, een propaantank, ligt aan de Polderijk 4 op meer dan 750 meter van het plangebied.
Plaatsgebonden risico
Binnen het plangebied zijn zodoende geen 10-6 plaatsgebonden risico-contouren aanwezig. Het plaatsgebonden risico levert geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan. Er is derhalve tevens geen sprake van een toename van het groepsrisico. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het plangebied liggen geen aardgastransportleidingen van de Gasunie. De meest dichtbij gelegen aardgastransportleiding ligt ten zuiden van het plangebied, op circa 1.200 meter. Het invloedsgebied van deze aardgastransportleiding ligt niet over het plangebied.
Er is dus geen sprake van een toename van het groepsrisico. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Verder is het plangebied niet gelegen binnen de invloedsfeer van de luchthaven of transportroutes voor gevaarlijke stoffen via weg, water of spoor.
Zowel ten aanzien van het plaatsgebonden risico als het groepsrisico zijn dus geen belemmeringen aanwezig voor het plan. Voor dit bestemmingsplan wijzigt het groepsrisico niet.
Binnen het plangebied is een rioolwatertransportleiding van het waterschap gelegen. De leidingzone van de rioolwatertransportleidingen worden bepaald door een strook van 6 meter, welke wordt gevormd door 3 meter brede stroken gemeten uit het hart van de op de verbeelding aangegeven rioolwatertransportleiding. Dit houdt in dat allerlei activiteiten als het oprichten van bouwwerken, het planten van diepwortelende bomen en ontgravingen en verlagingen nabij de leiding binnen de 6 meterstrook niet zonder toestemming van het Waterschap kunnen plaatsvinden.
In het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied liggen verder geen kabels en leidingen die planologisch relevant zijn. In het plangebied is verder ook geen sprake van straalpaden en invloeden van zendmasten.
Bovendien betreft het bestemmingsplan een actualisatie van de huidige situatie en worden er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de gevolgen van de ontwikkeling voor de natuur. Het natuurbeschermingsrecht is te vinden in verdragen, Europese en nationale regelgeving en in nationaal en provinciaal beleid. Vanuit de Europese regelgeving wordt met name nadruk gelegd op de bescherming van plant- en diersoorten (Vogelrichtlijn) en leefgebieden (Habitatrichtlijn). Hiervoor zijn dan ook diverse beschermingsgebieden aangewezen. De belangrijkste beschermingszones zijn Natura 2000-gebieden. In het vervolg van deze paragraaf wordt specifiek ingegaan op respectievelijk gebiedsbescherming en soortenbescherming.
De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming, inwerkingtreding 1 januari 2017, die de implementatie vormt van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De Natura 2000-gebieden vormen samen een Europees netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van natuurwaarden binnen een Natura 2000-gebied, moet een vergunning worden aangevraagd. Gedeputeerde staten van de provincie zijn het bevoegd gezag voor verlening van deze vergunning. Indien eerst een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een activiteit waarvoor tevens een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is vereist, dan haakt de natuurtoets aan bij de omgevingsvergunning.
Verder moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De regels met betrekking tot het NNN zijn opgenomen in de provinciale verordening. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'.
Het plangebied bevindt zich 1,7 kilometer ten zuiden van het Natura 2000-gebied 'Kempenland-West'. Dit Natura 2000-gebied heeft met waterloop Groote Beerze een uitloper naar het zuiden die het plangebied benaderd tot 300 meter. Verder behoort deze uitloper tot het Natuurnetwerk Nederland, zoals in de Verordening ruimte is opgenomen als Natuurnetwerk Brabant (NNB). Aangezien dit bestemmingsplan consoliderend van karakter is en niet in nieuwe ontwikkelingen voorziet, worden er geen negatieve effecten veroorzaakt op de natuurwaarden in de omgeving.
Natuur Netwerk Brabant nabij plangebied
De bescherming van dier- en plantensoorten is eveneens in de Wet natuurbescherming geregeld. In deze wet zijn drie beschermingsregimes opgenomen: voor vogels in de zin van de Vogelrichtlijn, voor dier- en plantensoorten uit de Habitatrichtlijn en voor overige soorten. Kort gezegd is het verboden om beschermde diersoorten opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren. Hun voortplantings- en rustplaatsen mogen niet (opzettelijk) worden beschadigd of vernield. Verder is het verboden beschermde plantensoorten te vernielen. Onder voorwaarden is ontheffing van de verbodsbepalingen mogelijk. Het bevoegd gezag voor het verlenen van een ontheffing zijn gedeputeerde staten van de provincie. Als eerst een omgevingsvergunning wordt aangevraagd, dan haakt de ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming daarbij aan.
Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die kunnen leiden tot significante effecten op beschermde soorten. Dit bestemmingsplan is overwegend opgesteld om het vigerende bestemmingsplan te actualiseren en te zorgen dat wordt aangesloten bij de huidige situatie. Hiervoor worden kleine aanpassingen doorgevoerd. Het betreffen alleen marginale aanpassingen van het bestemmingsplan dat deze van ondergeschikte aard zijn.
Het grondgebied van Bladel kent een rijke historie, waardoor veel cultuurhistorisch en archeologisch waardevolle elementen aanwezig zijn. Naast een rijk archeologisch bodemarchief zijn onder andere de historische lintstructuren, de structuur van het landschap en de aanwezigheid van monumentale en beeldbepalende gebouwen van cultuurhistorische betekenis. Gemeenten zijn grotendeels verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch en cultuurhistorisch erfgoed. Om inzicht te krijgen in de aanwezige en te verwachten cultuurhistorische waarden is door de Kempengemeenten en A2-gemeenten een gezamenlijk erfgoedplan opgesteld. Het erfgoedplan bevat een uitgebreide inventarisatie van de archeologische en cultuurhistorische (verwachtings)waarden binnen het grondgebied van de betrokken gemeenten en een aanzet voor een integraal cultuurhistorisch beleid.
De erfgoedkaart behorende bij het erfgoedplan bestaat uit drie delen: een inventarisatiekaart (die op zijn beurt is onderverdeeld in kaarten betreffende het archeologisch, historisch en fysisch landschap en een verstoringenkaart), verwachtingen- en waardenkaarten voor archeologie en cultuurhistorie en beleidskaarten voor archeologie en cultuurhistorie. Op de beleidskaarten zijn de inventarisatie en waardering van archeologische en cultuurhistorische elementen samengebracht en geconcretiseerd. De beleidskaarten vormen de basis voor het gemeentelijk beleid op het gebied van cultuurhistorie.
Het gemeentelijk erfgoedbeleid is vastgelegd in de Erfgoedverordening gemeente Bladel 2017, vastgesteld d.d. 14 maart 2017. De erfgoedverordening is vertaald in dit bestemmingsplan. Dit wordt in de volgende paragraaf nader toegelicht.
Uitsnede erfgoedkaart (A2 en Kempengemeenten)
Op de archeologische beleidskaart, die deel uitmaakt van de erfgoedverordening, zijn de archeologische (verwachtings)waarden voor het hele gemeentelijk grondgebied in beeld gebracht. Op basis van een analyse van landschappelijke, bodemkundige en archeologische informatie is een vlakdekkende kaart opgesteld. Binnen het grondgebied van de gemeente Bladel is een aantal terreinen met een monumentale status aanwezig en bevinden zich diverse gebieden van archeologische waarde. Daarnaast kunnen vier archeologische verwachtingszones worden onderscheiden. Ook kunnen gebieden worden aangemerkt waarvoor geen archeologische verwachting geldt.
Op de beleidskaart wordt onderscheid gemaakt in 7 categorieën:
De verschillende gebieden zijn/worden in de vorm van dubbelbestemmingen opgenomen in de bestemmingsplannen, waarbij regels gelden om het bodemarchief te beschermen.
De rijksbeschermde archeologische monumenten (categorie 1) zijn beschermd via de Erfgoedwet, wordt voor deze monumenten is er tevens een beschermende regeling opgenomen in het bestemmingsplan. De monumenten worden wel voorzien van een dubbelbestemming (‘Waarde - Archeologie 1’), maar deze heeft uitsluitend een signalerende functie. Voor gebieden zonder archeologische verwachting (categorie 7) gelden geen beperkingen ten aanzien van archeologie, zodat het opnemen van een dubbelbestemming voor deze categorie niet zinvol is. De dubbelbestemmingen voor de overige categorieën bevatten een beschermende regeling. Ter bescherming van de archeologische waarden kunnen burgemeesters en wethouders, als daar op basis van een archeologisch onderzoek aanleiding toe bestaat, voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen. Dit kan in de vorm van het treffen van technische maatregelen, het doen van een opgraving of archeologische begeleiding van werkzaamheden. Daarnaast is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen.
Per dubbelbestemming gelden ondergrenzen voor wat betreft de oppervlakte en diepte van de verstoring. Voor verstoringen met een beperkt oppervlak of een beperkte verstoringsdiepte is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. De ondergrenzen variëren, overeenkomstig het erfgoedplan, per dubbelbestemming. In de volgende tabel is een overzicht opgenomen met de dubbelbestemmingen die in dit bestemmingsplan voorkomen. Per dubbelbestemming is aangegeven wat de ondergrenzen voor de oppervlakte en diepte van de verstoring zijn. Dus dat betekent dat als er bijvoorbeeld voor een ontwikkeling, gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4.1', over een oppervlakte van meer dan 500 m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld de grond wordt geroerd, eerst een archeologisch onderzoek zal moeten uitwijzen dat hierdoor geen archeologische waarden worden verstoord.
In de dubbelbestemmingen ‘Waarde - Archeologie 4.2’ en ‘Waarde - Archeologie 5.2’ is in de regeling rekening gehouden met een ondergronds gelegen esdek.
categorie | dubbelbestemming | ondergrens oppervlakte | ondergrens diepte |
1 archeologisch monument | Waarde - Archeologie 1 | 0 m2 | 0 m-mv |
2 archeologische waarde | Waarde - Archeologie 2 | 100 m2 | 0,3 m-mv |
3 hoge verwachting (historische kernen en linten) | Waarde - Archeologie 3 | 250 m2 | 0,3 m-mv |
4 hoge verwachting (zonder esdek) | Waarde - Archeologie 4.1 | 500 m2 | 0,3 m-mv |
4 hoge verwachting (met esdek) | Waarde - Archeologie 4.2 | 500 m2 | 0,5 m-mv |
5 middelhoge verwachting (zonder esdek) | Waarde - Archeologie 5.1 | 2.500 m2 | 0,3 m-mv, agrarische gronden 0,5 m-mv |
5 middelhoge verwachting (met esdek) | Waarde - Archeologie 5.2 | 2.500 m2 | 0,5 m-mv |
6 lage verwachting | Waarde - Archeologie | 25.000 m2 | 0,4 m-mv, agrarische gronden 0,5 m-mv |
Binnen het plangebied komen de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2, Waarde - Archeologie 3, Waarde - Archeologie 4.2, Waarde - Archeologie 5.1, Waarde - Archeologie 5.2 en Waarde - Archeologie 6 voor.
In het plangebied zijn twee rijksmonumenten en 6 gemeentelijke monumenten aanwezig. Deze monumenten zijn vanwege de historische opbouw overwegend gesitueerd aan de oude linten van Casteren. Het betreft onder andere een kerk, een pastorie, en langgevelboerderijen. In onderstaande tabel is een opsomming gemaakt van deze monumenten. Daarnaast zijn de bedoelde panden aangeduid op de bestemmingsplanverbeelding.
Rijksmonumenten | |
Langgevelboerderij | Dorpsstraat 3 |
Huis met dwars zadeldak | Dorpsstraat 5 |
Gemeentelijke monumenten | |
Langgevelboerderij | Dorpsstraat 7 |
Langgevelboerderij | Dorpsstraat 24 |
Langgevelboerderij | Hoogeind 1 |
Langgevelboerderij | Kerkstraat 21 |
Pastorie | Kerkstraat 29 |
R.K. kerk | Kerkstraat 31 |
Uitsnede erfgoedkaart
Binnen het plangebied komen geen monumentale bomen voor. Gezien het consoliderende karakter van dit bestemmingsplan, is geen sprake van de aantasting van cultuurhistorische waarden.
Het bestemmingsplan ‘Kom Casteren 2019’ heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor de bebouwing en het gebruik van gronden en gebouwen. Het bestemmingsplan is gericht op het beheer van de bestaande situatie en heeft daarom een conserverend karakter.
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Voor zover mogelijk is ook vooruitgelopen op de aanstaande Omgevingswet.
Gestreefd is naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en planregels. In het kader van de landelijke uniformering en standaardisering, die per 1 januari 2010 wettelijk verplicht is, voldoet het plan ook aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer gedetailleerd tot zeer globaal. Dit bestemmingsplan beschrijft meer dan alleen de hoofdlijnen van het beleid, maar treedt niet al te zeer in details. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het bieden van een flexibele juridische regeling, zonder dat hierdoor de rechtszekerheid wordt geschaad.
Bij de actualisering van de bestemmingsplannen voor de kern Casteren is nadrukkelijk gekeken of al wat van de Omgevingswet kan worden toegepast. Dat gebeurt door meer vrijheid te geven in de regels van het bestemmingsplan. Zo is de bestemming 'Wonen' vereenvoudigd en daardoor verruimd:
Overeenkomstig de SVBP 2012 zijn de regels van dit bestemmingsplan onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 'Inleidende regels' bevat de inleidende regels. In hoofdstuk 'Bestemmingsregels' zijn de bestemmingsregels opgenomen. Hoofdstuk 'Algemene regels' en 'Overgangs- en slotregels' bevatten de algemene regels respectievelijk de overgangs- en slotregels. Hierna wordt de inhoud van de regels per hoofdstuk kort toegelicht. In paragraaf '5.2.2 Bestemmingsregels' wordt nader ingegaan op de bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen.
Begrippen (art. 1):
In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Een aantal begrippen is standaard voorgeschreven in de SVBP 2012.
Wijze van meten (art. 2):
Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/ percelen gemeten moeten worden. Bij de wijze van meten is aangesloten bij de SVBP 2012.
Ter verkrijging van een logische opbouw wordt de navolgende volgorde in de bestemmingsregeling aangehouden voor de opgenomen bestemmingen:
In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. Als eerste wordt de hoofdfunctie aangegeven. Vervolgens worden de andere aan de grond toegekende functies genoemd.
In de bouwregels wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen. Voor zover nodig wordt een onderscheid gemaakt in woningen (of andere hoofdgebouwen), bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waardoor de toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning aanmerkelijk vereenvoudigd en inzichtelijker is.
In de specifieke gebruiksregels staat aangegeven welke gebruik in ieder geval strijdig is met de bestemmingsomschrijving. Van de gebruiksregels kan tevens afgeweken worden middels een omgevingsvergunning voor meer gebruiksmogelijkheden (afwijken van de gebruiksregels).
In de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen onder welke voorwaarden een bestemming omgezet kan worden naar een andere bestemming.
In het onderstaande worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht. Hierbij wordt, conform SVBP2012, een alfabetische volgorde aangehouden.
In artikel 'Anti-dubbeltelregel' de anti-dubbeltelbepaling wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk. In artikel 'Algemene bouwregels' zijn algemene bouwregels opgenomen, met daarin regels voor ondergrondse bouwwerken en ondergeschikte bouwdelen. In artikel 'Algemene gebruiksregels' en 'Algemene afwijkingsregels' zijn algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels opgenomen. In artikel 'Overige regels' zijn de overige regels opgenomen.
In de bepaling Overgangsrecht (Artikel 31 Overgangsrecht) is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan. In de Slotregel (Artikel 32 Slotregel) is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kan worden aangehaald.
In het bestemmingsplan ‘Kom Casteren 2019’ is de bestaande situatie vastgelegd, met inachtneming van de geldende rechten. Het plan betreft een actualisatie van een verouderd bestemmingsplan, met bijbehorend juridisch-planologisch regime. Eventuele (binnenplanse) afwijkingen of wijzigingen komen voor rekening van particuliere opdrachtgevers. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is daarmee gewaarborgd.
Met de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, indien sprake is van bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan.
Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden.
Het bestemmingsplan is in hoofdzaak een beheerplan. Het voorziet niet in ontwikkelingen van een dusdanige omvang dat daarvoor gelet op het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening een exploitatieplan moet worden opgesteld.
Het ontwerp bestemmingsplan ‘Kom Casteren 2019’ heeft van 21 februari 2019 tot en met 3 april 2019 zes weken ter inzage gelegen voor eenieder.
Gedurende de periode van terinzagelegging zijn 2 zienswijzen ingediend bij de gemeenteraad.
Het bestemmingsplan 'Kom Casteren 2019' is in de gemeenteraadsvergadering van 20 juni 2019 gewijzigd vastgesteld.
Na vaststelling van het bestemmingsplan wordt het plan nogmaals voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.