In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Kempenland Bladel herziening 2018’ met identificatienummer NL.IMRO.1728.BPB1054Kempher2018-VAST van de gemeente Bladel.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aaneengebouwd:
bebouwing welke wordt gekenmerkt door minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen; voor de toetsing van dit bestemmingsplan worden patiowoningen beschouwd als aaneengebouwde woningen.
1.6 aan- en uitbouw:
een aan een woning vastgebouwd bouwwerk, dat in directe verbinding staat met die woning, zoals een serre, een bijkeuken en een garage met een directe verbinding met de woning.
1.7 afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huisvesting van één of meer personen, is ondergebracht.
1.8 achtergevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw -zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde daarvan.
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 beeldkwaliteitsplan:
het Beeldkwaliteitsplan Kempenland 2018, gebaseerd op de stedenbouwkundige visie, waarin de ambities, eisen en wensen ten aanzien van de architectuur van de gebouwen in relatie tot de openbare ruimte is neergelegd, alsmede ten aanzien van de inrichting van de openbare ruimte zelf én welke dient als welstandsnota. Het plan bestaat uit een samenhangend pakket van aanbevelingen en/of richtlijnen voor het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied Kempenland.
1.11 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.12 bestaand(e situatie):
a. ten aanzien van bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkintreding van het vastgesteldplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
b. ten aanzien van gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden.
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak.
1.16 bijgebouw:
een al dan niet aan de woning vastgebouwd bouwwerk, dat geen directe verbinding heeft met die woning.
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.18 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.20 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.21 dakvlak:
Een (hellend) dakvlak in een dak samen met andere vlakken bepalend voor de dakvorm.
1.22 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.23 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
1.24 functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.25 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.26 geschakelde bebouwing:
bebouwing waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijgebouwen met elkaar zijn verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd.
1.27 gesloten bebouwing:
bebouwing welke wordt gekenmerkt door aaneen gebouwde hoofdgebouwen.
1.28 gesloten bebouwingswand:
een vrijwel volledig ononderbroken rij van gevel van woningen; onder gevel worden niet verstaan de ondergeschikte bouwdelen, waaronder erkers.
1.29 gestapelde bebouwing:
bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.
1.30 gevellijn:
de in de verbeelding aangegeven lijn waar een gevel van een hoofdgebouw op dient te worden georiënteerd en die niet door gebouwen mag worden overschreden.
1.31 halfopen bebouwing:
bebouwing in overwegend half vrijstaande en/ of geschakelde hoofdgebouwen, vrijstaande en aaneen gebouwde (maximaal 3 aan- één) hoofdgebouwen.
1.32 hoekwoning:
een woning op een bouwperceel, gelegen op de hoek van twee wegen.
1.33 hoofdgebouw:
één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.34 hoogteaccent:
een bebouwingsaccent waarbij de hoogte groter of gelijk is aan de breedte van het hogere bouwdeel.
1.35 kap:
een constructie van één of meer dakvlakken.
1.36 maatschappelijke voorzieningen:
sociale, culturele, medische, educatieve, levensbeschouwelijke en publieke voorzieningen.
1.37 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.
1.38 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.39 ondersteunende horeca:
er is sprake van ondersteunende horeca, wanneer men in een inrichting die geen planologische hoofdbestemming horeca heeft, (kleine) etenswaren en/of dranken kan consumeren ter plaatse en men daarvoor moet betalen. De horeca-activiteiten moeten ondersteunend en ondergeschikt zijn aan de hoofdactiviteit. Ondersteunend wil zeggen dat de horeca niet los kan worden gezien van de hoofdactiviteit. Ondergeschikt wil zeggen dat maximaal 15% van het totale overdekte en omsloten bruto vloeroppervlak van de hoofdactiviteit beslaan van de inrichting, waarbij ondersteunende ruimten zoals het sanitair, de keuken en het terras tot horeca worden gerekend. De hoofdfunctie blijft qua aard, omvang en verschijningsvorm herkenbaar.
1.40 onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.41 onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorie A:
activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch en bedrijfsmatig recreatief of hiermee gelijk te stellen gebied. Hiertoe behoort geen detailhandel en geen persoonlijke verzorging.
1.42 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.43 overkapping:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen en welke constructie zelf niet wordt aangemerkt als een gebouw.
1.44 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.45 particulier opdrachtgeverschap:
situatie dat de burger of een groep van burgers - in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of krachtens een overeenkomst - tenminste de economische eigendom verkrijgt en volledige zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het vastgesteld en de bouw van de eigen woning.
1.46 patiowoning:
woning waarbij de binnenplaats (patio) aan minimaal drie zijden is omsloten door wanden.
1.47 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
1.48 raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
1.49 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.50 sociale huurwoning:
huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening of visie omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd.
1.51 sociale koopwoning:
koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening of visie omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd.
1.52 straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
1.53 twee-aaneen:
bebouwing in de vorm half vrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen, waarvan het hoofdgebouw aan maximaal één zijde grenst aan een ander hoofdgebouw.
1.54 voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
1.55 voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
1.56 vrijstaand:
bebouwing bestaande uit hoofdgebouwen, die aan geen enkele zijde grenst aan een ander hoofdgebouw.
1.57 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan
duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.58 woning/wooneenheid:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één of meer personen.
1.59 zorgwoning:
een wooneenheid, al dan niet zelfstandig, welke specifiek is en kan worden ingericht op het verlenen van zorg aan één of meerdere hulpbehoevenden.