Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kempenland Bladel herziening 2018
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1728.BPB1054Kempher2018-VAST
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Kempenland Bladel herziening 2018’ met identificatienummer NL.IMRO.1728.BPB1054Kempher2018-VAST van de gemeente Bladel.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aaneengebouwd:
bebouwing welke wordt gekenmerkt door minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen; voor de toetsing van dit bestemmingsplan worden patiowoningen beschouwd als aaneengebouwde woningen.
 
1.6 aan- en uitbouw:
een aan een woning vastgebouwd bouwwerk, dat in directe verbinding staat met die woning, zoals een serre, een bijkeuken en een garage met een directe verbinding met de woning.
 
1.7 afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huisvesting van één of meer personen, is ondergebracht.
 
1.8 achtergevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw -zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde daarvan.
 
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.10 beeldkwaliteitsplan:
het Beeldkwaliteitsplan Kempenland 2018, gebaseerd op de stedenbouwkundige visie, waarin de ambities, eisen en wensen ten aanzien van de architectuur van de gebouwen in relatie tot de openbare ruimte is neergelegd, alsmede ten aanzien van de inrichting van de openbare ruimte zelf én welke dient als welstandsnota. Het plan bestaat uit een samenhangend pakket van aanbevelingen en/of richtlijnen voor het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied Kempenland.
 
1.11 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
 
1.12 bestaand(e situatie):
a. ten aanzien van bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkintreding van het vastgesteldplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
b. ten aanzien van gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden.
 
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.15 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak.
 
1.16 bijgebouw:
een al dan niet aan de woning vastgebouwd bouwwerk, dat geen directe verbinding heeft met die woning.
 
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.18 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.20 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.21 dakvlak:
Een (hellend) dakvlak in een dak samen met andere vlakken bepalend voor de dakvorm.
 
1.22 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.23 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
 
1.24 functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
 
1.25 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.26 geschakelde bebouwing:
bebouwing waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijgebouwen met elkaar zijn verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd.
 
1.27 gesloten bebouwing:
bebouwing welke wordt gekenmerkt door aaneen gebouwde hoofdgebouwen.
 
1.28 gesloten bebouwingswand:
een vrijwel volledig ononderbroken rij van gevel van woningen; onder gevel worden niet verstaan de ondergeschikte bouwdelen, waaronder erkers.
 
1.29 gestapelde bebouwing:
bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.
 
1.30 gevellijn:
de in de verbeelding aangegeven lijn waar een gevel van een hoofdgebouw op dient te worden georiënteerd en die niet door gebouwen mag worden overschreden.
 
1.31 halfopen bebouwing:
bebouwing in overwegend half vrijstaande en/ of geschakelde hoofdgebouwen, vrijstaande en aaneen gebouwde (maximaal 3 aan- één) hoofdgebouwen.
 
1.32 hoekwoning:
een woning op een bouwperceel, gelegen op de hoek van twee wegen.
 
1.33 hoofdgebouw:
één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.34 hoogteaccent:
een bebouwingsaccent waarbij de hoogte groter of gelijk is aan de breedte van het hogere bouwdeel.
 
1.35 kap:
een constructie van één of meer dakvlakken.
 
1.36 maatschappelijke voorzieningen:
sociale, culturele, medische, educatieve, levensbeschouwelijke en publieke voorzieningen.
 
1.37 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.
 
1.38 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
 
1.39 ondersteunende horeca:
er is sprake van ondersteunende horeca, wanneer men in een inrichting die geen planologische hoofdbestemming horeca heeft, (kleine) etenswaren en/of dranken kan consumeren ter plaatse en men daarvoor moet betalen. De horeca-activiteiten moeten ondersteunend en ondergeschikt zijn aan de hoofdactiviteit. Ondersteunend wil zeggen dat de horeca niet los kan worden gezien van de hoofdactiviteit. Ondergeschikt wil zeggen dat maximaal 15% van het totale overdekte en omsloten bruto vloeroppervlak van de hoofdactiviteit beslaan van de inrichting, waarbij ondersteunende ruimten zoals het sanitair, de keuken en het terras tot horeca worden gerekend. De hoofdfunctie blijft qua aard, omvang en verschijningsvorm herkenbaar.
 
1.40 onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
 
1.41 onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorie A:
activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch en bedrijfsmatig recreatief of hiermee gelijk te stellen gebied. Hiertoe behoort geen detailhandel en geen persoonlijke verzorging.
 
1.42 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.43 overkapping:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen en welke constructie zelf niet wordt aangemerkt als een gebouw.
 
1.44 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
 
1.45 particulier opdrachtgeverschap:
situatie dat de burger of een groep van burgers - in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of krachtens een overeenkomst - tenminste de economische eigendom verkrijgt en volledige zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het vastgesteld en de bouw van de eigen woning.
 
1.46 patiowoning:
woning waarbij de binnenplaats (patio) aan minimaal drie zijden is omsloten door wanden.
 
1.47 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
 
1.48 raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
 
1.49 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.50 sociale huurwoning:
huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening of visie omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd.
 
1.51 sociale koopwoning:
koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening of visie omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd.
 
1.52 straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
 
1.53 twee-aaneen:
bebouwing in de vorm half vrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen, waarvan het hoofdgebouw aan maximaal één zijde grenst aan een ander hoofdgebouw.
 
1.54 voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
 
1.55 voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
 
1.56 vrijstaand:
bebouwing bestaande uit hoofdgebouwen, die aan geen enkele zijde grenst aan een ander hoofdgebouw.
 
1.57 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan
duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
 
1.58 woning/wooneenheid:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één of meer personen.
 
1.59 zorgwoning:
een wooneenheid, al dan niet zelfstandig, welke specifiek is en kan worden ingericht op het verlenen van zorg aan één of meerdere hulpbehoevenden.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
 
2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
 
2.3 bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
 
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.5 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
 
2.6 dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.7 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.8 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer dan wel – indien aanwezig – van de kelder- of souterrainvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.9 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.10 peil:
  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, entrees, portalen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. bermen en beplantingen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterlopen, wadi’s en waterpartijen;
  5. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. geluidswerende voorzieningen;
  8. toe- en inritten;
  9. beeldende kunstwerken;
  10. tevens een parkeervoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeren’.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van nutsgebouwen, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. de oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen;
  2. de bouwhoogte mag niet meer dan 4 m bedragen.
3.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.
3.3 Gebruiksregels
 
3.3.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en gebouwen, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor parkeren indien er geen specifieke aanduiding op de verbeelding is aangegeven.
 
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.4.1 Parkeren
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.3.1 voor het toestaan van parkeren, met dien verstande dat:
  1. aangetoond wordt dat geen onevenredige aantasting van landschappelijke en ecologische waarden plaatsvindt;
  2. rekening wordt gehouden met de waterhuishouding;
  3. de verkeersveiligheid niet in het geding komt.
  4. geen afbreuk wordt gedaan aan het beeldkwaliteitsplan.
3.4.2 Ontsluiting
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het realiseren van een ontsluitingsweg voor bestemmingsverkeer.
 
Artikel 4 Maatschappelijk
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke en culturele voorzieningen
  2. (para)medische doeleinden;
  3. wegen en paden;
  4. speelvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. tuinen, erven en verhardingen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. een dierenweide;
  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
  2. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan beide zijden ten minste 3 m te bedragen.
  3. de afstand van gebouwen tot de achterste perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen.
  4. indien in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d ten tijde van de tervisielegging van het vastgesteldplan een groter(e) respectievelijk kleiner(e) bebouwingspercentage dan wel afstand aanwezig was, mag dat bebouwingspercentage respectievelijk die afstand worden gehandhaafd.
4.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  2. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  3. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  4. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a mag buiten het bouwvlak een dierenverblijf worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 40 m2 met een maximale bouwhoogte van 5 m;
4.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  3. de bouwhoogte van antennes en reclamemasten mag niet meer bedragen dan 15 m respectievelijk 6 m;
  4. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
4.2.4 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 m beneden peil.
  2. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen.
4.2.5 Nutsgebouwen
Voor het bouwen van nutsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. nutsgebouwen, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de oppervlakte per nutsgebouw mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  3. de bouwhoogte van nutsgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.
Artikel 5 Verkeer
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. speelvoorzieningen;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterlopen, wadi’s en waterpartijen;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. geluidswerende voorzieningen;
  8. beeldende kunstwerken.
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van nutsvoorzieningen, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. de oppervlakte van nutsgebouwen mag niet meer dan 20 m² bedragen;
  2. de (nok)hoogte van nutsgebouwen mag niet meer dan 4 m bedragen.
5.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op deze gronden zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming toegestaan. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de hoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m;
  2. de (bouw)hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  3. de hoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m;
  4. de (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
Artikel 6 Wonen - 1
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Wonen – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorie A (uitsluitend met omgevingsvergunning voor het afwijken);
  3. tuinen, erven en verharding;
  4. parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
 
6.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ en ‘twee-aaneen’ mag uitsluitend in die aangeduide bebouwingstype worden gebouwd;
  2. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  3. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 3;
  4. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn, dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter;
  5. de goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  6. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  7. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw moeten worden gesitueerd;
  2. de voorgevelrooilijn en de zijdelingse begrenzing van het bouwvlak mogen worden overschreden in de vorm van een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
    2. de afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m;
  3. overkappingen mogen worden gesitueerd maximaal 3 m voor de voorgevellijn, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte van een overkapping maximaal 3 m bedraagt;
    2. de overkapping voor de voorgevelrooilijn geen gesloten wanden heeft;
  4. voor overkappingen voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak mag de afstand tot de grens met de openbare ruimte niet minder bedragen dan 1 m;
  5. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 85 m²;
  6. de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 55% worden bebouwd;
  7. voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder e geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 115 m²;
  8. bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven voor tenminste 3 m tot de zijdelingse perceelgrens en tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 3 m achter de achtergevelrooilijn;
  9. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
  10. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
6.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
6.2.4 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 m beneden peil;
  2. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
  1. het bepaalde in lid 6.2.1 onder b voor overschrijding van de zijdelingse begrenzing van het bouwvlak in straten waaraan alleen zijgevels grenzen, ten behoeve van het bouwen van aanen uitbouwen en bijgebouwen buiten deze zijdelingse begrenzing, mits:
    1. de afstand tot de weg niet minder dan 2 m bedraagt, en
    2. dit uit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is;
  2. het bepaalde in lid 6.2.1 onder b voor overschrijding van de achterste begrenzing van het bouwvlak, ten behoeve van het vergroten van de diepte van de woning, met dien verstande dat de totale diepte niet meer dan 15 m mag bedragen;
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1 tot de uitoefening van onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorie A, met dien verstande dat:
  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 30 m²;
  2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  3. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  4. detailhandel is niet toegestaan;
  5. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoners van het hoofdgebouw.
Artikel 7 Wonen - 3
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Wonen – 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. verkeers- en parkeervoorzieningen;
  3. tuinen, erven en verharding;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
 
7.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend in de vorm van gestapelde bebouwing worden gerealiseerd;
  2. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 57;
  3. het totaal van de te projecteren sociale huurwoningen bedraagt niet minder dan 51% van het onder b genoemde aantal woningen;
  4. bebouwing mag uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  5. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  6. de goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  7. de bouwhoogte mag niet bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  8. de voorgevelrooilijn en de zijdelingse begrenzing van het bouwvlak mogen worden overschreden in de vorm van een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. De diepte gemeten vanuit de oorspronkelijke voor- als zijgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,5 m bedragen.
    2. De afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder dan 2 m bedragen.
    3. Bij hoekwoningen mogen erkers niet worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevellijn van om de hoek gelegen hoofdgebouwen.
7.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde , binnen en buiten het bouwvlak, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
7.2.3 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 m beneden peil.
  2. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen.
Artikel 8 Woongebied - Uit te werken
 
8.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Woongebied - Uit te werken’ gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. (zorg) woningen met de bijbehorende gemeenschappelijke en ondersteunende (horeca-/maatschappelijke) voorzieningen en diensten;
  3. onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorie A (uitsluitend via een omgevingsvergunning tot afwijking);
  4. tuinen, erven en verhardingen;
  5. voorzieningen voor verblijf en bestemmingsverkeer, waaronder paden, langzaam verkeerroute en bevoorradingsroute;
  6. parkeervoorzieningen, waaronder een parkeergarage;
  7. groenvoorzieningen;
  8. speelvoorzieningen;
  9. nutsvoorzieningen;
  10. water, wadi’s en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  11. beeldende kunstwerken.
8.2 Uitwerkingsregels
 
Burgemeester en wethouders werken het plan uit met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub b van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van de aanduidingen en de volgende uitwerkingsregels uit.
  1. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 171;
  2. bij de uitwerking is de visie, zoals deze is verwoord in de illustratie, opgenomen in bijlage 1 van de planregels, met de stedenbouwkundige visie opgenomen in hoofdstuk 3 van de toelichting op het bestemmingsplan, in principe leidend. In de uitwerking wordt bepaald de hoeveelheid gestapelde woningen en de hoeveelheid grondgebonden woningen, indachtig de Woonvisie gemeente Bladel 2016 Actualisatie 2018 en het Woonkeur Pluspakket Zorg;
  3. bij de uitwerking wordt het beeldkwaliteitsplan in acht genomen;
  4. de uitwerking vindt plaats met inachtneming van de beperkingen die voortvloeien uit de Wet geluidhinder, hetgeen betekent dat woningen en andere geluidgevoelige objecten mogen worden geprojecteerd, indien:
    1. uit akoestische berekeningen blijkt dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde, dan wel;
    2. burgemeester en wethouders hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder hebben vastgesteld of hebben laten vaststellen, dan wel;
    3. wanneer de woningen worden uitgerust met een permanent geluiddichte gevel;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen: De woningbouwontwikkeling dient hydrologisch neutraal te worden uitgevoerd. De hiertoe door het waterschap akkoord bevonden retentieopgave dient te worden ingepast;
  6. gemeenschappelijke en ondersteunende (horeca-/maatschappelijke) voorzieningen en diensten zijn beperkt toelaatbaar.;
  7. nader in het uitwerkingsplan wordt bepaald het percentage woningen dat via particulier opdrachtgeverschap tot stand wordt gebracht.
  8. in het uitwerkingsplan wordt een voorwaardelijke verplichting opgenomen vanwege milieuaspecten. Alvorens een omgevingsvergunning, gericht op (bouw)werkzaamheden in het kader van de doeleinden zoals bedoeld in 8.1, verleend kan worden, dient het geactualiseerd ecologie/natuurrapport te zijn opgesteld vanwege de toets aan de Wet natuurbescherming, een archeologische quickscan te zijn uitgevoerd voor de eventuele noodzaak naar een vervolgonderzoek alsmede, indien noodzakelijk, een aanmeldnotitie m.e.r. te zijn opgesteld. Een en ander om inzichtelijk te maken dat deze milieuaspecten het plan niet belemmeren. De voorwaardelijke verplichting kan achterwege blijven als genoemde onderzoeken zijn uitgevoerd vóór vaststelling van het uitwerkingsplan en van enige belemmering niet is gebleken.
8.3 Bouwregels
 
8.3.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. hoofdgebouwen mogen in de vorm van aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde, vrijstaande en gestapelde woningen worden gebouwd, waarbij de verhouding tussen grondgebonden woningen en gestapelde woningen in principe gelijkelijk is verdeeld;
  2. het totaal van de te projecteren sociale huur- en koopwoningen bedraagt niet minder dan 33% resp. 33% van het onder 8.2 lid a genoemde aantal woningen;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 9 m;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
  5. maximaal 50% van het bestemmingsvlak mag bebouwd worden met hoofdgebouwen.
8.3.2 Bijbehorende bouwwerken bij woningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende bepalingen:
  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw moeten worden gesitueerd;
  2. overkappingen mogen worden gesitueerd maximaal 3 m voor de voorgevellijn, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte van een overkapping maximaal 3 m bedraagt;
    2. de overkapping voor de voorgevelrooilijn geen gesloten wanden heeft;
  3. bij hoekwoningen mogen géén aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen;
  4. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 85 m²;
  5. in afwijking van het bepaalde onder d geldt voor gestapelde woningen geen maximale oppervlaktemaat voor bijbehorende bouwwerken;
  6. de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mogen voor maximaal 55% worden bebouwd;
  7. voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder d geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 115 m²;
  8. bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven voor ten minste 3 m tot de zijdelingse perceelgrens en tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 3 m achter de achtergevelrooilijn;
  9. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
  10. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
8.3.3 Gebouwen in openbaar gebied
Op gronden in openbaar gebied mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van nutsvoorzieningen, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. de oppervlakte van nutsgebouwen mag niet meer dan 20 m² bedragen;
  2. de (nok)hoogte van nutsgebouwen mag niet meer dan 4 m bedragen.
8.3.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bij woningen
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
8.3.5 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in openbaar gebied
Op gronden in openbaar gebied zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming toegestaan. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de hoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m;
  2. de (bouw)hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  3. de hoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m;
  4. de (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
8.3.6 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen gelden dat de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk niet meer mag bedragen dan 4 m beneden peil.
 
8.3.7 Nutsgebouwen
Voor het bouwen van nutsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. nutsgebouwen, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de oppervlakte per nutsgebouw mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  3. de bouwhoogte van nutsgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.
8.3.8 Voorlopig bouwverbod
Op de gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een door burgemeester en wethouders uitgewerkt plan dat van kracht is geworden.
 
8.4 Afwijken van de bouwregels
 
8.4.1 Afwijken voorlopig bouwverbod
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.3.8 met dien verstande dat er slechts kan worden gebouwd in overeenstemming met een concept of vastgesteld-uitwerkingsplan dat ter visie heeft gelegen en waartegen geen zienswijzen zijn ingebracht.
 
8.4.2 Hogere hoogte
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.3.1 onder c voor hogere goothoogten, met dien verstande dat alsdan de maximale bouwhoogte 18 m bedraagt, zonder met dit incidenteel hoogteaccent afbreuk te doen aan het beeldkwaliteitsplan.
 
8.5 Specifieke gebruiksregels
 
8.5.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren
Het in gebruik nemen van gronden en gebouwen voor functies zoals bedoeld in lid 8.1 is slechts toegestaan indien voldoende parkeergelegenheid voor auto's is gerealiseerd en/of in stand wordt gehouden. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid, indien wordt voldaan aan de gemiddelde parkeerrichtlijnen, die per functie zijn aangegeven in de CROW-publicatie 317: 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (uitgave oktober 2012, of elke opeenvolgende uitgave, geldend op het moment van aanvragen van de omgevingsvergunning) en/of voldaan wordt aan de parkeernormen, zoals neergelegd in het “Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan (GVVP) Bladel” zoals vastgesteld op 21 mei 2015 (of elke opeenvolgende uitgave).
 
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
8.6.1 Bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.1 tot de uitoefening van een onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorie A, met dien verstande dat:
  1. de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 30 m²;
  2. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  3. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn in de woonomgeving;
  4. detailhandel niet is toegestaan;
  5. de activiteit wordt uitgeoefend door één bewoner.
8.6.2 Parkeernormering
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.5.1 voor een aangepaste parkeernormering met dien verstande dat:
  1. geen strijdigheid ontstaat met het beeldkwaliteitsplan;
  2. dit noodzakelijk en aanvaardbaar is vanuit het oogpunt van mobiliteitsmanagement;
  3. wordt aangetoond dat een lagere parkeernormering past bij de doelgroep;
  4. wordt aangetoond dat de beleidskaders tot niet-bedoelde en onaanvaardbare normen leidt in het individuele geval;
  5. contractuele afspraken zijn gemaakt.
3 Algemene regels
 
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  
Artikel 10 Algemene bouwregels
 
10.1 Nadere eisen
 
10.1.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning, met inachtneming van de regels vervat in hoofdstuk 2, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
  1. de plaatsing van gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  2. de dakhelling en nokrichting van hellende dakvlakken van gebouwen;
  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.1.2 Voorwaarden
De in lid 10.1.1 bedoelde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in verband met calamiteiten.
  
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
 
11.1 Strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1.1 onder c van de Wabo wordt in ieder geval verstaan:
  1. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  2. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  3. gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover daarvoor in deze regels geen bijzondere afwijkingsbevoegdheden zijn opgenomen;
  2. de regels en toestaan dat bebouwingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 20 m³ zal bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 4 m zal bedragen;
  4. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot.
    1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 40 m;
    2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40 m;
    3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
  5. het bepaalde ten aanzien van de maximale (nok)hoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
    1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
  6. de regels ten behoeve van de bouw van gebouwtjes voor bancaire dienstverlening, met dien verstande, dat:
    1. de bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 5 m²;
    2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen 2,5 m.
Artikel 13 Overige regels
 
13.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
 
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van het bestemmingsplan.
 
13.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
 
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behouden ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. laad- en losmogelijkheden, en
  2. de ruimte tussen bouwwerken.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
 
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
 
15.1 Citeertitel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan ‘Kempenland Bladel herziening 2018’.