Riethoven/Walik 2012, herziening 2014
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.1724.BPRhrw3013-VAST |
Plantype: | gemeentelijke overheid/bestemmingsplan |
Inhoud
Artikel 3 Herziening van de regels
Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan 'Riethoven/Walik 2012, herziening 2014' met identificatienummer NL.IMRO.1724.BPRhrw3013-VAST van de gemeente Bergeijk;
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
Artikel 2 Toepassingsbereik
De verbeelding van het bestemmingsplan 'Riethoven/Walik 2012' van de gemeente Bergeijk, zoals vastgesteld op 31 mei 2012, wordt herzien zoals aangegeven op de verbeelding van dit bestemmingsplan. Voor het overige blijft de verbeelding van het bestemmingsplan 'Riethoven/Walik 2012' ongewijzigd van toepassing.
De regels van het bestemmingsplan 'Riethoven/Walik 2012' van de gemeente Bergeijk, zoals vastgesteld op 31 mei 2012, worden herzien zoals aangegeven in hoofdstuk 2 van deze regels. Voor het overige blijven de regels van het bestemmingsplan 'Riethoven/Walik 2012' ongewijzigd van toepassing.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Herziening van de regels
De regels van het bestemmingsplan 'Riethoven/Walik 2012' worden als volgt herzien:
3.1 Toevoegen van begrippen
Aan artikel 1 (Begrippen) worden de volgende begrippen toegevoegd:
agrarisch-technisch hulpbedrijf:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven.
agrarisch verwant bedrijf:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groen-composteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven.
dagrecreatie:
recreatieve activiteit die plaatsvindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.
dagrecreatieve voorziening:
voorziening ten behoeve van dagrecreatie.
nevenfunctie:
activiteit uitgeoefend in aanvulling op de hoofdfunctie zoals recreatieve functies, agrarisch verwante functies, agrarisch technische functies en statische binnenopslag.
ondergeschikte horeca (inclusief terras):
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte (inclusief terras) specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren, zoals een kantine in een verenigingsgebouw of sportvoorziening.
SAAB:
Stichting Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
sociale en educatieve voorzieningen:
kleinschalige voorzieningen al dan niet gekoppeld aan een agrarisch bedrijf welke zijn gericht op het (in groepsverband) informeren over landbouw, landschap, natuur en recreatie.
statische (binnen)opslag:
(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven en geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke.
verbrede landbouw:
activiteiten bij een agrarisch bedrijf die voortvloeien uit de agrarische bedrijfsvoering en die ten dienste staan van het agrarische bedrijf zoals agrotoerisme, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten, productiegebonden/ondergeschikte detailhandel en zorgboerderijen.
zorgboerderij:
de opvang van mensen met een zorgvraag hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie. Huisvesting mag enkel plaatsvinden in een afhankelijke woonruimte, niet bedoeld voor de permanente huisvesting van een huishouden.
3.2 Herziening van de bestemming Agrarisch
Artikel 3 (Agrarisch) wordt in zijn geheel vervangen door:
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarisch gebruik;
grondgebonden agrarische bedrijven;
groenvoorzieningen;
(onverharde) paden en wegen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Bouwwerken zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan, tenzij anders is bepaald.
Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan.
Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)'.
De afstand van bouwwerken tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.
Erf- en terreinafscheidingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met in achtneming van het volgende:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m.
3.2.2 Bouwwerken ten dienste van het bedrijf
Voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van het bedrijf gelden de volgende voorwaarden:
De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’.
De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’.
De dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder bedragen dan 15° en niet meer bedragen dan 45°.
De bouwhoogte van silo’s mag niet meer bedragen dan 12 m.
De bouwhoogte van constructies ten behoeve van hooibergen mag niet meer bedragen dan 9 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
lid 3.2.1 onder d voor het bouwen binnen 5 m van of in de zijdelingse en/of achterste perceelsgrens, mits dit aanvaardbaar is uit stedenbouwkundig oogpunt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
lid 3.2.1 onder e voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak met een bouwhoogte van niet meer dan 2 meter, mits dit aanvaardbaar is uit stedenbouwkundig oogpunt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
lid 3.2.2 onder a en b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte en/of een hogere bouwhoogte, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, mits dit aanvaardbaar is uit stedenbouwkundig oogpunt en indien de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Verbrede landbouw bij agrarische bedrijven (productiegebonden detailhandel)
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van verbrede landbouwactiviteiten in de vorm van productiegebonden detailhandel bij agrarische bedrijven binnen het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De agrarische functie dient binnen het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.
Het agrarisch bouwvlak mag ten behoeve van de verbrede landbouwactiviteit niet worden uitgebreid.
Bij het agrarisch bedrijf is productiegebonden detailhandel toegestaan tot een oppervlakte van 100 m2.
Buitenopslag ten behoeve van de verbrede landbouwactiviteit is niet toegestaan.
De verbrede landbouwactiviteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
3.4.2 Nevenfuncties bij agrarische bedrijven (statische binnenopslag)
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van nevenfuncties in de vorm van statische binnenopslag bij agrarische bedrijven binnen het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De agrarische functie dient binnen het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.
Het agrarisch bouwvlak mag ten behoeve van de nevenfunctie niet worden uitgebreid.
Bij het agrarisch bedrijf is statische binnenopslag toegestaan tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 1.000 m².
Buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan.
De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
3.4.3 Gebruik bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van seizoensarbeiders
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Huisvesting in bedrijfsgebouwen is alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.
Huisvesting in bedrijfsgebouwen mag uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.
Huisvesting mag maximaal 6 maanden duren.
Per bouwvlak mag maximaal 120 m² worden aangewend voor de huisvesting, inclusief gemeenschappelijke voorzieningen.
Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
De SAAB dient gehoord te worden.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
Het bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m² waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve van de niet-agrarische functie is gesitueerd.
In afwijking van het bepaalde onder b mag de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van een agrarisch-technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, horeca, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer bedragen dan 1,5 ha.
De oppervlakte aan bebouwing ten behoeve van de niet-agrarische functie per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot de onder e genoemde oppervlakte. Nieuwbouw ten behoeve van de niet-agrarische functie is toegestaan, met dien verstande dat het in totaal op het perceel aanwezige bebouwd oppervlak als gevolg van de nieuwbouw niet mag toenemen.
De volgende niet-agrarische functies en bijbehorende maximale oppervlakte zijn toegestaan:
statische binnenopslag, waarbij de oppervlakte van de bebouwing ten behoeve van opslag niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;
recreatie, waarbij de oppervlakte van de bebouwing ten behoeve van recreatie niet meer mag bedragen dan 500 m², waarbij een oppervlakte van 100 m² gebruikt mag worden ten behoeve van ondergeschikte horeca (inclusief terras);
een bedrijf in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf, waarbij de oppervlakte van de bebouwing ten behoeve van het bedrijf niet meer mag bedragen dan 400 m²;
zorgboerderijen, kinderboerderijen, educatieve en sociale voorzieningen, waarbij de oppervlakte van de bebouwing ten behoeve van deze voorzieningen niet meer mag bedragen dan 400 m², waarbij een oppervlakte van 100 m² gebruikt mag worden ten behoeve van ondergeschikte horeca (inclusief terras).
Buitenopslag en opslag in kassen zijn niet toegestaan.
Detailhandel en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan, uitgezonderd productiegebonden detailhandel tot maximaal 100 m² ten behoeve van de activiteiten zoals genoemd in e onder 4.
De niet-agrarische functie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/ bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
De niet-agrarische functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.3 Herziening van de regeling voor de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen
Artikel 4 (Bedrijf), lid 4.2, sublid 4.2.3 onder f onder 1 en
Artikel 6 (Bedrijf-Garagebedrijf), lid 6.2, sublid 6.2.3 onder f onder 1 en
Artikel 9 (Detailhandel), lid 9.2, sublid 9.2.3 onder f onder 1 en
Artikel 12 (Horeca), lid 12.2, sublid 12.2.3 onder f onder 1 en
Artikel 13 (Kantoor), lid 13.2, sublid 13.2.3 onder f onder 1
worden als volgt herzien:
De bouwhoogte bedraagt maximaal 5,5 m dan wel, indien de bouwhoogte van de bedrijfswoning lager is dan 6,5 m, maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning verminderd met 1 m.
Artikel 10 (Gemengd), lid 10.2, sublid 10.2.3 onder f onder 1 wordt als volgt herzien:
De bouwhoogte bedraagt maximaal 5,5 m dan wel, indien de bouwhoogte van de woning lager is dan 6,5 m, maximaal de bouwhoogte van de woning verminderd met 1 m.
Artikel 19 (Wonen), lid 19.2, sublid 19.2.2 onder i onder 1 wordt als volgt herzien:
De bouwhoogte bedraagt maximaal 5,5 m dan wel, indien de bouwhoogte van het hoofdgebouw lager is dan 6,5 m, maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m.
Artikel 20 (Wonen - 2), lid 20.2, sublid 20.2.2 onder f onder 2 wordt als volgt herzien:
De bouwhoogte bedraagt maximaal 5,5 m dan wel, indien de bouwhoogte van het hoofdgebouw lager is dan 6,5 m, maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m.
Artikel 21 (Wonen - Woonbos), lid 21.2, sublid 21.2.3 onder c wordt als volgt herzien:
De bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 5,5 m dan wel, indien de bouwhoogte van het hoofdgebouw lager is dan 6,5 m, maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m.
3.4 Herziening van de regeling ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling 3'
Artikel 19 (Wonen), lid 19.2, sublid 19.2.2 onder e onder 9 wordt als volgt herzien:
Bij het bepalen van de onder 2 tot en met 6 genoemde oppervlakte worden de bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – afwijkende bebouwingsregeling 3’ buiten beschouwing gelaten. De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – afwijkende bebouwingsregeling 3’ mogen volledig worden bebouwd.
Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels
Artikel 4 Overgangsrecht
4.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
4.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 5 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Riethoven/Walik 2012, herziening 2014'.
Vastgesteld: 1 juli 2014