direct naar inhoud van Artikel 7 Wonen
Plan: Den Brabander Terpzone
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1723.BPbrabanderterpen-VS01

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in grondgebonden woningen;
  • b. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand terp': vrijstaande terpwoningen;

met daarbij behorende:

  • c. aan-huis-verbonden beroepen;
  • d. bijbehorende bouwwerken;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. tuinen en erven;
  • g. ontsluitingswegen en -paden.

7.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming 'Wonen' mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde, worden gebouwd met in achtneming van de onderstaande regels.

7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden;
  • b. per bouwperceel is maximaal één hoofdgebouw toegestaan;
  • c. het oppervlak van eht hoofdgebouw mag maximaal 85% van het oppervlak van het bouwperceel bedragen;
  • d. de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • e. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • f. de bouwdiepte van alle hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 14 m;
  • g. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 3 m te bedragen;
  • h. de voorgevel van het hoofdgebouw dient ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' te worden opgericht, danwel maximaal 2 meter daarachter;
  • i. de hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap.

7.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van hoofdgebouwen gerealiseerd te worden;
  • b. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per perceel niet meer bedragen dan 50 m² ;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • e. de diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • f. de diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel mag niet meer bedragen dan 5 m, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • g. de afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot een hoofdgebouw bedraagt minimaal 2 m;
  • h. de afstand van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot de achterste perceelsgrens bedraagt minimaal 1 m;
  • i. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder a. geldt dat voor de naar de weg toegekeerde zijde (voorkant) van het hoofdgebouw een aangebouwd bijbehorend bouwwerk in de vorm van een erker of entreeportaal mag worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
      • de bouw- en goothoogte mogen maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedragen;
      • de diepte van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk mag maximaal 1 m bedragen, met dien verstande dat de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens voor woningen minimaal 3 meter blijft bedragen;
      • de breedte van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk mag maximaal 50% van de voorgevelbreedte bedragen.

7.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt bij percelen die geen hoekperceel zijn:
      • maximaal 1 m vóór de naar de wegzijde toegekeerde, op de verbeelding aangegeven, bouwgrens;
      • maximaal 2 m achter de vonder het vorige punt bedoelde bouwgrens.
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag bij hoekpercelen vóór de bouwgrens maximaal 2 m bedragen, mits deze erf- en terreinafscheiding minimaal 3 m achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw wordt gebouwd.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, bouwmassa, afmetingen en visuele karakteristieken van bouwwerken. De nadere eisen regeling wordt toegepast ter voorkoming van onevenredige aantasting van:

  • a. de woonsituatie:

het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze bestemming, voorzover van toepassing, en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:

      • de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
      • het uitzicht;
      • de aanwezigheid van voldoende privacy;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld:

in het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing met aandacht voor:

      • een goede verhouding tussen bouwmassa's en gevelbeelden;
      • de samenhang met nabij gelegen bebouwing;
      • de hoogtedifferentiatie;
      • een goede verhouding tussen bouwmassa en inrichting van de omgeving;
  • c. de verkeersveiligheid:

ter waarborging van de verkeersveiligheid en in het bijzonder de benodigde uitzichthoeken van wegen;

  • d. de sociale veiligheid:

ter waarborging van een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is;

  • e. de gebruiksmogelijkheden:

ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken.

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het wonen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte;
  • c. de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteiten.

7.4.2 Aan-huis-verbonden beroepen

  • a. De uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen in het hoofdgebouw en vrijstaande bijbehorende bouwwerken is toegestaan, mits de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft. Dit betekent onder andere dat het medegebruik van de woning en daarbij behorende vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor aan-huis-verbonden beroepen beperkt is tot ten hoogste 30 % van het grondoppervlak van de woning en de daarbij behorende vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het totale oppervlak niet meer mag bedragen dan 40 m².

7.4.3 Parkeren

Per hoofdgebouw dienen twee parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gerealiseerd. Bouwactiviteiten mogen niet leiden tot het wegvallen van parkeergelegenheid op eigen terrein, waardoor niet wordt voldaan aan de voorgenoemde norm.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

7.5.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.4.1 onder a. en b. onder de voorwaarden dat:

  • a. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg en hiervoor een positief advies is afgegeven door een door burgemeester en wethouders aangewezen onafhankelijke instantie;
  • b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte uitsluitend is toegestaan indien vaststaat dat het gebruik binnen het bestaande hoofdgebouw niet mogelijk is;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte uitsluitend is toegestaan indien vaststaat dat het gebruik binnen het bestaande hoofdgebouw en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet mogelijk is;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • e. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake vrijstaande bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • f. er nog geen omgevingsvergunning is verleend ten behoeve van mantelzorg voor hetzelfde bouwperceel;
  • g. bij het verlenen van de omgevingsvergunning bij de toetsing rekening worden gehouden met de aspecten stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, milieukwaliteit, verkeersveiligheid, sociale veiligheid, brandveiligheid en rampenbestrijding en woon- en leefklimaat.
  • h. de omgevingsvergunning in wordt getrokken indien de bij het verlenen van voor de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.



7.5.2 Aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.4.1 onder c. en toestaan dat de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf plaatsvindt onder de voorwaarden dat:

  • a. het gebruik mag geen hinder voor het woonmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dat wil zeggen dat geen aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan die vergunningplichtig of meldingsplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer, tenzij het betreffende gebruik door het stellen van voorwaarden verantwoord is;
  • b. het gebruik is naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming;
  • c. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • d. het gebruik niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • e. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met bedrijfsmatige activiteiten in het hoofdgebouw;
  • f. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning (hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken) en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 40 m².