Landgoed Het Schaan
Status: | Vastgesteld |
Idn: | NL.IMRO.1723.BPLndgoedHetSchaan-VS01 |
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen, waaronder tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen;
verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.
De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen van nieuwe te bouwen bouwwerken mag niet minder bedragen dan 5 m.
3.2.2 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 3.2.3 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere hoogte tot 6 m.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
3.4.1 Wijziging naar Bos, Natuur of Groen - Landschapselement
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bos’, ‘Natuur’ of ‘Groen – Landschapselement’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid voor wat betreft de ecologische hoofdstructuur (EHS), het landschappelijk raamwerk en bos-, natuur-, en/of landschapscompensatie in het gebied grenzend aan de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
De wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
3.4.2 Wijziging naar Water
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Water’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en waterbeleid voor wat betreft de ecologische hoofdstructuur (EHS), beekherstel, waterberging of waterzuivering en bos-, natuur-, en/of landschapscompensatie in het gebied grenzend aan de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
De wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarde, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 4 Bos
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos;
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de houtteelt/houtproductie;
verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
extensief recreatief medegebruik;
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden, waaronder cultuurhistorische, aardkundige en archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens:
één gebouw ten behoeve van de bestemming ‘Bos’ gerealiseerd ter plaatse van en binnen het bouwvlak, mits:
de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m.
eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,40 m wordt gewijzigd;
het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,40 m onder maaiveld, voor zover gronden;
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;
het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;
het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen;
het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² per perceel.
4.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
de eerste aanleg betreffen voor de invulling van de bestemming.
4.3.3 Toelaatbaarheid
De in lid 4.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
Artikel 5 Groen - Landschapselement
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen – Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
behoud, herstel en/of ontwikkeling van het groen, de landschapselementen en de bijbehorende groeiplaats;
behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden, zoals brede landschappelijke structuren;
behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
extensief recreatief medegebruik.
5.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0.40 m onder maaiveld;
het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie, daaronder begrepen solitaire bomen;
het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen, of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor
zover groter dan 100 m² per perceel.
5.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.3.3 Toelaatbaarheid
De in lid 5.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde landschappelijke waarden van de landschapselementen.
Artikel 6 Natuur
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden, waaronder de bijbehorende groeiplaats;
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschapswaarden, waaronder cultuurhistorische, aardkundige en archeologische waarden;
verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
extensief recreatief medegebruik.
6.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens:
één bouwwerk ten behoeve van de bestemming ‘Natuur’ gerealiseerd ter plaatse van en binnen het bouwvlak, mits:
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m².
eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0.40 m wordt gewijzigd;
het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0.40 m onder maaiveld, voor gronden;
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;
het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;
het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen;
het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² per perceel;
het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie, daaronder begrepen solitaire bomen.
6.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
de eerste aanleg betreffen voor de invulling van de bestemming.
6.3.3 Toelaatbaarheid
De in lid 6.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder wegen, paden en parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 9 m.
De bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m en 6 m².
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
lid 7.2.2 onder a voor het bouwen van palen, masten en portalen met een hogere hoogte tot maximaal 15 m, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
lid 7.2.2 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m en een grotere oppervlakte tot 12 m², mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
Artikel 8 Wonen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
kleinschalig logeren, waarbij de bruto-vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m²;
aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
paden en wegen en parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
groenvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van één woning toegestaan.
Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.
Bij vervangende nieuwbouw mag de woning uitsluitend gesitueerd worden binnen het aangegeven bouwvlak.
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
8.2.2 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:
De inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 750 m³; indien de bestaande inhoud meer bedraagt dan 750 m³ dan mag de bestaande inhoud niet worden uitgebreid.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
8.2.3 Bijgebouwen
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m²; indien de bestaande oppervlakte meer bedraagt dan 100 m² dan mag de bestaande oppervlakte niet worden uitgebreid.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
Bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) boven genoemde 100 m² mag 25% van het surplus worden teruggebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 200 m².
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte van windmolens mag niet meer bedragen dan 15 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in:
lid 8.2.4 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de woning en/of bijgebouwen tot een maximum van 50 m².
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
Aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in de milieucategorie 1 van de als bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Detailhandel is niet toegestaan.
De activiteit moet uitgeoefend worden door de bewoner.
Artikel 9 Wonen – Landgoed
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Landgoed’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een landgoed met woning(en);
kleinschalig logeren, waarbij de bruto-vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m²;
aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
paden en (on)verharde wegen en parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
groenvoorzieningen;
recreatief medegebruik.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
De bebouwing dient gesitueerd te zijn binnen het aangegeven bouwvlak.
Bij vervangende nieuwbouw mogen de woningen uitsluitend gesitueerd worden binnen het aangegeven bouwvlak.
9.2.2 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:
De inhoud van de woningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – 1’ mag niet meer bedragen dan 2000 m3.
De inhoud van de woning ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – 2’ en ‘specifieke vorm van wonen – 3’ mag niet meer bedragen dan 1500 m3.
De goothoogte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – 1’ mag niet meer bedragen dan 6 m.
De goothoogte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – 2’, en ‘specifieke vorm van wonen – 3’ mag niet meer bedragen dan 5 m.
De bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – 1’ mag niet meer bedragen dan 10 m.
De bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – 2’ en ‘specifieke vorm van wonen – 3’ mag niet meer bedragen dan 9 m.
9.2.3 Bijgebouwen
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
De gezamenlijke oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – 1’ mag niet meer bedragen dan 280 m2.
De gezamenlijke oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – 2’ en ‘specifieke vorm van wonen – 3’ mag niet meer bedragen dan 100 m2.
De goothoogte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – 1’ mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
De goothoogte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – 2’, en ‘specifieke vorm van wonen – 3’ mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – 1’ mag niet meer bedragen dan 7,5 m.
De bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – 2’ en ‘specifieke vorm van wonen – 3’ mag niet meer bedragen dan 6 m.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
a lid 9.2.4 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte tot maximaal 6 m.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Binnen de bestemming ‘Wonen - Landgoed’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de bedrijfswoning en/of bijgebouwen tot een maximum van 100 m².
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
Aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in de milieucategorieën 1 en 2 van de in bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Detailhandel is niet toegestaan.
De activiteit moet uitgeoefend worden door de bewoner.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Verbreding gebruiksmogelijkheden
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.1 onder b voor het verbreden van de gebruiksmogelijkheden, waarbij de volgende bepalingen gelden:
De wonen - landgoed functie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft.
Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in milieucategorie 1 van de als bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Verblijfsrecreatie in bestaande bebouwing is toegestaan.
Buitenopslag ten behoeve van de verbrede gebruiksmogelijkheden is niet toegestaan.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De verbrede gebruiksmogelijkheden mogen geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben, dit mede in relatie tot de aard van de omgeving en de weg waaraan de locatie gelegen is.
De parkeerplaatsen moeten gerealiseerd worden op eigen terrein.
De verbrede gebruiksmogelijkheden mogen geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
Artikel 10 Waarde - Archeologie 2
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 750 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
De verplichting tot het doen van opgravingen.
De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Een rapport als bedoeld onder a is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.
10.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
10.3.3 Toelaatbaarheid
De in lid 10.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.