Plan: | Dorpsstraat 52, Loosbroek |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1721.BPDorpsstraat52-VG01 |
Voorliggend rapport betreft het wijzigingsplan "Dorpsstraat 52, Loosbroek" van de gemeente Bernheze. Op het adres Dorpsstraat 52 te Loosbroek staan thans een bedrijfshal en een bedrijfswoning. De eigenaar van het perceel is voornemens de bedrijfsbebouwing te slopen, maar de woning te behouden. De initiatiefnemer wil een tweede woning naast de bestaande woning realiseren. Op termijn zal de bestaande woning vervangen worden door een nieuwe.
De gemeente heeft aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan dit initiatief. Het ontwerp van de nieuwe woning is reeds door welstand goedgekeurd.
Het realiseren van een extra woning op deze locatie is niet rechtstreeks mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan "De Kommen van Bernheze", maar het bestemmingsplan bevat wel een wijzigingsbevoegdheid (artikel 4.5.b) op basis waarvan dit - onder voorwaarden - mogelijk is.
In voorliggend wijzigingsplan wordt aangetoond dat aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische ligging van het plangebied weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend wijzigingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Heeswijk-Dinther, sectie D, nummer 414 en sectie E, nummer 196 (gedeeltelijk).
De oppervlakte van het plangebied bedraagt 2.451 m². De gronden zijn eigendom van Th. van Houtum.
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "De Kommen van Bernheze", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 1 juni 2011.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Binnen het plangebied vigeren de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Waarde - Archeologie 3' en voor een klein deel 'Waarde - Archeologie 2'.
Artikel 4.5.b van de regels bevat een wijzigingsbevoegdheid om ter plaatse van het plangebied de bestemming te wijzigen in de bestemmingen 'Dienstverlening', 'Kantoor', 'Tuin' en/of 'Wonen', mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. In paragraaf 7.1 wordt het plan aan deze voorwaarden getoetst.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied en de directe omgeving.
Het plangebied ligt aan de noordkant van de kern Loosbroek aan de Dorpsstraat. Loosbroek is een relatief jonge ontginningskern met een sterke relatie met het buitengebied.
Onderstaande afbeelding en de foto's geven de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING
DORPSSTRAAT MET LINKS HET PLANGEBIED MET DE BESTAANDE WONING EN BEDRIJFSLOODS
DORPSSTRAAT MET RECHTS HET PLANGEBIED MET DE BESTAANDE WONING, LINKS DICOTHEEK LUNENBURG
RECHTS DE BESTAANDE WONING EN DAARACHTER DE BEDRIJFSLOODS, LINKS DE LOCATIE VOOR DE NIEUWE WONING
De route Dorpsstraat-De Bleken vormt de oost-west verbinding tussen Loosbroek en Kaathoven. De Dorpsstraat is de hoofdstraat van Loosbroek, die aan de noordwestzijde van het dorp overgaat in de weg De Bleken en aan de oostzijde uitkomt op de Dintherseweg.
Langs de Dorpsstraat sprake van een sterke functiemenging. Naast de woningen (op de afbeelding met 'W' aangeduid) bevinden zich hier (agrarische) bedrijven, maatschappelijke functies en horecagelegenheden.
Ten westen van het plangebied (Dorpsstraat 58) ligt een melkveehouderij. Aan de overzijde van dit bedrijf staat de Sint-Antoniuskerk met begraafplaats, en daarnaast de Spar supermarkt. Aan de oostzijde van het plangebied ligt basisschool St. Albertus (Dorpsstraat 44). Recht tegenover het plangebied ligt het uitgaanscentrum Lunenburg (Dorpsstraat 39). Verder zuidelijk ligt het sportpark De Hoef met de voetbalvelden, een tennisbaan en een korfbalveld.
De bebouwing aan de Dorpsstraat bestaat uit één of twee lagen met een kap. De bestaande woning binnen het plangebied heeft twee lagen met een zadeldak parallel aan de weg. Daarachter staat een loods van één laag met een flauwe kap. Achter op het perceel staat nog een klein bijgebouw met een kap.
Ten zuiden van de Dorpsstraat ligt de planmatig opgezette woonbuurt van Loosbroek. De gronden ten noorden van het plangebied zijn in agrarisch gebruik. Hier is sprake van een open agrarisch landschap.
De groenstructuur in Loosbroek bestaat uit bomenrijen van verschillende soorten langs de doorgaande wegen en beplanting in de woonstraten. Langs de Dorpsstraat ter hoogte van het plangebied staan bomen, maar van een laan is geen sprake.
De randen van het lint aan de Dorpsstraat zijn zacht en vanaf het dorpslint is met name in noordelijke richting, waar geen uitbreiding heeft plaatsgevonden, nog sprake van zichtlijnen naar het buitengebied.
Binnen het plangebied bestaat het groen met name uit gras en is er nauwelijks opgaand groen.
In of nabij het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Het plangebied ligt binnen een afstand van 15 km van het militaire vliegveld Volkel en derhalve binnen het radarverstoringsgebied. Het plangebied ligt (ruim) buiten de zones van de vliegveiligheidssystemen.
Radarsystemen dienen 'vrij zicht' te hebben om goed te kunnen functioneren. Het plangebied ligt op 13.200 meter van de radarinstallatie. Uit de in artikel 2.4 van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) opgenomen berekening volgt dat bouwwerken binnen het plangebied niet hoger mogen zijn dan 106 meter boven NAP. Het plangebied ligt op een hoogte van circa 7,5 meter boven NAP. Het plan voldoet hier ruimschoots aan en vormt derhalve geen belemmering voor het radarsysteem.
Er is reeds een door welstand goedgekeurd bouwplan beschikbaar. De situering van de nieuwe woning op het perceel is echter nog niet definitief. In dit hoofdstuk is derhalve het stedenbouwkundige kader opgenomen. Daarnaast zijn de onderdelen verkeer en parkeren, en groen en water beschreven.
Onderstaande afbeelding geeft de situering van de bouwvlakken op het perceel weer.
SITUERING BOUWVLAKKEN
Plangebied
Het perceel heeft een breedte van circa 24 meter en een diepte van circa 100 meter. De oppervlakte van het perceel bedraagt 2.451 m².
Voorgevelrooilijn
Aan de Dorpsstraat staan reeds vrijstaande woningen en andere gebouwen. Ook in het plangebied staat reeds een woning. De situering hiervan vormt het aanknopingspunt voor de situering van de voorgevelrooilijn van de nieuwe woning. De voorgevelrooilijn ligt op 6 meter vanaf de voorste perceelgrens, en daarmee in een lijn met de voorgevel van de naastgelegen woning Dorpsstraat 52.
Bouwvlak
Conform het bepaalde in het vigerende bestemmingsplan is een afstand van minimaal 3 meter vereist tussen de woning en de bestaande zijdelingse perceelgrenzen. Tussen de woning en de nieuwe perceelgrens mag een afstand van 2 meter worden aangehouden. Het bouwvlak is hierop gebaseerd.
De diepte van het westelijke bouwvlak bedraagt 30 meter en van het oostelijke bouwvlak 23 meter. Binnen het bouwvlak is één woning toegestaan.
Bouwmassa
Uitgangspunt is om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bestaande bebouwing aan de Dorpsstraat en in de omgeving. De woning zal bestaan uit twee bouwlagen met een zadeldak evenwijdig aan de weg. De goothoogte bedraagt 5 meter en de nokhoogte 9 meter. Het gebouw krijgt een ingetogen, dorpse uitstraling.
Bijgebouw
Bij de nieuwe woning mag een bijgebouw worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 60 m². Voor de bestaande woning wordt circa 100 m² van de bestaande loods behouden en als bijgebouw in gebruik genomen. De rest van de bestaande stal wordt gesloopt.
Verkeer
Het plan omvat het toevoegen van één woning. De verkeersaantrekkende werking bedraagt gemiddeld zes motorvoertuigbewegingen per etmaal. De beperkte toename kan zonder meer via de Dorpsstraat worden afgewikkeld.
Parkeren
In de gemeentelijke Parkeernormennota is opgenomen dat voor 'meerpersoonswoningen met een oppervlakte van meer dan 60 m²' twee parkeerplaatsen nodig zijn. Binnen het plangebied is voldoende ruimte om hierin te voorzien.
Binnen het plangebied staat thans beperkt erfbeplanting zonder bijzondere waarde. Deze wordt verwijderd. Nadat de woning is gerealiseerd wordt nieuwe erfbeplanting aangebracht.
Binnen het plangebied is thans geen oppervlaktewater aanwezig. Het plan voorziet ook niet in de aanleg van oppervlaktewater.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het betreffen:
Het plan ligt niet binnen een van de genoemde nationale belangen.
Conclusie
Het plan is niet in strijd met het beleid in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet binnen een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.
Conclusie
Het Barro is niet rechtstreeks van toepassing op het plan.
Het overige nationale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Deze nota's zijn door Provinciale Staten begin 2014 vastgesteld.
Het plan wordt aan deze beide documenten getoetst.
Provinciale Staten heeft op 7 februari 2014 de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010 - partiële herziening 2014 vastgesteld, die op 19 maart 2014 in werking treedt.
Analyse
Het plangebied ligt binnen de aanduiding 'kernen in het landelijk gebied'. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn hier - in tegenstelling tot het buitengebied - in principe toegestaan. Voorliggend initiatief past qua aard, schaal en functie in de omgeving en voldoet daarmee aan de uitgangspunten van de provincie.
Conclusie
Onderhavig project past in het beleid van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010 - partiële herziening 2014.
Provinciale Staten heeft op 7 februari 2014 de Verordening ruimte 2014 vastgesteld, die op 19 maart 2014 in werking treedt.
Het plan betreft het omzetten van een bedrijfsbestemming naar een woonbestemming en het toevoegen van een extra woning.
Het plan ligt binnen de aanduiding 'bestaand stedelijk gebied - kern in landelijk gebied'. Voor het plan zijn de artikelen 3.2 en 3.5 van toepassing.
"Artikel 4.2 - Bestaand stedelijk gebied - Stedelijke ontwikkeling
Bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling zijn uitsluitend gelegen in
bestaand stedelijk gebied.
Artikel 4.3 - Bestaand stedelijk gebied - Nieuwbouw van woningen
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart 'Water' van de Verordening ruimte 2014 weer. Het plangebied ligt binnen een boringsvrije zone.
UITSNEDE PLANKAART WATER, VERORDENING RUIMTE 2014
Ter bescherming van het waterwingebied ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening is een boringsvrije zone aangewezen. Dit is een gebied rondom een waterwingebied waar zich tussen het maaiveld en het watervoerende pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken een aaneengesloten slecht doorlaatbare kleilaag bevindt. Voor dit gebied is tevens artikel 17.1 van toepassing.
"Artikel 17.1 - Boringsvrije zone
In aanvulling op hoofdstuk 3 Structuren strekt een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding boringsvrije zone mede tot het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem."
Analyse
ad art. 4.2 | Onderhavig plan betreft een stedelijke ontwikkeling en ligt binnen bestaand stedelijk gebied. Aan deze voorwaarde wordt voldaan. |
ad art. 4.3 | De woning die op de locatie gerealiseerd gaat worden past binnen de kaders van het gemeentelijke woonbeleid, zie paragraaf 4.3. Het gemeentelijk woonbeleid is vastgelegd in de nota "Wonen in Bernheze 2008-2015", die is afgestemd met het regionaal ruimtelijk overleg (RRO). |
ad art. 17.1 | Het plan betreft de toevoeging van een nieuwe woning en - op termijn - vervanging van een bestaande woning. De beschermende kleilaag in de bodem wordt door het plan niet aangetast. Op basis van het wijzigingsplan zijn ook geen werkzaamheden toegestaan die de beschermende kleilaag aan kunnen tasten. |
Conclusie
Het plan voldoet aan de Verordening ruimte 2014.
Het overige provinciale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.
Op 11 februari 2010 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Bernheze vastgesteld. De structuurvisie omvat een visie voor de lange termijn en biedt tevens een toetsingskader voor ruimtelijke beslissingen.
Er zijn meerdere hoofduitgangspunten aangegeven, waarvan alleen het hoofduitgangspunt "inbreiden vóór uitbreiden" rechtstreeks van toepassing is op onderhavig plan. Het plan betreft een vorm van inbreiding en voldoet derhalve aan het hoofduitgangspunt van de structuurvisie.
Conclusie
Het plan past binnen c.q. is niet in strijd met de Structuurvisie Bernheze.
Hoofddoel van het woonbeleid van de gemeente Bernheze is het voorzien in de eigen woningbehoefte. Het woningbouwprogramma 2010-2015 voor de kern Loosbroek betreft onder meer 45 koopwoningen. Voorliggend plan betreft de bouw van één koopwoning en past binnen het woningbouwprogramma.
Daarnaast heeft de gemeente in haar brief aan de initiatiefnemer (d.d. 2 juli 2012) aangegeven dat het toevoegen van één extra woning binnen het plangebied niet in strijd is met het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.
Conclusie
Het plan past binnen de Woonvisie 2005.
In december 2008 heeft de gemeenteraad de nota "Wonen in Bernheze 2008 - 2015" vastgesteld. (Provinciale) bevolkingsprognoses laten zien dat de kwantitatieve opgave voor de komende jaren weinig zal veranderen ten opzichte van de prognoses die gehanteerd zijn bij het opstellen van de Woonvisie uit 2005. De inhoudelijke ambities van de Woonvisie 2005 blijven op hoofdlijnen overeind.
De Parkeernormennota Bernheze heeft als doel om de toepassing van de parkeernormen inzichtelijker te maken, zodat het voor burgers, bedrijven en ontwikkelaars duidelijk is welke normen gehanteerd worden bij een bouwaanvraag. De parkeernorm is een middel om bij nieuwbouw, verbouw of functieverandering te zorgen dat er voldoende parkeerplaatsen zijn.
De uitwerking van de parkeersituatie van het bouwplan is opgenomen in paragraaf 3.2.
De gemeente streeft bij nieuwe bouwplannen naar 'duurzaam bouwen'. In dit kader heeft de gemeente Bernheze, samen met andere gemeenten, woningcorporaties, architecten, bouwbedrijven en projectontwikkelaars in de regio Noordoost-Brabant, een convenant afgesloten dat betrekking heeft op ontwikkelen/ontwerpen (stedenbouw), inrichten (grond-, weg- en waterbouw), bouwen en renoveren (woning- en utiliteitsbouw). Het doel van dit convenant is het zetten van stappen richting het verder verduurzamen van gebouwen, met als belangrijkste speerpunten:
Er is thans nog geen uitgewerkt bouwplan. Voorliggend wijzigingsplan biedt de basis voor het toepassen van duurzaam bouwen.
Conclusie
Het plan biedt de basis om te kunnen voldoen aan de voorwaarden voor duurzaam bouwen.
Het overige gemeentelijke beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Lankelma Geotechniek een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek, Dorpsstraat 52 te Loosbroek" (15 oktober 2014, nr. 66890). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 1.
Uit het onderzoek volgt dat in de bovengrond enkele metalen, PAK en minerale olie de achtergrondwaarde overschrijden en in het grondmonster B5-A PAK de interventiewaarde overschrijdt. Formeel gezien is de bodem op de locatie niet geheel vrij van bodemverontreiniging. Een aanvullend bodemonderzoek is echter niet noodzakelijk aangezien op deze locatie geen gevoelige objecten zijn voorzien en de vervuilde grond op een afstand van meer dan 50 meter achter het bouwvlak van de woningen ligt.
Aan de hand van het totaal aan resultaten kan worden geconcludeerd dat er uit bodemkwaliteitsoogpunt geen beperkingen bestaan ten aanzien van de geplande ontwikkelingen.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Indien men handelingen gaat verrichten in omgeving van de boring B5 dient alsnog een aanvullend onderzoek plaats te vinden, om inzicht te krijgen in de aard en omvang van de verontreiniging op dit deel van de locatie.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustige woonwijk en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.
Omgevingstype
Het omgevingstype van voorliggend plangebied is gemengd gebied. In de omgeving is sprake van matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals (agrarische) bedrijven, maatschappelijke functies en horeca.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft de wijziging van de bestemming 'Bedrijf' in 'Wonen' ten behoeve van de bouw van een nieuwe woning. Het huidige bedrijf (opslag) heeft een bepaalde milieu-uitstraling richting de omliggende woningen. Een woning heeft geen milieu-uitstraling wat betreft de aspecten stof, geluid, geur of gevaar.
Het omzetten van de bedrijfbestemming in een woonbestemming betekent dus een verbetering van het woon- en leefklimaat voor de omgeving. Een nader onderzoek is derhalve niet vereist.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende (gereduceerde) richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.
adres | bedrijf | SBI-code 2008 | richtafstand (m) (gereduceerd) |
werkelijke afstand (m) |
Dorpsstraat 15 | sportpark | 931-G | 30 | 88 |
Dorpsstraat 39 | uitgaanscentrum / discotheek | 563-2 | 10 | 11 |
Dorpsstraat 44 | basisschool | 852 | 10 | 49 |
Dorpsstraat 47 | supermarkt | 471 | 0 | 45 |
Dorpsstraat 49 | kerkgebouw | 9491 | 10 | 97 |
Dorpsstraat 58 | agrarisch bedrijf | 0145-2 | 30 | 33 |
De relevante richtafstanden zijn weergegeven op onderstaande afbeelding.
MILIEUZONERING
Uit de tabel en de afbeelding is op te maken dat het plangebied in geen van de richtafstanden van de omliggende activiteiten ligt.
Uitgaanscentrum Lunenburg
Tegenover de nieuwe woning is het uitgaanscentrum Lunenburg. De nieuwe woonbestemming ligt op een afstand van circa 11 meter vanaf de horecabestemming van dit uitgaanscentrum. De voorgevel van de woning zelf zal op een afstand van 17 meter of meer daarvan komen. Op basis van de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" wordt dus voldaan aan de richtafstand. Een nadere onderbouwing van het geluidsaspect wordt echter toch op zijn plaats geacht.
De entree tot het uitgaanscentrum ligt aan het plein aan de westzijde, dus niet aan de Dorpsstraat zelf. De geluidsemissie van de horecagelegenheid vindt dus op een nog grotere afstand van de nieuwe woning plaats (circa 21 meter). De ramen aan de Dorpsstraat zijn dichtgetimmerd.
Overigens liggen de woningen Dorpsstraat 54 en 56 op een kleinere afstand van het uitgaanscentrum dan de nieuwe woning. De nieuwe woning komt op dezelfde afstand als de woning Dorpsstraat 52 te liggen. Omdat er reeds woningen dichter bij het uitgaanscentrum liggen betreft de nieuwe woning geen nieuw maatgevend geluidsgevoelig object. Het plan vormt derhalve geen belemmering voor de bedrijfsvoering en de bestaande rechten van het uitgaanscentrum Lunenburg.
Tevens moet worden aangetoond dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een voldoende woon- en leefklimaat. De Wet milieubeheer (Activiteitenbesluit) stelt eisen aan het geluidsniveau dat een horeca-inrichting mag veroorzaken. Daarbij gaat het om het geluidsniveau op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen.
Amitec heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd om de geluidssituatie in beeld te brengen, zie bijlage 2. Uit het onderzoek volgt dat:
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar worden gerealiseerd en moet een eventuele toename van het groepsrisico verantwoord worden.
Het plan omvat een nieuwe kwetsbaar object. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes). Uit de Risicokaart volgt dat in de omgeving van het plan geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
Voorliggend plan behelst de wijziging van een bedrijfsbestemming in een woonbestemming. Hierbij wordt de bestaande bedrijfswoning behouden en zal een extra woning worden toegevoegd. Een woning is een geurgevoelig object. De nieuwe woning moet dus beoordeeld worden ten aanzien van het aspect geur.
Voor de beoordeling van het aspect geurhinder is slecht één agrarisch bedrijf relevant: de veehouderij aan de Dorpsstraat 58. De overige omliggende agrarische bedrijven liggen op een zodanige afstand dat toetsing aan het aspect geurhinder niet aan de orde is.
De gemeente Bernheze heeft op 27 september 2011 een beschikking vastgesteld, waarin de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu voor het agrarisch bedrijf, gelegen op het adres Dorpsstraat 58, gedeeltelijk wordt ingetrokken. Sinds deze gedeeltelijke intrekking van de omgevingsvergunning mag de veebezetting niet meer bedragen dan:
Geen belemmering voor de veehouderij
Het toetsingskader om te beoordelen of de veehouderij in haar bedrijfsvoering wordt belemmerd is de Wet geurhinder en veehouderij.
Voor zoogkoeien, ouder dan 2 jaar en voor paarden is in de Regeling geurhinder en veehouderij geen geuremissiefactor vastgesteld. Voor dieren waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld moet binnen de bebouwde kom een vaste afstand van 100 meter worden aangehouden. Volgens de gemeentelijke Geurgebiedsvisie 2013 mag deze vaste afstand in de bebouwde kom gehalveerd worden. In dit geval bedraagt de minimale afstand van het emissiepunt van de dierenverblijven voor zoogkoeien en paarden tot aan de nieuwe woning dus 50 meter. De zoogkoeien, ouder dan 2 jaar, en de paarden verblijven in de stallen B en C. Uit bijlage 3 blijkt dat de stallen B en C op meer dan 50 meter van de nieuwe woonbestemming liggen. De afstand van de rand van het agrarisch bouwblok tot de gevel van de nieuwe woning bedraagt 38 meter. De veehouderij kan echter geen nieuwe stal op de rand van zijn bouwblok realiseren, omdat op kleinere afstand reeds een bestaande woning (Dorpsstraat 54) aanwezig is. De nieuwe woning vormt dus geen belemmering voor de bedrijfsvoering van de veehouderij.
Voor vleeskalveren tot 8 maanden is in de Regeling geurhinder en veehouderij een geuremissiefactor vastgesteld. Bij een eventuele toekomstige vergunningsaanvraag van de veehouderij moet aangetoond worden dat de geurbelasting van de veehouderij op de gevel van de nieuwe woning voldoet aan de in artikel 3 Wgv gestelde normen. Maar aangezien op kleinere afstand reeds een bestaande woning (Dorpsstraat 54) aanwezig is, is deze bestaande woning maatgevend. De nieuwe woning vormt dus geen belemmering voor de bedrijfsvoering van de veehouderij.
Goed woon- en leefklimaat
Tevens moet aangetoond worden dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woning. In de Geurgebiedsvisie 2013 zijn indicatieve geurhindercontouren van 2 en 3 Ou/m3 opgenomen, zoals te zien is op onderstaande afbeelding.
UITSNEDE KAART INDICATIEVE GEURHINDERCONTOUREN GEURGEBIEDSVISIE 2013
Hieruit blijkt dat voorliggend plangebied binnen de indicatieve geurhindercontouren van 3 Ou/m3 ligt. Bij het beoordelen van ruimtelijke initiatieven en plannen wordt in de 'Beleidsregel ruimtelijke ontwikkelingen en geurhinder gemeente Bernheze 2013' een waarde tussen de 0 en 13 Ou/m³ als voldoende geclassificeerd.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de kaartbijlage 'vergelijking beoordeling leefklimaat' van de Geurgebiedsvisie 2013. Het plangebied is aangeduid.
UITSNEDE KAART VERGELIJKING BEOORDELING LEEFKLIMAAT GEURGEBIEDSVISIE 2013
Het plangebied ligt in een gebied dat bij de beoordeling van het leefklimaat op basis van de achter- en voorgrondbelasting als redelijk goed wordt geclassificeerd.
Er kan derhalve geconcludeerd worden dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Het aspect geurhinder vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Verkeerslawaai
Het plan betreft de bouw van een nieuwe woning. Dit is een geluidgevoelig object. Het plangebied ligt niet binnen een onderzoekszone van een weg. De Dorpsstraat en de Schaapsdijk zijn namelijk wegen met een 30 km/uur-regime. Er is geen akoestisch onderzoek nodig in het kader van de Wet geluidhinder.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van industrielawaai. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het aspect luchtkwaliteit heeft betrekking op ruimtelijke ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan de luchtverontreiniging en op ruimtelijke ontwikkelingen die gevoelig zijn voor een slechte luchtkwaliteit.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. In de praktijk blijken vooral fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) een rol te spelen.
Daarnaast is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening van belang aan te tonen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Het plan omvat de bouw van één nieuwe woning en draagt daarmee niet in betekenende mate bij aan de concentratie van stoffen in de lucht.
Aan de hand van de NSL-monitoringstool (www.rijksoverheid.nl) kan worden beoordeeld of ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat op deze locatie voor de verplichte peiljaren aan de grenswaarden voor PM10 en NO2 wordt voldaan. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Onderstaande afbeeldingen geven de resultaten van de monitoringstool voor de stoffen PM10 en NO2 voor het jaar 2020 weer.
NSL-MONITORINGSTOOL (2020)
Uit de monitoringstool volgt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de gevallen opgenomen waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Alle andere vormen van ontwikkeling zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, maar er kan hiervoor wel een nadere motivering vereist zijn.
Het plan valt onder de activiteit D11.2 zoals genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage. De omvang van het plan bevat één woning en blijft dus ruim onder de drempelwaarde van 2.000 woningen voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten. Zonder nader onderzoek kan derhalve worden geconcludeerd dat het plan geen belangrijke nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
De gemeente Bernheze heeft voor haar grondgebied de Nota Archeologiebeleid gemeente Bernheze, met bijbehorende beleidskaart vastgesteld. De volgende afbeelding is een uitsnede uit deze kaart.
UITSNEDE ARCHEOLOGISCHE BELEIDSKAART GEMEENTE HERNHEZE
Uit de kaart volgt dat het grootste deel van het plangebied en het deel waar de bouwwerkzaamheden plaats zullen vinden, ligt in:
De zuidoosthoek van het plangebied ligt in de zone "gebieden van hoge archeologische waarde" en de noordwesthoek van het perceel betreft een "gebied met een lage archeologische verwachting". In deze zones vinden echter geen bouwwerkzaamheden plaats.
De zones zijn in het vigerende bestemmingsplan vertaald naar de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' (hoge archeologische waarde) en 'Waarde - Archeologie 3' (middelhoge archeologische verwachting).
De bodemverstorende werkzaamheden ten behoeve van de bouw van de nieuwe woning vinden plaats in 'Waarde - Archeologie 3' en beslaan een oppervlakte kleiner dan 2.500 m². Op basis hiervan is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant zijn er binnen het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Het plan tast geen waardevolle elementen aan.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing:
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur.
De Natuurbeschermingswet 1998 kent tevens een zogenaamde 'externe werking', wat betekent dat ook projecten buiten Natura 2000-gebieden vergunningplichtig zijn wanneer zij een negatief effect hebben op deze gebieden.
Gezien de aard en de beperkte omvang van het plan, en de afstand (> 13 kilometer) tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek) kan er geen sprake zijn van negatieve effecten van het plan op natuurgebieden.
Soortenbescherming
Het plangebied is deels bebouwd en bestaat overigens uit gras met her en der wat opgaande beplanting. Er worden geen waardevolle bomen gekapt ten behoeve van het plan. Wel wordt een deel van de bedrijfsbebouwing gesloopt. Deze bebouwing is thans in gebruik voor opslag.
Staro natuur en buitengebied heeft een onderzoek uitgevoerd naar de effecten van het plan op eventueel aanwezige beschermde planten en/of dieren. De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in notitie 'Toets flora en fauna, d.d. 17 september 2014, zie bijlage 4.
In het plangebied komen weliswaar beschermde soorten voor, maar uit het onderzoek blijkt dat het plan geen negatieve effecten op deze dieren heeft, mits eventuele kap van bomen buiten het broedseizoen plaatsvindt.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf betreft een beschrijving van zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
Het nationale en provinciale en gemeentelijke waterbeleid is beschreven in:
Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:
Het beleid van de gemeente Bernheze voor wat betreft de waterhuishouding sluit aan op het landelijke en provinciale beleid. Tot dit doel is mede het Gemeentelijk Rioleringsplan alsmede het Gemeentelijk Waterplan opgesteld. In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) zijn doelstellingen en maatregelen in de waterketen opgenomen, waartoe de gemeente wettelijk verplicht is. In een waterplan worden extra, niet wettelijk verplichte maatregelen opgenomen, die nodig zijn om de gewenste inrichting en functioneren van water in de gemeente Bernheze te kunnen bereiken. De gemeente Bernheze heeft hiertoe een integraal waterplan vastgesteld. Centrale doelstelling van dit waterplan is: "Het ontwikkelen van een integrale visie op de omgang met water in de breedste zin van het woord". Het integrale aspect betekent dat het gehele systeem van grond- en oppervlaktewater centraal staat, inclusief aan- en afvoer van water. De keten van drinkwater, riolering en afvalwaterzuivering wordt in de visie betrokken daar waar deze het watersysteem beïnvloedt.
Voor de hierna beschreven onderzoekslocatie zijn de informatie en maatregelen vanuit het waterbeheerplan "Werken met water, voor nu en later", het Gemeentelijk Rioleringsplan alsmede het Gemeentelijk Waterplan gebruikt bij het opstellen van de waterparagraaf.
Bodemopbouw
Het plangebied ligt op een enkeerdgrond bestaande uit leemarm en zwak lemig fijn zand.
Infiltratiecapaciteit
Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek (zie paragraaf 5.1.1) blijkt dat ter plaatse sprake is van een zandbodem. De waterdoorlatendheid is redelijk.
Binnen het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.
Uit de gemeentelijke grondwaterkaart volgt dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) circa 6,6 tot 6,9 meter +NAP bedraagt. De terreinhoogte ter plaatse van de geplande bebouwing ligt op circa 7,5 meter +NAP. Naar het buitengebied toe (noord) ligt het maaiveld wat lager met circa 7,1 meter +NAP (bron: www.ahn.nl).
Op basis van bovenstaande informatie wordt de (conservatieve) aanname gedaan dat de GHG op circa 6,9 meter +NAP zit.
Onderstaande afbeelding en tabel geven een overzicht van het verhard oppervlak (bebouwing en bestrating) in de huidige en nieuwe situatie.
OPPERVLAKTEN BEBOUWING
De exacte oppervlakte van de verharding in de nieuwe situatie is nog niet bekend. Hier is uitgegaan van een ruime oppervlakte van 150 m² aan bestrating per woning.
Omdat er ter plaatse van het plangebied sprake is van een 'knelpunt stedelijke wateropgave', wordt de berekening van de benodigde waterberging alleen gebaseerd op de nieuwe verharding. De te slopen bedrijfsbebouwing à 400 m² wordt niet in mindering gebracht.
In de eerste kolom van de tabel staat het type verharding. In de tweede kolom staat het verhard oppervlak van de bestaande situatie. De derde kolom geeft de afname van verhard oppervlak. De toename van verhard oppervlak staat in de vierde kolom. De laatste kolom geeft het verhard oppervlak van de nieuwe situatie (nieuw = bestaand - afname + toename).
omschrijving | bestaand | afname | toename | nieuw | ||||
bebouwing | 150 | m2 | 0 | m2 | 190 | m2 | 340 | m2 |
bestrating | 150 | m2 | 0 | m2 | 150 | m2 | 300 | m2 |
totaal | 300 | m2 | 0 | m2 | 340 | m2 | 640 | m2 |
De totale toename van de verharding is 640 m² - 300 m² = 340 m2.
Met behulp van de HNO-tool van het waterschap is de benodigde bergingscapaciteit berekend. De resultaten van de berekening (inclusief invoerparameters) zijn weergegeven in bijlage 5.
De benodigde berging bedraagt voor T=10+10%: 16 m3. Tevens moet verantwoord worden hoe met het hemelwater wordt omgegaan bij T=100+10%. De benodigde berging hiervoor is 22 m3.
Bij het ontwerp van de bergingsvoorziening zijn achtereenvolgens de volgende afwegingsstappen gehanteerd:
Voor onderhavig plan is gekozen voor een erfsloot langs de zijdelingse perceelgrens. De bergingscapaciteit van deze sloot is het volume van de sloot tussen het maaiveld (7,5 meter + NAP) en de aangenomen GHG (6,9 meter +NAP). De sloot heeft een breedte van insteek tot insteek van 2 meter en een taludhelling van 1:2. De lengte van de sloot is dan (minimaal) 22 meter. Er is dan een bergingscapaciteit van 22 m³; genoeg om aan de benodigde berging bij T=100+10% te voldoen. In overleg met gemeente en waterschap zijn andere oplossingen mogelijk.
Er is voldoende ruimte om in de benodigde berging te voorzien. In het kader van dit wijzigingsplan is voldoende aangetoond dat het aspect water geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.
Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Dorpsstraat geloosd worden.
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.
De volgende conclusies kunnen worden getrokken
De economische uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan betreft een aantal aspecten. Eerst moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond; is er behoefte voor de voorgenomen ontwikkeling. Vervolgens moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd. Dat wil zeggen, beschikt de gemeente over voldoende financiële middelen om de plannen te kunnen realiseren. De financiële uitvoerbaarheid blijkt uit de gemeentelijke grondexploitatie. Het kostenverhaal, zoals bedoeld in artikel 6.12 lid Wro, is onderdeel van de grondexploitatie.
Ondanks de huidige (slechte) situatie op de woningmarkt, is de verwachting dat er voldoende vraag naar nieuwe woningen is, zoals ook blijkt uit het gemeentelijke woonbeleid, zie paragraaf 4.3.2. Daarbij dienen de eerste tekenen van herstel op de woningmarkt zich aan.
Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend wijzigingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaren een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is dus niet vereist.
Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden binnen het plangebied in bezit. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, voorbereiding en uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
Het plan is economisch uitvoerbaar. De behoefte is aangetoond en de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.
De voorwaarden voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid zijn beschreven in artikel 4.5.b van het vigerende bestemmingsplan "De Kommen van Bernheze". Hieronder wordt voorliggend initiatief aan de voorwaarden uit dit artikel getoetst:
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd door middel van een wijzigingsplan:
ad 1. | Uit de toelichting (hoofdstuk 6) van dit wijzigingsplan volgt dat het wijzigingsplan uitvoerbaar is. |
ad 2. | Uit de toelichting van dit wijzigingsplan volgt dat de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad. |
ad 3. | Uit paragraaf 4.3.2 blijkt dat het aantal te realiseren woningen past in het gemeentelijke huisvestingsbeleid. |
ad 4. | Uit hoofdstuk 5 volgt dat het plan voldoet aan alle milieuaspecten. |
ad 5. | Uit paragraaf 3.2 volgt dat binnen het plan voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden. |
ad 6. | De gemeente heeft een planschadeovereenkomst afgesloten met de initiatiefnemer. |
ad 7. | Welstand heeft ingestemd met het bouwplan. Het plan past in de omgeving en tast de ruimtelijke kwaliteit niet aan. |
ad 8. | Uit paragraaf 5.2.2 volgt dat het plan geen cultuurhistorische waarden aantast. |
ad 9. | De regels van het vigerende bestemmingsplan "De Kommen van Bernheze" zijn inhoudelijk geheel van toepassing op voorliggend wijzigingsplan. |
Conclusie
Samenvattend kan worden gesteld dat aan alle voorwaarden voor de wijziging wordt voldaan.
Voorliggend wijzigingsplan is het resultaat van het toepassen van een
wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro, zoals die is opgenomen in het
bestemmingsplan “De Kommen van Bernheze" (NL.IMRO.1721.BPKommenBernheze-VG01), vastgesteld door de gemeenteraad op 1 juni 2011.
Bij het opstellen van een wijzigingsplan dient het college van burgemeester en
wethouders zich te houden aan de door de raad vastgestelde regels. Het wijzigingsplan vormt daarom geen zelfstandig bestemmingsplan.
De gronden gelegen binnen het plangebied krijgen de bestemming 'Wonen', waarbinnen twee woningen zijn toegestaan. De bestemming 'Bedrijf' vervalt.
Het wijzigingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:
Het ontwerpwijzigingsplan "Dorpsstraat 52, Loosbroek" heeft vanaf 3 december 2014 tot en met 13 januari 2015 ter inzage gelegen.
In deze periode is één zienswijze ingekomen. Deze zienswijze heeft een aanpassing van het wijzigingsplan tot gevolg. Het meest oostelijke bouwvlak is aan de achterzijde verkleind tot een diepte van circa 23 meter in plaats van 30 meter. In de regels zijn geen aanpassingen gedaan.
Overigens is na de terinzagetermijn nog een tweede zienswijze ingekomen. Deze is niet-ontvankelijk verklaard.
Het verslag van de terinzagelegging en de beantwoording van de beide ingekomen zienswijzen is opgenomen als bijlage 6.
Het wijzigingsplan "Dorpsstraat 52, Loosbroek" is op 24 maart 2015 door het college van burgemeester en wethouders gewijzigd vastgesteld.