9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. het behoud, bescherming en/of herstel van de aanwezige landschappelijke en ecologische waarden;
-
b. het behoud, bescherming en/of herstel van de aanwezige droge en natte natuurwaarden;
-
c. het behoud, bescherming en/of herstel van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden;
-
d. behoud van kleine bosgebieden;
-
e. behoud van landschapselementen;
-
f. instandhouding van de typerende geologie/ geomorfologie;
-
g. extensief agrarisch medegebruik;
-
h. bedrijfsfuncties (functietype 'bedrijf') ter plaatse aangeduid zoals opgenomen in de in Bijlage 6 opgenomen Lijst van functieaanduidingen Natuur en overeenkomstig de omschreven aard/ functie van de bebouwing in de 'Tabel functietype 'Bedrijf';
-
i. recreatieve functies (functietype 'recreatie') ter plaatse aangeduid zoals opgenomen in de in Bijlage 6 opgenomen Lijst van functieaanduidingen Natuur en overeenkomstig de omschreven aard/ functie van de bebouwing in de 'Tabel functietype 'Recreatie';
-
j. maatschappelijke functies (functietype 'maatschappelijk') ter plaatse aangeduid zoals opgenomen in de in Bijlage 6 opgenomen Lijst van functieaanduidingen
Natuur en overeenkomstig de omschreven aard/ functie van de bebouwing in de 'Tabel functietype 'Maatschappelijk';
-
k. een burgerwoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' (functietype 'wonen');
-
l. een landgoed ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen -
landgoed' (functietype 'wonen');
-
m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch
vlak' het behoud van de cultuurhistorische waarden van het complex, in de vorm van de moestuin met kas, de hakhoutbosjes, de parkaanleg, de oude meander van de Aa, de zichtrelaties met het park en het beekdal vanuit het kasteel;
-
n. nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf en aan huis gebonden beroep in de bestaande aard en omvang;
-
o. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ecologische verbindingszone';
-
p. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'behoud/ herstel watersysteem';
-
q. behoud van het recreatieontwikkelingsgebied ter plaatse van de aanduiding
'wro-zone - recreatie-ontwikkelingsgebied';
-
r. behoud van een aantrekkelijk en gevarieerd woon- en werkklimaat ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - woonwerkontwikkelingsgebied';
-
s. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
-
t. groenvoorzieningen;
-
u. extensieve dagrecreatie;
-
v. doeleinden van openbaar nut;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, onverharde wegen, kavelpaden en sloten.
9.2 Bouwregels
Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming, met dien verstande dat:
-
a. gebouwen worden uitsluitend opgericht binnen het bouwvlak;
-
b. buiten het bouwvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd erfafscheidingen, toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 2 meter;
-
c. de op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan bestaande bebouwing mag worden gehandhaafd, hersteld, vervangen en uitgebreid met inachtneming van het bepaalde in dit lid, met dien verstande dat wanneer de bestaande bebouwing en bestaande maatvoering afwijken van hetgeen in de hierna volgende regels is aangegeven, de afwijking niet mag worden vergroot. De voorgaaande volzin is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
9.2.1 algemeen
Voor de op te richten bebouwing gelden (mede) de volgende regels:
-
a. per bouwvlak, zonder de aanduiding 'wonen', is ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal bedrijfswoningen toegestaan;
-
b. per bouwvlak met de aanduidingen 'wonen' is maximaal één woning toegestaan;
-
c. vervangende nieuwbouw van de (bedrijfs)woning, al dan niet in combinatie met vervanging van het overige deel van het hoofdgebouw waar de bedrijfswoning onderdeel van uitmaakt, is toegestaan binnen de bestaande fundamenten, tot een maximale inhoudsmaat van 750 m3 danwel overeenkomstig de bestaande (grotere) inhoud. Cultuurhistorisch waardevolle panden, zoals opgenomen in Bijlage 9 mogen niet worden herbouwd.
-
d. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan binnen de bestaande fundamenten van gebouwen of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -
waterwinbedrijf';
-
e. rijbakken zijn niet toegestaan.
9.2.2 bedrijf
Voor de bouwwerken ten dienste van een bedrijf (functietype 'bedrijf') gelden de volgende eisen:
-
b. bedrijfswoningen inclusief aangebouwde bijgebouwen:
goothoogte
|
max. 6 m.
|
bouwhoogte
|
max. 10 m.
|
inhoud
|
max. 750 m³
|
afstand tot de bestemming Verkeer
|
min. 15 m.
|
afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
min. 5 m.
|
afstand bijgebouwen tot voorgevelrooilijn
|
min. 2 m.
|
-
c. vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning:
goothoogte
|
max. 3 m.
|
bouwhoogte
|
max. 6 m.
|
gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen
|
max. 100 m²
|
afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
min. 5 m.
|
afstand tot bedrijfswoning
|
min. 3 m. en max. 20 m.
|
afstand tot voorgevelrooilijn
|
min. 2 m.
|
-
d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
|
bouwhoogte
|
gezamenlijke oppervlakte
|
aantal
|
erfafscheidingen
|
max. 2 m., vóór de voorgevelrooilijn max. 1 m.
|
|
|
erfafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterwinbedrijf'
|
max. 2,5 m.
|
|
|
carport/ overkapping
|
max. 3 m.
|
max. 30 m²
|
max. 2
|
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
max. 6 m.
|
|
|
9.2.3 maatschappelijk
Voor de bouwwerken ten dienste van een maatschappelijke functie (functietype 'maatschappelijk') gelden de volgende eisen:
-
b. bedrijfswoning, inclusief aangebouwde bijgebouwen:
goothoogte
|
max. 6 m.
|
bouwhoogte
|
max. 10 m.
|
inhoud
|
max. 750 m³
|
afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
min. 5 m.
|
afstand tot voorgevelrooilijn
|
min. 2 m
|
-
c. vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning:
goothoogte
|
max. 3 m.
|
bouwhoogte
|
max. 6 m.
|
afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
min. 5 m.
|
gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen
|
max. 100 m²
|
afstand tot bedrijfswoning
|
min. 3 m. en max. 20 m.
|
afstand tot voorgevelrooilijn
|
min. 2 m.
|
-
d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
|
bouwhoogte
|
gezamenlijke oppervlakte
|
aantal
|
erfafscheidingen
|
max. 2 m.; vóór de voorgevelrooilijn max. 1 m.
|
|
|
carport/overkapping
|
max. 3 m.
|
max. 30 m²
|
max. 2
|
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
max. 6 m.
|
|
|
9.2.4 recreatie
Voor de bouwwerken ten dienste van een recreatieve functie (functietype 'recreatie') gelden de volgende eisen:
-
b. bedrijfswoningen inclusief aangebouwde bijgebouwen:
goothoogte
|
max. 6 m.
|
bouwhoogte
|
max. 10 m.
|
inhoud
|
max. 750 m³
|
afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
min. 5 m.
|
afstand bijgebouwen tot voorgevelrooilijn
|
min. 2 m.
|
-
c. vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning:
goothoogte
|
max. 3 m.
|
bouwhoogte
|
max. 6 m.
|
afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
min. 5 m.
|
gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen
|
max. 100 m²
|
afstand tot bedrijfswoning
|
min. 3 m. en max. 20 m.
|
afstand tot de voorgevelrooilijn
|
min. 2 m.
|
goothoogte
|
max. 3,5 m.
|
bouwhoogte
|
max. 5,5 m.
|
inhoud
|
max. 200 m³
|
afstand tot gebouwen
|
min. 3 m.
|
aantal woningen per locatie
|
maximaal het bestaande aantal woningen zoals bestaand tijdens de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
|
-
e. vrijstaand bijgebouw bij de recreatiewoning:
aantal
|
max. 1 per recreatiewoning
|
bouwhoogte
|
max. 3 m.
|
oppervlakte
|
max. 10 m²
|
-
f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
|
bouwhoogte
|
erfafscheidingen
|
max. 2 m., vóór de voorgevelrooilijn max. 1 m.
|
vlaggenmasten
|
max. 6 m.
|
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
max. 3 m.
|
9.2.5 wonen
Voor de bouwwerken ten dienste van de woonfunctie (functietype 'wonen') gelden de volgende eisen:
-
a. woningen, inclusief aangebouwde bijgebouwen:
goothoogte
|
max. 6 m.
|
bouwhoogte
|
max. 10 m.
|
inhoud
|
maximaal 750 m³
|
afstand tot bestemming Verkeer
|
min. 15 m.
|
afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
min. 5 m.
|
afstand bijgebouwen tot voorgevelrooilijn
|
min. 2 m.
|
-
b. vrijstaande bijgebouwen bij de woning:
goothoogte
|
max. 3 m.
|
bouwhoogte
|
max. 6 m.
|
afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
min. 5 m.
|
gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen
|
max. 100 m²
|
afstand tot woning
|
min. 3 m. en max. 20 m.
|
afstand tot voorgevelrooilijn
|
min. 2 m.
|
-
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
|
bouwhoogte
|
gezamenlijke oppervlakte
|
aantal
|
erfafscheidingen
|
max. 2 m., vóór de voorgevelrooilijn max. 1 m.
|
|
|
carport/overkapping
|
max. 3 m.
|
max. 30 m²
|
max. 2
|
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
max. 3 m.
|
|
|
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.6.1 Algemeen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
a. het bepaalde in
9.5.2 onder d en toestaan dat bijgebouwen tot een maximum oppervlak van 100 m2 gebruikt worden ten behoeve van mantelzorg onder de voorwaarden dat:
-
1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
-
2. de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeenteweg erkende instelling;
-
3. belangen van derden (natuur, veiligheid en milieu) niet worden geschaad;
-
4. parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden;
-
5. er geen zelfstandige woonruimte ontstaat
-
6. er een privaatrechtelijke overeenkomst (met boetebedingen) is afgesloten om controle en beëindiging van het tijdelijke gebruik als woonruimte veilig te stellen;
De omgevingsvergunning wordt ingetrokken en het tijdelijke gebruik als woonruimte wordt beëindigd als, en zodra de noodzaak inzake mantelzorg komt te vervallen.
-
b. het bepaalde in
9.5.2 onder e en toestaan dat de recreatiewoning wordt gebruikt voor permanente bewoning, mits de permanente bewoning reeds bestond op 31 oktober 2002, onder de voorwaarde dat de permanente bewoning dient te eindigen bij vertrek van de ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezige bewoner.
9.6.2 Aanvullend afwegingskader
Een in
9.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan bovendien slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
-
b. de milieusituatie; er dient sprake te zijn van een goede milieuhygienische uitvoerbaarheid;
-
c. de verkeersveiligheid;
-
d. het woon- en leefmilieu van de omgeving; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
-
e. de waterhuishoudkundige situatie.
9.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.7.1 Verbod
Het is verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ecologische verbindingszone' : het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2;
-
b. ter plaatse van de aanduiding 'behoud/ herstel watersysteem':
-
1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2;
-
2. het ophogen van gronden.
-
c. het afgraven;
-
d. het ophogen;
-
e. het vergraven;
-
f. het diepploegen en -woelen;
-
g. het egaliseren;
-
h. het indrijven van voorwerpen in de grond;
-
i. het aanleggen van drainage;
-
j. het aanleggen van onderbemaling;
-
k. het aanleggen, verbreden of verbeteren van sloten en greppels;
-
l. het dempen van sloten of greppels;
-
m. het dempen van kleine geisoleerde wateren;
-
n. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen;
-
o. het rooien van houtgewas;
-
p. het aanplanten van houtgewas (anders dan ten behoeve van een boomkwekerij);
-
q. het omzetten van grasland in bouwland;
-
r. het omzetten van grasland in boomkwekerij of sierteeltgrond;
-
s. het aanbrengen van verhardingen groter dan 200 m2;
-
t. het aanbrengen van verhardingen op wegen en (fiets)paden;
-
u. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
-
v. het gebruik van afdekmaterialen en lage tunnels;
9.7.2 Uitzonderingen op verbod
Het in
9.7.1
vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
-
a. uitgevoerd worden binnen een op de verbeelding opgenomen bouwvlak;
-
b. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
-
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
9.7.3 Onderzoek
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in
9.7.1 onder b wordt het betrokken waterschapsbestuur gehoord.
9.7.4 Afwegingskader
Uitvoering van de in
9.7.1
genoemde werken of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden.
9.7.5 Waarden
Onder de in
9.7.4
genoemde waarden worden verstaan:
-
a. ten aanzien van de in
9.7.1 onder a genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de ecologische verbindingszone voor uitwisseling van flora en fauna tussen natuurgebieden;
-
b. ten aanzien van de in
9.7.1 onder b genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de gronden voor behoud, beheer en herstel van watersystemen;
-
c. ten aanzien van de in
9.7.1
onder c, d, e, f, g, h, i, j, k, l,n, s, t en u genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de typerende geologie/ geomorfologie zoals tot uitdrukking komend in de aardkundige vorm van het object of gebied (oude stroomgeulen, steilranden etc.), bodemopbouw en instandhouding van de grondwaterstand in klei-of veengebieden;
-
d. ten aanzien van de in
9.7.1
onder c, d, h, s, t en u genoemde werken of werkzaamheden: de natuurwaarden van levensgemeenschappen van natte bossen, bepaald door:
-
1. continuiteit van boomvormende vegetatie,
-
2. gemiddeld hoge grondwaterstand,
-
3. microreliëf,
-
4. specifieke bodemopbouw,
-
5. gevarieerde bodemopbouw;
-
e. ten aanzien van de in
9.7.1
onder c, d, f, g, s, t en u genoemde werken of werkzaamheden: de natuurwaarden van levensgemeenschappen van droge heide, bepaald door:
-
1. gemiddeld lage grondwaterstand,
-
2. voedselarm,
-
3. microreliëf,
-
4. specifieke bodemopbouw;
-
f. ten aanzien van de in
9.7.1
onder o genoemde werken of werkzaamheden: de natuurwaarden van levensgemeenschappen van struwelen en houtwallen, bepaald door:
-
1. aanwezigheid van een gevarieerde boom-, struik en kruidlaag,
-
2. microreliëf,
-
3. (gedeeltelijk) aaneengesloten linten;
-
g. ten aanzien van de in
9.7.1
onder c, g, o, s, t en u genoemde werken of werkzaamheden: de natuurwaarden van levensgemeenschappen van droge bossen, bepaald door:
-
1. continuiteit van het bos,
-
2. gemiddeld lage grondwaterstand,
-
3. microreliëf;
-
h. ten aanzien van de in
9.7.1
onder c, d, e, f, g, i, j, l, n, o, p,r, s, t, u en v genoemde werken of werkzaamheden: de natuurwaarden van levensgemeenschappen van amfibieën, bepaald door:
-
1. aanwezigheid van poelen met goede kwaliteit,
-
2. vochtige omgeving,
-
3. bos/ zandrug in de directe omgeving,
-
4. verbindingen met sloten en houtwallen;
-
i. ten aanzien van de in
9.7.1
onder o, r, s, t en v genoemde werken of werkzaamheden: de natuurwaarden van dassenleefgebied, bepaald door:
-
1. gelijkblijvende grondwaterstand,
-
2. afwisselend landschap met droog bos, lijnvormige elementen, natte graslanden, ontbreken van barrières;
-
j. ten aanzien van de in
9.7.1
onder k, l en o genoemde werken of werkzaamheden: het besloten coulissenlandschap, bepaald door landschappelijke elementen afgewisseld met landbouwgronden in kleine eenheden;
-
k. ten aanzien van de in
9.7.1
onder c, g, k, l, m, o, p, q, r, s, t, u en v genoemde werken of werkzaamheden: cultuurhistorisch waardevol landgoed, bepaald door de ruimtelijke structuur met:
-
1. afwisseling tussen bos en landbouwgrond,
-
2. bomenlanen,
-
3. houtwallen, zandwegen- en paden;