direct naar inhoud van Regels
Plan: De Betteld Cadzand
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.bpdebetteldcdz-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'De Betteld Cadzand' van de gemeente Sluis.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde objecten als vervat in het GML – bestand NL.IMRO.1714.bpdebetteldcdz-VG01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/ of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 archeologisch deskundige

de beleidsmedewerker archeologie van de gemeente, de gemeentelijk adviseur archeologie of een door het College van Burgemeester en Wethouders aangewezen deskundige op het gebied van archeologie.

1.7 bebouwing

een of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bedrijf

een bedrijf dat het bedrijfsmatig verstrekken van verblijfsrecreatie tot doel heeft.

1.9 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.10 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 bewoonbaar vloeroppervlak

de oppervlakte van de ruimten in de recreatiewoning, gemeten binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte uitspringende onderdelen van het gebouw zoals schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, doch zonder aftrek van plinten en vast meubilair zoals aanrechten en verwarmingslichamen. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 meter hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

1.15 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 bouwwerken voor recreatief nachtverblijf

een constructie van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 centrale bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanige exploitatie dat daarbij gedurende het jaar, in verschillende perioden, aan verschillende personen die hun hoofdverblijf elders hebben, recreatieve verblijfsmogelijkheden worden geboden tegen een marktconforme prijs.

1.24 centrale voorzieningen

gebouwen ten dienste van verblijfsrecreatieve bedrijfsuitoefening, zijnde sanitaire voorzieningen, kantines, kantoren, recepties, zalen, parkwinkel, beheerloodsen, bowling, wellness, huisvesting ten behoeve van personeel en een bedrijfswoning.

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.27 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.28 extensieve dagrecreatie

niet - gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen, natuurobservatie, sporten en toestellen voor buitenfitness.

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.31 hoofdverblijf

een gebouw of een deel van een gebouw dat fungeert als de vaste woonplaats van de betrokkene, hetgeen kan blijken uit de gemeentelijke basisadministratie of andere bewijsmiddelen.

1.32 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en / of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.33 kampeermiddelen

tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.34 kwetsbare objecten
  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen en woonwagens die als beperkt kwetsbaar object zijn aangemerkt.
  • b. bebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen.
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in elk geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object of;
    • 2. complexen, waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt, en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd.
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen van het jaar.

1.35 landschaps- en natuurdeskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake landschapswaarden, cultuurhistorische waarden en / of natuurwaarden.

1.36 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie - instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

1.37 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.38 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.39 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.40 natuur- en landschapsdeskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake landschapswaarden, cultuurhistorische waarden en / of natuurwaarden.

1.41 parkwinkel

kleinschalige zelfbedieningswinkel waar levensmiddelen van uiteenlopende aard en huishoudelijke artikelen verkocht worden voor bezoekers van het park.

1.42 permanente bewoning

het recreatief verblijf gebruiken als hoofdverblijf waarbij het gebruik van een gebouw door eenzelfde persoon of eenzelfde huishouden op een wijze die ingevolge het bepaalde in de artikelen 24 tot en met 31 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving in de basisadministratie van de gemeente Sluis.

1.43 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.44 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, met een vloeroppervlakte groter dan 70 m², geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar verblijfsrecreatief te worden gebruikt.

1.45 staat van Horeca activiteiten

de staat van Horeca activiteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt. Onder categorie 1 (lichte horeca) vallen horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn

geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts

beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Onder subcategorie 1b worden overige lichte horeca zoals; bistro, restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice) en hotel verstaan. Zie bijlage 4.

1.46 standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.47 verblijfsrecreatie

het kortdurend verblijf van één of meerdere personen met overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarbij in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning.

1.48 wonen

het gehuisvest zijn in een woning.

1.49 woning

een hoofdgebouw met daarbij behorende bijgebouwen, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot / de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:

  • 1. indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
  • 2. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 brutovloeroppervlakte:

de oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen. Meten vindt plaats op basis van NEN 2580.

2.8 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. verhardingen, wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de bestemming worden gebouwd:
  • b. schuilgelegenheden en melkstallen met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 m² per bedrijf met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  • c. erfafscheidingen en ondergeschikte nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de opslag van goederen, anders dan agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf, is niet toegestaan;
  • b. de opslag van dierlijke mest is niet toegestaan;
  • c. het plaatsen van plastic boogkassen is niet toegestaan
  • d. voorzieningen voor opslag, niet zijnde bouwwerken, zoals mestbassins en bassins voor de opslag van andere stoffen zoals water is niet toegestaan;
  • e. de opslag van goederen is niet toegestaan;
  • f. het gebruiken van gronden als opslagplaats voor bagger en grondspecie is niet toegestaan;
  • g. containervelden en bassins ten behoeve van aquacultuur is niet toegestaan.
  • h. het plaatsen van tijdelijke kweektunnels (lager dan 1,2 m) is niet toegestaan;

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. adequate beplanting ten behoeve van landschappelijke inpassing, zoals aangegeven in het beeldkwaliteitsplan (Bijlage 2);
  • b. groen en water;
  • c. waterberging en waterafvoermogelijkheden;
  • d. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen;
  • c. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting
4.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod uit lid 4.3.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, mits in overeenstemming met het voorgaande bestemmingsplan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
4.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.3.1 zijn slechts toelaatbaar:

  • a. een inrichtingsplan en/of beeldkwaliteitsparagraaf is overlegd;
  • b. naar het oordeel van burgemeester en wethouders het inrichtingsplan en de beeldkwaliteitsparagraaf zoals genoemd onder a past binnen de beoogde kwaliteitsdoelstellingen zoals deze zijn vastgelegd in de rapportage Ruimtelijke kwaliteit recreatieterreinen die als Bijlage 1 bij deze regels is opgenomen.
4.4 Voorwaardelijke verplichting
  • a. De voor 'Groen' aangewezen gronden dienen ingericht te worden conform het beeldkwaliteitsplan en inrichtingsplan (zie Bijlage 2 en 3).
  • b. De voor 'Groen' aangewezen gronden dienen duurzaam in stand te worden gehouden;

 

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van aanwezige en potentiële natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden
  • b. extensief agrarisch gebruik in de vorm van beweiding en voederwinning;
  • c. fiets- en wandelpaden;
  • d. extensieve dagrecreatie;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals water, waterberging, kleinschalige nutvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Toelaatbare bebouwing

op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde ten behoeve van de bestemming 'natuur', gerealiseerd met natuurlijke materialen.

5.2.2 Maatvoering

het aantal, de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van extensieve dagrecreatie voorzieningen, bedragen ten hoogste de navolgende aantallen en maten:

Bouwwerken   aantal   Bouwhoogte van een bouwwerk  
erfafscheidingen     1,25 m  
hoge speelvoorzieningen   2   8 m  
lage speelvoorzieningen   8   3 m  
overige bouwwerken, geen gebouw, zijnde     3 m  
5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik is toegestaan van zonsopgang tot zonsondergang;
  • b. het plaatsen van kampeermiddelen is niet toegestaan.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen;
  • c. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.
5.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod uit lid 5.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, mits in overeenstemming met het voorgaande bestemmingsplan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. benodigd zijn voor de uitvoering van het Iinrichtingsplan recreatienatuur Camping De Betteld Cadzand (zie Bijlage 3).
5.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar:

  • a. een inrichtingsplan en/of beeldkwaliteitsparagraaf is overlegd;
  • b. naar het oordeel van burgemeester en wethouders het inrichtingsplan en/of de beeldkwaliteitsparagraaf zoals genoemd onder a past binnen de beoogde inrichtingsdoelstellingen zoals deze zijn vastgelegd in het Inrichtingsplan recreatienatuur Camping De Betteld Cadzand (zie Bijlage 3).
5.5 Voorwaardelijke verplichting
  • a. De voor 'Natuur' aangewezen gronden dienen ingericht te worden conform het beeldkwaliteitsplan en inrichtingsplan (zie Bijlage 2 en 3).
  • b. De voor 'Natuur' aangewezen gronden dienen duurzaam in stand te worden gehouden;
5.6 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van een landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige of aan de voorwaarde als bedoeld in lid 5.4.3 wordt voldaan.

Artikel 6 Recreatie - Verblijfsrecreatie De Betteld

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie De Betteld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens verblijfsrecreatie in recreatiewoningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': tevens verblijfsrecreatie in kampeermiddelen en in bouwwerken voor recreatief nachtverblijf;
  • d. ondergeschikte horecafunctie uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • e. een parkwinkel;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning en centrale voorziening' een bedrijfswoning en centrale voorziening;
  • g. spel-, sport- en speelvoorzieningen;
  • h. centrale voorzieningen voor dienstverlening, beheer, sanitair, voorzieningen voor gezamenlijk gebruik en onderhoud ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water, sanitair, waterberging en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Toelaatbare bebouwing

op deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. binnen het bouwvlak:
    • 1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van centrale voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning en centrale voorziening';
    • 2. bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouw, veranda en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning en centrale voorziening';
    • 3. recreatiewoningen met bijbehorende aan- en uitbouw en bijgebouwen;
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen, zijnde;
  • b. binnen het bouwvlak op een standplaats:
    • 1. bouwwerken voor recreatief nachtverblijf, met bijbehorende aan- en uitbouw, veranda en bijgebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen, zijnde;
  • c. op de gronden buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen, zijnde worden gebouwd.
6.2.2 Maatvoering
  • a. het aantal, goot- en bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf, oppervlakte, inhoud en onderlinge afstand bedragen de navolgende maten:

gebouwen en bouwwerken   Maximaal aantal   Maximale goothoogte van een bouwwerk   Maximale bouwhoogte van een bouwwerk   Maximale oppervlakte van een bouwwerk   Maximale inhoud van een bouwwerk   Minimale afstand tussen gebouwen en bouwwerken onderling  
standplaatsen voor kampeermiddelen   40   Geen bebouwing toestaan  
bouwwerken voor recreatief nachtverblijf inclusief aan- en uitbouw, veranda   40   3 m   5 m   70 m²     3 m  
Recreatie-
woningen  
20   3 m   7 m   110 m²     3 m  
Vrijstaand bijgebouw bij bouwwerken voor recreatief nachtverblijf   1     3 m   10 m²     3 m  
inpandig bijgebouw bij recreatie-
woningen  
1       10 m²      
gebouwen en overkappingen ten behoeve van centrale voorzieningen     6 m   10 m   15 % van het bouwvlak     0 of 3 m  
bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouw, veranda en bijgebouwen   1   5 m   9 m   200 m²   1000 m3    3 m  
werkschuur   1       250 m²      
erfafscheidingen       1,25 m        
nutsvoorzieningen       3 m        
straatverlichting met neerwaartse uitstraling       5 m        
Speel-
voorzieningen  
    8 m        
vlaggenmasten       10 m        
overige bouwwerken, geen gebouw, zijnde       3 m        
  • b. recreatiewoningen en bouwwerken voor moeten 7 meter uit de as van de weg gebouwd worden waaraan zij gelegen zijn.
  • c. de vloeroppervlakte van een vrijstaande recreatiewoning bedraagt ten minste 70 m²'.
6.2.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 voor het toestaan van hogere straatverlichting, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. geen lichtuitstraling naar de bovenkant;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 meter;
  • c. aangetoond is dat hogere lichtmasten noodzakelijk zijn en is aangegeven in welke periode;
  • d. de effecten op de omgeving beoordeeld zijn.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden de volgende regels:

  • a. het permanent bewonen of laten bewonen van kampeermiddelen, bouwwerken voor recreatief en/of recreatiewoning met bijbehorende aan- en uitbouw en bijgebouwen is niet toegestaan;
  • b. het aanbieden van verblijfsrecreatieaccommodatie anders dan door middel van een centrale bedrijfsmatige exploitatie is niet toegestaan;
  • c. recreatief nachtverblijf mag gedurende het hele jaar;
  • d. recreatief nachtverblijf in een bijgebouw is niet toegestaan;
  • e. het aantal recreatiewoningen bedraagt ten hoogste 20;
  • f. het aantal bouwwerken voor recreatief nachtverblijf en voor kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 80;
  • g. een kampeermiddel is uitsluitend toegestaan op een standplaats;
  • h. een parkwinkel is toegestaan met een oppervlakte van 100 m²;
  • i. de afstand tussen horeca en de functie wonen buiten het plan bedraagt ten minste 50 m;
  • j. het is niet toegestaan onbebouwde gronden te gebruiken voor:
    • 1. de opslag van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen met een hoogte en een oppervlakte van respectievelijk meer dan 1,5 meter en 50 m²;
    • 2. als uitstallings- opslag- en standplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen en boten;
    • 3. als opslagplaats voor bagger en grondspecie.

6.4 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

(Vrijstaande) bijgebouwen, bouwwerken, bouwwerken voor recreatief nachtverblijf bij kampeermiddelen zijn niet toegestaan.

6.5 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Het realiseren van gebouwen ter plaatse van het bestemmingsvlak is slechts toegestaan indien deze gebouwen landschappelijk worden ingepast, met dien verstande dat:

  • a. de landschappelijke inpassing dient te zijn gerealiseerd voor het plaatsen en in gebruik nemen van kampeermiddelen, de start van de bouw van de bouwwerken voor recreatief nachtverblijf en recreatiewoningen;
  • b. de landschappelijke inpassing duurzaam in stand wordt gehouden;
  • c. de landschappelijke inpassing plaats vindt conform het beeldkwaliteitsplan en inrichtingsplan (zie Bijlage 2 en 3).
6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de oppervlakte van recreatiewoningen zoals bepaald in 6.2.2 te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de recreatiewoningen ten hoogste 25% van het bouwperceel met een maximum van 130 m² bewoonbaar vloeroppervlak mag bedragen;
  • b. de wijziging geen onevenredige afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van de in de nabijheid gelegen bestemmingen en functies.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met doorgaande rijstroken, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens voor een parkeerterrein;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, ondergrondse faunapassages en de daarbij behorende voorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, verkeersgeleiding, informatievoorziening, reclame-uitingen en water.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 5 m;
  • c. de oppervlakte van een nutsvoorziening mag ten hoogste 15 m2 bedragen en de bouwhoogte van een nutsvoorziening mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 10 m.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Bestemming

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. niet-gemotoriseerd verkeer te water;
  • b. wateraanvoer en -afvoer en de waterberging;
  • c. ontwikkeling van natuurwaarden en aanleg van (natuurvriendelijke) oevers;
  • d. de ontsluiting van aangrenzende percelen;
  • e. extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen;
  • f. bruggen en dammen.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter.
8.3 Voorwaardelijke verplichting
  • a. De voor 'Water' aangewezen gronden dienen ingericht te worden conform het beeldkwaliteitsplan en inrichtingsplan (zie Bijlage 2 en 3).
  • b. De voor 'Water' aangewezen gronden dienen duurzaam in stand te worden gehouden;

 

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Bestemming

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor het behoud en/of herstel van cultuurhistorische waarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'water': tevens voor waterberging;
  • d. tuinen, erven, paden, verhardingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;
9.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 9.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen

Met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend aaneengesloten hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld' mogen uitsluitend geschakelde hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lint', mogen uitsluitend vrijstaande en twee-aaneengebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – diverse typen' mogen uitsluitend aaneengesloten, twee-aaneen gebouwde en geschakelde hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van aanduiding 'twee-aaneen' mogen uitsluitend twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • h. hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de naar de weg gekeerde zijde van het bouwvlak. Indien voor een bouwperceel twee zijden van het bouwvlak grenzen aan de weg, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;
  • i. de breedte van een hoofdgebouw – een aangebouwd bijgebouw, aan- en uitbouw als genoemd in lid 9.1.2 sub b niet meegerekend – zal minimaal bedragen binnen de bouwvlakken met de (specifieke bouw)aanduiding/toegestane type woning: 
      • 'aaneengebouwd'           4,80 meter;
      • 'geschakeld'                   6 meter;
      • 'lint'                                4,80 meter;
      • 'twee-aaneen'                 6 meter;
      • 'vrijstaand'                      7 meter;
  • j. de afstand tussen de hoofdgebouwen – een aangebouwd bijgebouw, aan- en uitbouw als genoemd in lid 9.1.2 sub b niet meegerekend – en de zijdelingse perceelsgrens zal minimaal bedragen binnen de bouwvlakken met de (specifieke bouw)aanduiding/toegestane type woning:
      • 'aaneengebouwd'              niet van toepassing;
      • 'geschakeld'                     3 meter (aan één zijde);
      • 'lint'                                0,5 meter (aan één zijde);
      • 'twee-aaneen'                   3 meter (aan één zijde);
      • 'vrijstaand'                       3 meter;

j¹. in afwijking van het bepaalde onder h gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' de volgende bepalingen:

      • hoofdgebouwen worden ter plaatse van de gronden met deze aanduiding gebouwd;
      • hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de naar de weg gekeerde zijde van het bouwvlak of op een afstand van 3 meter uit deze grens van het bouwvlak;
  • k. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 6 meter, tenzij op de verbeelding een andere goothoogte is aangegeven;
  • l. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 meter meer dan de maximaal toegestane goothoogte, uitgezonderd daar waar de bouwhoogte op de verbeelding is aangegeven;
  • m. per bouwperceel is maximaal één woning toegestaan;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het maximum aantal woningen bepaald.
9.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen

Bij hoofdgebouwen mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'erf' worden gebouwd;
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 3,30 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 7 meter;
  • d. de afstand tussen het hoofdgebouw en vrijstaande bijgebouwen bedraagt minimaal 1 meter;
  • e. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder dan 1 meter bedragen, tenzij gebouwen in de perceelsgrens worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen de gronden tot maximaal 40% worden bebouwd met bijgebouwen, aan- en uitbouwen, overkappingen meegerekend met een maximum van 60 m²;
  • g. in afwijking van het bepaalde in lid 9.2.2, sub f bedraagt de maximaal toelaatbare oppervlakte aan bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen 90 m² voor aaneengesloten percelen met een omvang van meer dan 1.000 m² behorende bij de woning;
  • h. in afwijking van het bepaalde in lid 9.2.2, sub f en g bedraagt de maximaal toelaatbare oppervlakte aan bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen 120 m² voor aaneengesloten percelen met een omvang van meer dan 2.500 m² behorende bij de woning;
  • i. indien de toelaatbare bebouwing ingevolge het gestelde onder lid 9.2.2, sub f minder bedraagt dan 20 m² is een bebouwingspercentage van 50% tot een maximum van 20 m² toegestaan.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
      • antennes:                                                    5 meter;
      • speeltoestellen:                                             3 meter;
      • openbare nutsvoorzieningen:                            3 meter;
      • vlaggenmasten:                                            10 meter;
      • overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:     2 meter.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder lid 9.2.3, sub a bedraagt de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór (het verlengde van) de voorgevellijn maximaal 1 meter.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 9.2.1, sub j en sub k voor een kleinere maatvoering;
  • b. lid 9.2.1, voor het onderling uitwisselen van de (specifieke) bouwaanduidingen 'vrijstaand', twee-aaneen', 'aaneengebouwd', 'geschakeld', 'lint' binnen de bestemming 'Wonen';
  • c. lid 9.2.3, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.
9.3.2 Voorwaarden

De in lid 9.3.1 genoemde afwijkingen bij omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. en voor lid 9.3.1 onder b tevens:
      • het aantal woningen per bouwvlak niet toeneemt;
      • er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van de huisvesting van personen;
  • b. garages en bergplaatsen voor handel en distributie van goederen;
  • c. uitoefening bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende bijgebouwen.
9.4.2 Toegestaan gebruik

Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c Wabo wordt niet gerekend:

  • a. beroep aan huis, met dien verstande dat:
    • 1. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen ten hoogste 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m² bedraagt;
    • 2. het beroep uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
    • 3. geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
    • 4. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;
    • 5. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert tevens bewoner van de woning is;
    • 6. er geen sprake mag zijn van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 7. er geen verstoring plaatsvindt in de evenwichtige opbouw in de voorzieningenstructuur.
  • b. het gebruiken van een deel van de woning, een aan- of uitbouw van de woning ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg.
9.5 Afwijking van de gebruiksregels
9.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.4.1, sub c voor de uitoefening bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende aan- en uitbouwen met een oppervlakte van ten hoogste 25% met een maximum van 50 m², met dien verstande dat:

  • a. het bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
  • c. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;
  • d. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert tevens bewoner van de woning is;
  • e. er geen sprake mag zijn van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er geen verstoring plaatsvindt in de evenwichtige opbouw in de voorzieningenstructuur;
  • g. geen vergunning tot afwijking wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van bijlage I van het Bor of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
  • h. geen detailhandel is toegestaan tenzij als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsmatige activiteit.
9.5.2 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1.1 voor het inrichten en/of gebruiken van een woning en/of aan- en uitbouw als bed & breakfast, met dien verstande dat:

  • a. de vergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • b. de aanvrager bewoner is van het perceel;
  • c. het hoofdgebouw op het perceel permanent wordt bewoond;
  • d. de bed & breakfast uitsluitend voor niet-permanente bewoning wordt gebruikt;
  • e. de vergunning tot afwijking niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  • f. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende hoofdgebouw (veiligheid, milieuhinder);
  • g. op het eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt geboden en indien op eigen terrein geen ruimte is voor parkeergelegenheid, dan dient in de nabijheid van de eigen woning ruim voldoende openbare parkeergelegenheid te zijn, zodanig dat de activiteiten geen parkeeroverlast kunnen veroorzaken.
9.5.3 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.4.2, sub b voor het inrichten en/of gebruiken van een bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. de vergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • b. er sprake is van mantelzorg waarbij een zorgindicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of een doktersverklaring als toetsinstrument wordt toegepast;
  • c. per bouwperceel maximaal 1 woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg is toegestaan;
  • d. maximaal 75 m² van de bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  • e. de vergunning tot afwijking niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  • f. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende bijgebouw (veiligheid, milieuhinder).
9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.6.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden´ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem en het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;
  • b. het aanleggen of verharden van paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
9.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
9.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschappelijke en / of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

9.6.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige of aan de voorwaarde als bedoeld in lid 9.6.3 wordt voldaan.

Artikel 10 Waarde - Archeologie - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie -1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologisch waardevolle terreinen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, alsmede het ophogen van gronden;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • f. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • g. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • h. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • j. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren dieper dan 40 cm onder het bestaande maaiveld.
10.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 10.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. werken en / of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
  • b. werken en / of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden of ontgrondingsvergunning;
  • c. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m²;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
10.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 10.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 11 Waarde - Archeologie - 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie – 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie – 2' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren dieper dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • f. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • i. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren dieper dan 40 cm onder het bestaande maaiveld.
11.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 11.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. werken en / of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
  • b. werken en / of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden of ontgrondingsvergunning;
  • c. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m²;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
11.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 11.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen, waarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is vereist, buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Overschrijding bouwgrenzen
  • a. De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van het bestemmingsplan worden overschreden door:
  • b. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
  • c. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
  • d. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.
13.2 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande afstands-, hoogte, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als tenminste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw binnen hetzelfde bouwvlak plaatsvindt en er geen belemmeringen zijn met betrekking tot milieu en natuur;
  • d. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken zoals opgenomen in 13.1 niet van toepassing.
13.3 Afstanden van woningen tot wegen

Ingeval van herbouw van een (bedrijfs-, dienst-)woning elders op een bestemmingsvlak of bouwvlak mag de afstand van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) tot de as van de weg - ter beperking van geluidhinder - niet worden verkleind.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

De algemene gebruiksregels luiden als volgt:

  • a. het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.
  • b. het bevoegd gezag wijkt af van het bepaalde onder a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

15.1 Langzaamverkeersroute

Ter plaatse van dan wel binnen 15 meter aan weerszijden van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeersroute' zijn de gronden mede bestemd voor een algemeen toegankelijke langzaamverkeersroute, in de vorm van een (al dan niet verhard) fiets- en voetpad.

15.1.1 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het openbaar gebruik is toegestaan van zonsopgang tot zonsondergang.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

16.1 Geringe afwijkingen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  • c. de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

17.1 Wijziging bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van een aanpassing van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De aanpassingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • b. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • c. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • d. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • e. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

18.3 Overgangsrecht maximaal 1 camping

Voor het in het plangebied opgenomen gronden geldt dat er slechts één camping gelijktijdig in gebruik mag zijn. Het gebruik van de huidige camping De Betteld wordt gestaakt zodra de nieuwe camping in gebruik wordt genomen.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam Regels van het Bestemmingsplan 'De Betteld Cadzand'.