direct naar inhoud van 2.2 Kenschets plangebied
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.001bpbui10-VG01

2.2 Kenschets plangebied

In deze paragraaf worden de belangrijkste in het plangebied voorkomende functies en ontwikkelingen beschreven, voor zover relevant voor de beleidsafweging in hoofdstuk 4 en 5.

Met het oog op leesbaarheid en doelmatigheid beperkt deze analyse zich tot de meest relevante hoofdlijnen in relatie tot de betekenis voor het bestemmingsplan. Voor nadere gegevens over de beschreven functies wordt met name verwezen naar het Gebiedsplan West Zeeuws - Vlaanderen.

2.2.1 Water

Water is belangrijk voor diverse functies, zoals landbouw, natuur, recreatie en landschap. Een goed integraal beheer van het watersysteem is dan ook van groot belang voor een goed functionerend buitengebied. De belangrijkste aspecten van het waterbeheer zijn:

  • het terugdringen van verdroging;
  • het beschermen van het land en de inwoners ervan voor overstromingen bij extreme regenval;
  • het zorgen voor voldoende water van een goede kwaliteit voor landbouw en natuur.

Watersysteem

Het water in Sluis wordt aangevoerd door de neerslag en afgevoerd via gemalen en sluizen. Er zijn vier uitwateringsgebieden: Cadzand, Nieuwe Sluis, Nummer Een en Nol Zeven. De uitwateringsgebieden hebben elk een sluis of gemaal om het overtollige water te lozen op de Westerschelde. Op diverse plaatsen is de natuurlijke afwatering ingrijpend gewijzigd. Het meest opvallend is de Verdronken Zwarte Polder waar een uitwateringspunt is opgeheven en in plaats daarvan het Afwateringskanaal is aangelegd met een uitwateringspunt in Cadzand - Bad.

Voorkomen van wateroverlast

In verband met de verwachte klimaatsverandering, is in het kader van het Gebiedsplan West Zeeuws - Vlaanderen in 1999 een watersysteemanalyse uitgevoerd, gericht op de mogelijke gevolgen van extreme regenval. Volgens de norm mag een bui met een herhalingstijd van 25 jaar (T=25) geen noemenswaardige inundatie ten gevolge hebben in akkerbouwgebied. Voor bebouwing geldt de norm van T = 100. Hoge waterstanden kunnen bij te lange duur grote schade veroorzaken bij verschillende gewassen. Uit de analyse is gebleken dat bij T=25 inundatie alleen uit zal blijven indien extra wateroppervlak is aangelegd. In het kader van een grotere veiligheid en eventuele toekomstige functiewijzigingen is ook de inundatie bij een bui met een herhalingstijd van 100 jaar (T=100) onderzocht. Er is bij T=100 sprake van inundatie van een gebied van circa 1.000 hectare.

Waterkwaliteit

De waterkwaliteit in het gebied wordt aangetast door nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen, riooloverstorten, kwel en nalevering van ongewenste stoffen vanuit de waterbodem. Het saneren van de overstorten, het baggeren van vervuilde onderwaterbodems en het aanleggen van natuurvriendelijke oevers kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de verbetering van de waterkwaliteit.

Veiligheid

Op de grens van land en water ligt de kustverdediging die het achterland beschermt tegen overstromingen vanuit zee. Er is onderscheid tussen de kustverdediging langs de Noordzeekust en die langs de Westerschelde - oever.

De kustverdediging langs de Noordzee bestaat uit een enkelvoudige rij duinen, al dan niet met zand overstoven dijken en enkele kunstwerken (gemalen), met strandhoofden zeewaarts. De kustverdediging langs de Westerschelde - oever (ten oosten van Breskens) bestaat uit een massieve, groene deltadijk met zeewaarts daarvan diverse oeverbestortingen.

Als gevolg van een versnelde zeespiegelstijging worden op termijn versterkingen nodig geacht van de zogenaamde zwakke schakels in de kustverdediging. Het kustvak tussen Breskens en het Zwin is aangeduid als prioritaire zwakke schakel. Dit betekent dat hier een versterking van de kustverdediging noodzakelijk is. Het project "Zwakke schakels" is primair gericht op deze kustversterking. Voor de Westerschelde - oever wordt geen versterking van de waterkering voorzien.

Project Zwakke schakels

In september 2007 is de uitvoeringsfase van het project Zwakke Schakels van start gegaan. In Nederland zijn acht kustgebieden aangewezen als zogenaamde Zwakke Schakel waaronder de westkust van Zeeuws - Vlaanderen. Dit betekent dat deze kustgebieden tussen nu en 2020 versterkt moeten worden om de gevolgen van de zeespiegelrijzing op te kunnen vangen.

De dijken en duinen moeten een storm met een kracht zoals die een keer per 4.000 jaar voorkomt kunnen opvangen. Bij het versterken van de kustgebieden wordt nadrukkelijk rekening gehouden met het verbeteren van de aanwezige natuur- en landschappelijke waarden.

De voorgenomen versterking van de Zwakke Schakel West Zeeuws - Vlaanderen ziet er in grote lijnen als volgt uit:

  • bij Cadzand een zeewaartse versterking met zand en versterking van de havendammen en het dijkgedeelte ten westen van het gemaal;
  • een grotendeels zeewaartse versterking bij Herdijkte Zwartepolder in combinatie met de aanleg van een strekdam om verdere verzanding van de Verdronken Zwarte Polder te voorkomen;
  • een geheel zeewaartse versterking met zand op het gedeelte Nieuwvliet – Groede, tot aan Nieuwesluis;
  • de aanleg van een breed, laag duingebied achter de dijk bij Napoleon Hoeve in combinatie met het integrale gebiedsgerichte project Waterdunen;
  • traditionele dijkverzwaringen ter plaatse van het Zandertje, Scheldeveste en het Veerplein;
  • een met zand afgedekte steunberm voor de dijk bij Hotel de Milliano.

Regionale waterkering

Naast de primaire waterkeringen die grenzen aan het open water van de Noordzee en de Westerschelde, ligt er landinwaarts een stelsel van regionale waterkeringen (de voormalige binnendijken). Deze hebben een reserve functie voor de waterkering ten tijde van dreigende doorbraken van de primaire kering als gevolg van dijk- of oevervallen. In Sluis loopt de regionale kering min of meer evenwijdig aan de primaire kering.

2.2.2 Natuur

Het buitengebied van Sluis herbergt een verscheidenheid aan natuurtypen en aan plant- en diersoorten. De natuur is te onderscheiden naar gebieden in de kustzone en gebieden in het poldergebied.

Het kustgebied bestaat uit een smalle duinstrook - met daarbij behorende karakteristieke duinvegetaties en broedvogels - en de twee slufters (een ver landinwaarts gelegen strandvlakte): Het Zwin en de Verdronken Zwarte Polder. De slufters zijn van internationaal natuurbelang door de bijzondere overgang van zoute schorvegetatie, slikken en platen naar zoete duinvegetaties.

Binnen het poldergebied zijn gebieden van vogelkundige, vegetatiekundige en faunistische betekenis te onderscheiden. Voorbeelden hiervan zijn:

  • rustige, open en onbebouwde gebieden met grasland, akkers, ganzenopvanggebieden, water en riet als ideaal broedgebied voor weidevogels;
  • hoogwatervluchtplaatsen nabij de Westerschelde waar vogels de lage waterstanden afwachten om te foerageren;
  • kreekrestanten en zilte graslanden met een rijke vegetatie;
  • reliëfrijke graslanden en bloemdijken voor insecten, broedvogels en hagedissen;
  • vochtige weilanden, veedrinkputten en andere moerasachtige omstandigheden voor de boomkikker, kamsalamander en andere bijzondere amfibieën.

De oorspronkelijke natuurgebieden zijn onvoldoende groot en niet aaneengesloten. Voor een kansrijke verdere ontwikkeling van natuur is het wenselijk om in waterhuishoudkundig en bodemkundig opzicht geschikte gebieden, natuur te ontwikkelen en bestaande en nieuwe natuurgebieden met elkaar te verbinden. In de provinciale Ecologische Hoofdstructuur zijn daarvoor beheers-, reservaats- en natuurontwikkelingsgebieden aangewezen. De realisering van deze ecologische hoofdstructuur is inmiddels in een vergaand stadium van uitvoering.

Een aantal agrarische gebieden heeft actuele natuurwaarden. Deze gebieden zijn in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland aangewezen als 'agrarische gebieden van ecologische betekenis'.

Passageule

Een van de kreken die integraal onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur is de Passageulelinie. De Passageule vormt een natte verbinding tussen de natuurgebieden. Als gevolg van zijn functie als hoofdafwatering was de Passageule tot voor kort enkel ingericht voor de afvoer van overtollig regenwater. Het was een kale watergang met steile oevers, zonder plantengroei. Over grote afstanden waren de oevers afgekalfd, daardoor was het water sterk verondiept.

Bij het inmiddels gerealiseerde herstel van de Passageule zijn er meerdere doelen aan elkaar gekoppeld: meer waterberging, een verbeterde waterafvoer, inrichting van een natte ecologische verbindingszone en het cultuurhistorische en belevingsaspect. Op beide oevers is circa 7 meter grond verworven, waarmee ruimte is ontstaan om flauwe oevers te realiseren met een moerasachtig karakter. Veel kale sloten met steile wanden zijn omgevormd tot prachtige kronkelende kreken met natuur- en onderhoudsvriendelijke oevers. Langs de Passageule is circa 40 kilometer oever heringericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.001bpbui10-VG01_0002.jpg"

Figuur 2.2. Natuurkwaliteitskaarten

Natura 2000 - gebieden

Voorts zijn in West Zeeuws Vlaanderen drie Natura 2000 - gebieden (in ontwerp) aangewezen die deels in het plangebied zijn gelegen: 'Het Groote Gat', 'de Westerschelde en Saeftinghe' en 'Het Zwin & Kievittepolder'.

Het Groote Gat is een voormalige kreek ten zuiden van de kern Oostburg, die verbonden is geweest met het Zwin, met omliggende vochtige en zoute graslanden, rietkragen en struweel.

De Westerschelde is de zuidelijke tak in het oorspronkelijke mondingsgebied van de rivier de Schelde. Het is de enige zeetak in de Delta waar nu nog sprake is van een estuarium met open verbinding naar zee. Het betreft een zeer dynamisch gebied, mede door de trechtervorm ervan, waarin het getijverschil naar achteren erg groot wordt. Het estuarium bestaat uit diepe en ondiepe wateren, bij eb droogvallende zand- en slikplaten en schorren. Buitengaats ligt de verzande slufter van de Verdronken Zwarte Polder nog in het gebied. In het mondingsgebied is verder nog sprake van duinvorming, onder andere op de Hooge Platen. Binnendijks is een aantal gebieden gelegen met aan het estuarium gekoppelde natuur, waaronder de Herdijkte Zwarte Polder.

Het Zwin is een sluftergebied op de grens van Nederland en België. Ongeveer een derde deel van het gebied ligt in Nederland, het grootste deel in België. Het Zwin bevat dynamische duinen en is één van de weinige gebieden in Zeeland met een zandig schor en bijbehorende vegetatie. In de aangrenzende Kievittepolder bevindt zich de meest zuidwestelijke populatie van boomkikker en kamsalamander in Nederland.

2.2.3 Landschap, archeologie en cultuurhistorie

In het landschap zijn cultuurhistorische relicten, natuur en het gebruik van gronden door de land- en tuinbouw nauw met elkaar verweven. Het landschap van het plangebied kan ingedeeld worden in de volgende vier deelgebieden (zie ook figuur 2.3).

Het geulengebied

De Zwingeul en de Braakman (gemeente Terneuzen) zijn twee getijdengeulen die beide langzaam zijn verland en tenslotte grotendeels ingepolderd. De Passageule vormt nog steeds de verbindende schakel tussen deze twee gebieden. In de Passageule is nog altijd een waterloop aanwezig die voor de afwatering van het omliggende gebied zorgt.

De eilanden

De voormalige eilanden bestaan uit eilandkernen die in de 12e eeuw werden bedijkt. Rondom deze kernen zijn schilvormige polders ontstaan door de indijking van de schorren en slikken. In Sluis zijn twee van deze voormalige eilanden te onderscheiden: het eiland van Cadzand en het Oudtland van Groede en Breskens. Het eiland van Cadzand bestaat feitelijk uit twee kernen met daaromheen de schilpolders. Tussen de kernen ligt de Killa, het nog nauwelijks te herkennen restant van een voormalige getijdengeul. De zuidelijke begrenzing van het eiland van Cadzand wordt gevormd door de Zwingeul. De kernen liggen relatief laag terwijl, als resultaat van een latere bedijking en dus een langdurige opslibbing, de meeste schilpolders en de Zwingeul tot een meter hoger liggen.

Het Oudtland van Groede en Breskens wordt in tweeën gedeeld door de strandwal van Groede. Deze strandwal ligt nauwelijks herkenbaar, iets hoger in het landschap. Op de strandwal zijn verschillende kernen te vinden zoals Nieuwvliet, Groede en Nummer Een. De noordflank bestaat uit een grote open polder waarin twee kreekrestanten liggen die zijn ontstaan door inpoldering.

De polders

De Vlaamse polders (globaal gezien ten zuiden van de Passageule) zijn het resultaat van een reeks van inpolderingen en inundaties vanwege krijgsgeweld gedurende enkele eeuwen. Het gaat om een omvangrijk systeem van polders en kreken.

De Zeeuwse Polders (globaal gezien ten noorden van de Passageule) worden gevormd door een groot aantal grootschalige en rationeel verkavelde nieuwlandpolders. Achter de Westerscheldedijk ligt een aantal smalle en laaggelegen polders.

Het dekzandgebied

Een apart stukje van de Vlaamse polders wordt gevormd door een dekzandrug die al bewoond was in de Romeinse tijd. Op deze dekzandrug zijn de kernen Aardenburg, Heille en St. Kruis gelegen. Ten zuiden hiervan ligt een dekzandgebied met een groot aantal kreken. In het dekzandgebied zijn bewoningssporen aangetroffen uit het Mesolithicum (de middensteentijd; vanaf 10.500 voor Chr.).

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.001bpbui10-VG01_0003.jpg"

Figuur 2.3. Landschapstypen

Nationaal Landschap

De aanwijzing van West Zeeuws Vlaanderen tot Nationaal Landschap (zie ook hoofdstuk 3, beleidskader) heeft plaats gevonden op basis van de volgende relevante kenmerken:

  • het polderpatroon met geulensysteem;
  • de overgang van zandige kust, via kleipolders naar dekzandgebied met verschillende mate van openheid;
  • de verdedigingswerken.

Waardering landschap

Door de schaalvergroting in de land- en tuinbouw, veranderingen in de natuurlijke afwatering, nieuwe bebouwing (die deels niet aansluit op de ondergrond, infrastructuur of bestaande landschapspatronen), aanleg van nieuwe beplanting en wijzigingen in traditionele teeltplannen zijn de van oorsprong verschillende gebieden steeds meer op elkaar gaan lijken.

De overgangen tussen het geulengebied, de eilanden en de polders zijn nog goed herkenbaar en worden onder andere gevormd door een bochtig patroon van - deels met bomen - beplante dijken en wegen en door een slotenpatroon dat nog voor een deel gebaseerd is op oude geulen en kreken en de natuurlijke afwatering. Voorts is het zicht op de kreken in samenhang met het microreliëf van de omliggende gronden waardevol alsmede het zicht op de wallen van Aardenburg, Sluis en IJzendijke. Op basis van deze inventarisatie worden de volgende gronden als landschappelijk waardevol aangemerkt:

  • het geulengebied;
  • het dekzandgebied;
  • de gronden grenzend aan de grotere kreken zoals de Nieuwkerkse Kreek, Baarzandsche Kreek, de Zwartegatsche Kreek, Groote Gat, Stiers Kreek en rond het Erasmusbos;
  • de gronden met zicht op (de wallen van) Sluis, Aardenburg, IJzendijke, Sint Anna ter Muiden en de herkenbare voormalige forten Krabbeschans en Kruisschans;
  • de dijken.

Cultuurhistorie en archeologie

Archeologie

Provinciaal beleid

Tot het moment waarop de gemeente haar eigen archeologiebeleid vaststelt, geldt het provinciale beleid ten aanzien van archeologie. Het uitgangspunt van het provinciale beleid is het behoud van bekende archeologische waarden in situ. Prevaleren andere belangen dan wordt gestreefd naar behoud ex situ.

De provincie stelt zich op het standpunt dat terreinen van hoge en zeer hoge archeologische waarde (AMK) van provinciaal belang zijn. Voor een terrein met een vastgestelde archeologische waarde (AMK) geldt in principe altijd behoud in situ. Deze terreinen moeten op gemeentelijk niveau een afdoende planologische bescherming krijgen en kunnen niet vrijgesteld worden van onderzoek, tenzij het een oppervlakte betreft tot 30 m².

Voor gebieden met een verwachtingswaarde (IKAW, ZAA en ARCHIS) is afweging van archeologische waarden noodzakelijk door middel van archeologisch onderzoek:

  • dit onderzoek is noodzakelijk in gebieden met een middelhoge en hoge verwachtingswaarde (IKAW);
  • gebieden met een lage of zeer lage verwachtingswaarde (IKAW) moeten niet onderzocht worden, tenzij er een vondstmelding bekend is uit het Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA) of uit het nationaal informatiesysteem ARCHIS.

Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk wanneer:

  • is aangetoond dat er geen archeologische (verwachtings)waarden aanwezig zijn;
  • werkzaamheden vergunningvrij kunnen worden uitgevoerd;
  • werkzaamheden niet dieper worden uitgevoerd dan 30 cm onder het maaiveld;
  • het te verstoren oppervlak niet groter is dan 100 m², tenzij het een terrein is dat op de AMK gewaardeerd is als een terrein met zeer hoge of hoge archeologische waarde;
  • herbouw plaatsvindt met dezelfde afmetingen en dezelfde maat funderingen (horizontaal en verticaal) als het oorspronkelijke bouwwerk.

Gemeentelijk beleid

Gemeenten met een vastgesteld archeologiebeleid kunnen op basis van inhoudelijk beargumenteerde keuzes van deze provinciale regelgeving inzake gebieden met een verwachtingswaarde afwijken.

In 2008 heeft de Vereniging van Zeeuwse Gemeenten (VZG) door middel van een Europese aanbesteding opdracht gegeven aan Vestigia BV te Amersfoort voor het opstellen van het archeologiebeleid voor negen gemeenten in Zeeland, waaronder de gemeente Sluis. Het traject om te komen tot een archeologiebeleid bestaat uit de volgende stappen:

  • het opstellen van een gedetailleerde archeologische verwachtingskaart voor het gehele grondgebied van de gemeente Sluis;
  • het op basis van deze verwachtingskaart opstellen van een beleidsnota;
  • het maken van beleidsadvieskaarten.

Op dit moment (oktober 2010) zit de eerste fase - het opstellen van een archeologische verwachtingskaart - in de afrondende fase. Naar verwachting zal de bestuurlijke implementatie van het archeologiebeleid plaatsvinden in de loop van 2012.

Vooruitlopend op de vaststelling van een eigen gemeentelijk beleid vindt de gemeente het wenselijk om een interim - beleid te voeren. De directe aanleiding hiertoe vormt de planologische procedure tot herziening van de bestaande bestemmingsplannen voor het buitengebied tot één integraal bestemmingsplan. Daarnaast leidt de huidige praktijk tot vertraging bij de realisering van plannen en tot extra financiële lasten bij de burger, welke vaak niet in verhouding staan tot de te realiseren plannen en de te behouden archeologische waarden. Bovendien is de handhaafbaarheid van een dieptebepaling van 30 cm (één spade diep) en een oppervlakte van 30 m2 zeer gering omdat veelvoorkomende werkzaamheden ook meteen in overeenstemming zijn met normaal beheer en onderhoud. Gezocht is naar een regeling die rekening houdt met economische, maatschappelijke én archeologische belangen en die praktisch uitvoerbaar is.

De gemeente heeft dit interimbeleid geformuleerd in de Verordening interimbeleid archeologie Sluis. Deze verordening zal gelden totdat het archeologiebeleid dat op dit moment (juni 2011) wordt voorbereid door de gemeenteraad is vastgesteld en kan worden geïmplementeerd.

Voor het bestemmingsplan is daarbij het volgende van belang.

Indien AMK-terreinen voor een oppervlakte van meer dan 50 m² worden verstoord tot een diepte van meer dan 40 cm geldt altijd een onderzoeksplicht naar de archeologische waarden. Het betreft de niet-wettelijk beschermde AMK-terreinen inclusief de gedeelten van de kernen van hoge archeologische waarden zoals op de AMK zijn aangegeven en voorzover deze in het buitengebied zijn gelegen (Aardenburg, Cadzand-dorp, Groede, Heille, IJzendijke, Oostburg, St. Kruis , St Anna ter Muiden, Sluis en Zuidzande).

Op basis van een nog nader uit te voeren inventarisatie zou aanvullend nog sprake kunnen zijn van terreinen met archeologische waarden. Deze inventarisatie is nog niet afgerond en met deze gebieden kan in het bestemmingplan nog geen rekening worden gehouden.

De gehanteerde diepte van 40 cm wijkt af van het provinciale beleid. Een gemiddelde bouwvoor is in de gemeente Sluis niet bekend uit onderzoek. De ZLTO heeft aangegeven dat de dikte van de gemiddelde bouwvoor in Zeeland 40 cm bedraagt. Het is om deze reden aanvaardbaar deze maatvoering van 40 cm aan te houden.

Ook de gehanteerde oppervlaktemaat van 50 m2 wijkt af van het provinciale beleid. Het is echter gezien de bepalingen van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) redelijk de grens op te schuiven naar de grens die in de WABO geldt voor vergunningvrij bouwen, namelijk een ondergrens van 50 m2. De grens van 30 m2 uit het provinciale beleid is op hetzelfde argument gebaseerd.

Bij IKAW-terreinen wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • gebieden met een zeer lage of lage trefkans;
  • gebieden met een middelhoge trefkans;
  • gebieden met een hoge trefkans.

Gebieden met een zeer lage of lage trefkans

Hierbij wordt niet afgeweken van het thans bestaande provinciale beleid. Dit houdt in dat indien ARCHIS, ZAA of de bodemkaart daartoe aanleiding geven, er toch een onderzoeksplicht zal gelden. In de praktijk betekent dit dat er een onderzoeksplicht ontstaat voor verstoringen van meer dan 1.000 m2 / dieper dan 50 cm voor de gebieden waar sprake is van Hollandveen.

Gebieden met een middelhoge trefkans

Hier wordt de voorwaarde om de archeologische waarden te onderzoeken gesteld bij verstoringen groter dan 250 m² en dieper dan 40 cm, waarbij afgeweken wordt van het provinciaal beleid.

Gebieden met een hoge trefkans

Hier wordt de voorwaarde om de archeologische waarden te onderzoeken gesteld bij verstoringen groter dan 250 m² en dieper dan 40 cm, waarbij afgeweken wordt van het provinciaal beleid.

Uiteindelijk zit er dus geen verschil in de voorgestelde regeling voor de gebieden met een middelhoge of een hoge trefkans. Bij de nadere uitwerking van het archeologie beleid is het niet uitgesloten dat er een verschil in toetsing zal ontstaan tussen de gebieden. Om deze reden worden de beide gebieden in het bestemmingsplan onderscheiden.

De gehanteerde diepte van 40 cm wijkt af van het provinciale beleid maar sluit, zoals eerder aangegeven,aan op de ingeschatte norm voor een gemiddelde bouwvoor in Zeeland.

Beschermde AMK - monumenten

In het plangebied zijn diverse archeologische monumenten aanwezig die weergegeven zijn op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Een aantal van deze archeologische monumenten heeft een beschermde status. Het gaat hierbij om de volgende monumenten.

1. Sluis: camping Rozenoord, Monumentennummer 2929
Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd  
Terrein met resten van een kasteel uit de late middeleeuwen. Het kasteel van Sluis, gelegen aan het voormalig Zwin, gaat terug tot de 14e eeuw (1386). Het vormde het grootste, veelvuldig belegerde vestingwerk aan de kust van Frankrijk en Vlaanderen, gebouwd ter bescherming van de stad en controle van de handel (Brugge - Engeland) over het Zwin. In 1794 werd het kasteel deels verwoest door de Fransen, in 1820 werd het afgebroken. Het nog zichtbare gedeelte, een met gras begroeide heuvel van circa 6 meter hoogte was de opgehoogde binnenplaats van het kasteel.  
2. Aardenburg: Centrum, Eecloosche Watergang, Monumentennummer 61
Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd  
Het betreft een terrein met sporen van bewoning en / of begraving uit de Romeinse tijd. Het Romeinse niveau bevindt zich aan de noordzijde van het terrein op een diepte van 1 - 1.5 meter, naar het zuiden toe wordt de diepte minder; de Romeinse cultuurlaag is circa 5 cm dik. Er liggen veel vondsten (vooral aardewerk) aan het oppervlak maar het is niet duidelijk of het gaat om opgeploegd materiaal of om scherven die tijdens de aanleg dan wel het slechten van de 13e eeuwse vestingwal verspreid zijn geraakt. Het terrein is net buiten de 17e eeuwse vestingwal gelegen, ten zuidoosten van de Romeinse legerplaats.  
3. Aardenburg: Kloosterwei, Begijnenhof, Monumentennummer 60
Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd  
Terrein met mogelijk de resten van een klooster uit de late middeleeuwen. De eerste vermelding van een begijnenhof gaat terug tot 1249, een begijnenhof is ook afgebeeld op een kaart van circa 1550. Bij onderzoekingen in circa 1830 - 1840 zijn hier koperen grafplaten (vermoedelijk werden stenen zerken bedoeld) en gemetselde graven gevonden.  
4. Aardenburg: Centrum, Scheidingspad, Zuidwal, Monumentennummer 63
Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd  
Terrein met sporen van bewoning, een weg, alsook een legerplaats uit de Romeinse tijd en resten van een vestingwal uit de nieuwe tijd. Het Romeinse niveau met daarin de fundering van een vestingmuur met torens, aangrenzende spitsgracht(en), de weg en sporen van bewoning (gebouwen) wordt doorsneden door de binnengracht van de 17e eeuwse vestingwal.  
5. Oostburg: Oude Haven, Combingascura, Commerswerve, Commerswal, Monumentennummer 2449
Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd  
Terrein met sporen van bewoning (oud maaiveld en terp) uit de vroege en late middeleeuwen, gelegen in zandige klei in een oeverwal in een polderlandschap. De oudste sporen dateren uit de 9e - 10e eeuw, de eerste vermelding van Combingascura al uit 794. De zichtbare verhoging is grotendeels natuurlijk van aard (een kreekrug).  
6. Groede, Scherpbierse Weg, Monumentennummer 1656
Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd  
Het betreft een terrein met resten van een motte / vliedberg uit de late middeleeuwen. Het monument is gesitueerd in open polderlandschap, op een kwelderrug. Rondom de min of meer vierkante basis van de heuvel ligt een nog redelijk goed waarneembare gracht. De hoogte van de berg is 3 tot 4 meter, de diameter ongeveer 80 meter.  

Deze AMK gebieden met een beschermde status behoeven geen regeling in het bestemmingsplan.

Cultuurhistorie

Verdedigingswerken

Een bijzonder cultuurhistorisch element in de gemeente Sluis zijn de verdedigingswerken. Sinds de tijd van de Romeinen is het plangebied eeuwenlang het toneel geweest van conflicten en oorlogen. Het meest sprekende voorbeeld is de 80 - jarige oorlog.

Aan het begin van de 80 - jarige oorlog (1568 - 1648) zaten de zuidrand en de oostkant van Zeeuws - Vlaanderen vast aan het 'vasteland' van de Zuidelijke Nederlanden en bestond West Zeeuws - Vlaanderen uit een verzameling eilanden: bedijkte polders, schorren en slikken.

De 80 - jarige oorlog begon met een gewapende strijd van de Nederlandse gewesten tegen de Spaanse Landheer. Tijdens de opstand werd Zeeuws - Vlaanderen steeds meer een buffer tussen de kern van de republiek en de gebieden die in handen waren van de Spanjaarden. Het uitgestrekte geulensysteem maakten waterlinies mogelijk. Langs deze geulen werden meer dan 100 vestingswerken aangelegd in de vorm van forten, schansen en redoutes, zowel door de Staatsen als door de Spanjaarden. De forten werden gebouwd op strategische punten van waaruit de waterwegen en de kreken gecontroleerd konden worden. Ook in het toenmalige buitendijkse gebied werden forten aangelegd. Aan het begin van de 17e eeuw werden verschillende verdedigingslinies , de zogeheten 'linies van communicatie' aangelegd die de steden met de nabijgelegen forten verbonden. Deze linies hadden overwegend een oost - west richting, omdat de strijd globaal noord - zuid was gericht. Voor het maken van deze linies werden soms nieuwe grondwallen gemaakt, soms werd gebruik gemaakt van bestaande dijken of wallen zoals de laatmiddeleeuwse wallen van Aardenburg. Om de linies te kunnen verdedigen werden de gebieden ervoor onder water gezet (inundatievelden). Na de vrede van Munster in 1648 werd een aantal forten en linies geslecht, de overgebleven forten en linies werden bij latere oorlogen incidenteel weer in gebruik genomen. Na 1800 hadden de restanten van de linies nauwelijks nog een militaire rol en werden in agrarisch gebruik genomen of gebruikt voor bewoning.

Een deel van de oude militaire linies (Staats - Spaanse linies) is nog herkenbaar in het landschap door dijken, forten en schansen. De eilanden, dijken, kreken en forten vormen in combinatie met de hoogteligging van de polders een waardevol historisch - geografisch patroon en geven gezamenlijk een herkenbaar beeld van de ontstaansgeschiedenis van het landschap.

Molens

In of grenzend aan het plangebied zijn 7 cultuurhistorisch waardevolle molens gelegen. Ten behoeve van het behoud van de molens is het van belang niet alleen het bouwwerk te beschermen maar ook te zorgen voor voldoende vrije windvang.

Het betreft de volgende molens.

  • Zuidzandseweg 3, Cadzand, molen Nooitgedacht vh De Kat, ronde stenen beltmolen uit 1897, geplaatst op een molenberg.
  • Molenstraat 1, Retranchement, naamloos, standerdmolen die mogelijk uit 1643 dateert, geplaatst op een molenberg van 2,5 meter.
  • Sluissedijk 7, Zuidzande, naamloos, ronde stenen beltmolen uit 1874.
  • Molenweg 5, Nieuwvliet, naamloos, ronde stenen grondzeiler, korenmolen uit 1850.
  • Lange Herenstraat 71, Hulstermolen, ronde stenen beltmolen, oorspronkelijk uit 1884.
  • Biestraat 18, IJzendijke, De Witte Juffer, ronde stenen stellingkorenmolen uit 1841, geplaatst op een bolwerk van 5 meter hoog.
  • Nieuwstraat46, Sluis, De Brak, ronde stenen stellingmolen uit 1739, geplaatst op een molenberg van 2,5 meter.

Op basis van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland wordt een molenbiotoop (het gebied waarbinnen met de aanwezigheid van de molen rekening wordt gehouden ten behoeve van een vrije windvang) van 400 meter rond de molen aangehouden. Binnen 100 meter van de molen wordt geen nieuwe bebouwing of beplanting toegestaan, hoger dan het laagste punt van de verticale wiek. Daarbij wordt een uitzondering gemaakt voor bestaande bebouwing.

In de zone van 100 tot 400 meter rond de molen dient een zekere windvang te worden gewaarborgd. Naar de mening van de gemeente dient ook hier rekening te worden gehouden met de bestaande situatie in die zin dat vigerende bouwmogelijkheden in het nieuwe bestemmingsplan worden gerespecteerd. In bijlage 12 is een berekening opgenomen, op basis van het rekenmodel van de Vereniging de Hollandse Molen, van de aan te houden maximale bouwhoogte voor gebouwen.

Waardevolle bebouwing

In het plangebied zijn boerderijen (zowel in gebruik als agrarisch bedrijf of gebruikt voor burgerbewoning) gelegen die op basis van de monumentale waarde aangemerkt worden als rijksmonument, gemeentelijk monument of cultuurhistorisch waardevol gebouw. Deze boerderijen zijn opgenomen in bijlage 4. Daarnaast zijn er andere, cultuurhistorisch waardevolle elementen zoals:

  • de genoemde molens;
  • overige rijks- of gemeentelijke monumenten zoals het voormalige klooster in de St Annastraat, een van de laatste voorbeelden van kloosters die aan het begin van de twintigste eeuw in Sluis werden gesticht, met architectonische waarde;
  • de wallen van Aardenburg, Retranchement en Sluis en de Kruisdijkschans (voormalige fortificatie (kruisschans) bestaande uit een dubbel omgracht rechthoekig terrein op het midden waarvan een vrijstaand gebouw is gebouwd);
  • bijzondere elementen die verwijzen naar een tijdsperiode zoals de luchtwachttoren in Eede (betonnen toren voor visuele vliegtuigsignalering, gebruikt ten tijde van de Koude Oorlog; van de 139 luchtwachttorens resteren er nog 15 waaronder de toren in Eede), de vlasroterij aan de Biezenstraat en Schorer's graf (Wilhelm Schorer leefde van 1717 tot 1800 en was onder andere president van de Raad van Vlaanderen; hij bleek in staat een hoogoplopend en lang lopend conflict tussen de Staat der Nederlanden en de provincie Zeeland op te lossen; opmerkelijk was dat hij buiten de kerk begraven wilde worden, op een plek, als het ware uitkijkend over de streek tussen Hoofdplaat en IJzendijke: Schorer's graf).

De rijksmonumenten, met uitzondering van de waardevolle boerderijen, zijn vermeld in bijlage 10.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.001bpbui10-VG01_0004.jpg"

Figuur 2.4. Cultuurhistorische waardenkaart

Voor de duurzame instandhouding van bestaande cultuurhistorische en archeologische kwaliteiten is verankering in het bestemmingsplan gewenst. Het gaat daarbij om de volgende kwaliteiten:

  • de aanwezige archeologische monumenten, met uitzondering van de monumenten die onder de Monumentenwet vallen (voor deze monumenten is het niet noodzakelijk aanvullende regels in het bestemmingsplan op te nemen);
  • de gebieden waar naar verwachting sprake is van archeologische waarden;
  • de herkenbare restanten van de Staats - Spaanse Linies;
  • de bijzondere elementen zoals de monumenten en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing waaronder de molens.

2.2.4 Land- en tuinbouw

Veruit het grootste deel van het buitengebied van Sluis is in gebruik bij de land- en tuinbouw. De landbouw is niet alleen van groot economisch belang voor de regio, maar ook voor het in stand houden van het landschap en de belevingswaarde ervan.

De meeste agrarische bedrijven richten zich op de akkerbouw, al dan niet in combinatie met veehouderij, bollenteelt of tuinbouw. Daarnaast komen de bedrijfstypen fruitteelt en melkveehouderij voor. De trend is dat de meeste bedrijfstypen in aantal afnemen en dat het percentage bedrijven met nevenactiviteiten toeneemt. De neveninkomsten betreffen vooral inkomsten uit loonarbeid en inkomsten door recreatieve nevenactiviteiten. Agrarisch natuurbeheer komt weinig voor. De meeste bedrijven hebben een groot aantal verspreid liggende kavels. Daarnaast kampen veel boeren met een beperkte zoetwatervoorraad, waardoor de keuze in teelten beperkt wordt. Relatief hoge grondprijzen vormen een belemmering voor verdere schaalvergroting.

Gelet op de geschetste bedrijfssituatie van de agrarische sector in het plangebied dient rekening te worden gehouden met een noodzakelijk en doorgaand proces van aanpassing en verandering. Dit proces richt zich met name op schaalvergroting, intensivering, specialisatie en verbreding.

Schaalvergroting en intensivering

Om aan de gevolgen van de voortgaande liberalisering en globalisering op de wereldmarkt en het terugtredende markt- en prijsbeleid van de Europese Unie het hoofd te kunnen bieden en aan de steeds strengere milieueisen te kunnen voldoen, is de mogelijkheid voor schaalvergroting heel belangrijk. Dit betreft zowel vergroting van het bedrijfsoppervlak als van de bedrijfsbebouwing.

Naast of in combinatie met schaalvergroting zal er ook sprake zijn van intensivering. Door intensief (arbeids- en / of kapitaalintensief) een relatief beperkte oppervlakte te benutten, kunnen bedrijven toekomstperspectief behouden.

Specialisatie

Specialisatie in de vorm van het produceren van streekeigen, kwaliteits- en / of biologische producten, kan eveneens voor enkele bedrijven een mogelijkheid zijn om het inkomen aan te vullen. Voor wat betreft biologische landbouw verloopt de omschakeling landelijk gezien nog niet op grote schaal. Een hogere prijs voor de producten is namelijk niet op voorhand gegarandeerd, terwijl de productiewijze wel duurder is (onder andere arbeidsintensiever). In Nederland verloopt de afzet en verwerking van biologische producten bovendien niet altijd makkelijk en de overheid heeft tot nu toe (in vergelijking met andere landen) weinig gestimuleerd in de vorm van subsidies.

Verbreding

Het verbreden van de agrarische bedrijfsvoering met neventakken (bijvoorbeeld agrarisch natuurbeheer, verhuur van fietsen, kampeerboerderij, zorgboerderij) kan voor bepaalde agrarische bedrijven kansen bieden om de hoofdtak te ondersteunen. Elke ondernemer kan voor zichzelf het beste bepalen welke nevenactiviteiten bij hem of haar passen. Elke mogelijkheid vraagt om specifieke eigenschappen en vaardigheden. Bovendien is de marktruimte van belang; er kan teveel van hetzelfde in een bepaald gebied ontstaan. Een marktoriëntatie is derhalve noodzakelijk. Daarnaast dient ervoor gewaakt te worden dat kansen voor de één niet omslaan in bedreigingen voor anderen (verkeersoverlast, milieuhinder, verstoring door recreanten).

Samenvattend

Op basis van genoemde structurele ontwikkelingen in het buitengebied van Sluis wordt een verder afname van het aantal akkerbouwbedrijven en een stijging van de gemiddelde bedrijfsoppervlakte verwacht. Daarnaast wordt uit bedrijfseconomische oogpunt een uitbreiding van de melkveehouderij verwacht. De ontwikkeling van agrarisch natuurbeheer, recreatieve nevenactiviteiten, de opslag, verwerking en verkoop van eigen producten en een omschakeling naar een duurzamere productiewijze zullen hun weerslag hebben in het plangebied.

2.2.5 Recreatie en toerisme

De sector recreatie en toerisme is een belangrijke pijler onder de economie van Sluis. Het lange zandstrand is een belangrijke topattractie. Naast het strand scoren natuur en landschap, rust en ruimte hoog bij bezoekers. Op diverse plaatsen zijn er bezienswaardigheden en kleinschalige attracties. Overal is de horeca goed vertegenwoordigd.

Met behulp van stimuleringsregelingen zijn routenetwerken voor wandelaar, ruiter en fietser in het buitengebied verbeterd. Deze routes lopen over en langs historische vestingwerken, door interessante dorpen en landschappen.

De bezoekers kunnen verblijven in recreatiewoningen, hotels en pensions, op terreinen voor kleinschalig kamperen en in de jachthaven van Breskens. Een kwaliteitsslag (verbeterde inrichting, landschappelijke inpassing) is nodig om mensen naar Sluis te blijven trekken.

2.2.6 Infrastructuur

In de gemeente Sluis zijn de verkeersveiligheid en de toegankelijkheid van kust en achterland lange tijd belangrijke aandachtspunten geweest. De oude wegenstructuur wordt gevormd door een weg langs de kust en wegen die de verschillende dorpen verbinden. Deze wegen gaan door het centrum van de dorpen heen en diverse verkeersstromen bewegen zich door elkaar. De uitvoering van het landelijke demonstratieproject "Duurzaam Veilig Verkeer West Zeeuws - Vlaanderen" (DVV) heeft voor een verbetering van de situatie gezorgd. Nu moet de hoofdverbinding N61 worden aangepakt (uitvoering voorzien medio 2013).

Wegenstructuur

De stroomweg N61 (Biervliet - Schoondijke) vormt de verbinding met de rest van Zeeuws Vlaanderen. De N61 gaat over in de gebiedontsluitingsweg N676 van Schoondijke naar Breskens. Dichterbij de kust liggen de provinciale gebiedsontsluitingswegen en doorgaande plattelandsweg met vrijliggend fietspad (de N675) die de noordwest verbinding vormt van Breskens naar Sluis. Vanaf deze verbinding vormen diverse noordwest georiënteerde wegen de ontsluiting naar de kust.

Project aanpak N61

De N61 is een weg met twee rijstroken en aan weerszijden vrijliggende fietspaden. Het is een belangrijke Oost - West verbinding door het westen van Zeeuws - Vlaanderen, de weg leidt het verkeer van en naar de Westerscheldetunnel. Vooral op het tracé tussen Schoondijke en Hoek laat de verkeersveiligheid veel te wensen over. Oorzaken zijn de vormgeving van de weg en het medeweggebruik door lokaal verkeer en zwaar langzaam verkeer zoals landbouwvoertuigen.

De verkeersonveiligheid op de N61 is een groot probleem. De weg is bijna 10 keer zo onveilig als een gemiddelde autosnelweg in Nederland. Op de hoofdrijbaan zijn vele erfaansluitingen. Door afslaande bewegingen van en naar die aansluitingen en door de relatief scherpe bochten in lange rechtafstanden, gebeuren veel ongelukken. Ook de doorstroming op de hoofdrijbaan laat te wensen over, onder andere door medeweggebruik van langzaam verkeer. Bovendien geldt op de N61 een snelheidslimiet van 80 kilometer per uur. Veel doorgaand verkeer wijkt daardoor uit naar het onderliggende wegennet. Dit sluipverkeer leidt tot extra drukte op deze wegen die op dit verkeersaanbod niet zijn berekend.

Schoondijke ondervindt veel hinder van de N61. Het verkeer op de weg veroorzaakt veel geluids- en trillingoverlast. Al deze problemen waren in 1997 voor Rijkswaterstaat aanleiding om de weg te gaan verbeteren. Veiligheid, doorstroming, beperking van geluidsoverlast maar ook aandacht voor landschap en natuur zijn de uitgangspunten van het project N61 Hoek - Schoondijke. Hiervoor moeten een aantal fysieke maatregelen worden genomen zoals de aanleg van inhaal- en rijstroken, parallelwegen, rotondes en de omleiding Schoondijke. Het ontwerp - tracébesluit is op 9 juli 2010 ter visie gelegd en het tracébesluit wordt in december 2010 verwacht. Hierna kan nog een bezwarenprocedure bij de Raad van State volgen. Naar verwachting wordt het project in 2014 afgerond.

Het tracé zal naar verwachting niet in dit bestemmingsplan kunnen worden meegenomen.

2.2.7 Wonen

Het buitengebied kan een aantrekkelijk woonklimaat (aantrekkelijk en veilig wonen in een natuurlijke en rustige omgeving) bieden voor bijzondere woningen met architectonische grandeur (landgoederen nieuwe stijl, alternatief gebruik van (voormalige) boerderijen).

2.2.8 Niet - agrarische bedrijvigheid en andere functies

De niet - agrarische bedrijvigheid in het plangebied is veelzijdig en verspreid over diverse locaties in de hele gemeente. Een overzicht van de aanwezige bedrijven is opgenomen in bijlage 1.

De aard van de bedrijfsactiviteiten is zeer divers (het betreft onder andere horecabedrijven, transportbedrijven, aannemersbedrijven en enkele nutsvoorzieningen zoals rioolwaterzuiveringinstallaties). Bij de meeste bedrijven is sprake van een bedrijfswoning.

Om inzicht te krijgen in de mate van milieubelasting van deze bedrijven wordt gebruik gemaakt van een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten. Voor een toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar bijlage 2. De thans gevestigde bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de desbetreffende milieucategorieën van de staat. Uit de inschaling in bijlage 1 blijkt dat bedrijven veelal in categorie 3.1 of 3.2 vallen.

Voor bestaande niet - agrarische bedrijven geldt dat deze moeten kunnen inspelen op ontwikkelingen in de markt. Dit betekent dat modernisering van de bedrijfsvoering, noodzaak tot huisvesting bij het bedrijf of groei van de activiteiten in de toekomst gewenst kan zijn. Dit resulteert vaak in een uitbreiding van de bedrijfsbebouwing en / of intensivering van productieprocessen. De mogelijkheden voor uitbreiding van de activiteiten bij niet - agrarische bedrijven in het buitengebied zijn echter beperkt.

Naar verwachting neemt de vraag om niet - agrarische bedrijven te vestigen in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen toe. Redenen hiervoor zijn bijvoorbeeld de (relatief) lage kosten van het vrijkomende pand of een representatieve situering in het landschap.

Aan deze vestiging van niet - agrarische bedrijven zijn voor- en nadelen verbonden. Zo kan de nieuwe functie extra hinder opleveren voor de directe omgeving (verkeersdruk, milieubelasting) en voor natuur en landschap (milieubelasting, verschijningsvorm). Er kunnen naast deze hinder ook voordelen aan de aanwezigheid of vestiging van niet - agrarische bedrijven verbonden zijn. Zo blijft de bebouwing onderhouden en in stand, wat met name in het geval van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing wenselijk is. Ook kan niet - agrarische bedrijvigheid het economisch draagvlak versterken (meer investeringen in het plangebied, toename van het voorzieningenniveau, toename van werkgelegenheid).

2.2.9 Leidingen

Voor planologisch hoofdtransportleidingen en hoogspanningsverbindingen geldt dat deze in het bestemmingsplan moeten worden geregeld. Deze leidingen zijn planologisch relevant. Ook niet - hoofdtransportleidingen, met een relevante veiligheidscontour, zijn planologisch relevant. In dit bestemmingsplan buitengebied worden als planologisch relevante leidingen aangemerkt (buis)leidingen voor het transport van:

  • hoogspanning van 50 kV en hoger;
  • brandbare gassen met een druk van 20 bar en hoger;
  • brandbare vloeistoffen met een diameter van 4" en hoger;
  • giftige stoffen.

Daarnaast worden buisleidingen met een diameter van 400 mm en hoger buiten de bebouwde kom en buisleidingen voor het transport van afvalwater met een diameter van 400 mm en hoger (hoofdleidingen van en naar de afvalwaterzuiveringsinrichting) als planologisch relevant beschouwd.

Niet planologisch relevante leidingen behoeven geen bescherming / regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische regeling worden aangelegd.

In tabel 2.1 zijn de aanwezige planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen in het plangebied vermeld. Deze vermelding is gespecificeerd naar soort leiding (welke soort stof wordt getransporteerd), naar druk, spanning en diameter en naar leidingbeheerder.

Tabel 2.1. Overzicht planologisch relevante (solitaire) leidingen

product   diameter, druk / spanning   leidingbeheerder  
hoogspanningsleiding   50 kV   Delta  
aardgasleiding (Z-551-03)   6 inch, 40 bar   Gasunie  
aardgasleiding
(Z551-07)  
6 inch, 40 bar   Gasunie  
aardgasleiding (Z-551-08)   8 inch, 40 bar   Gasunie  
rioolleiding   > 40 cm   Waterschap Zeeuws Vlaanderen  
hoofdwatertransportleiding   > 40 cm   Delta