Plan: | Woonwijken bij de vesting Willemstad |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1709.wonenwillemstad03-0401 |
In deze bijlage is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen wat ecologie betreft moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Willemstad bestaat uit een historische vesting met een haven en een nieuwere woonwijk.
Beoogde ontwikkelingen
In het plan zullen geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden (consoliderend plan), maar er zijn diverse kleinschalige werkzaamheden mogelijk binnen de bestaande bestemmingen, waaronder:
Toetsingskader
Beleid
Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS)
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw door maatregelen te worden voorkomen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11:
'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, maar is wel tegen het Natura 2000 'Hollands Diep' aan gelegen.
Figuur B1.1 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van Natura 2000-gebied 'Hollandsch Diep'
Gebiedsbeschrijving Hollandsch Diep
Het Hollandsch Diep is een voormalig estuarium dat deel uitmaakt van de delta van Rijn en Maas, die respectievelijk via de Boven-Merwede en de Amer hun water afvoeren naar het Hollandsch Diep. Het laatste traject naar de zee wordt gevormd door het Haringvliet, dat in november 1970 zijn open verbinding met de zee verloor door sluiting van de Haringvlietdam. Het peil op het Hollandsch Diep wordt beïnvloed door de Haringvlietsluizen en de bovenstroomse stuwen. Na afsluiting van het Haringvliet is het Hollandsch Diep snel zoet geworden. Midden in het Hollandsch Diep ligt een baggerspeciedepot met bosschages. Het gedeelte van het gebied dat onder de Habitatrichtlijn is aangewezen, betreft een aantal platen en gorzen op de noordoever van het Hollandsch Diep.
Het Hollandsch Diep kwalificeert zich op grond van de Europese Vogelrichtlijn vanwege het voorkomen van relatief grote aantallen van de soorten grauwe gans, kolgans, brandgans, lepelaar, smient, wilde eend en kuifeend. Met name de oeverlanden en ondiepwaterzones zijn van belang als rust- en slaapplaats en voedselgebied voor deze soorten.
Onderstaand de tabellen met alle habitatsoorten en/of habitattypen en een tabel met niet-broedvogelsoorten waarvoor het Natura 2000-gebied is aangewezen.
Habitattypen |
H6430B - ruigten en zomen (harig wilgenroosje) |
H91E0A - *vochtige alluviale bossen (zachthoutooibossen) |
H91E0B - *vochtige alluviale bossen (essen-iepenbossen) |
Habitatsoorten |
H1095 - zeeprik [complementair] |
H1095 - zeeprik |
H1099 - rivierprik |
H1099 - rivierprik [complementair] |
H1102 - elft |
H1102 - elft [complementair] |
H1103 - fint |
H1103 - fint [complementair] |
H1106 - zalm |
H1106 - zalm [complementair] |
H1340 - *noordse woelmuis |
Niet-broedvogelsoorten |
A034 - lepelaar |
A041 - kolgans |
A043 - grauwe gans |
A045 - brandgans |
050 - smient |
A051 - krakeend |
A053 - wilde eend |
A061 - kuifeend |
Het plangebied maakt wel deel uit van het ruime jas-gebied (beheersgebiedsplan provincie Noord-Brabant 2008). Tevens is het plangebied tegen een ecologische verbindingszone aan gelegen.
Figuur B2.2 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van de PEHS, het gebied maakt ook deel uit van het ruime-jas gebied.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl , FLORON, 2002, de Atlas van de Nederlandse Zoetwatervissen, en www.waarnemingen.nl waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Via het Natuurloket www.natuurloket.nl (kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortengegevens bij verschillende Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's).
Planten
Volgens het Natuurloket zijn er twee zwaar en twee licht beschermde soorten en vijf Rode Lijstsoorten aangetroffen binnen de kilometerhokken waarvan de planlocatie deel uitmaakt. Mogelijk komen licht beschermde soorten als dotterbloem en zwanenbloem voor langs en in de sloten binnen het plangebied. Deze soorten zijn erg algemeen voorkomende plantensoorten. Alhoewel deze soorten in het kilometerhok voorkomen waarin het plangebied is gelegen, zijn deze soorten niet in het plangebied te verwachten gezien het huidige gebiedsgebruik en de voorkomende biotopen. Dit is onder meer het gevolg vanwege de goed onderhouden groenstroken en het beheer van het gecultiveerde groen.
Foto 1 Dotterbloem Foto 2 Zwanenbloem
Vogels
Het Natuurloket geeft aan dat broedvogels slecht onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken. Er zijn twee Rode Lijstsoorten aangetroffen binnen de betreffende kilometerhokken. Naar verwachting zullen onder dakpannen of in andere holtes in bebouwing soorten als huismus, spreeuw en gierzwaluw broeden. De opgaande begroeiing in tuinen, parken en op sportvelden kan leefgebied bieden aan vogels als koolmees, pimpelmees, roodborst, spreeuw en merel. Op de grens van de opgaande begroeiing en agrarisch gebied kunnen soorten als grasmus, grote lijster, groenling, tortelduif, holenduif en zwarte kraai voorkomen. De watergangen herbergen naar verwachting soorten als knobbelzwaan, meerkoet en wilde eend.
Foto 3 huismus
Zoogdieren
Volgens het Natuurloket zijn zoogdieren niet onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken.
Naar verwachting komen in en nabij het plangebied soorten voor als mol, egel, huisspitsmuis, bunzing, veldmuis, rosse woelmuis en konijn (Atlas van de Nederlandse zoogdieren, 1992).
Het plangebied biedt mogelijk foerageergebied, vliegroutes en verblijfplaatsen aan vleermuizen. Mogelijk zijn er kolonies aanwezig in gebouwen en oude loofbomen. In en nabij het plangebied zijn leefgebieden van de volgende soorten aangetroffen: gewone dwergvleermuis, laatvlieger, watervleermuis, rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis.
Foto 4 Watervleermuis
Amfibieën
Het Natuurloket geeft aan dat amfibieën matig onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken. De verwachting is dat algemene amfibieën als bruine kikker, kleine watersalamander en gewone pad voorkomen in het plangebied. Mogelijk maken genoemde soorten gebruik van het plangebied als schuilgelegenheid, winterverblijfplaats en voortplantingsplaats (watergangen). In de nabije omgeving is de zwaar beschermde rugstreeppad waargenomen (RAVON, 2009). Het is niet onwaarschijnlijk dat een zwaar beschermde soort als de rugstreeppad voorkomt in de watergangen (voortplantingsplaats) die deel uitmaken van het plangebied. Bij graafwerkzaamheden (akkerland) kan de rugstreeppad ook aangetrokken worden en het plangebied betreden en dit als winterverblijfplaats gaan gebruiken. Andere zwaar beschermde soorten zijn hier gezien het beheer niet te verwachten.
Foto 5 Bruine kikker
Vissen
Het Natuurloket geeft aan dat vissen goed onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken. Er zijn twee Rode Lijstsoorten aangetroffen. Gezien de voorkomende biotopen (sloten) en de verspreidingsgegevens binnen het plangebied, is er een kans dat de zwaar beschermde soort kleine modderkruiper voorkomt binnen het plangebied. Andere beschermde vissen worden niet verwacht, deze stellen hoge eisen aan hun leefgebied en daar voldoet het plangebied niet aan.
Foto 6 Kleine modderkruiper
Overige soorten
Volgens het Natuurloket zijn overige soorten niet onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; de deelplanlocaties voldoen hier niet aan.
In tabel B1.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het projectgebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel B1.1 Beschermde soorten in het projectgebied en het beschermingsregime
vrijstellingsregeling Ffw categorie 1 |
ontheffingsregeling Ffw | |
categorie 2 | categorie 3 | |
dotterbloem en zwanenbloem mol, egel, huisspitsmuis, bunzing, veldmuis, rosse woelmuis en konijn kleine watersalamander, groene en bruine kikker en gewone pad |
alle soorten inheemse vogels kleine modderkruiper |
alle vleermuizen rugstreeppad |
Toetsing en conclusie
Gebiedsbescherming
De planlocatie vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, maar is wel tegen het Natura 2000-gebied 'Hollandsch Diep' aan gelegen. De planlocatie maakt wel deel uit van het ruime jas-gebied (beheersgebiedsplan provincie Noord-Brabant 2008) en is tegen een ecologische verbindingszone aangelegen. Gezien het feit dat het hier een consoliderend plan betreft, zijn er geen negatieve effecten te verwachten op de beschermde natuurgebieden.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Door middel van het bestemmingsplan worden echter (kleine) ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarbij sprake kán zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden. Indien in de toekomst nieuwbouw plaatsvindt, dan wel het aanpassen van of de sloop van gebouwen, ingrepen in tuinen (verhardingen, bouw van schuurtjes etc.), het vergraven van watergangen of het kappen van bomen, waarbij te beschermen diersoorten worden geschaad, zal geen ontheffing6 nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten of door minimaal 20 m rond een nest geen werkzaamheden uit te voeren. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:
Mogelijk zijn zwaar beschermde soorten als kleine modderkruiper (categorie 2), rugstreeppad (categorie 3), vleermuizen (categorie 3) dan wel vogels met een vaste nestplaats (categorie 2) binnen het plangebied aanwezig. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken (hetgeen aan de hand van veldonderzoek moet worden vastgesteld) en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen en omdat het naar verwachting gaat om regionaal en landelijk vrij algemeen voorkomende soorten, zal de gunstige staat van instandhouding van geen van de soorten in gevaar komen. De Ffw zal derhalve de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.