direct naar inhoud van Artikel 7 Bedrijventerrein
Plan: Kern Standdaarbuiten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1709.standdaarbuiten12-0401

Artikel 7 Bedrijventerrein

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2': voor bedrijven uit categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2 tot en met categorie 3.1': voor bedrijven uit de categorieën 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2 tot en met categorie 4.1: voor bedrijven uit de categorieën 2 en 3.1 en tevens voor bedrijven uit categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat uitsluitend bedrijven uit categorie 4.1 zijn toegestaan voorzover aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': een rioolgemaal;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  • f. ter plaatse van de aanduiding ' speciefieke vorm van bedrijf - autostalling': het stallen van auto's;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, voorzieningen van openbaar nut, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mag worden gebouwd;
  • b. gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven;
  • d. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven. Het bebouwingspercentage moet berekend worden over het het deel van het bouwperceel dat achter de bouwgrens is gelegen;
  • e. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 5 meter;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder b is de bouw van erkers, luifels, balkons en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij geldt dat:
    • 1. de diepte ten hoogste 1,25 meter bedraagt;
    • 2. het oppervlak ten hoogste 6 m² bedraagt;
    • 3. de afstand tot de begrenzing met de bestemming Verkeer of Verkeer-Verblijfsgebied ten minste 1 meter bedraagt;
  • g. de breedte van een bouwperceel bedraagt minimaal 40 m;
  • h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' kan een bedrijfswoning worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. niet meer bedrijfswoningen mogen worden gebouwd dan ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden' is aangegeven;
    • 2. de inhoud ten hoogste 750 m³ bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen 10 meter;
    • 4. de oppervlakte van de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen ten hoogste 90 m² mag bedragen, de goothoogte 3 meter en de bouwhoogte 5 meter;
    • 5. de afstand van de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen tot aan de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 15 meter;
  • i. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • j. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 meter;
  • k. de bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties, bedraagt gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie ten hoogste 5 meter;
  • l. de bouwhoogte van schotelantenne-installaties bedraagt gemeten vanaf de voet van de schotelantenne-installatie ten hoogste 3 meter;
  • m. de bouwhoogte van silo's behorende bij de Molenstraat 38-40 bedraagt maximaal 25 meter, met een maximaal oppervlak van 580 m²;
  • n. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 4 meter.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 onder c voor het toestaan van een maximale bouwhoogte van 15 meter, indien de cultuurhistorische en architectonische waarden niet onevenredig worden aangetast.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik en het laten gebruiken van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • b. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • c. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • d. geluidhinderlijke inrichtingen en Bevi- inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • e. risicovolle inrichtingen, voor zover de veiligheidafstanden buiten de eigen inrichtingsgrenzen vallen, zijn niet toegestaan;
  • f. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen;
  • g. per bedrijf is kantoorvloeroppervlak die meer bedraagt dan 50% van het bedrijfsvloeroppervlak niet toegestaan; kantoorvloeroppervlak van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  • h. nieuwvestiging van bedrijven is toegestaan voorzover de kavelgrootte minimaal 1000 m² en maximaal 5000 m² bedraagt. Wanneer bestaande bedrijven willen uitbreiden, geldt dat dezelfde minimale en maximale kavel aangehouden moet worden als bij nieuwvestiging, met dien verstande dat bedrijven, waarvan de bestaande kavelgrootte reeds groter is dan 5000 m², mogen worden uitgebreid met 15%.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 sub a en b:

  • a. om bedrijven toe te laten die zijn opgenomen in een naast hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 7.1 sub a en b genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 7.1 sub a en b genoemd.

7.5.2 Voorwaarde

Alvorens aan deze bevoegdheid toepassing wordt gegeven, dient advies in te worden gewonnen bij een milieudeskundige omtrent deze criteria en de toets aan de maatgevende milieuaspecten.