direct naar inhoud van Regels
Plan: Noordschans
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1709.Noordschans-BP40

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Noordschans met identificatienummer NL.IMRO.1709.Noordschans-BP40 van de gemeente Moerdijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren en waarbij de bedrijfsvoering aanbod gericht is; nader te onderscheiden in:

  • a. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee waarbij de veehouderij geheel of in overwegende mate afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel; onder grondgebonden veehouderij wordt tevens verstaan biologische pluimveehouderij waarbij het pluimvee in overwegende mate buiten loopt;
  • b. paardenfokkerij: het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling en manege;
  • c. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt, boomkwekerij en bosbouw;
  • d. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen (nagenoeg) zonder weidegang en/of zonder in overwegende mate afhankelijk te zijn van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel;
  • e. glastuinbouw: de teelt van tuinbouw- of siergewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen en permanente tunnelkassen, waaronder begrepen plastic kassen;
  • f. fruitteelt: de teelt van fruit in boomgaarden;
  • g. sierteelt: de teelt van siergewassen, alsmede van sierstruiken en sierbomen op open grond;
  • h. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • i. boomkwekerij: een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
  • j. bosbouw: de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie.
1.9 agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd

een agrarisch bedrijf in de omvang van minder dan een halve arbeidskracht.

1.10 agrarisch bedrijf op niet-bedrijfsmatige wijze

het uitvoeren van agrarische activiteiten, waarbij het niet-bedrijfsmatige karakter vooropstaat. Onder agrarische activiteiten wordt in deze zin verstaan het houden van vee en het telen van gewassen op een zodanig kleinschalige wijze dat geen milieuvergunning of melding noodzakelijk is. Het betreft hier agrarische activiteiten op locaties waar voorheen bedrijfsmatige agrarische activiteiten plaatsvonden.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde

1.12 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren, opslaan of inzamelen van goederen.

1.13 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.14 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.15 bestaande gebouwen

gebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.19 botenstalling

een overdekte steiger in de vorm van een schuur, voor berging, onderhoud, reparatie en verbouwing van pleziervaartuigen met de daarbij behorende voorzieningen;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.27 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.28 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.

1.29 cultuurhistorische waardevolle gebieden

waarden van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden of het historisch-geografisch erfgoed.

1.30 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.31 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.32 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.33 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, en bankfilialen.

1.34 erf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw, 1 meter gelegen achter de denkbeeldige lijn in het verlengde van de lijn van het bouwvlak waar de voorgevel van het hoofdgebouw aan ligt, voorzover deze gronden gelegen zijn buiten het bouwvlak van het hoofdgebouw.

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 grens gezoneerd industrieterrein

grens van het terrein waarvoor een zone industrielawaai geldt, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

1.37 grens zone industrielawaai

grens van de zone, zoals bedoeld in artikel 40 en artikel 41, leden 1 en 2, van de Wet geluidhinder.

1.38 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.39 horeca

"horeca 1":

  • een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken alsmede zalen;

"horeca 2":

  • elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die geheel of nagenoeg geheel is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
  • inrichtingen waarin een kans- of behendigheidsspel wordt uitgeoefend;

"horeca 3":

  • logiesaccommodatie.
1.40 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen discipline, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.41 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.42 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.43 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.44 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.45 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.46 peil
  • a. voor gebouwen binnen 5 m afstand van een weg: de hoogte van de kruin van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.47 seksinrichting

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een voertuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.48 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.49 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden en de verkoop van artikelen die inspelen op woontrends en het buitenleven.

1.50 verbeelding
  • a. analoge verbeelding: de verbeelding van het bestemmingsplan “Noordschans”, bestaande uit één kaartblad met het nummer NL.IMRO.1709.Noordschans-BP40.
  • b. digitale verbeelding: een verbeelding van het bestemmingsplan “Noordschans”, met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het NL.IMRO.1709.Noordschans-BP40.
1.51 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of ''uitstraling'' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.52 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de van de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een volwaardig of reëel agrarisch bedrijf of een agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd dat kan bestaan uit één of meerdere hoofdtakken, zoals genoemd in lid 1.8 onder c of agrarische activiteiten op niet-bedrijfsmatige wijze zoals genoemd in lid 1.10;

alsmede voor:

  • b. het behoud van verweving van landbouw en landschaps- en cultuurhistorische waarden alsmede de kenmerkende openheid en het behoud en herstel van de in dit gebied voorkomende landschaps- en cultuurhistorische waarden in de vorm van grootschalige openheid, waardevolle historisch-geografische lijnen en dijken, historische groenstructuren, kreekrestanten, weidevogelgebieden en cultuurhistorische waarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', bescherming van de cultuurhistorische waarde en/of cultuurhistorische waardevolle gebieden;
  • d. de in tabel 3.1 genoemde nevenfuncties;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • f. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, (ontsluitings)wegen, laad- en losvoorzieningen, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen.

Tabel 3.1 Rechtstreeks toegestane nevenfuncties

nevenfunctie   max. bvo aan bebouwing in gebruik  
agrarisch hulp- en nevenbedrijf in de categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   400  
opslag en stalling van agrarische producten, goederen, werktuigen en materialen in de bestaande bebouwing   400  
verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten   50  
agrarische loonbedrijven in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   500  
veearts   400  
hoefsmederij   400  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   400  
hoveniersbedrijf   400  
paardenstalling/paardenpension   400  
kano-, roeiboot- of fietsenverhuur   400  
kleinschalige horecagelegenheid   100  
kampeerboerderij   400  
sociale functie (resocialisatie, therapie, zorgboerderij)   400  
museum/tentoonstelling   100  

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en gelden de volgende regels:

  • c. er mag ten hoogste 1 bedrijf per bouwvlak worden opgericht;
  • d. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van tijdelijke lage teeltondersteunende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing en erf- en terreinafscheiding, dienen binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn gebouwd te worden;
  • e. het gehele bouwvlak mag met gebouwen worden bebouwd;
  • f. uitbreiding van gebouwen ten behoeve van 'agrarische activiteiten op niet-bedrijfsmatige wijze' zoals omschreven in lid 3.1 onder a is, met uitzondering van bedrijfswoningen en bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, niet toegestaan;
  • g. nieuwe gebouwen binnen een bouwvlak dienen te worden gebouwd in aansluiting op bestaande gebouwen, waarbij de onderlinge afstand ten hoogste 20 m mag bedragen;
  • h. nieuwe gebouwen binnen een bouwvlak dienen te worden gebouwd op een afstand van ten minste 20 m tot de zijkant van de dichtstbij gelegen openbare weg, met dien verstande dat nieuwe bedrijfsgebouwen niet mogen worden gebouwd in de zone tussen de bedrijfswoning en de dichtstbij gelegen openbare weg;
  • i. nieuwe bedrijfswoningen binnen een bouwvlak dienen te worden gebouwd op een afstand van ten minste 10 m tot de zijkant van de dichtstbij gelegen openbare weg, met dien verstande dat deze bedrijfswoningen niet tussen of achter aanwezige bedrijfsgebouwen mogen worden gebouwd;
  • j. de afstand tussen een bedrijfswoning en een bijbehorend bijgebouw dient ten minste 3,5 m en ten hoogste 10 m te bedragen;
  • k. bijgebouwen bij en aanbouwen aan de bedrijfswoning dienen op een afstand van ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning te worden gebouwd;
  • l. de voorgevelrooilijn mag niet met bouwwerken worden overschreven, tenzij het betreft:
    • 1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, mits de overschrijdingen niet meer dan 1,25 m bedraagt;
    • 2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt;
    • 3. terrein- en erfafscheidingen, mits de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedraagt;
    • 4. voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing;
  • m. overigens geldt het volgende:
  max. aantal per bedrijf/ max. aantal   max. oppervlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoningen (exclusief aanbouwen)
 
bestaand     750 m³   5,5 m   10 m  
bedrijfswoning (exclusief aanbouwen) bij dijkbebouwing   bestaand     750 m³     7,5 m  
aanbouwen aan en bijgebouwen bij bedrijfswoning     80 m²     - aanbouwen: begane grondlaag woning
- bijgebouwen: 3 m  
- aanbouwen: 1,5 maal de goothoogte van de begane grondlaag van de woning
- bijgebouwen: 5 m  
kassen en overige permanente teeltondersteunende voorzieningen binnen een bouwvlak zonder functieaanduiding     1.000 m² per bouwvlak     8 m
 
zoals aangeduid op de verbeelding  
ondersteunende voorzieningen ten behoeve van bio-energie-installaties           zoals aangeduid op de verbeelding  
overige bedrijfsgebouwen         8 m   zoals aangeduid op de verbeelding  
sleufsilo's
mestsilo's
torensilo's  
        2,5 m
6 m
10 m  
windschermen
 
        2 m  
terrein- en erfafscheidingen           2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           4 m  

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Ten behoeve van overschrijden afstandsmaten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 3.2 onder h t/m k teneinde ruimere afstanden toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • een doelmatige bedrijfsvoering moet afwijking van de afstandsmaten noodzakelijk maken, deze noodzaak is in ieder geval aanwezig, wanneer afwijking van de afstandsmaten noodzakelijk is op grond van milieuwetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn.
3.3.2 Ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 3.2 onder m, teneinde binnen het bouwvlak het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen met een meer permanent karakter mogelijk te maken voor een groter oppervlak dan 1.000 m², met inachtneming van het volgende:

  • a. de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. de aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in lid 3.1 onder b mogen niet onevenredig aangetast worden;
  • c. het oppervlak van de teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2 ha.
3.3.3 Ten behoeve van ondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 3.2 onder m, teneinde binnen bouwvlakken zonder aanduiding het oprichten van kassen en overige permanente teeltondersteunende voorzieningen mogelijk te maken, met inachtneming van het volgende:

  • a. de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. de aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in lid 3.1 onder b mogen niet onevenredig aangetast worden;
  • c. het oppervlak aan voorzieningen mag niet meer dan 5.000 m² bedragen.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. ten behoeve van nevenfuncties gelden de volgende regels:
    • 1. de nevenfunctie kampeerboerderij is alleen toegestaan op bouwvlakken waar een bedrijfswoning aanwezig is;
    • 2. binnenrijbanen zijn niet toegestaan;
    • 3. de afstand van paardenbakken en paardenstallen tot woningen van derden dient ten minste 50 m te bedragen;
    • 4. het oprichten van lichtmasten, lichtbakken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan;
    • 5. parkeren dient op eigen terrein te geschieden;
    • 6. voor de nevenfunctie opslag en stalling mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd of bestaande gebouwen worden uitgebreid;
    • 7. permanente buitenopslag is niet toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 3.2 genoemde nevenfuncties binnen het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • b. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • c. de aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in lid 3.1 onder b mogen niet onevenredig aangetast worden;
  • d. de nevenfunctie mag niet leiden tot een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen;
  • e. de nevenfuncties bed & breakfast en kleinschalig kamperen zijn alleen toegestaan op bouwvlakken waar een bedrijfswoning aanwezig is;
  • f. binnenrijbanen zijn niet toegestaan;
  • g. de afstand van paardenbakken en paardenstallen tot woningen van derden dient ten minste 50 m te bedragen;
  • h. het oprichten van lichtmasten, lichtbakken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan;
  • i. parkeren dient op eigen terrein te geschieden;
  • j. permanente buitenopslag is niet toegestaan;
  • k. voor de nevenfunctie opslag en stalling mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd of bestaande gebouwen worden uitgebreid;
  • l. ten behoeve van de nevenfunctie 'bed & breakfast' mogen ten hoogste 10 slaapplaatsen worden gerealiseerd;
  • m. ten behoeve van de nevenfunctie 'kleinschalig kamperen' gelden de volgende regels:
    • 1. het aantal kampeermiddelen mag ten hoogste 25 bedragen;
    • 2. kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst in de periode 15 maart t/m 31 oktober;
    • 3. het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
    • 4. het kleinschalig kampeerterrein maakt deel uit van het agrarische bouwvlak;
    • 5. de afstand van het kleinschalige kampeerterrein tot woningen van derden of de huiskavel van een ander agrarisch bedrijf bedraagt ten minste 50 m;
    • 6. er dient voorzien te worden in een 5 m brede beplantingsstrook met gebiedseigen assortiment met daarin groenblijvende beplanting;
    • 7. per kampeerplaats moet een standplaats van bij voorkeur 150 m², maar ten minste 120 m² netto beschikbaar zijn;
    • 8. per kampeerplaats dient ten minste 1,2 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn;
    • 9. gebouwde (sanitaire) voorzieningen voor het kleinschalig kamperen worden bij voorkeur in of in aansluiting op bestaande gebouwen gerealiseerd;
  • n. ten behoeve van de nevenfunctie 'bio-energie-installatie' gelden de volgende regels:
    • 1. de activiteiten dienen plaats te vinden binnen het bouwvlak;
    • 2. door middel van een bedrijfsplan moet worden aangetoond dat de bio-energie-installatie een passende nevenfunctie is bij het agrarische bedrijf;
    • 3. de capaciteit van de bio-energie-installatie mag maximaal 25.000 ton biomassa per jaar bedragen;
    • 4. het verzoek tot afwijking dient vergezeld te gaan met een goede ruimtelijke onderbouwing, waarin in ieder geval aangetoond wordt dat voldaan kan worden aan de van toepassing zijnde milieu- en overige aspecten;
    • 5. het verzoek tot afwijking wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder 2 wordt voldaan.

Tabel 3.2 Nevenfuncties toegestaan met een aanvraag om omgevingsvergunning met afwijking van de planregels

nevenfunctie   max. bvo aan bebouwing in gebruik  
veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehandel, paardenhandel   400  
statische opslag en stalling van niet-agrarische producten, goederen, werktuigen en materialen in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bestaande bebouwing, ten behoeve van particulieren of het ter plaatse gevestigde bedrijf   1.000  
bio-energie-installatie   400  
bed & breakfast   400  
kleinschalig kamperen   400  
dierenpension/hondenfokkerij   400  

3.5.2 Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in tabel 3.1 en 3.2, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de in tabel 3.1 en 3.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 3.5.1.

3.5.3 Ten behoeve van een groter oppervlak aan bebouwing ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximale oppervlak aan bebouwing in gebruik voor de nevenfunctie, zoals genoemd in tabel 3.1 en 3.2, met inachtneming van het volgende:

  • a. van deze afwijkingsbevoegdheid mag geen gebruik worden gemaakt ten behoeve van de nevenfunctie 'opslag en stalling van agrarische producten, goederen, werktuigen en materialen in de bestaande bebouwing';
  • b. een groter oppervlak dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • c. het oppervlak aan bedrijfsgebouwen in gebruik ten behoeve van de nevenfunctie mag in geen geval meer dan 1.000 m² bedragen.
3.5.4 Ten behoeve van een hogere categorie in de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de genoemde categorieën in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor nevenfuncties, zoals genoemd in tabel 3.1 en 3.2, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bevoegd gezag kan bedrijven toelaten in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge tabel 3.1 en 3.2 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. het bevoegd gezag kan bedrijven toelaten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. met dien verstande dat benzineservicestations met lpg-verkoop niet zijn toegestaan.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven van categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’: bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’: bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', bescherming van de cultuurhistorische waarde en/of cultuurhistorische waardevolle gebieden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum', uitsluitend een tuincentrum zoals genoemd in lid 1.49;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bedrijfswoning;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', uitsluitend nutsvoorzieningen;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mag worden gebouwd;
  • b. gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
  • c. nieuwvestiging van bedrijven is toegestaan voorzover de kavelgrootte minimaal 1000 m² en maximaal 5000 m² bedraagt. Wanneer bestaande bedrijven willen uitbreiden, geldt dat dezelfde minimale en maximale kavel aangehouden moet worden als bij nieuwvestiging, met dien verstande dat bedrijven, waarvan de bestaande kavelgrootte reeds groter is dan 5000 m², mogen worden uitgebreid met 15%;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte;
  • e. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel, indien geen bebouwingspercentage is opgenomen, geldt een bebouwingspercentage van 100%;
  • f. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a is de bouw van erkers, luifels, balkons en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij geldt dat:
    • 1. de diepte ten hoogste 1,25 m bedraagt;
    • 2. het oppervlak ten hoogste 6 m2 bedraagt;
    • 3. de afstand tot de begrenzing met de bestemming Verkeer of Verkeer-Verblijfsgebied ten minste 1 m bedraagt;
  • h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' kan maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. de inhoud ten hoogste 750 m3 bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 meter, met dien verstande dat het aantal bouwlagen niet meer mag bedragen dan het aantal zoals dat bestond ten tijd van het ontwerp van dit plan;
    • 3. de oppervlakte van de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 90 m2 bedragen, de goothoogte 3 meter en de bouwhoogte 5 meter;
    • 4. de afstand van de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 15 meter. Wanneer de bestaande afstand meer bedraagt, geldt deze afstand;
  • i. de bouwhoogte van erfafscheidingen op minder dan 1 m afstand van het openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  • j. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 3 m;
  • k. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • l. de bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties, bedraagt gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie ten hoogste 5 m;
  • m. de bouwhoogte van schotelantenne-installaties bedraagt gemeten vanaf de voet van de schotelantenne-installatie ten hoogste 3 m;
  • n. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 4 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 4.2 onder h voor de realisatie van één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bedrijfswoning 1', met inachtneming van het volgende:

  • a. de woning wordt opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte is maximaal 6 meter;
  • c. de inhoud bedraagt maximaal 600 m3;
  • d. de bouwhoogte is maximaal 8 meter;
  • e. de oppervlakte van de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 90 m2 bedragen, de goothoogte 3 meter en de bouwhoogte 5 meter;
  • f. de woning is noodzakelijk en doelmatig ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • g. de woning is aantoonbaar milieu hygiënisch inpasbaar.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi- inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. per bedrijf is kantoorvloeroppervlak die meer bedraagt dan 50% van het bedrijfsvloeroppervlak niet toegestaan; kantoorvloeroppervlak van meer dan 400 m2 per bedrijf is in geen geval toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijkingen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 4.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, bruggen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  • b. nutsvoorzieningen, en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 8 m;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen inzake bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'religie': faciliteiten voor levensbeschouwelijke activiteiten en/of religieuze bijeenkomsten;
  • c. ondergeschikte horeca 1 uitsluitend ten dienste van en ondergeschikt aan de maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in sub a met een maximum van 50 m2;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals (ontsluitings)wegen, groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mag worden gebouwd;
  • b. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte;
  • d. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel;
  • e. maximaal 50 m2 aan bijgebouwen mogen worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
  • f. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  • g. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 4 m.

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, bescherming, beheer en ontwikkeling van actuele en potentiële natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', bescherming van de cultuurhistorische waarde en/of cultuurhistorische waardevolle gebieden;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheiding bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2 m.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ophogen/afgraven/ egaliseren gronden en grondbewerkingen in de ondergrond;
  • b. graven van watergangen/vijvers;
  • c. verwijderen opgaande beplanting, vellen/rooien houtopstanden;
  • d. aanbrengen opgaande beplanting (geen erfbeplanting);
  • e. aanleg wandel- of fietspaden;
  • f. aanbrengen ondergrondse leidingen en daarbij behorende constructies.
7.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 7.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
7.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur wordt aangetoond.

Artikel 8 Recreatie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatie in de vorm van een jachthaven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfwoning', één bedrijfswoning;
  • c. ondergeschikte horeca 1 uitsluitend ten dienste van en ondergeschikt aan de functie als bedoeld in sub a;
  • d. een scheepswerf in milieucategorie 3.1 behorende bij de jachthaven;
  • e. terrassen;
  • f. detailhandel in boten en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, steigers, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mag worden gebouwd;
  • b. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte;
  • d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de verbeelding aangegeven goothoogte;
  • e. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • f. de bouwhoogte van erfafscheidingen op minder dan 1 m afstand van openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  • g. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 4 m.

Artikel 9 Tuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. bij deze bestemming behorende opritten en parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is de bouw van erkers, luifels, balkons en andere ondergeschikte bouwdelen van het hoofdgebouw toegestaan, waarbij geldt dat:
    • 1. de diepte ten hoogste 1,25 m bedraagt;
    • 2. het oppervlak ten hoogste 6 m2 bedraagt;
    • 3. de afstand tot de begrenzing met de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' ten minste 1 m bedraagt;
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', bescherming van de cultuurhistorische waarde en/of cultuurhistorische waardevolle gebieden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - botenstalling', botenstalling;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groen, water, reclameuitingen, terrassen, speeltoestellen en parkeervoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersaanduiding, wegaanduiding of verlichting bedraagt ten hoogste 5 m.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeer te water;
  • b. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven', een jachthaven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', bescherming van de cultuurhistorische waarde en/of cultuurhistorische waardevolle gebieden;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder bruggen, beschoeiingen, kades en steigers.
11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.
11.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' zijn geen (aanleg)steigers toegestaan.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de gronden;
  • b. het vergraven van de gronden;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanbrengen van oeverbeschoeiing.
11.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 11.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
11.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 11.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor de directe of indirecte te verwachten gevolgen voor de cultuurhistorische waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m²;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': opslag ten behoeve van een aannemersbedrijf;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', bescherming van de cultuurhistorische waarde en/of cultuurhistorische waardevolle gebieden;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden gebouwd in een bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte;
  • c. het aantal bouwlagen is gelijk aan het aantal bouwlagen welke aanwezig waren op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • d. het bestaande aantal woningen mag niet worden uitgebreid.
12.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,35 m;
  • b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen voor zover gelegen op het erf bedraagt ten hoogste 50 % van de oppervlakte van het erf met een maximum van 90 m2;
  • f. in afwijking van het gestelde onder e geldt ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', een groter gezamenlijk oppervlak, met dien verstande dat de maximale oppervlakte niet meer bedraagt dan de oppervlakte zoals bestond ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp bestemmingsplan;

met dien verstande dat:

  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Ten behoeve van de vergroting van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ingeval van sanering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in sublid 12.2.2 sub f, teneinde bij woningen met de aanduiding 'bijgebouwen' het vergroten van het oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. ten hoogste 20% van het oppervlak van bijgebouwen die worden gesloopt, mag worden benut voor uitbreiding van bestaande aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen of oprichting van nieuwe aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • b. het oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 200 m² bedragen.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende voorschriften:

  • a. gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • b. de gronden mogen worden gebruikt voor agrarisch bedrijf op niet bedrijfsmatige wijze;
  • c. opslag zoals bedoeld in 12.1 onder c uitsluitend op de begane grond is toegestaan.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.5.1 Afwijkingen mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.4 onder a voor het toestaan van het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de afwijking vervalt zodra de onder a bedoelde noodzaak is komen te vervallen;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2.

Artikel 13 Waarde - Natuur en landschap

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natuur en landschap' aangewezen gronden zijn - behalve de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
  • b. de bouwmogelijkheden van de geldende bestemmingen, overeenkomstig Hoofdstuk 2 van deze regels;
  • c. een en ander met inachtneming van de in dit gebied voorkomende waarden in de vorm van een kenmerkende landschapsstructuur, waardevolle water- en oevervegetaties, waardevolle weide- en watervogelgebieden en cultuurhistorische waarden.
13.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels van de voorkomende bestemming(en) voor de bouw van schuil- en toiletgelegenheden, observatiehutten en beheersgebouwen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden of het recreatief medegebruik, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlakte van een gebouw maximaal 20 m² mag bedragen en de bouwhoogte van maximaal 2,5 m;
  • b. van de afwijking mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden geschaad dan wel dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.3.1 Verbod

Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Natuur en landschap zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos of boomgaard, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het aanleggen of verbreden van sloten, wateren en/of waterpartijen;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
13.3.2 Uitzondering

Het in lid 13.3.1 opgenomen verbod is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden;
  • b. voor normaal onderhoud, gebruik en beheer gericht zijn op en noodzakelijk voor de instandhouding van het gebied.
13.3.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 13.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur wordt aangetoond.

Artikel 14 Waterstaat - Waterkering

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - medebestemd voor de waterhuishoudelijke voorzieningen.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 14.2. Omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene bouwregels

16.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhoudsen oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 17 Algemene gebruiksregels

17.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van schepen en andere vaartuigen voor bewoning.

Artikel 18 Algemene aanduidingsregels

18.1 geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' is de bouw van nieuwe geluidsgevoelige objecten (waaronder begrepen de splitsing van panden in meerdere woningen) niet toegestaan.

18.2 veiligheidszone - leiding
18.2.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

18.2.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 18.2.1 voor het oprichten van bouwwerken op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'veiligheidszone - leiding', mits het afwijken niet in strijd is met de belangen van de binnen het naastgelegen bestemmingsvlak gelegen leiding, alsmede de veiligheid van personen en goeden is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord.

18.2.3 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 18.2.2, te verlenen wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de buisleidingenstraat omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

18.3 wetgevingszone - wijzigingsgebied
18.3.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' kunnen de gronden - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - worden gewijzigd ten behoeve van de realisatie van een ecologische verbindingszone en/of het behoud en herstel van het watersysteem.

18.3.2 Bouwregels

Ter bescherming van de toekomstige realisatie van een ecologische verbindingszone danwel het behoud en herstel van het watersysteem gelden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' voor het bouwen de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.3.1 genoemde aanduiding uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m;
  • c. op de gronden mag ten hoogste 100 m2 aan extra oppervlakteverharding worden aangebracht;
  • d. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij:
    • 1. de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid;
    • 2. gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 3. de gronden niet worden opgehoogd.
18.3.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 18.3.2. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het watersysteembelang en/of het ecologisch belang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
18.3.4 Wijzigingsregels

Voor de realisatie van de ecologische verbindingszone en/of het behoud en herstel van het watersysteem ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' gelden onderstaande regels:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden als ecologische verbindingszone aan een terreinbeherende instantie in eigendom zijn overgedragen, danwel nadat er bij particulier grondbezit afspraken met betrekking tot inspanningsverplichtingen en vergoedingen om tot bepaalde natuurdoeltypen te komen in een notariële akte zijn vastgelegd;
  • b. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken waterbeheerder een positief advies heeft uitgebracht over het behoud en/of herstel van het watersysteem.

Artikel 19 Algemene afwijkingsregels

19.1 Afwijkingen van maten en overschrijdingen van bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken - afwijken van de regels voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 1 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 5% worden vergroot.

Omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 20 Algemene wijzigingsregels

20.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 1 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 5% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig kan in afwijking van het bepaalde in dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk zoals bedoeld in dit lid onder a, met maximaal 10%;
  • c. het lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Noordschans’.