Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Buitengebied – Wijzigingsplan Elisabethweg 3 te Heijningen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1709.BPBGElisabethweg3-BP40
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 Plan
het bestemmingsplan ‘Bestemmingsplan Buitengebied – Wijzigingsplan Elisabethweg 3 te Heijningen’ met identificatienummer NL.IMRO.1709.BPBGElisabethweg3-BP40 van de gemeente Moerdijk.
 
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 Aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
 
1.4 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.6 Aan- huis- gebonden beroep
het uitoefenen van een dienstverlenend beroep, dat in een woning en/of in bijbehorende bouwwerken door de bewoners wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met een woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.7 Agrarisch aanverwant bedrijf
een bedrijf, nader onder te verdelen één of meer van de navolgende bedrijfsactiviteiten:
  • agrarisch hulp- en nevenbedrijf;
  • agrarisch loonbedrijf;
  • agrarisch groothandelsbedrijf;
 
1.8 Agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd:
een agrarisch bedrijf met een omvang van minder dan een halve arbeidskracht en dat valt onder de werkingssfeer van de Wet Milieubeheer;
 
1.9 Agrarisch bedrijf:
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren en waarbij de bedrijfsvoering aanbod gericht is;
nader te onderscheiden in:
  1. grondgebonden veehouderij: veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie, niet zijnde een paardenhouderij;
  2. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt, boomkwekerij en bosbouw;
  3. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen (nagenoeg) zonder weidegang en/of zonder in overwegende mate afhankelijk te zijn van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel;
  4. glastuinbouw: de teelt van tuinbouw- of siergewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen en permanente tunnelkassen, waaronder begrepen plastic kassen;
  5. fruitteelt: de teelt van fruit in boomgaarden;
  6. sierteelt: teelt van siergewassen, alsmede van sierstruiken en sierbomen op open grond;
  7. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  8. boomkwekerij: een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
  9. bosbouw: de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie.
1.10 Agrarisch deskundige:
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen algemeen erkende en onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van landbouw en tuinbouw;
 
1.11 Agrarisch groothandelsbedrijf:
een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op de handel in en de export van producten uit agrarische sector en dat daartoe beschikt over faciliteiten ten behoeve van het vervoer, de opslag, de been verwerking of de afzet van agrarische producten zoals transport- en opslagbedrijven, koelhuizen en dergelijke;
 
1.12 Agrarisch hulp- en nevenbedrijf:
een bedrijf dat gericht is op het verlenen van diensten en/of het toeleveren van zaai- en pootgoed, gewasbeschermingsmiddelen en/of andere producten en/of machines aan agrarische bedrijven en hoveniersbedrijven (agrarische handels- en exportbedrijven en agrarische loonbedrijven daaronder niet begrepen), inclusief verhuur van machines;
 
1.13 Agrarisch loonbedrijf:
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur en/of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur;
 
1.14 Agrarische activiteiten op niet-bedrijfsmatige wijze:
het uitvoeren van agrarische activiteiten, waarbij het niet-bedrijfsmatige karakter vooropstaat. Onder agrarische activiteiten wordt in deze zin verstaan het houden van vee en het telen van gewassen op een zodanig kleinschalige wijze dat geen milieuvergunning of melding noodzakelijk is;
 
1.15 Antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
 
1.16 Antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
 
1.17 Archeologisch onderzoek:
onderzoek naar de geschiedenis en de archeologische waarde van een locatie, verricht en gerapporteerd conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) (of diens rechtsopvolger), uitgevoerd door een partij, beschikkend over een certificaat als bedoeld in artikel 5.1 van de Erfgoedwet;
 
1.18 Archeologische waarden:
alle vóór tenminste zestig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.
 
1.19 Atelier:
werkplaats van een kunstenaar;
 
1.20 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.21 Bebouwingspercentage
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
 
1.22 Bed & breakfast
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed & breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;
 
1.23 Bedrijfswoning
een woning, in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een of meerdere personen wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk moet worden geacht;
 
1.24 Begane grondlaag
bouwlaag van een gebouw, ter hoogte van het peil. Deze bouwlaag wordt gekenmerkt door de hoofdontsluiting van het gebouw;
 
1.25 Beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
 
1.26 Bestaand
  1.  t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning;
  2.  t.a.v. bebouwing ten behoeve van grondgebonden veehouderijen en intensieve veehouderijen, niet zijnde bestaande bedrijfswoningen:
    1. de bebouwing die op 21 september 2013 aanwezig of in uitvoering was, of
    2. de bebouwing die gebouwd mag worden krachtens een verleende omgevingsvergunning, of
    3. de bebouwing die is gebaseerd op een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke bouwaanvraag die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan per 21 september 2013;
  3. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
1.27 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.28 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak van gronden met eenzelfde bestemming.
 
1.29 Bijgebouw
een op zich zelf staand gebouw, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.30 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.31 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.32 Bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel
 
1.33 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde bebouwing en verhardingen zijn toegelaten.
 
1.34 Bouwwerk voor recreatief verblijf:
een bouwwerk dat uitsluitend bedoeld is om door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te gebruiken voor toeristisch of recreatief gebruik; niet zijnde kampeermiddelen.
 
1.35 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.36 Buisleiding:
holle buis voor het doorstromen van gassen, vloeistoffen of capsules, bestemd om hetzij een gas, een vloeistof of capsules te transporteren, hetzij een vloeistof als intermediair te gebruiken voor het transport van warmte of een opgeloste of verpulverde stof. Een standaard buisleiding is aangelegd volgens NEN 3650 en heeft een minimale gronddekking van 0,8 m in het vrije veld;
 
1.37 Consumentenvuurwerk:
vuurwerk voor particulier gebruik;
 
1.38 Detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.39 Dijk:
een al dan niet door steenglooiing versterkte aarden wal die dienst doet of heeft gedaan als waterkering langs of om enig water;
 
1.40 Dijkbebouwing:
de bebouwing die geheel of gedeeltelijk in een dijk is gebouwd;
 
1.41 Ecologische verbindingszone:
vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden;
 
1.42 Extensief agrarisch medegebruik:
een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw van akkerbouwproducten, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting van de natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
 
1.43 Extensief dagrecreatief medegebruik:
vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;
 
1.44 Extensieve dagrecreatie:
extensieve vorm van dagrecreatie, zoals verhuur van fietsen of kano's, theetuinen en boerengolf;
 
1.45 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.46 Geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
 
1.47 Hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen:
bouwwerken en voorzieningen met een bouwhoogte van meer dan 1,5 m, die ten behoeve van het verbeteren van de productie- en arbeidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden gedurende het hele jaar aanwezig zijn ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierteelt, bloembollenteelt en/of zaadteelt/zaadveredeling. Hieronder worden onder meer kassen en permanente hoge tunnels verstaan;
 
1.48 Hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:
bouwwerken en voorzieningen met een bouwhoogte van meer dan 1,5 m, die ten behoeve van het verbeteren van de productie- en arbeidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden gedurende maximaal zes maanden worden geplaatst ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierteelt, bloembollenteelt en/of zaadteelt/zaadveredeling. Hieronder worden onder meer tijdelijke hoge tunnels en stellingen verstaan;
 
1.49 Hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.50 Hoofdverblijf:
het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij/zij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal verblijven;
 
1.51 Horeca:
onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;
 
1.52 Huishouden:
een persoon of groep personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voeren.
 
1.53 Internetwinkel:
het verhandelen van goederen via internet, zonder fysieke bezoekmogelijkheid en showroom, met de daarbij behorende administratieve activiteiten en opslagfaciliteiten;
 
1.54 Inwoning:
twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meer voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;
 
1.55 Kampeermiddel:
  1. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
  2. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is;
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
 
1.56 Kantoor
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;
 
1.57 Kas:
een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dienend tot kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;
 
1.58 Kleinschalig kamperen:
kleinschalig kamperen op een kampeerterrein met ten hoogste 25 standplaatsen, waarbij uitsluitend gebruik mag worden gemaakt van toeristische kampeermiddelen.
Bouwwerken voor recreatief verblijf zijn niet toegestaan;
 
1.59 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het in een woning en/of in bijbehorende bouwwerken door maximaal twee bewoners op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;
 
1.60 Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van activiteiten als wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie alsmede ten behoeve van outdoor-activiteiten en vergelijkbare activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken;
 
1.61 Kleinschalige horecagelegenheid:
theetuin of proeverij van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf, géén café, restaurant of ander horecabedrijf zijnde;
 
1.62 Kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
 
1.63 Lage permanente teeltondersteunende voorzieningen:
bouwwerken en voorzieningen met een bouwhoogte van minder dan 1,5 m, die ten behoeve van het verbeteren van de productie- en arbeidsomstandigheden en het matigen van weersinvloeden gedurende het hele jaar aanwezig zijn ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierteelt, bloembollenteelt en/of zaadteelt/zaadveredeling. Hieronder worden onder meer permanente lage tunnels verstaan;
 
1.64 Lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:
bouwwerken en voorzieningen met een bouwhoogte van minder dan 1,5 m, die ten behoeve van het verbeteren van de productie- en arbeidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden gedurende maximaal zes maanden worden geplaatst ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierteelt, bloembollenteelt en/of zaadteelt/zaadveredeling; Hieronder worden onder meer stellingen, agrocover en agryl vliesdoek verstaan;
 
1.65 Landschapskwaliteitsplan:
het Landschapskwaliteitsplan, zoals die op 14 juli 2016 door de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk is vastgesteld of haar rechtsopvolger;
 
1.66 Logiesgebouw
een gebouw, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse;
 
1.67 Nevenactiviteit
onderdelen van een bedrijf, waarvan de gezamenlijke productieomvang een ondergeschikt (minder dan de helft) deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de nevenacitiviteit afzonderlijk in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen;
 
1.68 Nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
 
1.69 Opslag:
het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;
 
1.70 Opstelling windturbines:
windturbines die door samenhang in onderlinge afstand en verschijningsvorm deel uitmaken van een visuele eenheid van meerdere windturbines, binnen het plangebied;
 
1.71 Opstelplaats:
een verharde plek ten behoeve van het bouwen van en het onderhoud aan een windturbine;
 
1.72 Overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
 
1.73 Paardenbak:
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;
 
1.74 Paardenhouderij
een bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair zijn gericht op het voortbrengen, africhten, trainen, verhandelen en stallen van paarden, niet zijnde een manege;
 
1.75 Peil
  1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg en voor wijkbebouwing: de hoogte van de kruin van die weg;
  2. in andere gevallen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.76 Permanente bewoning
bewoning van een bouwwerk voor recreatieverblijf als hoofdverblijf;
 
1.77 Praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, (para)medisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;
 
1.78 Relatie:
bouwvlakken of bouwsteden die met elkaar verbonden zijn door middel van de aanduiding 'relatie' worden geacht een aaneengesloten oppervlakte met bij elkaar behorende bebouwing en gebruiksmogelijkheden voor één bedrijf te vormen;
 
1.79 Riviergebonden activiteiten:
activiteiten die gelet op de aard gebonden zijn aan de rivier:
  1. waterstaatkundige kunstwerken (bruggen, sluizen, waterkeringen e.d.);
  2. voorzieningen voor de beroepsvaart (vaarwegverbetering);
  3. voorzieningen voor een veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
  4. overslagbedrijven voor zover gekoppeld aan vervoer over een hoofdvaarweg;
  5. scheepswerven voor schepen groter dan 25 m, gemeten langs de waterlijn;
  6. natuur in de uiterwaarden;
1.80 Seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.81 Statische opslag:
onder statische opslag wordt verstaan opslag van naar hun aard statische goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven zoals (antieke) auto's, boten, caravans en dergelijke. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel dan wel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
 
1.82 Theetuin:
het verlenen van diensten in de vorm van het openstellen van en/of rondleiden door privésiertuinen bij woningen met als nevenactiviteiten het verstrekken van dranken, de daarbij behorende versnaperingen en de verkoop van souvenirs, koffie-, thee- en tuinproducten;
 
1.83 Verkoop streekeigen agrarische producten:
het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten hoofdzakelijk op het eigen bedrijf en/of in de regio zijn geteeld en op ambachtelijke wijze zijn verwerkt of bewerkt;
 
1.84 Visie bebouwingsconcentraties
De Visie Bebouwingsconcentraties die op 14 juli 2016 door de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk is vastgesteld of haar rechtsopvolger;
 
1.85 Visie buitengebied:
De Visie Buitengebied die op 14 juli 2016 door de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk is vastgesteld of haar rechtsopvolger;
 
1.86 Voorgevelrooilijn
de lijn die - evenwijdig aan de openbare weg - in het verlengde ligt van de voorgevel van het gebouw, dat het dichtst bij de weg is gelegen, gebouwen kleiner dan 6 m² niet meegerekend;
 
1.87 Windturbine:
een bouwwerk ter opwekking van elektriciteit door benutting van windkracht;
 
1.88 Woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
 
1.89 Wooneenheid:
gedeelte van een woonfunctie dat bestemd is voor afzonderlijke bewoning;
 
1.90 Zorgvuldige landschappelijke inpassing:
een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestaande danwel nog te ontwikkelen ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische landschapskwaliteiten.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 Afstand tussen windturbines:
de afstand tussen windturbines onderling wordt gemeten vanuit het hart van de mast van de windturbine;
 
2.2 Afstanden:
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
 
2.3 De bouwhoogte van een antenne-installatie:
tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie;
indien de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne, met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antenne-installatie;
 
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil;
 
2.5 De bouwhoogte van een gebouw:
tussen de bovenkant van het gebouw, met uitzondering van antenne-installaties, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen, en het peil;
 
2.6 De bouwhoogte van een ondergrondse ruimte:
de ruimte tussen de vloer van de ondergrondse ruimte en de bovenzijde van de begane grondvloer;
 
2.7 De bouwhoogte van een windturbine:
vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
 
2.8 De goothoogte van een gebouw:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.9 De inhoud van een gebouw:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van de daken en dakkapellen, met dien verstande dat bij dijkbebouwing tevens de ruimten onder de begane grondvloer worden meegerekend bij het bepalen van de inhoudsmaat van een woning;
 
2.10 De oppervlakte van een gebouw:
tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;
 
2.11 Tiphoogte van een windturbine:
vanaf peil tot aan het bovenste verticaal staande rotorblad.
 
De in dit plan gegeven regels omtrent plaatsing, afstanden en maten van bouwwerken, zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, luifels, schoorstenen, lichtkoepels, emissiekanalen luchtwassers en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
  
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een volwaardig of een reël agrarisch bedrijf, een agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd of agrarische activiteiten op niet-bedrijfsmatige wijze dat kan bestaan uit éé of meerdere hoofdtakken zoals is bedoeld in artikel 1.1.9 onder a, b, e, f en h;
  2. opslag van agrarische producten ten behoeve van omliggende agrarische bedrijven;
  3. geluidwerende voorzieningen;
  4. een paardenbak, uitsluitend op de gronden welke zijn gelegen binnen het bouwvlak of de bouwstede.
met daarbij behorende:
  1. toegangswegen, -paden, onverharde paden en overig verblijfsgebied;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. erven en tuinen behorende bij bedrijfswoningen tot maximaal 50 m uit de grens van het bouwvlak of de bouwstede.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Algemeen
  1. op de gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van:
    1. het bouwvlak;
    2. de bouwstede;
    3. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - solitaire schuur';
zijn uitsluitend toegestaan:
  • terrein- en erfafscheidingen;
  • voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing;
  • lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  • lage, permanente teeltondersteunende voorziening en mits gelegen direct aansluitend buiten bouwvlakken/bouwstedes;
  • hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  • bestaande hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen.
 
3.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van:
    1. het bouwvlak;
    2. de bouwstede;
    3. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - solitaire schuur';
  2. kassen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen:
    1. 'glastuinbouw';
    2. 'kas';
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijne
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van windschermen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  2. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m;
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1 Schuilgelegenheden
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 sublid 3.2.2 ten behoeve van het bouwen van schuilgelegenheden voor vee op gronden buiten het bouwvlak of de bouwstede, met dien verstande dat:
  1. schuilgelegenheden uitsluitend zijn toegestaan binnen bebouwingsconcentraties welke zijn aangegeven in de Visie bebouwingsconcentraties;
  2. de omgevingsvergunning uitsluitend mag worden verleend, indien het uiterlijk en de locatie van de schuilgelegenheid past binnen de vastgesteldrichtlijnen uit het Landschapskwaliteitsplan;
  3. de oppervlakte van de bij de schuilgelegenheid behorende en daaraan grenzende agrarische gronden ten minste 3 ha. bedraagt;
  4. de oppervlakte van schuilgelegenheden voor vee op gronden buiten het bouwvlak of de bouwstede mag ten hoogste 12 m² bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 2,5 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van vee en/of het telen van gewassen indien dit leidt tot een toename van de ammoniakemissie ten opzichte van de feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit:
    1. een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 7 lid 5 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, of een melding op grond van artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming, dan wel;
    2. indien een vergunning of melding als bedoeld onder a ontbreekt: de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt;
  2. een toename van de ammoniakemissie voor het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van vee en/of het telen van gewassen ten opzichte van de feitelijke en planologisch legale situatie is toegestaan indien het project of de handeling, waar de aanvraag om omgevingsvergunning op ziet, een stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in het Natura 2000-gebied, die afzonderlijk en - ingeval het project of de handeling betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid van de Wet milieubeheer - in cumulatie met andere projecten of handelingen met betrekking tot dezelfde inrichting, in de periode waarvoor het programma als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit natuurbescherming geldt, een waarde overschrijdt die is vastgesteld in artikel 2.12 van het Besluit natuurbescherming;
  3. buitenopslag buiten het bouwvlak of bouwstede, waaronder in elk geval wordt begrepen de opslag van mest;
  4. het gebruiken en realiseren van permanente verharding ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, met uitzondering van toegangswegen, buiten het bouwvlak of de bouwstede;
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.5.1 Paardenbak
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het gebruik van gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van het bouwvlak of de bouwstede ten behoeve van een paardenbak voor de agrarische bedrijfswoning of een woning welke is voorzien van de bestemming 'Wonen', mits:
  1. de oppervlakte van de paardenbak niet meer dan 1.200 m2 bedraagt;
  2. de paardenbak direct aansluitend aan het bouwvlak, de bouwstede of de bestemming 'Wonen' wordt gerealiseerd;
  3. de paardenbak past binnen de vastgesteldrichtlijnen uit het Landschapskwaliteitsplan;
  4. er geen lichtmasten of andere lichtbronnen worden toegepast.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
3.6.1 Tuin
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van de bestemming 'Tuin', met dien verstande dat:
  1. uitsluitend de bestemming van de gronden die grenzen aan de bestemming 'Wonen' mogen worden gewijzigd in de bestemming 'Tuin';
  2. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betrokken gronden in eigendom aan de aanvrager zijn overgedragen;
  3. de bestemmingswijziging mag niet leiden tot een belemmering voor de ontwikkeling van de omliggende functies.
Artikel 4 Tuin
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. hobbymatig agrarisch gebruik;
  3. een paardenbak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - paardenbak'.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - gebouw' mag per woning ten hoogste één gebouwtje/schuilhut worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 12 m², danwel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt, mits die op een legale wijze tot stand is gekomen;
    2. de afstand tot het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 30 m;
    3. de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 2 m en 2,5 m.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op de overige plaatsen mag niet meer bedragen dan 2 m.
Artikel 5 Wonen
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, met dien verstande dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan 1 per bestemmingsvlak:
  2. agrarische activiteiten bij wijze van hobby;
  3. één paardenbak per woning;
  4. nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
    1. uitsluitend de navolgende nevenactiviteit is toegestaan:
      1. kleinschalige horeca ten dienste van extensieve dagrecreatie, zoals een theetuin of proeverij van streekproducten tot een maximale oppervlakte van 100 m2, zowel binnen als buiten de toegestane bebouwing;
  5. geluidwerende voorzieningen.
met daarbij behorende:
  1. tuinen, erven en verhardingen;
  2. toegangswegen, -paden en overig verblijfsgebied;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. de afstand van de woning tot de dichtstbij gelegen openbare weg mag niet minder bedragen dan de bestaande afstand;
  2. bijgebouwen, overkappingen en aanbouwen aan de woning dienen op een afstand van ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning te worden gebouwd. Deze afstandsmaat geldt niet voor bestaande bebouwing;
  3. de afstand van woningen exclusief aanbouwen tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen;
  4. voor de maatvoering van de woning, inclusief aanbouwen, geldt dat:
    1. de inhoud niet meer mag bedragen dan 750 m3;
    2. de goot- en de bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 6 m en 11 m;
    3. de goothoogte van aanbouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van de woning vermeerderd met 0,35 m;
    4. de bouwhoogte van aanbouwen niet meer mag bedragen dan 1,5 maal de hoogte van de begane grondlaag van de woning;
  5. voor de maatvoering van bijgebouwen en overkappingen bij de woning geldt dat:
    1. de goot- en de bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte bijgebouwen' mag de oppervlakte van de aanwezige bijgebouwen maximaal 200m2 bedragen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van terrein en erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
 
5.3.1 Afstand woning tot de openbare weg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 ten behoeve van het verkleinen van de bestaande afstand van woning tot de dichtstbij gelegen openbare weg, met dien verstande dat uit akoestisch onderzoek is gebleken dat op de nieuwe locatie van de woning sprake is van een goed woon- en leefklimaat, waaronder in elk geval wordt verstaan dat dient te worden voldaan aan de wettelijke eisen ten aanzien van de milieuaspecten geluidhinder en luchtkwaliteit.
 
5.4 Specifieke gebruiksregels
 
5.4.1 Zorgvuldige landschappelijke inpassing
Op het perceel Elisabethweg 3 Heijningen dient de landschappelijke inpassing te worden gerealiseerd, beheerd en in stand gehouden conform het landschappelijke inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 van deze planregels.
 
Artikel 6 Waarde - Archeologie 4
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings)waarden.
 
6.2 Bouwregels
 
6.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, moet door de aanvrager een archeologisch onderzoeksrapport worden overgelegd waarin is aangetoond dat:
  1. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of;
  2. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad of vernield, of;
  3. in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.
6.2.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 6.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
  1. vervanging, vernieuwing, verandering of vergroting van bestaande bebouwing, waarbij geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 30 cm over een oppervlakte groter dan 80 m²;
  2. het bouwen van nieuwe bouwwerken, waarbij geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 30 cm over een oppervlakte groter dan 80 m2;
  3. een bouwwerk dat zonder verstoring, beschadiging of vernieling van archeologische waarden kan worden geplaatst;
  4. gronden waarvan de aanvrager heeft aangetoond dat deze reeds zijn geroerd.
6.2.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in lid 6.2.1 genoemde archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van inventariserend veldonderzoek;
  3. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  4. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een partij, beschikkend over een certificaat als bedoeld in artikel 5.1 van de Erfgoedwet en uit te laten voeren conform artikel 25 van de Erfgoedverordening gemeente Moerdijk 2017 dan wel haar rechtsopvolger.
6.2.4 Archeologisch rapport
Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
 
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
6.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
  1. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen, en waterpartijen en het verwijderen van bestaande funderingen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur (woelen, diepploegen) en het aanbrengen van heipalen met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 80 m² en dieper dan 30 cm; het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen over een oppervlakte groter dan 80 m² en dieper dan 30 cm;
  2. het uitvoeren van overige grondbewerkingen 80 m² en dieper dan 30 cm;
  3. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diep-wortelende beplanting;
  4. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een oppervlakte groter dan 80 m² en dieper dan 30 cm;
  5. het verlagen van het waterpeil over een oppervlakte groter dan 80 m² en dieper dan 30 cm.
6.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 6.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud betreffen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  5. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  6. plaatsvinden op gronden waarvan de aanvrager heeft aangetoond dat deze reeds zijn geroerd.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voor ‘Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden die, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen, indien het op grond van nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in verdere bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voor ‘Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden die, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
    1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
    2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 6
 
7.1. Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings)waarden.
 
7.2. Bouwregels
 
7.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, moet door de aanvrager een archeologisch onderzoeksrapport worden overgelegd waarin is aangetoond dat:
  1. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of;
  2. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad of vernield, of;
  3. in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.
7.2.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 7.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
  1. vervanging, vernieuwing, verandering of vergroting van bestaande bebouwing, waarbij geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 50 cm over een oppervlakte groter dan 250 m²;
  2. het bouwen van nieuwe bouwwerken, waarbij geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 50 cm over een oppervlakte groter dan 250 m2;
  3. een bouwwerk dat zonder verstoring, beschadiging of vernieling van archeologische waarden kan worden geplaatst;
  4. gronden waarvan de aanvrager heeft aangetoond dat deze reeds zijn geroerd.
7.2.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in lid 7.2.1 genoemde archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van inventariserend veldonderzoek;
  3. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  4. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een partij, beschikkend over een certificaat als bedoeld in artikel 5.1 van de Erfgoedwet en uit te laten voeren conform artikel 25 van de Erfgoedverordening gemeente Moerdijk 2017 dan wel haar rechtsopvolger.
7.2.4 Archeologisch rapport
Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
 
7.3. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
7.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
  1. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen, en waterpartijen en het verwijderen van bestaande funderingen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur (woelen, diepploegen) en het aanbrengen van heipalen met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 50 cm; het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen over een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 50 cm;
  2. het uitvoeren van overige grondbewerkingen 250 m² en dieper dan 50 cm;
  3. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  4. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 50 cm;
  5. het verlagen van het waterpeil over een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 50 cm.
7.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 7.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud betreffen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  5. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  6. plaatsvinden op gronden waarvan de aanvrager heeft aangetoond dat deze reeds zijn geroerd.
7.4. Wijzigingsbevoegdheid
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de als ‘Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden die bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen, indien het op grond van nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in verdere bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de op de plankaart als ‘Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden die bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
    1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
    2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  
Artikel 9 Algemene bouwregels
 
9.1 Bouwhoogte antenne-installaties zonder apparatuurkast
 
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt ten aanzien van de bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie zonder apparatuurkast het volgende:
 
 
9.2 Bestaande maten
  1. Indien afstanden op het tijdstip van inwerkingtreding dit plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge de bepalingen van dit plan is voorgeschreven, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  2. In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bouwwerken die op een legale wijze tot stand zijn gekomen op het moment van inwerkingtreding van dit plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge de bepalingen van dit plan is voorschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden, met dien verstande dat dit niet van toepassing is ingeval er bij de bestemming 'Wonen' reeds meer dan 100 m² aan bijgebouwen aanwezig is;
  3. Ingeval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
 
10.1 Strijdig gebruik
  1. Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
    2. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
    3. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen en (zee)- containers;
    4. voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
    5. als plaats voor het (laten) landen of opstijgen van ultralight-vliegtuigen;
    6. voor groeps- en natuurkamperen;
    7. als ligplaats voor woonschepen, tenzij in hoofdstuk 2 van deze regels anders is bepaald;
    8. als seksinrichtingen;
    9. voor de productie, opslag, stalling en dumping van:
      1. een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet;
      2. grondstoffen ten behoeve van en afvalstoffen afkomstig uit het productieproces van de onder de eerste bullet genoemde verboden middelen;
  2. Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor:
    1. seksinrichtingen;
    2. speelautomatenhallen;
    3. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen vallende onder de Opiumwet;
    4. voor de productie, opslag, stalling en dumping van:
      1. een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet;
      2. grondstoffen ten behoeve van en afvalstoffen afkomstig uit het productieproces van de onder de eerste bullet genoemde verboden middelen;
    5. opslagplaats voor meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
    6. permanente bewoning, met uitzondering van woningen en bedrijfswoningen. Permanente bewoning van bijgebouwen behorende bij een woning of bedrijfswoning is evenmin toegestaan;
  3. Onder strijdig gebruik als bedoeld in onder a wordt niet verstaan:
    1. vormen van gebruik als bedoeld in onder a, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betrokken grond ingevolge de bestemming(en), de daarbij behorende bestemmingsomschrijving(en) en/of de overige bepalingen mag worden gebruikt, mits de gronden zijn gelegen ter plaatse van het bouwvlak, de bouwstede of de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - solitaire schuur';
    2. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de betrokken bestemming(en);
    3. de stalling van ten hoogste één toercaravan of boot bij een woning of bedrijfswoning;
    4. het gebruik als ligplaats voor vaartuigen voor de duur van ten hoogste 24 uur;
    5. het gebruik als ligplaats voor vaartuigen voor de duur van meer dan 24 uur indien ter plaatse een steiger aanwezig is;
  4. Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval verstaan de gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van het bouwvlak, de bouwstede of de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - solitaire schuur' te gebruiken of te laten gebruiken voor:
    1. opslag van hooi, mest en kuilvoer.
10.2 Parkeren
 
Bij het wijzigen van het bestaande gebruik op grond van de in hoofdstuk 2 genoemde bestemmingen geldt dat:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken uitsluitend gewijzigd kan worden indien op het bijbehorend bouwperceel of in de directe omgeving daarvan in voldoende parkeergelegenheid is voorzien, zoals blijkt uit Parkeerbeleid Moerdijk welke is vastgesteld op 8 oktober 2015 door de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk of haar rechtsopvolger, en deze parkeergelegenheid als zodanig in stand wordt gehouden;
  2. bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, zoals blijkt uit Parkeerbeleid Moerdijk welke is vastgesteld op 8 oktober 2015 door de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk of haar rechtsopvolger;
  3. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse;
het bepaalde onder sub a en b geldt niet voor het vergunde bestaande gebruik van gronden en bouwwerken op het moment van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
 
10.3 Aan-huis-verbonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en internetwinkels
 
Het gebruik van gedeelten van woningen en de daarbij behorende bijgebouwen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en internetwinkels is toegestaan, mits:
  1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  2. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte, de bedrijfsmatige activiteit of de internetwinkel ten hoogste 60 m² bedraagt;
  3. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  4. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  5. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.
10.4 Bed and breakfast
  1. Bed and breakfast is toegestaan in een (bedrijfs)woning of bijgebouw behorende bij de (bedrijfs)woning, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    1. de eigenaar van de bed and breakfast is zelf woonachtig in de (bedrijfs)woning;
    2. maximaal 40% van het totale vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning mag worden gebruikt voor de bed and breakfast tot een maximum van 60 m2 (gemeenschappelijke ruimtes buiten beschouwing gelaten);
    3. het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 4;
    4. een zelfstandige kookgelegenheid voor de gasten is niet toegestaan;
    5. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  2. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a ten behoeve van het vergroten van de omvang van de bed and breakfast, mits:
    1. de eigenaar van de bed and breakfast zelf woonachtig is in de (bedrijfs)woning;
    2. maximaal 40% van het totale vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning en de bijbehorende bijgebouwen wordt gebruikt voor de bed and breakfast tot een maximum van 100 m2 (gemeenschappelijke ruimtes buiten beschouwing gelaten);
    3. het aantal slaapplaatsen niet meer bedraagt dan 10;
    4. een zelfstandige kookgelegenheid voor de gasten niet is toegestaan;
    5. parkeren op eigen terrein plaats vindt;
    6. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneert als een zelfstandige woning;
    7. de bed and breakfast geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert;
    8. de bed and breakfast geen afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van de omliggende functies.
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
 
11.1 Overige zone - behoud en herstel watersystemen
 
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel watersystemen' zijn de gronden tevens bestemd voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen.
 
11.2 Overige zone - beperkingen veehouderij
 
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen in artikel Agrarisch.
 
11.3 Overige zone - natuur netwerk brabant - ecologische verbindingszone
 
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuur netwerk brabant - ecologische verbindingszone' zijn de gronden tevens aangewezen voor de instandhouding en realisering van waarden ten behoeve van ecologische verbindingszones.
  
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
 
12.1 Algemene afwijkingsregels
  1. Tenzij dit plan elders al over afwijkingen bij een omgevingsvergunning voor overschrijding van maatvoering beschikt, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bepalingen in het plan voor:
    1. overschrijding van – voor bouwen geldende – afstands-, oppervlakte-, inhoudsen hoogtematen met ten hoogste 15%, met dien verstande dat overschrijding van de oppervlaktematen niet is toegestaan voor bedrijven op gronden met de bestemmingen 'Agrarisch', 'Bedrijf' en ''Bedrijf - Agrarisch aanverwant';
    2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen;
  2. De afwijking bij een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt niet verleend indien daardoor onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
12.2 Bouwwerken ten behoeve van duurzame energie opwekking
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 van deze regels ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van duurzame energie opwekking met een maximale bouwhoogte van 15 m, met dien verstande dat:
  1. de bouwwerken, geen gebouwen zijnde als bedoeld in de aanhef uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van:
    1. het bouwvlak of de bouwstede binnen de bestemming 'Agrarisch';
    2. de bestemming 'Wonen';
  2. de bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet voor de voorgevelrooilijn van (bedrijfs)woningen mogen worden gerealiseerd;
  3. de gebruikssituatie op de aangrenzende gronden niet onevenredig mag worden aangetast;
  4. er een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het verlenen van de omgevingsvergunning;
  5. de bouwwerken, geen gebouwen zijnde passen binnen de vastgesteldrichtlijnen uit het Landschapskwaliteitsplan.
12.3 Inwoning
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 van deze regels ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een (bedrijfs)woning inclusief aanbouwen, tot maximaal 850 m³, mits:
  1. dit ten behoeve van inwoning noodzakelijk wordt geacht;
  2. wordt voorzien in een goede landschappelijk inpassing overeenkomstig een landschappelijk inpassingsplan.
12.4 Logies en kamerverhuur
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 van deze regels ten behoeve van de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur) of tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoensarbeiders in een (bedrijfs)woning, met dien verstande dat:
  1. parkeren op eigen terrein plaats vindt;
  2. er geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de omliggende functies.
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
 
13.1 Algemene wijziging
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen.
 
13.2 Wijzigen naar bestemming 'Natuur'
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming Natuur, met dien verstande dat het wijzigen uitsluitend mag geschieden ten aanzien van gronden waarvoor geldt dat:
  1. het terrein is verworven voor de inrichting als natuurgebied, dan wel dat de eigenaar en gebruiker schriftelijk hebben ingestemd met de natuurontwikkeling;
  2. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  3. de wijziging niet leidt tot negatieve effecten op de waterhuishouding.
Artikel 14 Overige regels
 
14.1 Werking wettelijke regels
 
De wettelijke regelingen en verordeningen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan of diens rechtsopvolger.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
 
15.1. Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2. Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied–wijzigingsplan Elisabethweg 3 te Heijningen’.