direct naar inhoud van Artikel 31 Wonen - Woonschepen
Plan: BP Zuidelijke kernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.ZuidelijkekernenBP-VA01

Artikel 31 Wonen - Woonschepen

31.1 Bestemmingsomschrijving
31.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Woonschepen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen op het water;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
31.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.2.

31.2 Bouwregels
31.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - Woonschepen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woonschepen, woonboten en/of woonarken;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, maar niet op de oever;
  • c. per bestemmingsvlak is het aantal bestaande, legale woonschepen, woonboten en/of woonarken toegestaan;
  • d. de lengte van woonschepen, woonboten en/of woonarken bedraagt maximaal 15,00 meter, dan wel de bestaande lengte indien deze meer bedraagt op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • e. de breedte van woonschepen, woonboten en/of woonarken bedraagt maximaal 4,00 meter, dan wel de bestaande breedte indien deze meer bedraagt op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • f. de bouwhoogte van woonschepen, woonboten en/of woonarken bedraagt maximaal 3,00 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • g. woonschepen, woonboten en/of woonarken worden met een plat dak afgedekt.
31.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. Bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen niet op de oever worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 3,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.
31.3 Nadere eisen
31.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van woonschepen;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.
  • c. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
31.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 31.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de ruimtelijke kwaliteit
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. instandhouding van omliggende waarden.
31.4 Afwijken van de bouwregels
31.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de afmetingen van een woonschip, woonboot en/of woonark

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 31.2.1, ten behoeve van het vergroten van de afmetingen van een woonschip, woonboot en/of woonark, met dien verstande dat:

  • a. de lengte maximaal 20,00 meter bedraagt;
  • b. de breedte maximaal 6,00 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte maximaal 4,00 meter bedraagt;
  • d. er geen gevaar is te verwachten voor de scheepsvaart;
  • e. vooraf advies wordt ingewonnen bij de vaarweg- c.q. waterbeheerder.
31.5 Specifieke gebruiksregels
31.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik;
  • c. een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de vrijstaande bijgebouwen anders dan bedoeld in artikel 31.5.2;
  • d. woningsplitsing;
  • e. mantelzorg in de woning en/of in de vrijstaande bijgebouwen;
  • f. vrijstaande bijgebouwen als logiesruimte;
  • g. gebouwen voor recreatieve bewoning;
  • h. detailhandel.
31.5.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis verbonden beroep mag uitsluitend worden uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en);
  • c. maximaal 10% mag worden gebruikt voor detailhandel, tot een maximum van 10 m²;
  • d. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • e. er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;
  • f. er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
  • g. het gebruik levert geen (ernstige of onevenredige) hinder op voor het woonmilieu en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de omgeving;
  • h. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • i. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
31.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Wonen - Woonschepen' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. het dempen van oppervlaktewater;
  • b. het vergraven van oevers;
  • c. het verleggen van watergangen.
31.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 31.6.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
31.6.3 Toetsingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 31.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 31.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

31.6.4 Advies

Alvorens de vergunning te verlenen, wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.