direct naar inhoud van Regels
Plan: Correctieve herziening Zuidelijke Kernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.ZuidelijkekernVP01-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Correctieve herziening Zuidelijke Kernen' met identificatienummer NL.IMRO.1708.ZuidelijkekernVP01-VA01 van de gemeente Steenwijkerland.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.

1.3 aanbouw/uitbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan huis verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid dat op kleine schaal in een woning of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, niet zijnde detailhandel, behoudens de ondergeschikte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.

1.7 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, niet zijnde detailhandel, behoudens de ondergeschikte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.

1.8 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.9 agrarisch:

het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.10 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder tevens wordt verstaan een productiegerichte paardenhouderij, niet zijnde een agrarische nevenactiviteit.

1.11 agrarisch bedrijfsmatig gebruik:

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, ten behoeve van een agrarisch bedrijf met een omvang van minimaal 40 NGE.

1.12 agrarisch dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering

van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven.

1.13 agrarisch hobbymatig gebruik:

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren met een omvang van maximaal 20 NGE.

1.14 agrarisch grondgebruik:

een agrarische activiteit waarvan de productie afhankelijk is van het voortbrengend vermogen

van onbebouwde grond.

1.15 ambacht(elijk):

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, ver-/bewerken, herstellen of installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt, ondergeschikt aan de woonfunctie. Wanneer deze activiteit in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen plaatsvindt, dient de omvang van de activiteit zodanig te zijn dat de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.

1.16 archeologische deskundige:

de provinciaal, gemeentelijk of regionaal archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie.

1.17 archeologisch monument:

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument.

1.18 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.

1.19 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.20 architectonische waarde:

de aan een bouwwerk toegekende waarde in verband met de vormgeving, het materiaalgebruik en/of detaillering.

1.21 automatenhal/speelhal:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw welk is bestemd en/of wordt gebruikt om het publiek gelegenheid te geven om spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen.

1.22 bebouwde kom in verband met archeologie:

voor het bepalen van de bebouwde kom als genoemd in artikel 33 en artikel 34 wordt aangesloten bij de bebouwde kom volgens de Wegenwet.

1.23 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.24 bebouwingspercentage:

een in de verbeelding of regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.25 bed & breakfast:

het aanbieden van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande gebouwen gericht op kortdurend verblijf, niet zijnde de uitoefening van een hotel, pension of ander bedrijf. Hieronder wordt niet verstaan het overnachten, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijk of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.26 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten. Aan huis verbonden beroepen en bedrijven niet daaronder begrepen.

1.27 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.28 bedrijfsmatig:

via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon deelnemen aan het economisch verkeer al dan niet met winstoogmerk, en activiteiten die hiermee naar aard, omvang en regelmaat zijn gelijk te stellen.

1.29 bedrijfsvloeroppervlak:

het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

1.30 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor één huishouden waarvan de huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw en/of terrein.

1.31 beeldkwaliteit:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.

1.32 begane grond:

het gedeelte van een gebouw dat gelijk is aan het natuurlijk oppervlak van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging. Is er sprake van hoogteverschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aansluitende maaiveld of de gemiddelde hoogte daarvan.

1.33 beperkt kwetsbaar object:

objecten, niet zijnde een kwetsbaar of bijzonder kwetsbaar object bestemd voor regelmatig of vast verblijf van mensen.

1.34 bestaand:

situatie ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.35 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.36 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.37 bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.38 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.39 bijgebouw:

een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.40 bijzonder kwetsbaar object:

een kwetsbaar object zijnde:

  • a. een gebouw met bijbehorende grond dat bestemd is voor gebruik door of verblijf van personen met lichamelijke of geestelijke beperkingen of voor het opsluiten van personen voor langere tijd, waardoor deze personen geen of gering vermogen hebben zich zelfstandig binnen korte tijd in veiligheid te brengen of bescherming te zoeken voor dreigend gevaar door het vrijkomen van een gevaarlijke stof;
  • b. een kinderdagverblijf;
  • c. een school voor basisonderwijs.
1.41 binnenvisserij:

beroepsmatige visserij in de Nederlandse binnenwateren.

1.42 biomassa-vergistingsinstallatie:

een installatie waarbij minimaal 50% dierlijke mest door toepassing van technieken energie

dan wel warmte wordt opgewekt met digestaat als eindproduct.

1.43 boerderijkamer:

appartement in een daarvoor ingericht bedrijfsgebouw op een agrarisch bedrijf, ten behoeve

van recreatief nachtverblijf.

1.44 boerderijwoning:

een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één of meerdere afzonderlijke en

zelfstandige huishoudens waarbij de karakteristieke hoofdvorm in stand wordt gehouden.

1.45 bomenteelt:

het bedrijfsmatig voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van volle grondsteelt dan wel containerteelt, dan wel glasboomteelt.

1.46 botenhuis:

een gebouw ten behoeve van het aanleggen, afmeren en de stalling van boten.

1.47 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.48 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.49 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback.

1.50 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.51 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.52 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.53 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.54 brug:

een vaste (of beweegbare) verbinding voor het verkeer tussen twee punten die door water gescheiden zijn.

1.55 buitenopslag/open opslag:

het opslaan, of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van de bedrijfspercelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur en dergelijke.

1.56 camperovernachtingsplaats:

een kleinschalig kampeerterrein ten behoeve van een kortdurend verblijf voor campers, van maximaal 48 uur.

1.57 carport:

een bouwwerk met tenminste een dak en niet, of aan maximaal twee zijden van wanden voorzien, inclusief bestaande wanden.

1.58 coffeeshop:

een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.

1.59 complementair daghorecabedrijf:

een aan de hoofdfunctie ondergeschikt horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van dranken en etenswaren.

1.60 consument verzorgend ambacht/consument verzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten:

het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huis verbonden beroep, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteit zodanig is dat als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.

1.61 containerveld:

uitgespreid afdekmateriaal, al dan niet op of met ondersteunende constructie, waarbij de relatie van de grond en het te telen product is verbroken en bestemd voor vollegrondsgroente-, fruit-, bloemen-, planten- en boomteelt.

1.62 corsotent:

tijdelijk bouwwerk, dat dient als onderkomen voor de opbouw van praalwagens die deelnemen aan het jaarlijkse corso.

1.63 culturele voorzieningen:

een atelier, een expositieruimte, een reativiteitscentrum, een museum en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.64 cultuurgrond:

gronden die in cultuur zijn gebracht, waaronder grasland-, akkerbouw- en tuinbouwgrond alsmede grond ten behoeve van de rietteelt.

1.65 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat ontstaan is door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.

1.66 cultuurlandschappelijke waarden:

waarden die ontstaan zijn door het gebruik van de gronden door de mens in de loop van de geschiedenis.

1.67 dagrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden.

1.68 dak:

een uitwendige scheidingsconstructie als bovenafsluiting van een bouwwerk.

1.69 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren, van goederen aan diegenen die, die goederen kopen respectievelijk huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.70 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een relatief grote oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair, meubelen, bouwmarkten en detailhandel in landbouwwerktuigen.

1.71 dienstverlening:

bedrijf of instelling voor het bedrijfsmatig verrichten van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder in ieder geval zijn begrepen een kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, uitzendbureau, stomerij, wasserette, apotheek, reisbureau en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf, een horecabedrijf, een centrum voor fysiotherapie, een fitnesscentrum, een seksinrichting en een coffeeshop.

1.72 draadomheining en draaderfafscheiding:

een omheining of erfafscheiding bestaande uit één of meerdere evenwijdig aan elkaar lopende of haaks op elkaar staande draden.

1.73 eerste bouwlaag:

bouwlaag ter plaatse van de begane grond.

1.74 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.75 erfafscheiding:

afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst.

1.76 erker:

een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning, die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan de verblijfsruimte en zorgt voor een verbijzondering van de voor- of zijgevel zonder de architectuur wezenlijk aan te tasten. Een erker heeft een diepte van maximaal 1,00 meter en is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas.

1.77 evenement:

een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden.

1.78 galerie:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient ten behoeve van tenoonstellings- en verkoopruimte voor kunst.

1.79 gastouderopvang:

kinderopvang binnen een gezinssituatie in een woning waar de gastouder zijn hoofdverblijf heeft, als bedoeld in artikel 1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

1.80 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.81 gebruiksgerichte paardenhouderij:

een paardenhouderij, waarbij het gebruik van paarden voorop staat, ten behoeve van recreatie

en sport, te onderscheiden in:

  • a. paardenhouderijen gericht op training van paarden waaronder worden begrepen africhtbedrijven, handels- en springstallen en draf- en renentrainementen;
  • b. dienstverlenende paardenhouderijen, waaronder worden begrepen manegebedrijven, paardenverhuurbedrijven en pensions;
  • c. paardenhouderijen ten behoeve van het houden van paarden en pony's voor eigen gebruik, als vrijetijdsbesteding, waaronder tevens begrepen oefenaccommodaties van rijverenigingen.
1.82 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone als bedoeld in die wet moet worden vastgesteld.

1.83 geschakelde woning:

een woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijgebouw verbonden is aan een ander (hoofd)gebouw van een andere woning.

1.84 gestapelde woning:

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.

1.85 gevellijn:

de bouwgrens die (nagenoeg) gelijk loopt aan de as van de weg of het water waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is (zijn) geplaatst en die is gelegen aan de weg grenzende perceelsgrens, ofwel de gevellijn als aangeduid op de kaart.

1.86 glastuinbouwbedrijf:

een bedrijf gericht op het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen.

1.87 groepsaccommodatie:

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in gemeenschappelijke slaapzalen en/of kamers.

1.88 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie in overwegende mate afhankelijk is van het

voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf.

1.89 grondgebonden woning:

een gebouw dat uitsluitend één woning omvat en waarvan op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen.

1.90 groothandelsbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.91 herdenkingsmonument:

een gedenkteken ter nagedachtenis van een gebeurtenis.

1.92 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.93 hoogwaardige recreatieve voorziening:

recreatieve voorzieningen, zoals wellness- en relax-voorzieningen, maar bijvoorbeeld ook dagrecreatieve activiteiten voor groepen of routeondersteunende voorzieningen.

1.94 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.

1.95 horeca van categorie 1:

een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.

1.96 horeca van categorie 2:

een inrichting die is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen of kunnen worden genuttigd. Daaronder worden begrepen: cafetaria / snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, ijssalon / ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.

1.97 horeca van categorie 3:

een inrichting die is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd, alsmede de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.

1.98 horeca van categorie 4:

een inrichting die is gericht op het verstrekken van recreatief nachtverblijf met de daarbij behorende voorzieningen. Daaronder wordt begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

1.99 horeca van categorie 5:

een inrichting die is gericht op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met live muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek / dancing, nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning).

1.100 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet.

1.101 ijsmakerij:

ambachtelijk bedrijf voor het maken van (consumptie)ijs en de consumptie van ijs.

1.102 industrieel bedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend machinaal verkopen van grondstoffen en/of vervaardigen van producten (nijverheids- en productietechnische bedrijven).

1.103 jachthaven:

afmeergelegenheid en ligplaats ten behoeve van pleziervaartuigen, daaronder tevens begrepen recreatief nachtverblijf.

1.104 jeugdontmoetingplaats (jop):

een onderkomen ten behoeve van een ontmoetingsplek voor jongeren.

1.105 kampeermiddel:
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is. Eén en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.106 kampeerterrein:

terrein of plaats waarop gelegenheid wordt gegeven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.107 kantine:

een drink- en eetgelegenheid die zich bevindt bij bedrijven, scholen, sportvoorzieningen of andere instanties en die ondergeschikt is aan en uitsluitend ten dienste staat van de hoofdfunctie.

1.108 kantoor:

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.109 karakteristieke bebouwing:

te handhaven gebouw of bouwwerk, dat vanwege zijn architectonische vormgeving, schaal en cultuurhistorische waarde als kenmerkend voor een gebied kan worden beschouwd.

1.110 karakteristieke beplanting:

beeldbepalende en/of waardevolle beplanting welke kenmerkend is voor en past bij de omgeving.

1.111 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, groenten, bloemen of planten.

1.112 kernrandzone:

gebied met historisch gegroeide menging van kleinschalige aan buitengebied- en niet aan

buitengebied verbonden functies, grenzend aan de bebouwde kom.

1.113 kleinschalig kampeerterrein (mini-camping):

terrein of plaats met maximaal 15 kampeerplaatsen, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, gedurende de periode van 15 maart tot 1 november van elk kalenderjaar.

1.114 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

de in Bijlage 1 (Bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering VNG) genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.115 kwadrantwoning:

een eengezinswoning die onderdeel uitmaakt van een blok van vier woningen. Karakteristiek aan een kwadrantwoning is dat deze altijd met twee zijden grenst aan twee andere woningen uit dit blok van vier.

1.116 kwetsbaar object:
  • a. een gebouw waarbinnen zich gemiddeld meer dan 50 personen bevinden gedurende meer dan 8 uur per dag en meer dan 5 dagen van de week, gedurende een groot deel van het jaar; niet zijnde een kantoor of andersoortige gebouw dat hoort bij een externe veiligheid relevante inrichting;
  • b. één of meerdere woningen in een gebied dat de bestemming wonen heeft;
  • c. een water waar woonboten zijn toegestaan;
  • d. een winkelcentrum, waarbij de begrenzing wordt gevormd door de gebouwen waarin de winkels zijn gevestigd, voor zover dat het gedeelte betreft dat toegankelijk is voor het publiek;
  • e. gebouwen op een terrein dat specifiek bestemd is voor het concentreren van detailhandelsverkopen voor particuliere consumenten;
  • f. gebouwen met onderwijsdoeleinden, niet zijnde scholen voor basisonderwijs;
  • g. een terrein of gebouw dat bestemd is voor recreatieve of culturele doeleinden, waar zich gemiddeld grote aantallen mensen bevinden, gedurende meerdere aaneengesloten dagen of gedurende een aanmerkelijk deel van de dag als dit met regelmaat plaatsvindt gedurende een groot deel van het jaar;
  • h. objecten n.e.g. waarvan in redelijkheid is vast te stellen dat daar met regelmaat grote aantallen mensen verblijven, gedurende een aantal uren per dag tijdens een groot deel van het jaar.
1.117 lage, niet menstoegankelijke tunnels:

niet verankerde, niet menstoegankelijke tunnels van maximaal 1,5 m hoog, die teeltgebonden zijn en uitsluitend tijdens de teeltperiode voor overkapping van gewassen wordt gebruikt.

1.118 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.119 landschapselement:

landschapselementen vormen een verzamelbegrip voor bijna alle individuele (biotische) onderdelen met een oppervlakte of een volume, die het landschap mee opbouwen en er een inhoud en identiteit aan geven. Hun ontstaan of voortbestaan is haast altijd op de een of andere manier te danken aan menselijke activiteiten.

1.120 maaiveld:

bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging.

1.121 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.122 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringssymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.

1.123 manege:

een niet-agrarisch bedrijf dat derden de mogelijkheid biedt om op het manegeterrein of in de omgeving ervan te rijden en/of te trainen (dressuur) met paarden.

1.124 mantelzorg:

mantelzorg: intensieve zorg of ondersteuning die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.125 milieubelasting:

de beïnvloeding van de fysieke omgeving door het veroorzaken van lawaai, stank, hinder en/of door de uitworp van schadelijk (afval-)stoffen daarin.

1.126 milieucategorie:

een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de Bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.127 monumenten:

alle bouwwerken conform artikel 6 Monumentenwet, alsmede gemeentelijke monumenten.

1.128 natuurbeheer:

zorg voor onderhoud van het natuurlandschap.

1.129 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.130 nevenactiviteit:

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een perceel.

1.131 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf, waaronder in ieder geval worden verstaan:

  • a. hokdierbedrijven;
  • b. glastuinbouwbedrijven;
  • c. gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, sommige viskwekerijen en sommige wormkwekerijen.
1.132 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.133 oever:

de langs een vaarweg aanwezige natuurlijke oever of aangebrachte oevervoorziening met inbegrip van de daarvoor noodzakelijke verankering.

1.134 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.135 onderbouw/kelder:

een gedeelte van een gebouw, dat is gelegen binnen de buitenwerkse gevelvlakken en wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven het peil is gelegen.

1.136 ondergeschikte functie:

een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie, maar indien dat in de bestemmingsomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie niet ten dienste hoeft te staan c.q. daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn.

1.137 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief verblijf.

1.138 openbare dienstverlening:

dienstverlening door openbare instanties in het kader van het algemeen belang.

1.139 openbare nutsvoorziening:

een gebouw of bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation.

1.140 opslag:

het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.141 opslag van brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen:

opslag van goederen die naar hun aard zodanig brand- en/of explosiegevaar kunnen opleveren dat de opslag hiervan in een woon-/winkelgebied niet verantwoord is.

1.142 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.143 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde met een dak, dat niet of slechts aan één zijde is voorzien van een (bestaande) wand.

1.144 paardenbak:

een onoverdekte, als zodanig herkenbare ruimte, al dan niet omsloten, bedoeld voor het trainen, rijden en berijden van paarden en pony's.

1.145 paardenhouderij:

het houden van paarden en pony’s ten behoeve van het gebruik van deze dieren, zoals ten behoeve van pensionstallen, wedstrijdstallen, verhuurbedrijven, rijscholen en maneges.

1.146 paardenpension:

een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden van derden, waaronder tevens wordt begrepen de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van paarden.

1.147 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.148 parkeervoorzieningen:

een al dan niet overdekte c.q. ondergrondse stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer:

  • a. openbare parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel openbaar toegankelijk zijn;
  • b. particuliere parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel niet openbaar toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein.
1.149 parkeren:

het gedurende een aaneengesloten periode plaatsen van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen.

1.150 passantenhaven:

verzameling ligplaatsen die recreatievoertuigen de mogelijkheid bieden hun reis tijdelijk te onderbreken en/of recreatief te overnachten voor maximaal 2 x 24 uur.

1.151 patiowoning:

een eengezinswoning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.

1.152 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (NAP) of het ter plaatse geldende waterpeil.
1.153 perifere detailhandel:

detailhandel in producten die qua aard en/of omvang van het aangeboden product niet past binnen binnenstedelijke winkelgebieden, waaronder in elk geval worden verstaan: woninginrichting mits niet groter dan 1.000 m², keukens en badkamers, inclusief tegels en sanitair, bouwmarkten, auto's, motoren, boten, caravans, tenten, tuincentra (inclusief dierenverzorgingsartikelen), autoaccessoires, in directe relatie met inbouw, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen, brand- en explosiegevaarlijke stoffen en diversen, zoals zonwering, vijvers, zwembaden, tuinhuisjes.

1.154 permanente bewoning:

bewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen van een gebouw, dan wel een gedeelte daarvan, als hoofdverblijf.

1.155 plaatsgebonden risico:
  • a. op de grens van of op een plaats buiten een inrichting aanwezige kans op overlijden van een persoon die gedurende een jaar onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven als gevolg van een ongeval binnen die inrichting, waarbij deze kans is bepaald op grond van regels die daarvoor gelden als vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • b. op een locatie buiten een buisleiding, weg of spoorweg aanwezige kans op overlijden van een persoon die gedurende een jaar onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven als gevolg van een ongeval door getransporteerde gevaarlijke stoffen.
1.156 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.157 productiegerichte paardenhouderij:

een paardenhouderij welke is gericht op het fokken van paarden die bedoeld en geschikt zijn voor een specifieke taak, waaronder in ieder geval wordt begrepen hengstenstations, paardenmelkerijen, opfokbedrijven voor paarden en pony's, ook merriehouderijen of stoeterijen genaamd.

1.158 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.159 recreatie:

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.160 recreatief medegebruik:

het medegebruik van gronden voor recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren, sportvisserijen, alsmede route-ondersteunende voorzieningen, zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.

1.161 recreatief nachtverblijf:

verblijf door recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.162 recreatieve bewoning:

de bewoning door derden, niet zijnde de eigenaar van de woning, voor verblijfsrecreatieve doeleinden.

1.163 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief gebruik en waarvan de gebruikers elders hun woonverblijf hebben.

1.164 recreatiewoonschip:

een hoofdzakelijk niet voor varen bedoeld object dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers elders hun woonverblijf hebben.

1.165 risicovolle inrichting:

een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO'99) of het Vuurwerkbesluit.

1.166 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

1.167 schuilgelegenheid:

een bouwwerk dat aan dieren de gelegenheid biedt te schuilen tegen weersinvloeden, waarbij de dieren vrij in en uit kunnen lopen.

1.168 seizoensstandplaats:

een aaneengesloten stuk grond op een kampeerterrein, al dan niet afgebakend, waarop krachtens het plan plaatsen van een kampeermiddel, of meerdere bij elkaar behorende kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, is toegestaan, gedurende de periode van 15 maart tot 1 november van elk kalenderjaar.

1.169 seksinrichting:

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.170 serviceshop:

een gebouw, of een gedeelte van een gebouw bij een benzinestation waar behalve autogerelateerde artikelen bij wijze van serviceverlening ook artikelen als bijvoorbeeld lectuur, dranken, ijs, en daarmee vergelijkbare versnaperingen en artikelen worden verkocht.

1.171 setback:

een dakopbouw die is gelegen ten minste 2,00 meter achter de denkbeeldige verticaal doorgetrokken voorgevel van een gebouw en die een hoogte heeft van maximaal 3,50 meter, gemeten vanaf de bovenkant van de desbetreffende verdiepingsvloer.

1.172 silo:

een bouwwerk dat dient voor het opslaan van mest, veevoeder, graan of andere bulkstoffen ten behoeve van het agrarische bedrijf.

1.173 shop-in-shop formule:

shops die zijn gevestigd in andere winkels en voor wat betreft oppervlakte daaraan ondergeschikt zijn. Ze voldoen niet aan de definitie van volumineuze detailhandel. Mocht dat wel het geval zijn, dan zouden ze zich immers zelfstandig kunnen vestigen. Dergelijke formules zijn onder andere herkenbaar doordat ze geen onderdeel uit maken van de rechtspersoon van de overkoepelende winkel, ze eigen kassa's hebben, beschikken over eigen personeel en ze eigen reclameuitingen gebruiken.

1.174 showroom:

uitstallingsruimte voor goederen en artikelen ten behoeve van de detail- of groothandel, waarbij de goederen niet altijd direct (kunnen) worden geleverd.

1.175 sociale veiligheid:

een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is.

1.176 speelautomatenhal:

een horeca-inrichting van maximaal categorie 3 bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in de Wet op de Kansspelen.

1.177 spoorwegvoorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van railverkeer, zoals rails, perrons, overkappingen, fietsenstallingen, viaducten en onderdoorgangen, taluds, geluidsschermen, (keer)muren, transformatorgebouwen, stationsvoorzieningen en dergelijke, met uitzondering van een restaurant, boekhandel en daarmee vergelijkbare voorzieningen.

1.178 sportcentrum:

gebouw of deel van een gebouw dat gebruikt wordt voor de beoefening van individuele of groepssporten.

1.179 Staat van bedrijfsactiviteiten:

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals die lijst is opgenomen in de Bijlage 1 behorende bij deze regels.

1.180 standplaats:

het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals kraam, wagen of tafel.

1.181 statische opslag:

opslag van goederen die naar hun aard weinig verplaatsing behoeven, zoals bijvoorbeeld caravans, campers, boten en (klassieke) auto's.

1.182 stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte.

1.183 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, oplaadpunten voor elektrische auto's, zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstobjecten, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen, abri's, openbaar urinoir, en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken.

1.184 supermarkt:

een gebouw of een ruimte in een gebouw, welke door zijn inrichting of indeling kennelijk bedoeld is voor detailhandel in (hoofdzakelijk) een grote verscheidenheid aan levensmiddelen door middel van zelfbediening.

1.185 terras:

een plek van een horecagelegenheid waar men buiten kan zitten.

1.186 theeschenkerij:

een gebouw of een gedeelte daarvan waar overdag bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt.

1.187 transportbedrijf:

een bedrijf gericht op het transport van goederen.

1.188 tuincentrum:

het bedrijfsmatig uitoefenen van detailhandelsactiviteiten ten behoeve van de verkoop van bloemen, planten, heesters en bomen alsmede de voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen, parken, plantsoenen en bosschages benodigde hulpmiddelen en gereedschappen.

1.189 tunnelkas:

een verankerde, menstoegankelijke kas met een tijdelijk karakter, behorende bij een vollegrondsgroente-, bloemen-, planten- en boomteeltbedrijf ter teeltondersteuning.

1.190 vaartuig:

alle soorten van varende en drijvende voorwerpen welke gebezigd kunnen worden e/of ingericht zijn voor vervoer te water van personen en /of goederen waaronder mede vaartuigen dienende tot beoefening van de watersport of in gebruik ten behoeve van de sportvisserij, evenals vaartuigen dienende tot uitvoering van werkzaamheden onder in of boven water zoals baggermolens, zandbakken,vlotten en drijvende inrichtingen, elevators, dokken, sleepboten, duwboten en daarmee gelijk te stellen vaartuigen alsmede woonschepen.

1.191 verbeelding:

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling Standaarden Ruimtelijke Ordening 2008. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan.

1.192 verblijfsrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat.

1.193 verdieping:

een bouwlaag die is gelegen boven de eerste bouwlaag, welke is gelegen ter plaatse van de begane grond.

1.194 verenigingsleven:

totaal van activiteiten van een organisatie die leden kent, bepaalde doelen nastreeft en een gemeenschapsvormende functie, een culturele functie, een maatschappelijke activeringsfunctie en/of een educatieve functie heeft.

1.195 verkeersveiligheid:

de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers.

1.196 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de

detailhandel, niet zijnde de netto-vloeroppervlakte.

1.197 vloeroppervlak:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijgebouwen op de begane grond.

1.198 volkstuin:

een perceel grond dat hetzij als siertuin, hetzij voor de teelt van voedingsgewassen of bloemen en heesters in gebruik is bij een particulier en geen deel uitmaakt van het bouwperceel waarop de woning van de gebruiker staat al dan niet deel uitmakend van een complex.

1.199 voorgevel:

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg of het water en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.

1.200 wasstraat:

een mechanische, meestal computergestuurde, installatie om de buitenzijde van personenwagens te reinigen.

1.201 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.202 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerplaatsen.

1.203 wellness:

activiteiten gericht op het lichamelijk welzijn van de mens in de breedste zin van het woord.

1.204 windturbine:

een bouwwerk dat dient voor het omzetten van energie van bewegende lucht in andere

vormen van energie zoals elektriciteit en warmte.

1.205 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.206 woningsplitsing:

het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in twee of meer zelfstandige woningen.

1.207 woonark:

een object te water, zijnde een woonboot, niet zijnde een woonschip of woonvaartuig, dat feitelijk niet geschikt is om mee te varen en dat wordt gebruikt als of is bestemd tot woon- en/of nachtverblijf.

1.208 woonboot:

een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk en zelfstandig huishouden.

1.209 woonschip:

een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, zijnde een woonboot die aan romp en opbouw herkenbaar is als een van origine varend schip met een authentieke opbouw.

1.210 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, waaronder niet begrepen een caravan.

1.211 woonzorgcomplex:

woonvorm, bedoeld voor ouderen die niet geheel zelfstandig kunnen wonen, maar geen behoefte hebben aan intensieve verzorging, zoals dat in een bejaardenhuis het geval is. De zorg wordt op maat verleend.

1.212 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals banken, verzekeringswezen, exploitatie van handel in onroerende zaken, adviesbureaus en verhuurbedrijven, met uitsluiting van detailhandel.

1.213 zolder:

ruimte(n) in een gebouw die hoofdzakelijk is (zijn) afgedekt met schuine daken en die geen deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

1.214 zorgboerderij:

een voormalige boerderij met de bijbehorende gebouwen, waar woongelegenheid wordt geboden aan en activiteiten plaatsvinden gericht op het bieden van zorg en begeleiding aan personen die begeleid dienen te worden in de leefsituatie en de dagbesteding.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 het bebouwingspercentage:

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de verbeelding bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.7 de horizontale diepte van een bouwwerk:

de lengte van een bouwwerk, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

2.10 de ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1,00 meter.

2.11 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.12 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik;
  • b. agrarisch hobbymatig gebruik;
  • c. een ijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
  • d. tijdelijke wagenopbouwlocatie voor het corso, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsotent';
  • e. evenementen en standplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' waarbij voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 3.4.2;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. perceelsontsluitingswegen;
    • 2. recreatief medegebruik;
    • 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. een corsotent, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsotent';
  • b. gebouwen ten behoeve van evenementen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  • c. gebouwen ten behoeve van de ijsbaan, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 3.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (3.2.2 tot en met 3.2.4).

3.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. gebouwen zullen met een plat dak worden afgedekt;
  • d. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4,00 meter;
  • f. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 3.2.4.
3.2.3 Corsotenten

Voor het bouwen van een corsotent gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een corsotent bedraagt maximaal 4,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van een corsotent bedraagt maximaal 10,00 meter;
  • c. de oppervlakte van een corsotent bedraagt maximaal 20 x 15 meter (lxb);
  • d. met dien verstande dat de corsotent slechts aanwezig mag zijn gedurende de periode 1 maart tot 1 oktober.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen géén bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen en/of draaderfafscheidingen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;
  • b. voederruiven, drinkbakken en/of picknickplaatsen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;
  • c. paardenbakken uitsluitend voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in artikel 3.5.1.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 47.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
3.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 3.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • e. instandhouding van omliggende waarden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. paardenbak, terras, tennisbaan en zwembad;
  • c. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • d. opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;
  • e. buitenopslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik.
3.4.2 Evenemententerreinen

Evenementen zijn toegestaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' en onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het evenement is toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
  • b. Het evenement duurt maximaal 15 dagen aaneengesloten, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement.
  • c. Een locatie wordt niet meer dan 3 maal per jaar voor een evenement gebruikt.
  • d. Er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan inherent aan het toegestane evenement.
  • e. Er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten.
  • f. Er vindt geen recreatief nachtverblijf ter plaatse plaats.
  • g. In de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien.
  • h. Het evenement leidt niet tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden.
  • i. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van paardenbak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.4 ten behoeve van het gebruik van gronden als paardenbak, met dien verstande dat:

  • a. de paardenbak geen grotere afmeting mag hebben dan 20 x 40 meter;
  • b. de volledige paardenbak dient te worden gerealiseerd binnen een straal van 70,00 meter gemeten vanaf het hoofdgebouw;
  • c. de paardenbak op een minimale afstand van 50,00 meter gemeten vanaf woningen van derden dient te worden aangelegd;
  • d. een goede landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd en lichthinder door lichtmasten dient te worden voorkomen;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 7. de landschappelijke en/of natuurlijke waarden en/of archeologische waarden van de gronden;
    • 8. de waterstaats- en huishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden;
  • f. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van halfverhardingen ten behoeve van evenementen;
  • b. het dempen van oppervlaktewater;
  • c. het vergraven van oevers;
  • d. het verleggen van watergangen.
3.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 3.6.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
3.6.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.6.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 3.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf, ten behoeve van:

  • a. de vergroting van een agrarische bedrijfskavel;
  • b. de vestiging van een volwaardig nieuw agrarisch bedrijf;

met dien verstande dat:

    • 1. de wijziging in geval van vergroting van de agrarische bedrijfskavel, nodig is in verband met een voorgenomen uitbreiding van het aangrenzend agrarische bedrijf;
    • 2. de wijziging nodig is in verband met bedrijfseconomische dan wel andere zwaarwegende bedrijfsomstandigheden;
    • 3. geen aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden plaatsvindt;
    • 4. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
    • 5. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
    • 6. omliggende bedrijven en woningen niet worden gehinderd en de totstandkoming van een aanvaardbaar leefmilieu gegarandeerd kan worden;
    • 7. bij de wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 4 van deze regels.
3.7.2 Wijziging in de bestemming 'Water' en/of de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Water' en/of de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen', ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, en het herinrichten van bestaande watergangen, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
  • b. natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
  • d. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • e. bij de wijziging in de (dubbel)bestemming 'Water' en/of 'Waterstaat - Waterlopen' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 25 en/of 40 van deze regels.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijven;
  • b. de ruitersport, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport-paardebak';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. agrarisch hobbymatig gebruik;
    • 2. perceelsontsluitingswegen;
    • 3. recreatief medegebruik;
    • 4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
    • 5. erfbeplanting
4.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. één bedrijfswoning per bedrijf, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (4.2.2 tot en met 4.2.5).

4.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan;
  • b. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' de aangeduide maximum bebouwingspercentage geldt;
  • c. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • d. bedrijfsgebouwen zullen met een kap van minimaal 10° en maximaal 60° worden afgedekt;
  • e. de goothoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 5,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • f. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 10,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • g. voor de maatvoering met betrekking tot de bedrijfswoning wordt verwezen naar artikel 4.2.3;
  • h. voor de maatvoering met betrekking tot bijgebouwen wordt verwezen naar artikel 4.2.4;
  • i. voor de maatvoering met betrekking tot bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 4.2.5 .
4.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bedrijf is slechts één bedrijfswoning toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³ of maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;
  • c. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • d. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;
  • e. de bedrijfswoning wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt.
4.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak is de bouw van bijgebouwen uitsluitend toegestaan als zij horen bij een binnen hetzelfde bouwvlak aanwezige bedrijfswoning;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports mag maximaal 75 m² bedragen;
  • c. bijgebouwen zullen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van de bedrijfswoning.
4.2.5 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van een carport maximaal 20 m² bedraagt;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 10,00 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van sleufsilo's maximaal 2,00 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van mestsilo's maximaal 4,00 meter bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte van voersilo's maximaal 8,00 meter bedraagt.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 47.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
4.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 4.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • e. instandhouding van omliggende waarden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • c. detailhandel;
  • d. horeca;
  • e. groothandel, anders dan ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • f. een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de vrijstaande bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 4.4.2;
  • g. opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;
  • h. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • i. buitenopslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik, met uitzondering van mestbassins;
  • j. buitenopslag voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
4.4.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de bedrijfswoning of in de daarbij behorende bijgebouwen;
  • b. maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en);
  • c. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • d. er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de bedrijfswoning is;
  • e. er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
  • f. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • g. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • h. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.4, ten behoeve van de volgende ondergeschikte nevenactiviteiten naast de agrarische bedrijfsfunctie:

  • a. bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten die behoren tot milieucategorie 1 en 2 die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij deze regels) en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten, tot maximaal van 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing;
  • b. statische opslag, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing;
  • c. hoogwaardige recreatieve voorzieningen welke qua ruimtebelast en arbeidsproductiviteit ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsfunctie;
  • d. groepsaccommodaties, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 30 slaapplekken;
  • e. complementaire daghoreca (inclusief terras), tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 100 m²;
  • f. logiesverstrekking en bed & breakfast met een maximum van 10 slaapplaatsen;
  • g. toonzalen, expositieruimten, ateliers, praktijkruimten, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 150 m²;
  • h. boerderijkamers, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 15 slaapplaatsen;

met dien verstande dat:

    • 1. maximaal in totaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing wordt gebruikt ten behoeve van de onder a t/m h genoemde nevenactiviteiten tezamen;
    • 2. de functies worden gevestigd in de bestaande bebouwing;
    • 3. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
    • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de verkeersveiligheid;
      • de milieusituatie;
      • het woon- en leefklimaat;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
    • 6. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
    • 7. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
    • 8. omliggende functies niet worden gehinderd.
4.5.2 Afwijken van gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.4, ten behoeve van mantelzorg in de bedrijfswoning of in de daarbij behorende bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de bedrijfswoning en/of bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Vergunningsplicht

Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. het verwijderen van erfbeplanting;
4.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 4.6.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
4.6.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.6.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 4.1 Bestemmingsomschrijving genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging in de bestemming 'Gemengd - 2'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Gemengd - 2', ten behoeve van wonen, wellness en daaraan ondergeschikte activiteiten, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. er sprake is van:
    • 1. karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, of;
    • 2. handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, of;
    • 3. een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In dit geval dient de initiatiefnemer aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe bestemming. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • d. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • e. er geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken;
  • f. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • i. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • j. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • l. bij de wijziging in de bestemming 'Gemengd - 2' voldaan wordt aan het bepaalde in Bijlage 4 van deze regels.
4.7.2 Wijziging in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van lichte bedrijvigheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten die behoren tot milieucategorie 1 en 2, zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij deze regels), en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. er sprake is van:
    • 1. karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, of;
    • 2. handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, of;
    • 3. een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In dit geval dient de initiatiefnemer aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe bestemming. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • d. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • e. er geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken;
  • f. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • i. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • j. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • l. bij de wijziging in de bestemming 'Bedrijf' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 6 van deze regels.
4.7.3 Wijziging in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van statische opslag, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • c. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • d. er geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken;
  • e. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • h. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • i. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • k. bij de wijziging in de bestemming 'Bedrijf' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 6 van deze regels.
4.7.4 Wijziging in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' ten behoeve van hoogwaardige recreatieve voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' ten behoeve van hoogwaardige recreatieve voorzieningen, zoals wellness- en relaxvoorzieningen, dagrecreatieve activiteiten voor groepen of routeondersteunende voorzieningen, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • c. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • d. er geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken;
  • e. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • h. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • i. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • k. bij de wijziging in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 17 van deze regels.
4.7.5 Wijziging in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van groepsaccommodaties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van groepsaccommodaties, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • c. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • d. er geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken;
  • e. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • h. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • i. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • k. bij de wijziging in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 19 van deze regels.
4.7.6 Wijziging in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' en/of 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van overige recreatieve activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie en/of 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van overige recreatieve activiteiten op het gebied van logiesverstrekking en dagrecreatie, zoals bed en breakfast, complementaire daghoreca, toonzalen, explositieruimten, ateliers, praktijkruimten en educatie, al dan niet in combinatie met elkaar, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • c. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • d. er geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken;
  • e. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • h. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • i. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • k. bij de wijziging in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie en/of 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 17 en/of 19 van deze regels.
4.7.7 Wijziging in de bestemming 'Maatschappelijk'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk' ten behoeve van zorggerelateerde activiteiten, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. er sprake is van:
    • 1. karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, of;
    • 2. handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, of;
    • 3. een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In dit geval dient de initiatiefnemer aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe bestemming. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • d. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • e. er geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken;
  • f. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • i. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • j. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • l. bij de wijziging in de bestemming 'Maatschappelijk' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 13 van deze regels.
4.7.8 Wijziging in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en/of 'Wonen - 3'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en/of 'Wonen - 3' ten behoeve van wonen;

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. er sprake is van:
    • 1. karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, of;
    • 2. handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, of;
    • 3. een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In dit geval dient de initiatiefnemer aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe bestemming. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. de toevoeging van extra woningen past binnen het gemeentelijk beleid ten aanzien van de woningvoorraad;
  • d. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing;
  • e. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • f. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • i. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • j. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • l. bij de wijziging in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en/of 'Wonen - 3' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 26, 27 en/of 28 van deze regels.

Artikel 5 Agrarisch met waarden

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik;
  • b. behoud en ontwikkeling van de aanwezige waarden;
  • c. het realiseren en in stand houden van natuur- en landschapselementen zoals houtopstanden, houtwallen, houtsingels, sloten, beken, waterlopen en overige waterpartijen, water- en oevervegetaties;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. agrarisch hobbymatig gebruik;
    • 2. perceelsontsluitingswegen;
    • 3. recreatief medegebruik.
5.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mogen géén gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen en/of draaderfafscheidingen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,50 bedraagt;
  • b. voederruiven en/of picknickplaatsen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van het realiseren en/of instandhouden van de in artikel 5.1 genoemde natuur- en landschapselementen.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 47.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
5.3.2 Toepassingscriteria

De onder artikel 5.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • e. instandhouding van omliggende waarden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. risicovolle inrichtingen vallende onder het 'Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen' (BEVI);
  • b. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • c. paardenbak, terras, tennisbaan of zwembad;
  • d. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • e. opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;
  • f. buitenopslag.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen of verwijderen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het scheuren van grasland dieper dan 50 of 60 centimeter, anders dan ter verbetering daarvan;
  • c. het aanbrengen van (bovengrondse) leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het verrichten van exploitatieboringen;
  • e. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;
  • f. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;
  • g. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;
  • h. het dempen van oppervlaktewater;
  • i. het vergraven van oevers;
  • j. het verleggen van watergangen.
5.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 5.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
5.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.5.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 5.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

5.5.4 Advies

Alvorens de vergunning te verlenen voor de werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.5.1 sub h, i en j, wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van:

  • a. de vergroting van een agrarische bedrijfskavel;

met dien verstande dat:

    • 1. de wijziging nodig is in verband met een voorgenomen uitbreiding van het aangrenzend agrarische bedrijf;
    • 2. de wijziging nodig is in verband met bedrijfseconomische dan wel andere zwaarwegende bedrijfsomstandigheden;
    • 3. geen aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden plaatsvindt;
    • 4. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
    • 5. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
    • 6. omliggende bedrijven en woningen niet worden gehinderd en de totstandkoming van een aanvaardbaar leefmilieu gegarandeerd kan worden;
    • 7. bij de wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 4 van deze regels.
5.6.2 Wijziging in de bestemming 'Water' en/of dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Water' en/of de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen', ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, en het herinrichten van bestaande watergangen, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
  • b. natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
  • d. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • e. bij de wijziging in de bestemming 'Water' en/of de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 25 en/of artikel 40 van deze regels.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse reeds legaal bestaande bedrijven, welke aanwezig zijn op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt;
  • b. bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld bij milieucategorie 1 en 2, zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij deze regels) en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijvenen/of bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen, en;
    • 2. risicovolle inrichtingen;
  • c. detailhandel naast de bedrijfsfunctie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' en in omvang niet groter dan aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • d. een aannemersbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf';
  • e. een constructiebedrijfbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiebedrijf';
  • f. een garagebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf';
  • g. een installatiebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf';
  • h. een bedrijf gespecialiseerd in het ontwikkelen en vervaardigen van kunststof verpakkingsmateriaal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kunststof verpakkingsmateriaal';
  • i. een landbouwmechanisatiebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - landbouwmechanisatiebedrijf';
  • j. een natuursteenbewerkingsbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - natuursteenbewerking';
  • k. een rietdekkersbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rietdekkersbedrijf';
  • l. een scheepsreparatiebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsreparatiebedrijf';
  • m. een slagerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - slagerij';
  • n. een transportbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'transportbedrijf';
  • o. verkoop van boten, vaartuigen en daaraan aanverwante watersportartikelen, met een werkplaats voor onderhoud en reparatie en andere dienstruimten met daarbij behorende activiteiten waaronder begrepen de reparatie van boten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - watersport';
  • p. het onderhoud en de reparatie van motorvoertuigen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - werkplaats';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. kantoorruimtes;
    • 2. ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
    • 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. één bedrijfswoning, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. een antennemast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'antennemast';
  • e. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (6.2.2 tot en met 6.2.5).

6.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak wordt voor maximaal 80% bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide maximum bebouwingspercentage geldt;
  • b. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar het water gekeerde bouwgrens ;
  • c. bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden op een afstand van minimaal 3,00 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd;
  • d. bedrijfsgebouwen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;
  • e. de goothoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 5,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • f. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 13,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;
  • g. voor de maatvoering met betrekking tot de bedrijfswoning wordt verwezen naar artikel 6.2.3;
  • h. voor de maatvoering met betrekking tot bijgebouwen wordt verwezen naar artikel 6.2.4;
  • i. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 6.2.5.
6.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bedrijf is slechts één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³ of maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;
  • c. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • d. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;
  • e. de bedrijfswoning wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt.
6.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports mag maximaal 75m² bedragen;
  • b. bijgebouwen zullen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van de bedrijfswoning.
6.2.5 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van een carport maximaal 20 m² bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 6,00 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt;
    • 2. een antennemast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'antennemast', waarvan de bouwhoogte maximaal 40,00 meter bedraagt.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 47.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
6.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 6.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. instandhouding van omliggende waarden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken van de bouwregels ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.5 ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, welke niet vergunningsvrij zijn, met dien verstande dat:

  • a. deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;
  • b. belangen van derden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • c. de totale bouwhoogte van de antenne-installatie inclusief bebouwing niet meer dan 40,00 meter bedraagt.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. de vestiging van een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten, anders dan bedoeld in artikel 6.1;
  • b. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 6.1;
  • c. wonen, anders dan in de bedrijfswoning;
  • d. mantelzorg in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen;
  • e. een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de vrijstaande bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 6.5.2;
  • f. gebouwen voor recreatieve bewoning;
  • g. detailhandel (o.a. perifere detailhandel en detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen), anders dan bedoeld in artikel 6.1;
  • h. shop-in-shop formules;
  • i. horeca;
  • j. zelfstandig kantoor;
  • k. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • l. zelfstandig kantoor.
6.5.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de bedrijfswoning of in de daarbij behorende bijgebouwen;
  • b. maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en);
  • c. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • d. er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de bedrijfswoning is;
  • e. er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
  • f. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • g. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • h. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.5, ten behoeve van het gebruik voor detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen als nevenactiviteit naast de bedrijfsfunctie, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van productiegebonden detailhandel bedraagt maximaal 10% van het brutovloeroppervlak, tot een maximum van 150 m²;
  • b. de oppervlakte van afhaalpunten van internetwinkels bedraagt maximaal 15 m², met dien verstande dat detailhandel anders dan in de aan het hoofdassortiment ondergeschikte artikelen niet is toegestaan;
  • c. etalages niet zijn toegestaan;
  • d. verkoop van etenswaren, dranken en genotsmiddelen niet is toegestaan;
  • e. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 6.5 , ten behoeve van mantelzorg in de bedrijfswoning of in de daarbij behorende bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de bedrijfswoning en/of bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen, met de daarbij behorende voorzieningen;
  • b. een zend-/ontvangstinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
    • 2. groenvoorzieningen;
    • 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (7.2.2 tot en met 7.2.3).

7.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;
  • d. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 7.2.3.
7.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van:
    • 1. erfafscheidingen maximaal 2,00 meter bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de zend-/ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' maximaal 60,00 meter bedraagt.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • c. opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;
  • d. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

Artikel 8 Bedrijf - Rietlandbeheer

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Rietlandbeheer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. rietteelt;
  • b. rietopslag;
  • c. een aannemersbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf';
  • d. botenverhuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - botenverhuur';
  • e. een binnenvisserijbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - binnenvisserij';
  • f. natuur- en landschapsbeheer met bijbehorend kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - natuur- en landschapsbeheer;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. agrarisch hobbymatig gebruik;
    • 2. perceelsontsluitingswegen;
    • 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Rietlandbeheer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. één bedrijfswoning per bedrijf, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding ' bedrijfswoning';
  • c. de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (8.2.2 tot en met 8.2.5).

8.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één rietteeltbedrijf toegestaan;
  • b. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide maximum bebouwingspercentage geldt;
  • c. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • d. bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden op een afstand van minimaal 3,00 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd;
  • e. bedrijfsgebouwen zullen met een kap van minimaal 25° en maximaal 60° worden afgedekt;
  • f. de goothoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 4,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • g. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 7,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;
  • h. voor de maatvoering met betrekking tot de bedrijfswoning wordt verwezen naar artikel 8.2.3;
  • i. voor de maatvoering met betrekking tot bijgebouwen wordt verwezen naar artikel 8.2.4;
  • j. voor de maatvoering met betrekking tot bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 8.2.5.
8.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bedrijf is slechts één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³ of maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;
  • c. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • d. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;
  • e. de bedrijfswoning wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt.
8.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports, bedraagt maximaal 50 m²;
  • b. bijgebouwen zullen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
8.2.5 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van een carport maximaal 20 m² bedraagt;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 6,00 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt.
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 47.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
8.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 8.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • e. instandhouding van omliggende waarden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 8.1;
  • b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • c. wonen, anders dan in de bedrijfswoning;
  • d. mantelzorg in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen;
  • e. een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de bedrijfswoning en/of in de vrijstaande bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 8.4.2;
  • f. gebouwen voor recreatieve bewoning;
  • g. detailhandel (o.a. perifere detailhandel en detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen);
  • h. groothandel, anders dan ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • i. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • j. horeca;
  • k. buitenopslag, behoudens rietopslag.
8.4.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de bedrijfswoning of in de daarbij behorende bijgebouwen;
  • b. maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en);
  • c. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • d. er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de bedrijfswoning is;
  • e. er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
  • f. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • g. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • h. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8.4, ten behoeve van de volgende ondergeschikte nevenactiviteiten naast de agrarische bedrijfsfunctie:

  • a. bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten die behoren tot milieucategorie 1 en 2 zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij deze regels) en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten, tot maximaal van 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing;
  • b. statische opslag, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing;
  • c. hoogwaardige recreatieve voorzieningen welke qua ruimtebelast en arbeidsproductiviteit ondergeschikt zijn aan de rietteeltactiviteit;
  • d. groepsaccommodaties, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 30 slaapplekken;
  • e. complementaire daghoreca (inclusief terras), tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 100 m²;
  • f. logiesverstrekking en bed & breakfast met een maximum van 10 slaapplaatsen;
  • g. toonzalen, expositieruimten, ateliers, praktijkruimten, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 150 m²;
  • h. boerderijkamers, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 15 slaapplaatsen;

met dien verstande dat:

    • 1. maximaal in totaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing wordt gebruikt ten behoeve van de onder a t/m h genoemde nevenactiviteiten tezamen;
    • 2. de functies worden gevestigd in de bestaande bebouwing;
    • 3. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
    • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de verkeersveiligheid;
      • de milieusituatie;
      • het woon- en leefklimaat;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
    • 6. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
    • 7. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
    • 8. omliggende functies niet worden gehinderd.
8.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8.4, ten behoeve van mantelzorg in de bedrijfswoning of inbijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de bedrijfswoning en/of bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.6.1 Vergunningsplicht

Het is verboden op of in de voor 'Bedrijf - Rietlandbeheer' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. het dempen van oppervlaktewater;
  • b. het vergraven van oevers;
  • c. het verleggen van watergangen.
8.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 8.6.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
8.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 8.6.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 8.6.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

8.7 Wijzigingsbevoegdheid
8.7.1 Wijziging in de bestemming 'Gemengd - 2'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Gemengd - 2', ten behoeve van wonen, wellness en daaraan ondergeschikte activiteiten, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. er sprake is van:
    • 1. karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, of;
    • 2. handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, of;
    • 3. een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In dit geval dient de initiatiefnemer aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe bestemming. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • d. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • e. er geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken;
  • f. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • i. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • j. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • l. bij de wijziging in de bestemming 'Gemengd - 2' voldaan wordt aan het bepaalde in Bijlage 4 van deze regels.
8.7.2 Wijziging in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van lichte bedrijvigheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten ten behoeve van de vestiging van bedrijven en/of de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die behoren tot milieucategorie 1 en 2 zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij deze regels) en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. er sprake is van:
    • 1. karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, of;
    • 2. handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, of;
    • 3. een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In dit geval dient de initiatiefnemer aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe bestemming. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • d. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • e. er geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken;
  • f. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • i. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • j. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • l. bij de wijziging in de bestemming 'Bedrijf' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 6 van deze regels.
8.7.3 Wijziging in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van statische opslag, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • c. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • d. er geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken;
  • e. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • h. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • i. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • k. bij de wijziging in de bestemming 'Bedrijf' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 6 van deze regels.
8.7.4 Wijziging in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' ten behoeve van hoogwaardige recreatieve voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' ten behoeve van hoogwaardige recreatieve voorzieningen, zoals wellness- en relaxvoorzieningen, dagrecreatieve activiteiten voor groepen of routeondersteunende voorzieningen, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • c. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • d. er geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken;
  • e. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • h. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • i. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • k. bij de wijziging in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 17 van deze regels.
8.7.5 Wijziging in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van groepsaccommodaties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van groepsaccommodaties, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • c. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • d. er geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken;
  • e. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • h. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • i. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • k. bij de wijziging in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 19 van deze regels.
8.7.6 Wijziging in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' en/of 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van overige recreatieve activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' en/of 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van overige recreatieve activiteiten op het gebied van logiesverstrekking en dagrecreatie, zoals bed en breakfast, complementaire daghoreca, toonzalen, expositieruimten, ateliers, praktijkruimten en educatie, al dan niet in combinatie met elkaar, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • c. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • d. er geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken;
  • e. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • h. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • i. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • k. bij de wijziging in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' en/of 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 17 en 19 van deze regels.
8.7.7 Wijziging in de bestemming 'Maatschappelijk'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk' ten behoeve van zorggerelateerde activiteiten, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. er sprake is van:
    • 1. karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, of;
    • 2. handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, of;
    • 3. een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In dit geval dient de initiatiefnemer aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe bestemming. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • d. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • e. er geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken;
  • f. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • i. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • j. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • l. bij de wijziging in de bestemming 'Maatschappelijk' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 13 van deze regels.
8.7.8 Wijziging in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en/of 'Wonen - 3'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en/of 'Wonen - 3' ten behoeve van wonen;

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. er sprake is van:
    • 1. karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, of;
    • 2. handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, of;
    • 3. een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In dit geval dient de initiatiefnemer aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe bestemming. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. de toevoeging van extra woningen past binnen het gemeentelijk beleid ten aanzien van de woningvoorraad;
  • d. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing.
  • e. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • f. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • i. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • j. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • l. bij de wijziging in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en/of 'Wonen - 3' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 26, 27 en/of 28 van deze regels.

Artikel 9 Bedrijf - Tuincentrum

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een tuincentrum;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. kassen;
    • 2. aan een tuincentrum gerelateerde detailhandel;
    • 3. ondergeschikte horeca van categorie 1 tot een oppervlakte van maximaal 25 m²;
    • 4. (buiten)opslag en stalling van goederen ten dienste van een tuincentrum;
    • 5. buitenverkoop tot een oppervlakte van maximaal 250 m²;
    • 6. groenvoorzieningen;
    • 7. parkeervoorzieningen;
    • 8. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen voor het ontvangen, vasthouden, infiltreren, bergen en afvoeren van hemelwater;
    • 9. overige voorzieningen zoals kantoor, opslagruimten en dergelijke.
9.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Tuincentrum' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van het in artikel 9.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. één bedrijfswoning per bedrijf, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. kassen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in artikel 9.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (9.2.2 tot en met 9.2.5).

9.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag voor maximaal 80% worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide maximum bebouwingspercentage geldt;
  • b. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • c. bedrijfsgebouwen, uitgezonderd kassen, zullen met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° worden afgedekt;
  • d. de goothoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangeduide goothoogte;
  • e. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangeduide bouwhoogte;
  • f. voor de maatvoering met betrekking tot de bedrijfswoning wordt verwezen naar artikel 9.2.3;
  • g. voor de maatvoering met betrekking tot bijgebouwen wordt verwezen naar artikel 9.2.4;
  • h. voor de maatvoering met betrekking tot bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 9.2.5 .
9.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bedrijf is slechts één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³ of maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;
  • c. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,00 meter;
  • d. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10,00 meter;
  • e. de bedrijfswoning wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt.
9.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports mag maximaal 75 m² bedragen;
  • b. bijgebouwen zullen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van de bedrijfswoning.
9.2.5 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van een carport maximaal 20 m² bedraagt;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 6,00 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 47.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
9.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 9.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • e. instandhouding van omliggende waarden.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder

geval verstaan het gebruik van gronden voor en/of als:

  • a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
  • b. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • c. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
  • d. horeca, behoudens ondergeschikte horeca als bedoeld in artikel 9.1;
  • e. detailhandel anders dan bedoeld in artikel 9.1;
  • f. wonen, anders dan in de bedrijfswoning;
  • g. gebouwen voor recreatieve bewoning;
  • h. een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de bedrijfswoning en/of in de vrijstaande bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 9.4.2;
  • i. mantelzorg in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen.
9.4.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de bedrijfswoning of in de daarbij behorende bijgebouwen;
  • b. maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en);
  • c. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • d. er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de bedrijfswoning is;
  • e. er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
  • f. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • g. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • h. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 9.4, ten behoeve van mantelzorg in de bedrijfswoning of in bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de bedrijfswoning en/of bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 10 Bos

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding en ontwikkeling van aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • b. recreatief medegebruik;
  • c. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen géén gebouwen worden gebouwd.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de in artikel 10.1 genoemde bestemming;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 2,50 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Bos' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen of verwijderen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven of ophogen met meer dan 0,30 meter en/of egaliseren van de bodem;
  • c. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen en/of oppervlaktewater;
  • d. het draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
  • e. het verwijderen van bomen/beplanting.
10.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 10.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
10.3.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 10.3.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 10.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 11 Gemengd - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. culturele voorzieningen;
  • b. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • c. (zakelijke) dienstverlening;
  • d. kantoren;
  • e. maatschappelijke voorzieningen;
  • f. horeca tot en met categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2';
  • g. horeca tot en met categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3';
  • h. horeca van categorie 4, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4';
  • i. horeca tot en met categorie 5, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 5';
  • j. maatschappelijk;
  • k. botenverhuur uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf botenverhuur"
  • l. een kampeercentrum uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein"
  • m. sporthal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sporthal';
  • n. een supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  • o. wonen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. groenvoorzieningen;
    • 2. terrassen;
    • 3. parkeervoorzieningen;
    • 4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 11.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 11.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

met inachtneming van de volgende regels (11.2.2 tot en met 11.2.4).

11.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak is de bouw van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde uitsluitend toegestaan als zij horen bij een binnen hetzelfde bouwvlak aanwezig hoofdgebouw;
  • b. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. per bouwvlak is het aantal bestaande, legale woningen toegestaan;
  • d. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • e. gebouwen zullen met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° worden afgedekt;
  • f. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke, mits:
    • 1. de diepte gemeten vanaf de bouwvlakgrens niet meer dan 1,00 meter bedraagt;
    • 2. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de woning;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
  • g. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal 7,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • h. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 11,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;
  • i. voor de maatvoering van bijgebouwen wordt verwezen naar artikel 11.2.3;
  • j. voor de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 11.2.4.
11.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports mag maximaal bedragen:
    Oppervlakte bestaand bouwperceel   Oppervlakte bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'  
    Bouwperceel tot 350 m²   50 m²  
    Bouwperceel van 350 m² - 700 m²   70 m²  
    Bouwperceel van 700 m² - 1.000 m²   80 m²  
    Bouwperceel vanaf 1.000 m²   100 m²  
  • b. de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' wordt voor maximaal 60% bebouwd;
  • c. bijgebouwen zullen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt;
  • d. de goothoogte van een bijgebouw bedraagt maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • e. de bouwhoogte van een bijgebouw bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • f. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 11.2.4.
11.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van een carport maximaal 20 m² bedraagt;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.
11.3 Nadere eisen
11.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 47.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van de bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
11.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 11.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. instandhouding van omliggende waarden.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 11.2.2, ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling tot 0°, met dien verstande dat:

  • a. het vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.
11.5 Specifieke gebruiksregels
11.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 11.1;
  • b. wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';
  • c. een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de vrijstaande bijgebouwen anders dan bedoeld in artikel 11.5.3;
  • d. woningsplitsing;
  • e. het samenvoegen van panden;
  • f. mantelzorg in de woning en/of in de bijgebouwen;
  • g. gebouwen voor recreatieve bewoning;
  • h. detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 11.1;
  • i. horeca, anders dan bedoeld in artikel 11.1;
  • j. gebruik van gronden voor de naar de weg gekeerde bouwgrens voor het stallen van voertuigen, caravans en dergelijke, anders dan op een oprit.
  • k. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
11.5.2 Situering functies
  • a. De in artikel 11.1 toegestane functies zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond, uitgezonderd wonen.
11.5.3 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en);
  • c. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • d. er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;
  • e. er is slechts één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
  • f. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • g. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • h. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
11.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 11.5, ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf als opgenomen in het overzicht aan huis gebonden bedrijven (Bijlage 2 bij deze regels), met dien verstande dat:
    • 1. een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
    • 2. de bestaande bouwmogelijkheden niet mogen worden verruimd;
    • 3. maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en artikel 11.5.3 genoemde nevenactiviteiten tezamen;
    • 4. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
    • 5. er maximaal 2 personen werkzaam mogen zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;
    • 6. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet mag worden gebruikt voor beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, met uitzondering van parkeren;
    • 7. er ten hoogste één reclame-uiting is toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
    • 8. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
    • 9. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende bedrijf gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden bedrijf gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
  • b. Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is verleend voor een bestaand aan huis verbonden bedrijf wordt gelijkgesteld met de omgevingsvergunning als bedoeld onder sub a.
11.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 11.5, ten behoeve van mantelzorg in de woning of in bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de woning en/of bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, danwel niet meer dan het bepaalde in artikel 11.2.3 indien deze laatse oppervlakte groter is dan 75 m2;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, zoals trapvelden, speelplaatsen, plantsoenen, waterpartijen met de daarbij behorende voet- en fietspaden en andere voorzieningen;
  • b. structurele beplantingen;
  • c. een boomgaard, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - boomgaard';
  • d. hoogopgaande, afschermende beplanting, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - beplantingsstrook';
  • e. hoogopgaande, visueel afschermende en met groenvoorzieningen beplante wal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschapswal';
  • f. een skate- en skeelerbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'skeelerbaan';
  • g. behoud, herstel en ontwikkeling van het structureel groen en/of de aanwezige landschappelijke en/of stedenbouwkundige waarden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - waardevol groen';
  • h. recreatief medegebruik;²
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. openbare nutsvoorzieningen;
  • k. herdenkingsmonumenten;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' waarbij voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 12.4.2;
    • 2. standplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
12.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - waardevol groen' geen gebouwen mogen worden opgericht;
  • b. gebouwen ten behoeve van de opslag van materialen voor buitenactiviteiten, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  • c. een skate- en skeelerbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'skeelerbaan';
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak':
    • 1. noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
    • 2. ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
    • 3. behorende tot de recreatieve voorziening, zoals recreatieve bewegwijzering, informatieborden en kleinschalige uitzicht- en rustpunten;
    • 4. behorende tot het straatmeubilair;
    • 5. ten behoeve van nutsvoorzieningen;
    • 6. speelvoorzieningen;
    • 7. herdenkingsmonumenten;
    • 8. met sub 1 t/m 7 vergelijkbare bouwwerken;

met inachtneming van de volgende regels (12.2.2 tot en met 12.2.4).

12.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;
  • b. gebouwen zullen met een plat dak worden afgedekt;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter;
  • d. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 12.2.3.
12.2.3 Gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van deze gebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter;
  • b. de oppervlakte van deze gebouwen bedraagt maximaal 15 m2 .
12.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 1,00 meter bedraagt.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 12.2.3, ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor en/of als:

  • a. de aanleg van terrassen.
12.4.2 Evenemententerreinen

Evenementen zijn toegestaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' en onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het evenement is toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
  • b. Het evenement duurt maximaal 15 dagen aaneengesloten, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement.
  • c. Een locatie wordt niet meer dan 3 maal per jaar voor een evenement gebruikt.
  • d. Er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan inherent aan het toegestane evenement.
  • e. Er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten.
  • f. Er vindt geen recreatief nachtverblijf ter plaatse plaats.
  • g. In de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien.
  • h. aan de van toepassing zijnde milieuwet en regelgeving wordt voldaan.
  • i. Het evenement leidt niet tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden.
  • j. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.5.1 Afwijken van de gebruiksregels voor het verbreden van wegen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 12.1 ten behoeve van het verbreden van aan de bestemming grenzende wegen of voor de aanleg van fietspaden, onder de voorwaarden dat:

  • a. de verkeersveiligheid gewaarborgd blijft;
  • b. de verbreding binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse past;
  • c. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • d. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.
12.5.2 Afwijken van de gebruiksregels voor het realiseren van parkeerplaatsen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 12.1 ten behoeve van het realiseren van parkeerplaatsen, onder de voorwaarden dat:

  • a. de parkeerbehoefte is aangetoond;
  • b. de verkeersveiligheid gewaarborgd blijft;
  • c. deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;
  • d. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • e. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.
12.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.6.1 Vergunningsplicht

Het is verboden in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. het verwijderen, vellen en/of rooien van karakteristieke beplanting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - waardevol groen';
  • b. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bosstroken en/of grasbanen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - waardevol groen';
  • c. het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - waardevol groen';
  • d. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - waardevol groen';
  • e. het aanbrengen van halfverhardingen ten behoeve van evenementen.
  • f. het dempen van oppervlaktewater.
  • g. het vergroten van oevers.
  • h. het verleggen van watergangen.
12.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 12.6.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
12.6.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 12.6.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 12.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

12.7 Wijzigingsbevoegdheid
12.7.1 Wijziging in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', Wonen - 3' en/of 'Tuin'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' en/of 'Tuin', ten behoeve van de vergroting van een aan de bestemming 'Groen' grenzende tuin, met dien verstande dat:

  • a. de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de omliggende en bestaande woning(en) gegarandeerd kan worden;
  • b. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond;
    • 5. het stedenbouwkundig beeld ter plaatse;
  • d. bij het wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' en/of 'Tuin' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 26, 27, 28 en/of 22.

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bibliotheek;
  • b. gezondheidszorg;
  • c. jeugd- en kinderopvang;
  • d. onderwijs;
  • e. sociaal-culturele doeleinden;
  • f. openbare dienstverlening;
  • g. religie;
  • h. verenigingsleven;
  • i. welzijnsinstelling;
  • j. zorginstelling;
  • k. een pastorie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - pastorie';
  • l. een uitvaartcentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'uitvaartcentrum';
  • m. uitsluitend een woonzorgcomplex, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonzorgcomplex';
  • n. een zorgboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. groenvoorzieningen;
    • 2. parkeervoorzieningen;
    • 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 13.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 13.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

met inachtneming van de volgende regels (13.2.2 tot en met 13.2.4).

13.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak wordt voor maximaal 100% bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide maximum bebouwingspercentage geldt;
  • b. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden op een afstand van minimaal 3,00 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd;
  • d. gebouwen zullen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangeduide goothoogte;
  • f. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangeduide bouwhoogte;
  • g. voor de bouwhoogte van bijgebouwen wordt verwezen naar artikel 13.2.3;
  • h. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 13.2.4.
13.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag maximaal 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 2,00 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 2,00 meter;
  • e. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 13.2.4.
13.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van een carport maximaal 20 m² bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 6,00 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen met een open constructie, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,50 meter bedraagt;
    • 2. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter bedraagt.
13.3 Nadere eisen
13.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 47.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van de bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
13.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 13.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. instandhouding van omliggende waarden.
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 13.2.2, ten behoeve van het bouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. bij onderwijs voldoende onbebouwde buitenruimte resteert ten behoeve van speelruimte;
  • b. de goothoogte van gebouwen maximaal 9,00 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 16,00 meter bedraagt;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.5 Specifieke gebruiksregels
13.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 13.1;
  • b. wonen, anders dan bedoeld in artikel 13.1;
  • c. gebouwen voor recreatieve bewoning;
  • d. detailhandel;
  • e. horeca, anders dan bedoeld in artikel 13.1;
  • f. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

Artikel 14 Maatschappelijk - Begraafplaats

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen

De voor Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. begraafplaats;
  • b. religieuze doeleinden, waaronder tevens begrepen een kerk of een kapel;
  • c. urnenmuur;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. groenvoorzieningen;
    • 2. wegen en paden;
    • 3. parkeervoorzieningen;
    • 4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 14.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 14.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (14.2.2 tot en met 14.2.3).

14.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;
  • b. gebouwen zullen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de bestaande bouwhoogte, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;
  • d. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de bestaande bouwhoogte, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • e. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 14.2.3.
14.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 6,00 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen met een open constructie, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,50 meter bedraagt.
14.3 Nadere eisen
14.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 47.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van de bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
14.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 14.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. instandhouding van omliggende waarden.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 14.2.2 voor het gedeeltelijk buiten het bouwvlak bouwen van gebouwen ten behoeve van opslag, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak maximaal 20,00 m2 bedraagt;
  • b. de bouwhoogte maximaal 3,00 meter bedraagt;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.5 Specifieke gebruiksregels
14.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 14.1;
  • b. gebouwen voor (recreatieve) bewoning;
  • c. horeca;
  • d. detailhandel;
  • e. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

Artikel 15 Maatschappelijk - Gemeenschapshuis

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk - Gemeenschapshuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sociaal-culturele doeleinden;
  • b. openbare dienstverlening;
  • c. religie;
  • d. verenigingsleven;
  • e. tijdelijke wagenopbouwlocatie voor het corso, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk-corsotent";

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. horeca van categorie 3;
    • 2. groenvoorzieningen;
    • 3. parkeervoorzieningen;
    • 4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk - Gemeenschapshuis' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 15.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. een corsotent, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk-corsotent"
  • c. de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 15.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (15.2.2 tot en met 15.2.3).

15.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;
  • b. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden op een afstand van minimaal 3,00 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd;
  • d. gebouwen zullen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt;
  • e. de goothoogte van een gebouw bedraagt de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangeduide goothoogte;
  • f. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangeduide bouwhoogte;
  • g. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 15.2.3.
15.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 6,00 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen met een open constructie, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,50 meter bedraagt;
    • 2. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter bedraagt.
15.3 Nadere eisen
15.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 47.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van de bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
15.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 15.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. instandhouding van omliggende waarden.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 15.1;
  • b. gebouwen voor (recreatieve) bewoning;
  • c. detailhandel;
  • d. horeca, anders dan bedoeld in artikel 15.1;
  • e. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

Artikel 16 Natuur

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemeen

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • b. wandel-, voet- en fietspaden;
  • c. natuureducatie;
  • d. bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast;
  • e. bestaand agrarisch gebruik;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. recreatief medegebruik;
    • 2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
16.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen géén gebouwen worden gebouwd.

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde:

  • a. noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
  • b. ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
  • c. behorende tot de recreatieve voorzieningen, zoals recreatieve bewegwijzering, informatieborden en kleinschalige uitzicht- en rustpunten;
  • d. behorende tot het straatmeubilair;
  • e. ten behoeve van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water;

met inachtneming van de volgende regels (16.2.3).

16.2.3 Overige regels
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 2,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 1,00 meter bedraagt.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwwerken voor natuurbeheer en recreatief medegebruik

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 16.2.1, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken noodzakelijk met het oog op natuurbeheer, zoals een wildhut, observatiepost, voederberging of voederruif, en bouwwerken, geen gebouw zijnde ter ondersteuning van het recreatief medegebruik, mits de te beschermen natuurlijke waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 4,00 meter bedraagt.
16.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van een brandtoren

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 16.2.1, ten behoeve van het oprichten van een brandtoren, noodzakelijk uit een oogpunt van brandpreventie of brandbestrijding, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 25,00 meter bedraagt.
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik;
  • c. sport- en wedstrijdterrein, buitenmanege en ligplaats en speelweide;
  • d. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of bromfietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • e. militaire oefeningen, met uitzondering van marsoefeningen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
  • f. het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen, met uitzondering van vlaggenmasten;
  • g. het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen, waaronder begrepen boogkassen en regenkappen, en hagelnetten;
  • h. het opslaan van mest(stoffen), waaronder het opslaan van mest in mestzakken.

16.4.2 bouwaanduiding werktuigenberging

In afwijking van het bepaalde in artikel 16.2.1. is een gebouw toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'werktuigenberging' ten behoeve van de opslag van werktuigen voor natuuronderhoud, met de volgende maatvoering:

1. de goothoote maximaal 1.65 meter bedraagt;

2. de bouwhoogte maximaal 2.25 meter bedraagt;

3. de oppervlakte maximaal 25 m2 bedraagt

met dien verstande dat op het moment dat dit gebuik eindigt, weer uitsluitend het gebruik is toegestaan zoals bepaald in artikel 16.1.1

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Natuur' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
  • e. het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de delfstoffenwinning;
  • f. het geheel of gedeeltelijk aanleggen van oeverbeschoeiingen en graven, aanleggen en/of dempen van waterlopen;
  • g. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van graften, bosstroken en/of grasbanen;
  • h. het scheuren van grasland;
  • i. het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstanden.
16.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 16.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
16.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 16.5.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 16.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 17 Recreatie - Dagrecreatie

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie;
  • b. evenementen en standplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' waarbij voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 17.4.2;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. groenvoorzieningen;
    • 2. wegen en paden;
    • 3. parkeervoorzieningen;
    • 4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
17.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, ten behoeve van de in artikel 17.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in artikel 17.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat buiten de aanduiding 'bouwvlak' geen overkappingen mogen worden gebouwd;

met inachtneming van de volgende regels (17.2.2 tot en met 17.2.3).

17.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 7,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt.
17.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt.
17.3 Nadere eisen
17.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 47.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
17.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 17.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. instandhouding van omliggende waarden.
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. verblijfsrecreatie;
  • c. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik;
  • d. detailhandel;
  • e. horecadoeleinden;
  • f. permanente bewoning.
17.4.2 Evenemententerreinen

Evenementen zijn toegestaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' en onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het evenement is toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
  • b. Het evenement duurt maximaal 15 dagen aaneengesloten, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement.
  • c. Een locatie wordt niet meer dan 3 maal per jaar voor een evenement gebruikt.
  • d. Er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan inherent aan het toegestane evenement.
  • e. Er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten.
  • f. Er vindt geen recreatief nachtverblijf ter plaatse plaats.
  • g. In de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien.
  • h. Het evenement leidt niet tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden.
  • i. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond.
17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van halfverhardingen ten behoeve van evenementen.
17.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 17.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
17.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 17.5.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 17.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 18 Recreatie - Jachthaven

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. jachthaven;
  • b. bij een jachthaven behorende voorzieningen, waaronder begrepen uitstalruimten, werkplaatsen voor onderhoud en reparatie van boten en andere dienstruimten met daarbij behorende activiteiten waaronder begrepen het onderhoud en de reparatie van boten;
  • c. opslag en stalling van boten;
  • d. (aanleg)steigers;
  • e. oeverbeschoeiingen;
  • f. verkoop van boten, vaartuigen en daaraan aanverwante watersportartikelen;
  • g. aan de bestemming gerelateerde kantoorvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. recreatief nachtverblijf, overeenkomstig het bepaalde in artikel 18.3.2;
  • j. passantenhaven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'passantenhaven';
  • k. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen sanitaire voorzieningen, groenvoorzieningen en tuinen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
18.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 18.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 18.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat buiten de aanduiding 'bouwvlak' geen overkappingen mogen worden gebouwd;

met inachtneming van de volgende regels (18.2.2 tot en met 18.2.3).

18.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak wordt voor maximaal 100% bebouwd;
  • b. gebouwen zullen met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° worden afgedekt;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;
  • e. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 18.2.3.
18.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 6,00 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt;
    • 2. lichtmasten, starttorens, en scheepvaarttekens, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter bedraagt.
18.3 Specifieke gebruiksregels
18.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 18.1;
  • b. buitenopslag, anders dan bedoeld in artikel 18.1;
  • c. detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 18.1;
  • d. recreatief nachtverblijf anders dan bedoeld in artikel 18.3.2;
  • e. horecadoeleinden;
  • f. wonen.
18.3.2 Recreatief nachtverblijf
  • a. Recreatief nachtverblijf is slechts toegestaan voor de duur van 2 x 24 uur.

Artikel 19 Recreatie - Verblijfsrecreatie

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie;
  • b. recreatieve voorzieningen zoals een speeltuin, dagstrand en midgetgolfbaan;
  • c. kampeermiddelen;
  • d. horeca van categorie 1 en 2, ondergeschikt en inherent aan de verblijfsrecreatieve functie;
  • e. botenverhuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - botenverhuur';
  • f. hotel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hotel';
  • g. minicamping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping';
  • h. een recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. wegen en paden;
    • 2. speelterreinen;
    • 3. groenvoorzieningen;
    • 4. parkeervoorzieningen;
    • 5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
19.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 19.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. één bedrijfswoning per bouwperceel, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. een recreatiewoning, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'; waarbij geldt dat het aantal bestaande recreatiewoningen niet mag toenemen;
  • d. een botenhuis, uitsluitend gelegen aan bevaarbaar water;
  • e. de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • f. ten behoeve van recreatiewoningen als bedoeld in artikel 19.1.1 onder h zijn bijgebouwen niet toegestaan. Inpandige bergingen kunnen worden gerealiseerd binnen de maximaal toegestane inhoud van 300 m3 als bedoeld in 19.2.2, onder f;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in artikel 19.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat buiten de aanduiding 'bouwvlak' geen overkappingen mogen worden gebouwd;

met inachtneming van de volgende regels (19.2.2 tot en met 19.2.6).

19.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;
  • b. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 4,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 7,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;
  • e. gebouwen zullen met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° worden afgedekt;
  • f. de inhoud van een recreatiewoning bedraagt maximaal 300 m³ of maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;
  • g. voor de maatvoering van de bedrijfswoning wordt verwezen naar artikel 19.2.3;
  • h. voor de maatvoering van bijgebouwen wordt verwezen naar artikel 19.2.4;
  • i. voor de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 19.2.6.
19.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bedrijf is slechts één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³ of maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;
  • c. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • d. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;
  • e. de bedrijfswoning wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt.
19.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports mag maximaal 75 m² bedragen;
  • b. bijgebouwen zullen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van de bedrijfswoning.
19.2.5 Botenhuizen

Voor het bouwen van botenhuizen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een botenhuis bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • b. de bouwhoogte van een botenhuis bedraagt maximaal 4,00 meter;
  • c. een botenhuis wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt.
19.2.6 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van een carport maximaal 20 m² bedraagt;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt.
19.3 Nadere eisen
19.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 47.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
19.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 19.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. instandhouding van omliggende waarden.
19.4 Afwijken van de bouwregels
19.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 19.2.5, ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling tot 0°, met dien verstande dat:

  • a. het vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.
19.5 Specifieke gebruiksregels
19.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik;
  • c. permanente bewoning, anders dan in de bedrijfswoning;
  • d. mantelzorg in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen;
  • e. een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 19.5.2;
  • f. minicamping, anders dan overeenkomstig het bepaalde in artikel 19.1.1;
  • g. detailhandel;
  • h. horecadoeleinden, anders dan overeenkomstig het bepaalde in artikel 19.1.1.
19.5.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en);
  • c. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • d. er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;
  • e. er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
  • f. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • g. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • h. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
19.6 Afwijken van de gebruiksregels
19.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 19.5, ten behoeve van mantelzorg in de bedrijfswoning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de bedrijfswoning en/of daarbij behorende bijgebouwen niet meer bedraagt dan 75 m² ;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 20 Recreatie - Volkstuin

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. wegen en paden;
    • 2. groenvoorzieningen;
    • 3. parkeervoorzieningen.
20.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel .

20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden mogen géén gebouwen worden gebouwd.

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde:

  • a. ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
  • b. behorende tot de recreatieve voorziening, zoals bijvoorbeeld teeltondersteunende voorzieningen en erfafscheidingen;
  • c. behorende tot het straatmeubilair;
  • d. ten behoeve van de waterhuishoudkundige voorzieningen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met inachtneming van de volgende regels (20.2.3).

20.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt.
20.3 Nadere eisen
20.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 47.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • b. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
20.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 20.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. instandhouding van omliggende waarden.
20.4 Afwijken van de bouwregels
20.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van schuurtjes voor de opslag van tuinartikelen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 20.2.1, ten behoeve van het bouwen van kassen of schuurtjes voor de opslag van tuinartikelen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 2,50 meter bedraagt;
  • b. de oppervlakte maximaal 6,00 m² bedraagt.
20.5 Specifieke gebruiksregels
20.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 20.1;
  • b. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik.

Artikel 21 Sport

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Algemeen

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van sportactiviteiten;
  • b. evenementen waarbij voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 21.5.2;
  • c. een sporthal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sporthal';
  • d. een motorcrossterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein';
  • e. uitsluitend ten behoeve van ruitersport, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardenbak';
  • f. een jongeren ontmoetingsplek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek';
  • g. een zwembad, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. horeca tot en met categorie 2;
    • 2. tribunes
    • 3. wegen en paden;
    • 4. groenvoorzieningen;
    • 5. parkeervoorzieningen;
    • 6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
21.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artike 48.1.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 21.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. een paardenbak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardenbak';
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 21.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (21.2.2 tot en met 21.2.3).

21.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide maximum bebouwingspercentage geldt;
  • b. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • c. gebouwen zullen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt;
  • d. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 7,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;
  • f. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 21.2.3.
21.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. buiten het bouwvlak mag maximaal 25,00 m2 per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3,00 meter;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 6,00 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen met een open constructie, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,50 meter bedraagt;
    • 2. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 18,00 meter bedraagt alleen ter vervanging van bestaande lichtmasten of op gronden met de bouwaanduiding 'lichtmasten toegestaan. Op gronden met de bouwaanduiding 'lichtmasten toegestaan' mogen maximaal 6 lichtmasten worden geplaatst;
    • 3. ballenvangers, waarvan de bouwhoogte maximaal 10,00 meter bedraagt.
21.3 Nadere eisen
21.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 47.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van de bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
21.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 21.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. instandhouding van omliggende waarden.
21.4 Afwijken van de bouwregels
21.4.1 Afwijken van de bouwregels ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 21.2.3 ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, welke niet vergunningsvrij zijn, met dien verstande dat:

  • a. deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;
  • b. belangen van derden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • c. de totale bouwhoogte van de antenne-installatie inclusief bebouwing niet meer dan 40,00 meter bedraagt.
21.5 Specifieke gebruiksregels
21.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 21.1;
  • b. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik;
  • c. detailhandel;
  • d. horeca, anders dan bedoeld in artikel 21.1, onder 1;
  • e. gebouwen voor (recreatieve) bewoning.
21.5.2 Evenementen

Evenementen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het evenement is toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
  • b. Het evenement duurt maximaal 15 dagen aaneengesloten, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement.
  • c. Een locatie wordt niet meer dan 3 maal per jaar voor een evenement gebruikt.
  • d. Er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan inherent aan het toegestane evenement.
  • e. Er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten.
  • f. Er vindt geen recreatief nachtverblijf ter plaatse plaats.
  • g. In de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien.
  • h. Het evenement leidt niet tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden.
  • i. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond.
21.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Sport' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van halfverhardingen ten behoeve van evenementen;
  • b. het dempen van oppervlaktewater;
  • c. het vergroten van oevers;
  • d. het verleggen van watergangen.
21.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 21.6.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
21.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 21.6.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 21.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 22 Tuin

22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1 Algemeen

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  • b. parkeren;
  • c. tijdelijke wagenopbouwlocatie voor het corso, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsotent';
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende voorzieningen.

22.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt;
  • b. botenhuizen, met dien verstande dat:
    • 1. een botenhuis uitsluitend aan bevaarbaar water wordt gebouwd;
    • 2. de goothoogte van een botenhuis maximaal 3,50 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van een botenhuis maximaal 4,00 meter bedraagt;
    • 4. een botenhuis met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° wordt afgedekt;
    • 5. de oppervlakte van een botenhuis maximaal 25 m² bedraagt;
    • 6. er mag maximaal één botenhuis per bouwperceel worden opgericht;
  • c. een corsotent, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsotent', met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte van een corsotent maximaal 4,00 meter bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van een corsotent maximaal 10,00 meter bedraagt;
    • 3. de oppervlakte van een corsotent maximaal 20 x 15 meter (lxb) bedraagt;
    • 4. de corsotent slechts aanwezig mag zijn gedurende de periode 1 maart tot 1 oktober;
  • d. vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 meter bedraagt;
  • e. erkers, luifels, balkons en dergelijke, met dien verstande dat:
    • 1. de diepte gemeten vanaf de bouwvlakgrens binnen de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', of 'Wonen - 3' niet meer dan 1,00 meter bedraagt;
    • 2. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de woning;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
    • 4. met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erker uitgesloten' erkers zijn uitgesloten.
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 22.2.1 onder b., ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling tot 0°, met dien verstande dat:

  • a. het vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.
22.4 Specifieke gebruiksregels
22.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. opslag, behalve opslag ten dienste van de bestemming zoals genoemd in artikel 22.1.1.

Artikel 23 Tuin - 1

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1 Algemeen

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  • b. structurele beplantingen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
23.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden mogen géén gebouwen worden gebouwd.

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde:

  • a. noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
  • b. ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
  • c. ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • d. met sub a. t/m c. vergelijkbare bouwwerken;

met inachtneming van de volgende regels (23.2.3).

23.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 5,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 1,00 meter bedraagt en de bouwhoogte van voorzieningen voor verkeer en verlichting maximaal 2,00 meter bedraagt.
23.3 Specifieke gebruiksregels
23.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor en/of als:

  • a. de aanleg van terrassen ten behoeve van particulier gebruik.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. het dempen van oppervlaktewater;
  • b. het vergraven van oevers;
  • c. het verleggen van watergangen.
23.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 23.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
23.4.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 23.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 23.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

23.4.4 Advies

Alvorens de vergunning te verlenen ten behoeve van de werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 23.4.1, wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Artikel 24 Verkeer

24.1 Bestemmingsomschrijving
24.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersdoeleinden;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • e. een parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • f. een busstation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - busstation';
  • g. een openbaar toilet, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - openbaar toilet';
  • h. paden, wegen en straten;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. groenvoorzieningen;
    • 2. straatmeubilair;
    • 3. kunstwerken;
    • 4. herdenkingsmonumenten
    • 5. afvalinzameling;
    • 6. camperovernachtingsplaatsen, uitslutiend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperovernachtingsplaatsen';
    • 7. terrassen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras';
    • 8. evenementen en standplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' waarbij voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 24.4.1;
    • 9. standplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' of de aanduiding 'markt' overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);
    • 10. nutsvoorzieningen;
    • 11. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
24.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • b. een parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • c. een openbaar toilet, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - openbaar toilet';
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde:
    • 1. noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
    • 2. ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
    • 3. behorende tot het straatmeubilair;
    • 4. ten behoeve van speelvoorzieningen;
    • 5. ten behoeve van afvalinzameling;
    • 6. kunstwerken, zoals bruggen en duikers;
    • 7. voorwerpen betreffende de beeldende kunsten;
    • 8. ten behoeve van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water;
    • 9. met sub 1 t/m 8 vergelijkbare bouwwerken;

met inachtneming van de volgende regels (24.2.2 tot en met 24.2.3).

24.2.2 Gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van deze gebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter;
  • b. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m2.
24.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 10,00 meter;
  • a. de bouwhoogte van een openbaar toilet bedraagt maximaal 2,50 meter.
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Afwijken van de bouwregels ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 24.2.3 ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, welke niet vergunningsvrij zijn, met dien verstande dat:

  • a. deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;
  • b. belangen van derden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • c. de totale bouwhoogte van de antenne-installatie inclusief bebouwing niet meer dan 40,00 meter bedraagt.
24.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 24.2.2, ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
24.4 Specifieke gebruiksregels
24.4.1 Evenemententerreinen

Evenementen zijn toegestaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' en onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het evenement is toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
  • b. Het evenement duurt maximaal 15 dagen aaneengesloten, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement.
  • c. Een locatie wordt niet meer dan 3 maal per jaar voor een evenement gebruikt.
  • d. Er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan inherent aan het toegestane evenement.
  • e. Er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten.
  • f. Er vindt geen recreatief nachtverblijf ter plaatse plaats.
  • g. In de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien.
  • h. Het evenement leidt niet tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden.
  • i. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond.
24.5 Wijzigingsbevoegdheid
24.5.1 Wijziging in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' en/of 'Tuin'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' en/of 'Tuin', ten behoeve van de vergroting van een aan de bestemming 'Verkeer' grenzende tuin, met dien verstande dat:

  • a. de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de omliggende en bestaande woning(en) gegarandeerd kan worden;
  • b. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond;
    • 5. het stedenbouwkundig beeld ter plaatse
  • d. bij het wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' en/of 'Tuin' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 26, 27, 28 en/of 22.

Artikel 25 Water

25.1 Bestemmingsomschrijving
25.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en/of instandhouding van waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals watergangen, waterbergingen met de bijbehorende bermen en taluds;
  • b. ligplaatsen voor recreatiewoonschepen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoonschip ;
  • c. ligplaatsen voor passanten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'passantenhaven';
  • d. een botenhuis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - botenhuis';
  • e. watersportvoorzieningen;
  • f. bruggen;
  • g. behoud en ontwikkeling van ecologische waarden in relatie tot de waterhuishoudkundige voorzieningen.
25.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van botenhuizen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - botenhuis', met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte maximaal 3,50 meter bedraagt;
  • b. de bouwhoogte maximaal 4,00 meter bedraagt;
  • c. een botenhuis met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° wordt afgedekt.
25.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend verkeerstekens worden gebouwd.

25.2.3 Overige regels
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwwerken, geen gebouw zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 25.2.2, ten behoeve van het bouwen van aanlegsteigers, kademuren en oeverbeschoeiingen, met dien verstande dat:

  • a. kademuren en oeverbeschoeiingen noodzakelijk zijn vanuit het oogpunt van waterbeheer;
  • b. deze vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar zijn.
25.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 25.2.1 ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling tot 0°, met dien verstande dat:

  • a. het vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Water' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. het dempen van oppervlaktewater;
  • b. het vergraven van oevers;
  • c. het verleggen van watergangen.
25.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 25.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
25.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 25.4.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 25.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

25.4.4 Advies

Alvorens de vergunning te verlenen, wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Artikel 26 Wonen - 1

26.1 Bestemmingsomschrijving
26.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. botenverhuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - botenverhuur';
    • 2. ligplaats rondvaartboort, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-rondvaartbedrijf"
    • 3. detailhandel op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    • 4. een praktijkruimte op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
    • 5. rietopslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - rietopslag';
    • 6. een recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
    • 7. statische opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
    • 8. een schildersbedrijf op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf';
    • 9. een verloskundigenpraktijk op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - verloskundigenpraktijk';
    • 10. tuinen;
    • 11. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    • 12. groenvoorzieningen;
    • 13. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
26.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patiowoning' uitsluitend patiowoningen mogen worden gebouwd;
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 26.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';
  • d. een botenhuis, uitsluitend gelegen aan bevaarbaar water;
  • e. steigers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger';

met inachtneming van de volgende regels (26.2.2.tot en met 26.2.6).

26.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak is de bouw van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde uitsluitend toegestaan als zij horen bij een binnen hetzelfde bouwvlak aanwezige woning;
  • b. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. per bouwvlak is het aantal bestaande, legale woningen toegestaan;
  • d. de voorgevels van de woning worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • e. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke, mits:
    • 1. de diepte gemeten vanaf de bouwvlakgrens niet meer dan 1,00 meter bedraagt;
    • 2. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de woning;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
    • 4. met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erker uitgesloten' erkers zijn uitgesloten;
  • f. de goothoogte van een woning bedraagt maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
    • 2. indien de goothoogte van een bestaande, legaal gebouwde woning hoger is dan de hiervoor bedoelde maximale goothoogte geldt die hoogte als maximum;
  • g. de bouwhoogte van een woning bedraagt maximaal 7,50 meter, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;
    • 2. indien de bouwhoogte van een bestaande, legaal gebouwde woning hoger is dan de hiervoor bedoelde maximale bouwhoogte geldt die hoogte als maximum;
  • h. woningen zullen met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° worden afgedekt, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lessenaarsdak' woningen met een lessenaarsdak worden afgedekt;
  • i. voor de maatvoering van bijgebouwen wordt verwezen naar artikel 26.2.3;
  • j. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 26.2.5
26.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports en botenhuizen bedraagt maximaal:
    Oppervlakte bestaand bouwperceel   Toegestane oppervlakte bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'  
    Bouwperceel tot 350 m²   50 m²  
    Bouwperceel van 350 m² - 700 m²   70 m²  
    Bouwperceel van 700 m² - 1.000 m²   80 m²  
    Bouwperceel vanaf 1.000 m²   100 m²  
  • b. de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' wordt voor maximaal 60% bebouwd;
  • c. gebouwen zullen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • f. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 26.2.5.
26.2.4 Botenhuizen

Voor het bouwen van botenhuizen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een botenhuis bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • b. de bouwhoogte van een botenhuis bedraagt maximaal 4,00 meter;
  • c. een botenhuis wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;
  • d. de oppervlakte van een botenhuis bedraagt maximaal 25 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - botenverhuur' de oppervlakte maximaal 100 m² bedraagt;
  • e. er mag maximaal één botenhuis per bouwperceel worden opgericht.
26.2.5 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. steigers mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger' worden gebouwd, mits:
    • 1. de breedte van een steiger niet meer dan 5,00 meter bedraagt;
    • 2. de lengte van een steiger niet meer dan 3,00 meter bedraagt;
  • b. de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van een carport maximaal 20 m² bedraagt;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.
26.2.6 Saneringsregeling

Voor zover de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen de maximale oppervlakte zoals vermeld in artikel 26.2.3 onder a. overschrijdt, mag indien het meerdere wordt gesloopt, 75% van de gesloopte oppervlakte van een gebouw worden teruggebouwd.

26.3 Nadere eisen
26.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 47.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.
  • c. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
26.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 26.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. instandhouding van omliggende waarden.
26.4 Afwijken van de bouwregels
26.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 26.2.2 of 26.2.4, ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling tot 0°, met dien verstande dat:

  • a. het vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.
26.5 Specifieke gebruiksregels
26.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte wagens en/of voer- en vaartuigen van derden, anders dan bedoeld in artikel 26.1;
  • b. een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de vrijstaande bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 26.5.2;
  • c. woningsplitsing;
  • d. het samenvoegen van woningen;
  • e. mantelzorg in de woning en/of in de bijgebouwen;
  • f. gebouwen voor recreatieve bewoning;
  • g. detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 26.1;
  • h. horeca;
  • i. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en anders dan bedoeld in artikel 26.1.
26.5.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en);
  • c. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • d. er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;
  • e. er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
  • f. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • g. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • h. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
26.6 Afwijken van de gebruiksregels
26.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 26.5, ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf als opgenomen in het overzicht aan huis gebonden bedrijven (Bijlage 2 bij deze regels), met dien verstande dat:
    • 1. een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
    • 2. de bestaande bouwmogelijkheden niet mogen worden verruimd;
    • 3. maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 26.5.2, 26.6.2, 26.6.3 en/of 26.6.4 genoemde nevenactiviteiten tezamen;
    • 4. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
    • 5. er maximaal 2 personen werkzaam mogen zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;
    • 6. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet mag worden gebruikt voor beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, met uitzondering van parkeren;
    • 7. er ten hoogste één reclame-uiting is toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
    • 8. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
    • 9. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende bedrijf gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden bedrijf gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
  • b. Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is verleend voor een bestaand aan huis verbonden bedrijf wordt gelijkgesteld met de omgevingsvergunning als bedoeld onder sub a.
26.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van detailhandel als ondergeschikte activiteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 26.5, ten behoeve van het gebruik voor detailhandel als ondergeschikte activiteit, met dien verstande dat:

  • a. de ondergeschikte detailhandel uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte mag worden gebruikt als verkoopruimte en productieruimte, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 26.5.2, 26.6.1, 26.6.3 en/of 26.6.4 genoemde nevenactiviteiten tezamen;
  • c. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • d. er maximaal 2 personen werkzaam mogen zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;
  • e. de oppervlakte van productiegebonden detailhandel maximaal 10% van het brutovloeroppervlak, tot een maximum van 150 m² mag bedragen;
  • f. etalages niet zijn toegestaan;
  • g. verkoopruimten zijn enkel toegestaan op de begane grond;
  • h. er ten hoogste één gevelreclame-uiting is toegestaan tot een maximum van 20 x 30 centimeter;
  • i. verkoop van producten met veiligheidsrisico's niet zijn toegestaan;
  • j. vrachtverkeer ten behoeve van bevoorrading niet is toegestaan;
  • k. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • l. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
26.6.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van complementaire daghoreca

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 26.5, ten behoeve van complementaire daghoreca, met dien verstande dat:

  • a. de voor bezoekers toegankelijke ruimten alleen zijn toegestaan op de begane grond van de woning of in een bijgebouw;
  • b. de bestaande bouwmogelijkheden niet mogen worden verruimd;
  • c. maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor de horeca-activiteiten, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 26.5.2, 26.6.1, 26.6.2 en/of 26.6.4 genoemde nevenactiviteiten tezamen;
  • d. de totale oppervlakte, inclusief terras, die wordt gebruikt voor de horeca-activiteiten mag maximaal 100 m² bedragen;
  • e. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • f. minimaal één bewoner werkzaam is in het horecabedrijf;
  • g. er ten hoogste één reclame-uiting is toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
  • h. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • i. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
26.6.4 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 26.5 , ten behoeve van een bed en breakfast, met dien verstande dat:

  • a. er maximaal 10 slaapplaatsen per bouwperceel worden toegestaan, ten behoeve van een gelijktijdig nachtverblijf van maximaal 10 personen;
  • b. de slaapplaatsen moeten worden gerealiseerd in het hoofdgebouw (de woning);
  • c. maximaal 35% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw voor bed- en breakfastactiviteiten mag worden gebruikt, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 26.5.2, 26.6.1, 26.6.2 en/of 26.6.3 genoemde nevenactiviteiten tezamen;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • f. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • g. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • h. omliggende functies niet worden gehinderd.
26.6.5 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 26.5, ten behoeve van mantelzorg in de woning of in bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de woning en/of bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, danwel niet meer dan het bepaalde in artikel 26.2.3 of indien van toepassing26.2.6 indien de toegestane oppervlakte op basis van deze artikelen groter mag zijn;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
26.6.6 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 26.5, ten behoeve van splitsing van bestaande woningen, met dien verstande dat:

  • a. de te splitsen woning een inhoud heeft van minimaal 600 m³;
  • b. de woningen na splitsing elk afzonderlijk een inhoud hebben van minimaal 250 m³;
  • c. de splitsing vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • d. de verschijningsvorm van karakteristieke bebouwing niet mag worden aangetast;
  • e. de inhoud en oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet mag worden vergroot;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
26.6.7 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van samenvoegen van woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 26.5, ten behoeve van het samenvoegen van woningen, met dien verstande dat:

  • a. de samenvoeging vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. samenvoeging van woningen in een rij aaneengelosten soortgelijke woningen is niet toegestaan;
  • c. de verschijningsvorm van karakteristieke bebouwing niet mag worden aangetast;
  • d. de totale inhoud en oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet worden vergroot;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 27 Wonen - 2

27.1 Bestemmingsomschrijving
27.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. een kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
    • 2. rietopslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - rietopslag';
    • 3. tuinen;
    • 4. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    • 5. atelier uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'atelier'
    • 6. groenvoorzieningen;
    • 7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
27.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

27.2 Bouwregels
27.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kwadrantwoning' uitsluitend kwadrantwoningen mogen worden gebouwd;
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding ' bijgebouwen';
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 27.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';
  • d. een botenhuis, uitsluitend gelegen aan bevaarbaar water;
  • e. steigers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger';

met inachtneming van de volgende regels (27.2.2 tot en met 27.2.6).

27.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak is de bouw van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde uitsluitend toegestaan als zij horen bij een binnen hetzelfde bouwvlak aanwezige woning;
  • b. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. per bouwvlak is het aantal bestaande, legale woningen toegestaan;
  • d. de voorgevels van de woning worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • e. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke, mits:
    • 1. de diepte gemeten vanaf de bouwvlakgrens niet meer dan 1,00 meter bedraagt;
    • 2. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de woning;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
    • 4. met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erker uitgesloten' erkers zijn uitgesloten;
  • f. de goothoogte van een woning bedraagt maximaal 5,00 meter, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
    • 2. indien de goothoogte van een bestaande, legaal gebouwde woning hoger is dan de hiervoor bedoelde maximale goothoogte geldt die hoogte als maximum;
  • g. de bouwhoogte van een woning bedraagt maximaal 9,00 meter, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;
    • 2. indien de bouwhoogte van een bestaande, legaal gebouwde woning hoger is dan de hiervoor bedoelde maximale bouwhoogte geldt die hoogte als maximum;
  • h. woningen zullen met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° worden afgedekt, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lessenaarsdak' woningen met een lessenaarsdak worden afgedekt;
  • i. voor de maatvoering van bijgebouwen wordt verwezen naar artikel 27.2.3;
  • j. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 27.2.5
27.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports mag maximaal bedragen:
    Oppervlakte bestaand bouwperceel   Toegestane oppervlakte bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'  
    Bouwperceel tot 350 m²   50 m²  
    Bouwperceel van 350 m² - 700 m²   70 m²  
    Bouwperceel van 700 m² - 1.000 m²   80 m²  
    Bouwperceel vanaf 1.000 m²   100 m²  
  • b. de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' wordt voor maximaal 60% bebouwd;
  • c. gebouwen zullen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' bijgebouwen met een plat dak worden afgedekt;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • f. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 27.2.5.
27.2.4 Botenhuizen

Voor het bouwen van botenhuizen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een botenhuis bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • b. de bouwhoogte van een botenhuis bedraagt maximaal 4,00 meter;
  • c. een botenhuis wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;
  • d. de oppervlakte van een botenhuis bedraagt maximaal 25 m²;
  • e. er mag maximaal één botenhuis per bouwperceel worden opgericht.
27.2.5 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. steigers mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger' worden gebouwd, mits:
    • 1. de breedte van een steiger niet meer dan 5,00 meter bedraagt;
    • 2. de lengte van een steiger niet meer dan 3,00 meter bedraagt;
  • b. de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van een carport maximaal 20 m² bedraagt;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.
27.2.6 Saneringsregeling

Voor zover de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen de maximale oppervlakte zoals vermeld in artikel 27.2.3 onder a. overschrijdt, mag indien het meerdere wordt gesloopt, 75% van de gesloopte oppervlakte van een gebouw worden teruggebouwd.

27.3 Nadere eisen
27.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 47.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.
  • c. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
27.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 27.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. instandhouding van omliggende waarden.
27.4 Afwijken van de bouwregels
27.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 27.2.2 of 27.2.4, ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling tot 0°, met dien verstande dat:

  • a. het vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.
27.5 Specifieke gebruiksregels
27.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte wagens en/of voer- en vaartuigen van derden, anders dan bedoeld in artikel 27.1;
  • b. een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de vrijstaande bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 27.5.2;
  • c. woningsplitsing;
  • d. het samenvoegen van woningen;
  • e. mantelzorg in de woning en/of in de bijgebouwen;
  • f. gebouwen voor recreatieve bewoning;
  • g. detailhandel;
  • h. horeca;
  • i. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en anders dan bedoeld in artikel 27.1.
27.5.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en);
  • c. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • d. er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;
  • e. er is slechts één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 cm;
  • f. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • g. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • h. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
27.6 Afwijken van de gebruiksregels
27.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 27.5, ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf als opgenomen in het overzicht aan huis gebonden bedrijven (Bijlage 2 bij deze regels), met dien verstande dat:
    • 1. een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
    • 2. de bestaande bouwmogelijkheden niet mogen worden verruimd;
    • 3. maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 27.5.2, 27.6.2, 27.6.3 en/of 27.6.4 genoemde nevenactiviteiten tezamen;
    • 4. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
    • 5. er maximaal 2 personen werkzaam mogen zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;
    • 6. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet mag worden gebruikt voor beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, met uitzondering van parkeren;
    • 7. er ten hoogste één reclame-uiting is toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
    • 8. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
    • 9. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende bedrijf gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden bedrijf gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
  • b. Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is verleend voor een bestaand aan huis verbonden bedrijf wordt gelijkgesteld met de omgevingsvergunning als bedoeld onder sub a.
27.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van detailhandel als ondergeschikte activiteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 27.5, ten behoeve van het gebruik voor detailhandel als ondergeschikte activiteit, met dien verstande dat:

  • a. de ondergeschikte detailhandel uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte mag worden gebruikt als verkoopruimte en productieruimte, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 27.5.2, 27.6.1, 27.6.3 en/of 27.6.4 genoemde nevenactiviteiten tezamen;
  • c. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • d. er maximaal 2 personen werkzaam mogen zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;
  • e. de oppervlakte van productiegebonden detailhandel maximaal 10% van het brutovloeroppervlak, tot een maximum van 150 m² mag bedragen;
  • f. etalages niet zijn toegestaan;
  • g. verkoopruimten zijn enkel toegestaan op de begane grond;
  • h. er ten hoogste één gevelreclame-uiting is toegestaan tot een maximum van 20 x 30 centimeter;
  • i. verkoop van producten met veiligheidsrisico's niet zijn toegestaan;
  • j. vrachtverkeer ten behoeve van bevoorrading niet is toegestaan;
  • k. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • l. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
27.6.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van complementaire daghoreca

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 27.5, ten behoeve van complementaire daghoreca, met dien verstande dat:

  • a. de voor bezoekers toegankelijke ruimten alleen zijn toegestaan op de begane grond van de woning of in een bijgebouw;
  • b. de bestaande bouwmogelijkheden niet mogen worden verruimd;
  • c. maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor de horeca-activiteiten, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 27.5.2, 27.6.1, 27.6.2 en/of 27.6.4 genoemde nevenactiviteiten tezamen; ;
  • d. de totale oppervlakte, inclusief terras, die wordt gebruikt voor de horeca-activiteiten mag maximaal 100 m² bedragen;
  • e. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • f. minimaal één bewoner werkzaam is in het horecabedrijf;
  • g. er ten hoogste één reclame-uiting is toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
  • h. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • i. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
27.6.4 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 27.5 , ten behoeve van een bed en breakfast, met dien verstande dat:

  • a. er maximaal 10 slaapplaatsen per bouwperceel worden toegestaan, ten behoeve van een gelijktijdig nachtverblijf van maximaal 10 personen;
  • b. de slaapplaatsen moeten worden gerealiseerd in het hoofdgebouw (de woning);
  • c. maximaal 35% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw voor bed- en breakfastactiviteiten mag worden gebruikt, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 27.5.2, 27.6.1, 27.6.2 en/of 27.6.3 genoemde nevenactiviteiten tezamen;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • f. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • g. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • h. omliggende functies niet worden gehinderd.
27.6.5 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 27.5, ten behoeve van mantelzorg in de woning of in bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de woning en/of bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, danwel niet meer dan het bepaalde in artikel 27.2.3 of indien van toepassing 27.2.6 indien de toegestane oppervlakte op basis van deze artikelen groter mag zijn;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
27.6.6 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 27.5, ten behoeve van splitsing van bestaande woningen, met dien verstande dat:

  • a. de te splitsen woning een inhoud heeft van minimaal 600 m³;
  • b. de woningen na splitsing elk afzonderlijk een inhoud hebben van minimaal 250 m³;
  • c. de splitsing vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • d. de verschijningsvorm van karakteristieke bebouwing niet mag worden aangetast;
  • e. de inhoud en oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet mag worden vergroot;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
27.6.7 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van samenvoegen van woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 27.5, ten behoeve van het samenvoegen van woningen, met dien verstande dat:

  • a. de samenvoeging vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. samenvoeging van woningen in een rij aaneengelosten soortgelijke woningen is niet toegestaan;
  • c. de verschijningsvorm van karakteristieke bebouwing niet mag worden aangetast;
  • d. de totale inhoud en oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet worden vergroot;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 28 Wonen - 3

28.1 Bestemmingsomschrijving
28.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. een atelier, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'atelier';
    • 2. een kapsalon, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kapsalon';
    • 3. rietopslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - rietopslag';
    • 4. tuinen;
    • 5. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    • 6. groenvoorzieningen;
    • 7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
28.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

28.2 Bouwregels
28.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 28.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';
  • d. een botenhuis, uitsluitend gelegen aan bevaarbaar water;
  • e. steigers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger';

met inachtneming van de volgende regels (28.2.2 tot en met 28.2.6).

28.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak is de bouw van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde uitsluitend toegestaan als zij horen bij een binnen hetzelfde bouwvlak aanwezige woning;
  • b. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. per bouwvlak is het aantal bestaande, legale woningen toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' maximaal het aangeduide aantal woningen is toegestaan;
  • d. de voorgevels van de woning worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • e. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke, mits:
    • 1. de diepte gemeten vanaf de bouwvlakgrens niet meer dan 1,00 meter bedraagt;
    • 2. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de woning;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
    • 4. met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erker uitgesloten' erkers zijn uitgesloten;
  • f. de goothoogte van een woning bedraagt maximaal 7,00 meter, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
    • 2. indien de goothoogte van een bestaande, legaal gebouwde woning hoger is dan de hiervoor bedoelde maximale goothoogte geldt die hoogte als maximum;
  • g. de bouwhoogte van een woning bedraagt maximaal 11,00 meter, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;
    • 2. indien de bouwhoogte van een bestaande, legaal gebouwde woning hoger is dan de hiervoor bedoelde maximale bouwhoogte geldt die hoogte als maximum;
  • h. woningen zullen met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° worden afgedekt, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' woningen met een plat dak worden afgedekt;
  • i. voor de maatvoering van bijgebouwen wordt verwezen naar artikel 28.2.3;
  • j. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 28.2.5.
28.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports mag maximaal bedragen:
    Oppervlakte bestaand bouwperceel   Toegestane maximale oppervlakte aan bijgebouwen  
    Bouwperceel tot 350 m²   50 m²  
    Bouwperceel van 350 m² - 700 m²   70 m²  
    Bouwperceel van 700 m² - 1.000 m²   80 m²  
    Bouwperceel vanaf 1.000 m²   100 m²  
  • b. de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' wordt voor maximaal 60% bebouwd;
  • c. gebouwen zullen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' bijgebouwen met een plat dak worden afgedekt;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • f. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 28.2.5.
28.2.4 Botenhuizen

Voor het bouwen van botenhuizen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een botenhuis bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • b. de bouwhoogte van een botenhuis bedraagt maximaal 4,00 meter;
  • c. een botenhuis wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;
  • d. de oppervlakte van een botenhuis bedraagt maximaal 25 m²;
  • e. er mag maximaal één botenhuis per bouwperceel worden opgericht.
28.2.5 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. steigers mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger' worden gebouwd, mits:
    • 1. de breedte van een steiger niet meer dan 5,00 meter bedraagt;
    • 2. de lengte van een steiger niet meer dan 3,00 meter bedraagt;
  • b. de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van een carport maximaal 20 m² bedraagt;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.
28.2.6 Saneringsregeling

Voor zover de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen de maximale oppervlakte zoals vermeld in artikel 28.2.3 onder a. overschrijdt, mag indien het meerdere wordt gesloopt, 75% van de gesloopte oppervlakte van een gebouw worden teruggebouwd.

28.3 Nadere eisen
28.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 47.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.
  • c. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
28.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 28.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. instandhouding van omliggende waarden.
28.4 Afwijken van de bouwregels
28.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 28.2.2 of 28.2.4, ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling tot 0°, met dien verstande dat:

  • a. het vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.
28.5 Specifieke gebruiksregels
28.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte wagens en/of voer- en vaartuigen van derden, anders dan bedoeld in artikel 28.1.1;
  • b. een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de vrijstaande bijgebouwen anders dan bedoeld in artikel 28.5.2;
  • c. woningsplitsing;
  • d. het samenvoegen van woningen;
  • e. mantelzorg in de woning en/of in de bijgebouwen;
  • f. vrijstaande bijgebouwen als logiesruimte;
  • g. gebouwen voor recreatieve bewoning;
  • h. detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 28.1.1;
  • i. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik.
28.5.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en);
  • c. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • d. er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;
  • e. er is slechts één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 cm;
  • f. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • g. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • h. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
28.6 Afwijken van de gebruiksregels
28.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 28.5, ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf als opgenomen in het overzicht aan huis gebonden bedrijven (Bijlage 2 bij deze regels), met dien verstande dat:
    • 1. een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
    • 2. de bestaande bouwmogelijkheden niet mogen worden verruimd;
    • 3. maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 28.5.2, 28.6.2, 28.6.3 en/of 28.6.4 genoemde nevenactiviteiten tezamen;
    • 4. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
    • 5. er maximaal 2 personen werkzaam mogen zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;
    • 6. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet mag worden gebruikt voor beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, met uitzondering van parkeren;
    • 7. er ten hoogste één reclame-uiting is toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
    • 8. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
    • 9. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende bedrijf gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden bedrijf gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
  • b. Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is verleend voor een bestaand aan huis verbonden bedrijf wordt gelijkgesteld met de omgevingsvergunning als bedoeld onder sub a.
28.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van detailhandel als ondergeschikte activiteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 28.5, ten behoeve van het gebruik voor detailhandel als ondergeschikte activiteit, met dien verstande dat:

  • a. de ondergeschikte detailhandel uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte mag worden gebruikt als verkoopruimte en productieruimte, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 28.5.2, 28.6.1, 28.6.3 en/of 28.6.4 genoemde nevenactiviteiten tezamen;
  • c. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • d. er maximaal 2 personen werkzaam mogen zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;
  • e. de oppervlakte van productiegebonden detailhandel maximaal 10% van het brutovloeroppervlak, tot een maximum van 150 m² mag bedragen;
  • f. etalages niet zijn toegestaan;
  • g. verkoopruimten zijn enkel toegestaan op de begane grond;
  • h. er ten hoogste één gevelreclame-uiting is toegestaan tot een maximum van 20 x 30 centimeter;
  • i. verkoop van producten met veiligheidsrisico's niet zijn toegestaan;
  • j. vrachtverkeer ten behoeve van bevoorrading niet is toegestaan;
  • k. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • l. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
28.6.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van complementaire daghoreca

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 28.5, ten behoeve van complementaire daghoreca, met dien verstande dat:

  • a. de voor bezoekers toegankelijke ruimten alleen zijn toegestaan op de begane grond van de woning of in een bijgebouw;
  • b. de bestaande bouwmogelijkheden niet mogen worden verruimd;
  • c. maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor de horeca-activiteiten, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 28.5.2, 28.6.1, 28.6.2 en/of 28.6.4 genoemde nevenactiviteiten tezamen; ;
  • d. de totale oppervlakte, inclusief terras, die wordt gebruikt voor de horeca-activiteiten mag maximaal 100 m² bedragen;
  • e. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • f. minimaal één bewoner werkzaam is in het horecabedrijf;
  • g. er ten hoogste één reclame-uiting is toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
  • h. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • i. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
28.6.4 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 28.5 , ten behoeve van een bed en breakfast, met dien verstande dat:

  • a. er maximaal 10 slaapplaatsen per bouwperceel worden toegestaan, ten behoeve van een gelijktijdig nachtverblijf van maximaal 10 personen;
  • b. de slaapplaatsen moeten worden gerealiseerd in het hoofdgebouw (de woning);
  • c. maximaal 35% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw voor bed- en breakfastactiviteiten mag worden gebruikt, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 28.5.2, 28.6.1, 28.6.2 en/of 28.6.3 genoemde nevenactiviteiten tezamen;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • f. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • g. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • h. omliggende functies niet worden gehinderd.
28.6.5 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 28.5, ten behoeve van mantelzorg in de woning of in bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de woning en/of bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, danwel niet meer dan het bepaalde in artikel 28.2.3 of indien van toepassing 28.2.6 indien de toegestane oppervlakte op basis van deze artikelen groter mag zijn;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
28.6.6 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 28.5, ten behoeve van splitsing van bestaande woningen, met dien verstande dat:

  • a. de te splitsen woning een inhoud heeft van minimaal 600 m³;
  • b. de woningen na splitsing elk afzonderlijk een inhoud hebben van minimaal 250 m³;
  • c. de splitsing vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • d. de verschijningsvorm van karakteristieke bebouwing niet mag worden aangetast;
  • e. de inhoud en oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet mag worden vergroot;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
28.6.7 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van samenvoegen van woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 28.5, ten behoeve van het samenvoegen van woningen, met dien verstande dat:

  • a. de samenvoeging vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. samenvoeging van woningen in een rij aaneengelosten soortgelijke woningen is niet toegestaan;
  • c. de verschijningsvorm van karakteristieke bebouwing niet mag worden aangetast;
  • d. de totale inhoud en oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet worden vergroot;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 29 Wonen - 4

29.1 Bestemmingsomschrijving
29.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. tuinen;
    • 2. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    • 3. groenvoorzieningen;
    • 4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
29.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

29.2 Bouwregels
29.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen, vrijstaand dan wel twee-aaneen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 29.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

met inachtneming van de volgende regels (29.2.2 tot en met 29.2.4).

29.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak is de bouw van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde uitsluitend toegestaan als zij horen bij een binnen hetzelfde bouwvlak aanwezige woning;
  • b. hoofdgebouwen worden op een afstand van minimaal 3,00 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd;
  • c. per bouwvlak is het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangeduide aantal wooneenheden toegestaan;
  • d. de voorgevel van de woning worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • e. de afstand van een bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan bedraagt minimaal 3,00 meter;
  • f. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke, mits:
    • 1. de diepte gemeten vanaf de bouwvlakgrens niet meer dan 1,00 meter bedraagt;
    • 2. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de woning;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
  • g. de goothoogte van een woning bedraagt de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangeduide goothoogte;
  • h. de bouwhoogte van een woning bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangeduide bouwhoogte;
  • i. woningen zullen met een kap van minimaal 25° en maximaal 60° worden afgedekt;
  • j. voor de maatvoering van bijgebouwen wordt verwezen naar artikel 29.2.3;
  • k. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 29.2.4
29.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports mag maximaal bedragen:
    Oppervlakte bestaand bouwperceel   Toegestane maximale oppervlakte aan bijgebouwen  
    Bouwperceel tot 350 m²   50 m²  
    Bouwperceel van 350 m² - 700 m²   70 m²  
    Bouwperceel van 700 m² - 1.000 m²   80 m²  
    Bouwperceel vanaf 1.000 m²   100 m²  
  • b. de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' wordt voor maximaal 60% bebouwd;
  • c. gebouwen zullen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • f. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 29.2.4.
29.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van een carport maximaal 20 m² bedraagt;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.
29.3 Nadere eisen
29.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 47.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • c. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
29.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 29.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. instandhouding van omliggende waarden.
29.4 Specifieke gebruiksregels
29.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte wagens en/of voer- en vaartuigen van derden, anders dan bedoeld in artikel 29.1;
  • b. een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 29.4.2;
  • c. woningsplitsing;
  • d. het samenvoegen van woningen;
  • e. mantelzorg in de woning en/of in de bijgebouwen;
  • f. gebouwen voor recreatieve bewoning;
  • g. detailhandel;
  • h. horeca;
  • i. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en anders dan bedoeld in artikel 29.1.
29.4.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en);
  • c. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • d. er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;
  • e. er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
  • f. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • g. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • h. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
29.5 Afwijken van de gebruiksregels
29.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 29.4, ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden bedrijven (Bijlage 2 bij deze regels), met dien verstande dat:
    • 1. een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
    • 2. de bestaande bouwmogelijkheden niet mogen worden verruimd;
    • 3. maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 29.4.2, 29.5.2, 29.5.3 en/of 29.5.4 genoemde nevenactiviteiten tezamen;
    • 4. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
    • 5. er maximaal 2 personen werkzaam mogen zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;
    • 6. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet mag worden gebruikt voor beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, met uitzondering van parkeren;
    • 7. er ten hoogste één reclame-uiting is toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
    • 8. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
    • 9. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende bedrijf gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden bedrijf gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
  • b. Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is verleend voor een bestaand aan huis verbonden bedrijf wordt gelijkgesteld met de omgevingsvergunning als bedoeld onder sub a.
29.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van detailhandel als ondergeschikte activiteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 29.4, ten behoeve van het gebruik voor detailhandel als ondergeschikte activiteit, met dien verstande dat:

  • a. de ondergeschikte detailhandel uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte mag worden gebruikt als verkoopruimte en productieruimte, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 29.4.2, 29.5.1, 29.5.3 en/of 29.5.4 genoemde nevenactiviteiten tezamen;
  • c. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • d. er maximaal 2 personen werkzaam mogen zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;
  • e. de oppervlakte van productiegebonden detailhandel maximaal 10% van het brutovloeroppervlak, tot een maximum van 150 m² mag bedragen;
  • f. etalages niet zijn toegestaan;
  • g. verkoopruimten zijn enkel toegestaan op de begane grond;
  • h. er ten hoogste één gevelreclame-uiting is toegestaan tot een maximum van 20 x 30 centimeter;
  • i. verkoop van producten met veiligheidsrisico's niet zijn toegestaan;
  • j. vrachtverkeer ten behoeve van bevoorrading niet is toegestaan;
  • k. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • l. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
29.5.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van complementaire daghoreca

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 29.4, ten behoeve van complementaire daghoreca, met dien verstande dat:

  • a. de voor bezoekers toegankelijke ruimten alleen zijn toegestaan op de begane grond van de woning of in een bijgebouw;
  • b. de bestaande bouwmogelijkheden niet mogen worden verruimd;
  • c. maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor de horeca-activiteiten, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 29.4.2, 29.5.1, 29.5.2 en/of 29.5.4 genoemde nevenactiviteiten tezamen;
  • d. de totale oppervlakte, inclusief terras, die wordt gebruikt voor de horeca-activiteiten mag maximaal 100 m² bedragen;
  • e. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • f. minimaal één bewoner werkzaam is in het horecabedrijf;
  • g. er ten hoogste één reclame-uiting is toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
  • h. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • i. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
29.5.4 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 29.4 , ten behoeve van een bed en breakfast, met dien verstande dat:

  • a. er maximaal 10 slaapplaatsen per bouwperceel worden toegestaan, ten behoeve van een gelijktijdig nachtverblijf van maximaal 10 personen;
  • b. de slaapplaatsen moeten worden gerealiseerd in het hoofdgebouw (de woning);
  • c. maximaal 35% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw voor bed- en breakfastactiviteiten mag worden gebruikt, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 29.4.2, 29.5.1, 29.5.2 en/of 29.5.3 genoemde nevenactiviteiten tezamen;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • f. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • g. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • h. omliggende functies niet worden gehinderd.
29.5.5 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 29.4, ten behoeve van mantelzorg in de woning of in bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de woning en/of bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, danwel niet meer dan het bepaalde in artikel 29.2.3 indien de toeegestane oppervlakte op basis van deze artikelen groter mag zijn;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 30 Wonen - Garage

30.1 Bestemmingsomschrijving
30.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Garage' aangewezen gronden zijn bestemd voor garageboxen ten behoeve van het stallen van (motor)voertuigen en fietsen.

30.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

30.2 Bouwregels
30.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - Garage' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. garageboxen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (30.2.2).

30.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;
  • b. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • c. de bouwhoogte van garageboxen bedraagt maximaal 3,00 meter;
  • d. de inhoud van een garagebox bedraagt maximaal 60 m3.
30.3 Specifieke gebruiksregels
30.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik;
  • b. bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte;
  • c. permanente bewoning;
  • d. recreatieve bewoning;
  • e. detailhandel;
  • f. horeca.

Artikel 31 Wonen - Woonschepen

31.1 Bestemmingsomschrijving
31.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Woonschepen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen op het water;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
31.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

31.2 Bouwregels
31.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - Woonschepen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. maximaal het bestaande legale aantal woonschepen, woonboten en/of woonarken;
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 31.1 genoemde bestemming, uitgezonderd op de oever;

met inachtneming van de volgende regels (31.2.2 tot en met 31.2.4).

31.2.2 Woonschepen, woonboten en/of woonarken

Voor het bouwen van woonschepen, woonboten en/of woonarken gelden de volgende regels:

  • a. de lengte van woonschepen, woonboten en/of woonarken bedraagt maximaal 15,00 meter, dan wel de bestaande lengte indien deze meer bedraagt op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • b. de breedte van woonschepen, woonboten en/of woonarken bedraagt maximaal 4,00 meter, dan wel de bestaande breedte indien deze meer bedraagt op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. de bouwhoogte van woonschepen, woonboten en/of woonarken bedraagt maximaal 3,00 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • d. woonschepen, woonboten en/of woonarken worden met een plat dak afgedekt.
31.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. de grond mag ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' voor maximaal 100% worden bebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter.
31.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen niet op de oever worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 3,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.
31.3 Nadere eisen
31.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 47.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van woonschepen;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.
  • c. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
31.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 31.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. instandhouding van omliggende waarden.
31.4 Afwijken van de bouwregels
31.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de afmetingen van een woonschip, woonboot en/of woonark

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 31.2.2, ten behoeve van het vergroten van de afmetingen van een woonschip, woonboot en/of woonark, met dien verstande dat:

  • a. de lengte maximaal 20,00 meter bedraagt;
  • b. de breedte maximaal 6,00 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte maximaal 4,00 meter bedraagt;
  • d. er geen gevaar is te verwachten voor de scheepsvaart;
  • e. vooraf advies wordt ingewonnen bij de vaarweg- c.q. waterbeheerder.
31.5 Specifieke gebruiksregels
31.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 31.1;
  • b. een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen anders dan bedoeld in artikel 31.5.2;
  • c. woningsplitsing;
  • d. mantelzorg in de woning en/of in de bijgebouwen;
  • e. gebouwen voor recreatieve bewoning;
  • f. detailhandel;
  • g. horeca;
  • h. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik.
31.5.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis verbonden beroep mag uitsluitend worden uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en);
  • c. maximaal 10% mag worden gebruikt voor detailhandel, tot een maximum van 10 m²;
  • d. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • e. er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;
  • f. er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
  • g. het gebruik levert geen (ernstige of onevenredige) hinder op voor het woonmilieu en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de omgeving;
  • h. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • i. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

Artikel 32 Leiding

32.1 Bestemmingsomschrijving
32.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse hoge druk gastransportleiding en de daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.

32.1.2 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

32.2 Bouwregels
32.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Leiding' aangewezen gronden mogen géén gebouwen worden gebouwd.

32.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Leiding' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. die noodzakelijk zijn voor de aanleg en instandhouding van de in 32.1 bedoelde leiding(en) met een oppervlakte van maximaal 15 m2;
  • b. met een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter.
32.3 Afwijken van de bouwregels
32.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouw zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 32.2.1, ten behoeve van het bouwen van gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouw zijnde op de voor 'Leiding' aangewezen gronden, met dien verstande dat:

  • a. het doelmatig functioneren van de in artikel 32.1 bedoelde leiding(en) niet wordt aangetast en de veiligheid van deze leiding(en) niet wordt geschaad;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;
  • c. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming;
  • d. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Leiding' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, woelen, mengen, diepploegen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem en/of het aanleggen van drainage en/of het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het aanbrengen en rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan de in artikel 32.1 bedoelde leiding(en);
  • f. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen en andere wateren.
32.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 32.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
32.4.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 32.4.1 kan alleen worden verleend indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen het doelmatig functioneren van de in artikel 32.1 bedoelde leiding(en) niet wordt aangetast;
  • b. daarover vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 33 Waarde - Archeologie 1

33.1 Bestemmingsomschrijving
33.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

33.1.2 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

33.2 Bouwregels
33.2.1 Onderzoek ten behoeve van verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op het bouwen en/of vergroten van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bestaande bebouwing wordt vergroot met een oppervlakte van meer dan 100 m² en de bestaande fundering niet wordt benut, dient door de aanvrager een aanvullend en/of definitief archeologisch rapport te worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgelegd, en;
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel:
  • c. in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn.
33.2.2 Voorwaarden verlening omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in artikel 33.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. voorzover de ingreep dieper gaat dan 50 centimeter beneden het maaiveld en een grotere oppervlakte dan 100 m² beslaat;
  • b. het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
33.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 33.3.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. door middel van een bureau onderzoek en/of definitief archeologisch onderzoek naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn;
  • b. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
  • d. de werken en werkzaamheden worden verricht in het kader van een aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.
33.3.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 33.3.1 kan alleen worden verleend indien mede op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

33.3.4 Onderzoeksplicht

De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 33.3.1 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 1 dient een rapport te overleggen waarin naar het oordeel van burgemeester en wethouders:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgelegd, en;
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel:
  • c. in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn.
33.3.5 Voorschriften omgevingsvergunning

Indien uit het in artikel 33.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 34 Waarde - Archeologie 2

34.1 Bestemmingsomschrijving
34.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

34.1.2 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

34.2 Bouwregels
34.2.1 Onderzoek ten behoeve van verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen
  • a. Voor aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken:
      • met een oppervlakte groter dan 250 m² wanneer deze zich bevindt binnen de bebouwde kom, dan wel,
      • met een oppervlakte groter dan 2.500 m² wanneer deze zich bevindt buiten de bebouwde kom,
    • 1. dient door de aanvrager een aanvullend en/of definitief archeologisch rapport te worden overgelegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:
      • de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en;
      • in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard of gedocumenteerd, dan wel:
      • in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn.
34.2.2 Voorwaarden verlening omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in artikel 34.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

voorzover de ingreep:

    • 1. dieper gaat dan 50 centimeter beneden het maaiveld en een grotere oppervlakte dan 250 m² beslaat, wanneer deze zich bevindt binnen de bebouwde kom;
    • 2. dieper gaat dan 50 centimeter benden het maaiveld en een grotere oppervlakte dan 2.500 m² beslaat, wanneer deze zich bevindt buiten de bebouwde kom.
34.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 34.3.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. door middel van een bureau onderzoek en/of definitief archeologisch onderzoek naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn;
  • b. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
  • d. de werken en werkzaamheden worden verricht in het kader van een aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.
34.3.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 34.3.1 kan alleen worden verleend indien mede op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

34.3.4 Onderzoeksplicht

De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 34.3 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 2' dient een rapport te overleggen waarin naar het oordeel van burgemeester en wethouders:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgelegd, en;
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel:
  • c. in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn.
34.3.5 Voorschriften omgevingsvergunning

Indien uit het in artikel 34.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 35 Waarde - Cultuurhistorie Belt-Schutsloot

35.1 Bestemmingsomschrijving
35.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie Belt-Schutsloot' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing), patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden, met ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de monumenten, zoals vastgelegd in Bijlage 3 'overzicht monumenten', en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de karakteristieke panden.

35.1.2 Waarden

De waarden komen als volgt tot uitdrukking:

  • a. Een open bebouwingslint langs het water, waardoor er doorzichten naar het omliggende gebied ontstaan.
  • b. Verweving van bebouwing, water en natuur.
  • c. (Woon)bebouwing ligt op enige afstand van het water/de weg.
  • d. Grote verspringingen in de voorgevelrooilijn.
  • e. In ieder geval is de hoofdbebouwing op het water georiënteerd, maar bijgebouwen op de weg aan achterzijde.
  • f. Bebouwing is over het algemeen vrijstaand en opgebouwd uit 1 bouwlaag met kap.
  • g. De nokrichtingen staan overwegend haaks op het water/de weg.
  • h. Bijgebouwen staan achter op de erven, waaronder ook de kapschuren, die (half) over de sloot zijn gebouwd.
  • i. Bij uitbreiding van de woonfunctie in een bestaande of van oorsprong voormalige boerderij blijft in ieder geval het onderscheid tussen woon- (klein bouwvolume) en bedrijfsgedeelte (groot bouwvolume) herkenbaar.
  • j. Bij nieuwbouw, vervanging, verbouwing en uitbreiding van gebouwen worden de hiervoor beschreven bebouwingskarakteristieken gerespecteerd.
  • k. Bijgebouwen zijn ten opzichte van het hoofdgebouw zodanig gesitueerd dat hoofdgebouw en bijgebouwen met elkaar een samenhangend geheel vormen.
  • l. Qua hoofdvorm dient een rietloods aan te sluiten bij de bebouwing in de directe omgeving.
35.1.3 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

35.2 Bouwregels
35.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Belt-Schutsloot' aangewezen gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' slechts worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is voor het behoud en/of herstel van de bestaande bebouwing, met dien verstande, dat:

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;
  • b. geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld, bepaald door situering hoofd- en bijgebouwen, kapvorm, nokrichting, hoogtematen, gevel- en raamindeling.
35.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 35.2.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. bouwwerken, welke op het tijdstip van het inwerkingtreden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
35.3 Afwijken van de bouwregels
35.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen van gebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 35.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen overeenkomstig de onderliggende bestemming(en), met dien verstande dat:

  • a. dit verenigbaar is met behoud, herstel en/of versterking van de cultuurhistorische waarden en kwaliteiten van de bestaande bebouwing;
  • b. dit conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, niet leidt tot een wezenlijke verandering van de aanwezige cultuurhistorische waarden en kwaliteiten.
35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Belt-Schutsloot' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. veranderingen aan te brengen in de aanwezige stedenbouwkundige/landschappelijke structuur;
  • b. geheel of gedeeltelijk het planten of rooien van bomen, bosschages, houtwallen en singels;
  • c. geheel of gedeeltelijk dempen/graven van watergangen;
  • d. aanbrengen van verhardingen.
35.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 35.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
35.4.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 35.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, de in artikel 35.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

35.4.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 35.5.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

35.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
35.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Belt-Schutsloot' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

35.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 35.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
35.5.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 35.5.1 zijn slechts toelaatbaar mits:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijziging aan het pand kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde in redelijkheid niet is te handhaven;
  • c. het delen van panden of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek dan wel cultuurhistorisch waardevol vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde plaatsvindt;
  • d. een positief advies wordt verkregen van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie.

Artikel 36 Waarde - Cultuurhistorie Heetveld

36.1 Bestemmingsomschrijving
36.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie Heetveld' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing), patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden, met ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de monumenten, zoals vastgelegd in Bijlage 3 'overzicht monumenten', en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de karakteristieke panden.

36.1.2 Waarden

De waarden komen als volgt tot uitdrukking:

  • a. Een open bebouwingslint.
  • b. De woningen staan op enige afstand van de weg.
  • c. Verspringingen in de voorgevelrooilijn.
  • d. In ieder geval de hoofdbebouwing is op de weg georiënteerd. Een aantal gebouwen is gedraaid ten opzichte van de weg, evenwijdig met de kavelrichting.
  • e. Bebouwing is over het algemeen vrijstaand en opgebouwd uit 1 bouwlaag met kap.
  • f. De nokrichtingen staan overwegend haaks op de weg. Een aantal nokrichtingen staat gedraaid ten opzichte van de weg, evenwijdig met de kavelrichting.
  • g. Bij uitbreiding van de woonfunctie in een bestaande of van oorsprong voormalige boerderij blijft in ieder geval het onderscheid tussen woon- (klein bouwvolume) en bedrijfsgedeelte (groot bouwvolume) herkenbaar.
  • h. Bij nieuwbouw, vervanging, verbouwing en uitbreiding van gebouwen worden de hiervoor beschreven bebouwingskarakteristieken gerespecteerd.
  • i. Bijgebouwen zijn ten opzichte van het hoofdgebouw zodanig gesitueerd dat hoofdgebouw en bijgebouwen met elkaar een samenhangend geheel vormen.
36.1.3 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

36.2 Bouwregels
36.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Heetveld' aangewezen gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' slechts worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is voor het behoud en/of herstel van de bestaande bebouwing, met dien verstande, dat:

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;
  • b. geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld, bepaald door situering hoofd- en bijgebouwen, kapvorm, nokrichting, hoogtematen, gevel- en raamindeling.
36.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 36.2.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. bouwwerken, welke op het tijdstip van het inwerkingtreden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
36.3 Afwijken van de bouwregels
36.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen van gebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 36.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen overeenkomstig de onderliggende bestemming(en), met dien verstande dat:

  • a. dit verenigbaar is met behoud, herstel en/of versterking van de cultuurhistorische waarden en kwaliteiten van de bestaande bebouwing;
  • b. dit conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, niet leidt tot een wezenlijke verandering van de aanwezige cultuurhistorische waarden en kwaliteiten.
36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Heetveld' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. veranderingen aan te brengen in de aanwezige stedenbouwkundige/landschappelijke structuur;
  • b. geheel of gedeeltelijk het planten of rooien van bomen, bosschages, houtwallen en singels;
  • c. aanbrengen van verhardingen.
36.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 36.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
36.4.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 36.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, de in artikel 36.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

36.4.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 36.5.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

36.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
36.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Heetveld' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

36.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 36.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
36.5.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 36.5.1 zijn slechts toelaatbaar mits:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijziging aan het pand kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde in redelijkheid niet is te handhaven;
  • c. het delen van panden of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek dan wel cultuurhistorisch waardevol vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde plaatsvindt;
  • d. een positief advies wordt verkregen van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie.

Artikel 37 Waarde - Cultuurhistorie Kalenberg

37.1 Bestemmingsomschrijving
37.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie Kalenberg' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing), patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden, met ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de monumenten, zoals vastgelegd in Bijlage 3 'overzicht monumenten', en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de karakteristieke panden.

37.1.2 Waarden

De waarden komen als volgt tot uitdrukking:

  • a. Een open bebouwingslint langs het water, waardoor er doorzichten naar het omliggende gebied ontstaan.
  • b. Verweving van bebouwing, water en natuur.
  • c. Afwisselend beeld van kleinere en grotere bouwvolumes.
  • d. Relatief kleine bouwvolumes van woongebouwen.
  • e. (Woon)bebouwing ligt op enige afstand van het water/de weg.
  • f. Grote verspringingen in de voorgevelrooilijn.
  • g. In ieder geval is de hoofdbebouwing op het water georiënteerd, maar bijgebouwen op de weg aan achterzijde.
  • h. De bebouwing is over het algemeen vrijstaand en opgebouwd uit 1 bouwlaag met kap.
  • i. De nokrichtingen staan overwegend haaks op de weg/water.
  • j. De gevelindeling wordt gekenmerkt door 2 of 3 grotere, verticaal gerichte ramen op de begane grond en 1 of 2 kleine raampjes op de bovenverdieping.
  • k. Bijgebouwen staan achter op de erven, waaronder ook de kapschuren, die (half) over de sloot zijn gebouwd.
  • l. Bij uitbreiding van de woonfunctie in een bestaande of van oorsprong voormalige boerderij blijft in ieder geval het onderscheid tussen woon- (klein bouwvolume) en bedrijfsgedeelte (groot bouwvolume) herkenbaar.
  • m. Bij nieuwbouw, vervanging, verbouwing en uitbreiding van gebouwen worden de hiervoor beschreven bebouwingskarakteristieken gerespecteerd.
  • n. Bijgebouwen zijn ten opzichte van het hoofdgebouw zodanig gesitueerd dat hoofdgebouw en bijgebouwen met elkaar een samenhangend geheel vormen.
  • o. Qua hoofdvorm dient een rietloods aan te sluiten bij de bebouwing in de directe omgeving.
37.1.3 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

37.2 Bouwregels
37.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Kalenberg' aangewezen gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' slechts worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is voor het behoud en/of herstel van de bestaande bebouwing, met dien verstande, dat:

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;
  • b. geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld, bepaald door situering hoofd- en bijgebouwen, kapvorm, nokrichting, hoogtematen, gevel- en raamindeling.
37.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 37.2.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. bouwwerken, welke op het tijdstip van het inwerkingtreden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
37.3 Afwijken van de bouwregels
37.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen van gebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 37.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen overeenkomstig de onderliggende bestemming(en), met dien verstande dat:

  • a. dit verenigbaar is met behoud, herstel en/of versterking van de cultuurhistorische waarden en kwaliteiten van de bestaande bebouwing;
  • b. dit conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, niet leidt tot een wezenlijke verandering van de aanwezige cultuurhistorische waarden en kwaliteiten.
37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Kalenberg' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. veranderingen aan te brengen in de aanwezige stedenbouwkundige/landschappelijke structuur;
  • b. geheel of gedeeltelijk het planten of rooien van bomen, bosschages, houtwallen en singels;
  • c. geheel of gedeeltelijk dempen/graven van watergangen;
  • d. aanbrengen van verhardingen.
37.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 37.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
37.4.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 37.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, de in artikel 37.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

37.4.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 37.5.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

37.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
37.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Kalenberg' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

37.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 37.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
37.5.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 37.5.1 zijn slechts toelaatbaar mits:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijziging aan het pand kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde in redelijkheid niet is te handhaven;
  • c. het delen van panden of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek dan wel cultuurhistorisch waardevol vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde plaatsvindt;
  • d. een positief advies wordt verkregen van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie.

Artikel 38 Waarde - Cultuurhistorie Sint Jansklooster

38.1 Bestemmingsomschrijving
38.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie Sint Jansklooster' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing), patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden, met ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de monumenten, zoals vastgelegd in Bijlage 3 'overzicht monumenten', en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de karakteristieke panden.

38.1.2 Waarden

De waarden komen als volgt tot uitdrukking:

  • a. Gesloten bebouwingslint aan de wegzijde.
  • b. De woningen liggen direct aan de straat zonder voortuinen.
  • c. Kleine verspringingen in de voorgevelrooilijn.
  • d. De hoofdbebouwing is in ieder geval op de weg georiënteerd.
  • e. Bebouwing is over het algemeen aaneengesloten en opgebouwd uit 1 of 2 bouwlagen met kap.
  • f. De nokrichtingen staan overwegend haaks op de weg.
  • g. Bij uitbreiding van de woonfunctie in een bestaande of van oorsprong voormalige boerderij blijft in ieder geval het onderscheid tussen woon- (klein bouwvolume) en bedrijfsgedeelte (groot bouwvolume) herkenbaar.
  • h. Bij nieuwbouw, vervanging, verbouwing en uitbreiding van gebouwen worden de hiervoor beschreven bebouwingskarakteristieken gerespecteerd.
  • i. Bijgebouwen zijn ten opzichte van het hoofdgebouw zodanig gesitueerd dat hoofdgebouw en bijgebouwen met elkaar een samenhangend geheel vormen.
38.1.3 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

38.2 Bouwregels
38.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Sint Jansklooster' aangewezen gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' slechts worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is voor het behoud en/of herstel van de bestaande bebouwing, met dien verstande, dat:

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;
  • b. geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld, bepaald door situering hoofd- en bijgebouwen, kapvorm, nokrichting, hoogtematen, gevel- en raamindeling.
38.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 38.2.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. bouwwerken, welke op het tijdstip van het inwerkingtreden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
38.3 Afwijken van de bouwregels
38.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen van gebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 38.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen overeenkomstig de onderliggende bestemming(en), met dien verstande dat:

  • a. dit verenigbaar is met behoud, herstel en/of versterking van de cultuurhistorische waarden en kwaliteiten van de bestaande bebouwing;
  • b. dit conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, niet leidt tot een wezenlijke verandering van de aanwezige cultuurhistorische waarden en kwaliteiten.
38.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Sint Jansklooster' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. veranderingen aan te brengen in de aanwezige stedenbouwkundige/landschappelijke structuur;
  • b. geheel of gedeeltelijk het planten of rooien van bomen, bosschages, houtwallen en singels;
  • c. aanbrengen van verhardingen.
38.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 38.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
38.4.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 38.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, de in artikel 38.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

38.4.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 38.5.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

38.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
38.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Sint Jansklooster' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

38.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 38.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
38.5.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 38.5.1 zijn slechts toelaatbaar mits:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijziging aan het pand kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde in redelijkheid niet is te handhaven;
  • c. het delen van panden of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek dan wel cultuurhistorisch waardevol vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde plaatsvindt;
  • d. een positief advies wordt verkregen van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie.

Artikel 39 Waarde - Cultuurhistorie Wanneperveen

39.1 Bestemmingsomschrijving
39.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie Wanneperveen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing), patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden, met ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de monumenten, zoals vastgelegd in Bijlage 3 'overzicht monumenten', en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de karakteristieke panden.

39.1.2 Waarden

De waarden komen als volgt tot uitdrukking:

  • a. Afwisselend open en meer gesloten bebouwingslint.
  • b. Relatief grote bouwvolumes met een lage goot en een hoge nok.
  • c. Grote verspringingen in de voorgevelrooilijn.
  • d. In ieder geval is de hoofdbebouwing op de weg georiënteerd.
  • e. Bebouwing is over het algemeen vrijstaand en opgebouwd uit 1 bouwlaag met kap.
  • f. De nokrichtingen staan overwegend haaks op de weg.
  • g. De gevel is over het algemeen verticaal ingedeeld.
  • h. Bij uitbreiding van de woonfunctie in een bestaande of van oorsprong voormalige boerderij blijft in ieder geval het onderscheid tussen woon- (klein bouwvolume) en bedrijfsgedeelte (groot bouwvolume) herkenbaar.
  • i. Bij nieuwbouw, vervanging, verbouwing en uitbreiding van gebouwen worden de hiervoor beschreven bebouwingskarakteristieken gerespecteerd.
  • j. Bijgebouwen zijn ten opzichte van het hoofdgebouw zodanig gesitueerd dat hoofdgebouw en bijgebouwen met elkaar een samenhangend geheel vormen, waarbij de bijgebouwen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw zijn gesitueerd.
39.1.3 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

39.2 Bouwregels
39.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Wanneperveen' aangewezen gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' slechts worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is voor het behoud en/of herstel van de bestaande bebouwing, met dien verstande, dat:

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;
  • b. geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld, bepaald door situering hoofd- en bijgebouwen, kapvorm, nokrichting, hoogtematen, gevel- en raamindeling.
39.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 39.2.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. bouwwerken, welke op het tijdstip van het inwerkingtreden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
39.3 Afwijken van de bouwregels
39.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen van gebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 39.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen overeenkomstig de onderliggende bestemming(en), met dien verstande dat:

  • a. dit verenigbaar is met behoud, herstel en/of versterking van de cultuurhistorische waarden en kwaliteiten van de bestaande bebouwing;
  • b. dit conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, niet leidt tot een wezenlijke verandering van de aanwezige cultuurhistorische waarden en kwaliteiten.
39.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Wanneperveen' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. veranderingen aan te brengen in de aanwezige stedenbouwkundige/landschappelijke structuur;
  • b. geheel of gedeeltelijk het planten of rooien van bomen, bosschages, houtwallen en singels;
  • c. geheel of gedeeltelijk dempen/graven van watergangen;
  • d. aanbrengen van verhardingen.
39.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 39.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
39.4.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 39.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, de in artikel 39.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

39.4.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 39.5.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

39.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
39.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Wanneperveen' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

39.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 39.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
39.5.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 39.5.1 zijn slechts toelaatbaar mits:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijziging aan het pand kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde in redelijkheid niet is te handhaven;
  • c. het delen van panden of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek dan wel cultuurhistorisch waardevol vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde plaatsvindt;
  • d. een positief advies wordt verkregen van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie.

Artikel 40 Waterstaat - Waterlopen

40.1 Bestemmingsomschrijving
40.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren, zoals watergangen en regenwaterbuffers, overeenkomstig de Keur van het waterschap.

40.1.2 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.1.

40.2 Bouwregels
40.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

40.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken geen gebouw zijnde:

  • a. van geringe omvang welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van primaire wateren, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3,50 meter.
40.3 Afwijken van de bouwregels
40.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 40.2.2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde of gebouwen binnen de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden, met dien verstande dat:

  • a. het belang van het primaire water, gehoord het waterschap, niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 41 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 42 Algemene bouwregels

42.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4,00 meter onder peil bedragen;
  • d. om het ondergrondse bouwwerk toegankelijk te maken is overschrijding van het bouwvlak toegestaan, mits de voorgevelrooilijn niet wordt overschreden;
  • e. de regels van de betreffende bestemmingen zijn van overeenkomstige toepassing.

42.2 Parkeren
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of uitbreiden van gebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor bewoners/gebruikers, en indien van toepassing werknemers en bezoekers, volgens de normering zoals is opgenomen "Notitie parkeernormen Steenwijkerland". Deze parkeergelegenheid moet zijn aangebracht in, op of onder het gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw behoort.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid a indien:
    • 1. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
    • 2. op andere wijze in de nodige parkeer-of stallingsruimte wordt voorzien.
  • c. Indien de gronden zijn aangeduid met de aanduiding "overige zone – uitzondering parkeernormering " is het bepaalde in lid a niet van toepassing.

Artikel 43 Algemene gebruiksregels

43.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf, voor zover daarvoor door de burgemeester geen gedoogtoestemming is verleend;
  • c. straatprostitutie;
  • d. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, tenzij de betreffende bestemming daarin wel uitdrukkelijk voorziet.

Artikel 44 Algemene aanduidingsregels

44.1 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'
44.1.1 Aanduidingsomschrijving

De ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening.

44.1.2 Verbod

Ter plaatse van 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die noodzakelijk zijn in verband met de drinkwatervoorziening en de bescherming daarvan, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 2,50 meter bedraagt.

44.1.3 Afwijken van de regels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 44.1.2, met dien verstande dat:

  • a. de kwaliteit van het grondwater daardoor niet wordt geschaad;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 7. de landschappelijke en/of natuurlijke waarden en/of archeologische waarden van de gronden;
    • 8. de waterstaatskundige en huishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.
44.2 'milieuzone - waterwingebied'
44.2.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die noodzakelijk zijn in verband met de openbare drinkwaterwinning.

44.2.2 Uitzondering

Artikel 44.2.1 is niet van toepassing op bouwwerken waarvoor gedeputeerde staten een omgevingsvergunning/ontheffing hebben verleend.

44.3 'milieuzone-intrekgebied'
44.3.1 specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-intrekgebied' is het verboden onbebouwde gronden en opstallen op een zodanige wijze te gebruiken dat daardoor de kwaliteit van de bodem en de kwaliteit van het (grond)water in gevaar komt.

Artikel 45 Algemene afwijkingsregels

45.1 Meetverschillen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de aangeduide bouwgrenzen indien een meetverschil of onnauwkeurigheid ten opzichte van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, mits de afwijking maximaal 3,00 meter bedraagt.

45.2 Kleine bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bouw- en/of gebruiksregels voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, pinautomaten, afval- en glascontainers en dergelijke, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte maximaal 15 m2 bedraagt;
  • b. de goothoogte maximaal 3,00 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte maximaal 6,00 meter bedraagt.
45.3 Functiewijzigingen onbebouwde gronden

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de gebruiksregels voor een wijziging van het gebruik van onbebouwde gronden, zonder dat daarbij wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte maximaal 1.000 m2 mag bedragen;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
45.4 Omgevingsvergunning evenementen

Het bevoegd gezag kan, behoudens op de voor de voor 'Natuur' aangewezen gronden en met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van het plan ten aanzien van het toestaan van evenementen die met een zekere regelmaat plaatsvinden en een planologische relevantie hebben vanwege de duur van de activiteit, waaronder het opbouwen en afbreken en/of vanwege de omvang van de activiteit, waaronder het aantal deelnemers/toeschouwers, mits:

  • a. de evenementen zijn toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);
  • b. het evenement maximaal 15 dagen aaneengesloten duurt, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement;
  • c. een locatie niet meer dan 3 maal per jaar voor een evenement wordt gebruikt;
  • d. er geen horeca ter plaatse plaatsvindt, anders dan inherent aan het toegestane evenement;
  • e. er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
  • f. er geen recreatief nachtverblijf ter plaatse plaatsvindt;
  • g. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien;
  • h. aan de van toepassing zijnde milieuwet- en regelgeving wordt voldaan;
  • i. het evenement niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • j. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond.
45.5 Omgevingsvergunning corsotenten

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor het tijdelijk oprichten en in stand houden van corsotenten, met dien verstande dat:

  • a. de corsotenten slechts aanwezig mogen zijn gedurende de periode 1 maart tot 1 oktober;
  • b. de oppervlakte maximaal 20 x 15 meter (lxb) mag bedragen;
  • c. de goothoogte maximaal 4,00 meter mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte maximaal 10,00 meter mag bedragen;
  • e. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu mogen optreden;
  • f. belangen van derden niet onevenredig mogen worden geschaad.
45.6 Afwijken van de bouwregels voor de uitbreiding van een woning

Het bevoegd gezag kan een omgevingvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 26.2.1 sub a. of artikel 27.2.1 sub a., ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - afwijkingsgebied Kalenberg', ten behoeve van de uitbreiding van een woning buiten de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat:

  • a. de totale oppervlakte van de woning binnen en buiten de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 150 m² zal bedragen;
  • b. de onderlinge afstand tussen hoofdgebouwen minimaal 5,00 meter zal bedragen;
  • c. de uitbreiding van de woning buiten de aanduiding 'bouwvlak' vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • d. de uitbreiding niet leidt tot onevenredige aantasting van de bestaande cultuurhistorische waarden van de ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' aangeduide woningen;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 46 Algemene wijzigingsregels

46.1 Wijziging in de bestemming 'Natuur'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen van het plan wijzigen in de bestemming 'Natuur' ten behoeve van het realiseren van de ecologische (hoofd)structuur (EHS-POG), mits:

  • a. de financiële middelen voor de aanleg van natuurgebied zeker zijn gesteld;
  • b. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • c. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • d. de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen het voorgestane gebruik;
  • e. aangrenzende waarden en belangen, waaronder het agrarische belang, niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 47 Algemene procedureregels

47.1 Procedure nadere eisen

Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:

  • a. het ontwerp-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende twee weken voor belanghebbenden ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente worden verspreid of op een andere geschikte wijze;
  • c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
  • d. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  • e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 48 Overige regels

48.1 Voorrangsregels
48.1.1 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming gaat het belang van de dubbelbestemming voor.

48.1.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:

48.2 Van toepassing verklaring

Dit plan is een aanvulling op het bestemmingsplan "Zuidelijke kernen" vastgesteld door de gemeenteraad op 4 december 2012 met dien verstande dat:

  • a. de regels van dit plan de regels van het bestemmingsplan "Zuidelijke Kernen" geheel vervangen;
  • b. ter plaatse van de in dit plan opgenomen bestemmingen, de verbeelding van het bestemmingsplan "Zuidelijke Kernen", vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2013, wordt vervangen .

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 49 Overgangsrecht

49.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
49.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 50 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Correctieve herziening Zuidelijke Kernen