direct naar inhoud van Artikel 20 Maatschappelijk - Beschermd stadsgezicht
Plan: Vollenhove en Blokzijl
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.VollenBlokBP-VA01

Artikel 20 Maatschappelijk - Beschermd stadsgezicht

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bibliotheek;
  • b. gezondheidszorg;
  • c. jeugd- en kinderopvang;
  • d. onderwijs;
  • e. sociaal-culturele doeleinden;
  • f. openbare dienstverlening;
  • g. religie;
  • h. verenigingsleven;
  • i. welzijnsinstelling;
  • j. zorginstelling;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. groenvoorzieningen;
    • 2. parkeervoorzieningen;
    • 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
20.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 69.1.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 20.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 20.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (artikel 20.2.2 tot en met 20.2.4).

20.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak wordt voor maximaal 100% bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide maximum bebouwingspercentage per bouwperceel geldt;
  • b. de gevels worden geplaatst in de aangegeven bouwgrenzen, met dien verstande dat de voorgevel wordt geplaatst in de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden op een afstand van minimaal 3,00 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd;
  • d. gebouwen worden met een kap van minimaal 45° en maximaal 65° afgedekt, met dien verstande dat de kapvorm, zoals opgenomen in de kappenkaarten (Bijlage 7 Kappenkaart Blokzijl of Bijlage 8 Kappenkaart Vollenhove bij deze regels) wordt toegepast;
  • e. de goothoogte van een gebouw bedraagt de ter plaatse van de aanduiding 'goothoogte' aangeduide goothoogte of minimaal 0,25 meter minder dan of maximaal 0,25 meter meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'goothoogte' aangeduide goothoogte;
  • f. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt de ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte' aangeduide bouwhoogte of minimaal 0,25 meter minder dan of maximaal 0,25 meter meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte' aangeduide bouwhoogte;
  • g. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 20.2.4.
20.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen buiten de aanduiding 'bouwvlak', met uitzondering van carports, mag maximaal 75 m² bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' het vlak voor maximaal 100% mag worden bebouwd;
  • b. bijgebouwen worden met een kap van maximaal 60° afgedekt;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
20.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 6,00 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen met een open constructie, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 meter bedraagt;
    • 2. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter bedraagt;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifiek bouwaanduiding - tuinmuur' de bouwhoogte van de tuinmuur minimaal 1,80 meter en maximaal 2,80 meter bedraagt.
20.3 Nadere eisen
20.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 68.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van de bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
20.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 20.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • i. instandhouding van omliggende waarden.
20.4 Specifieke gebruiksregels
20.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 20.1;
  • b. detailhandel;
  • c. gebouwen voor recreatieve bewoning;
  • d. wonen, anders dan bedoeld in artikel 20.1;
  • e. horeca, anders dan bedoeld in artikel 20.1;
  • f. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en anders dan bedoeld in artikel 20.1.
20.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
20.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Maatschappelijk - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige tuinmuur geheel of gedeeltelijk te slopen en/of gevelopeningen aan te brengen.

20.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 20.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
20.5.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 20.5.1 kan alleen worden verleend indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijziging aan de muur kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde in redelijkheid niet is te handhaven;
  • c. een positief advies wordt verkregen van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie.