Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Steenwijk - Nicolaas ter Maethstraat 2
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1708.STWntermaethstr2BP-VA01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het Bestemmingsplan Steenwijk - Nicolaas ter Maethstraat 2 met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1708.STWntermaethstr2BP-VA01, met de bijbehorende regels van de gemeente Steenwijkerland;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 aanbouw/uitbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt;
 
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.6 aan huis verbonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid dat op kleine schaal in een woning of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, niet zijnde detailhandel, behoudens de ondergeschikte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;
 
1.7 aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, niet zijnde detailhandel, behoudens de ondergeschikte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;
      
1.8 ambacht(elijk):
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, ver-/bewerken, herstellen of installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt, ondergeschikt aan de woonfunctie. Wanneer deze activiteit in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen plaatsvindt, dient de omvang van de activiteit zodanig te zijn dat de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;
 
1.9 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden;
 
1.10 bebouwde kom in verband met archeologie:
voor het bepalen van de bebouwde kom als genoemd in artikel 40 en artikel 41 wordt aangesloten bij de bebouwde kom volgens de Wegenwet;
 
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.12 bed & breakfast
het aanbieden van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande gebouwen gericht op kortdurend verblijf, niet zijnde de uitoefening van een hotel, pension of ander bedrijf. Hieronder wordt niet verstaan het overnachten, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijk of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
 
1.13 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten. Aan huis verbonden beroepen en bedrijven niet daaronder begrepen;
 
1.14 bedrijfsmatig:
via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon deelnemen aan het economisch verkeer al dan niet met winstoogmerk, en activiteiten die hiermee naar aard, omvang en regelmaat zijn gelijk te stellen;
 
1.15 begane grond:
het gedeelte van een gebouw dat gelijk is aan het natuurlijk oppervlak van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging. Is er sprake van hoogteverschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aansluitende maaiveld of de gemiddelde hoogte daarvan;
 
1.16 bestaand:
situatie ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
 
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.19 bevoegd gezag:
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
 
1.20 bijgebouw:
een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.21 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.24 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.26 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.27 carport:
een bouwwerk met tenminste een dak en niet, of aan maximaal twee zijden van wanden voorzien, inclusief bestaande wanden;
 
1.28 consument verzorgend ambacht/consument verzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten:
het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huis verbonden beroep, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteit zodanig is dat als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;
 
1.29 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat ontstaan is door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt;
 
1.30 dak:
een uitwendige scheidingsconstructie als bovenafsluiting van een bouwwerk;
 
1.31 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren, van goederen aan diegenen die, die goederen kopen respectievelijk huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.32 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
 
1.33 erfafscheiding:
afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst;
 
1.34 erker:
een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning, die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan de verblijfsruimte en zorgt voor een verbijzondering van de voor- of zijgevel zonder de architectuur wezenlijk aan te tasten. Een erker heeft een diepte van maximaal 1,00 meter en is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas;
 
1.35 evenement:
een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden;
 
1.36 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.37 herdenkingsmonument:
een gedenkteken ter nagedachtenis van een gebeurtenis;
 
1.38 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.39 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies;
        
1.40 kampeermiddel:
  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is. Eén en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.41 karakteristieke bebouwing:
te handhaven gebouw of bouwwerk, dat vanwege zijn architectonische vormgeving, schaal en cultuurhistorische waarde als kenmerkend voor een gebied kan worden beschouwd;
 
1.42 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
 
1.43 maaiveld:
bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging;
 
1.44 mantelzorg:
zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie;
 
1.45 nevenactiviteit:
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een perceel;
 
1.46 nutsvoorziening:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
 
1.47 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
 
1.48 Ondergronds bouwwerk:
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.
 
1.49 Ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde:
werken, geen bouwwerken zijnde, die onder peil plaatsvinden.
   
1.50 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief verblijf;
 
1.51 opslag:
het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;
 
1.52 parkeervoorzieningen:
een al dan niet overdekte c.q. ondergrondse stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer:
  1. openbare parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel openbaar toegankelijk zijn;
  2. particuliere parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel niet openbaar toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein;
1.53 parkeren:
het gedurende een aaneengesloten periode plaatsen van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen;
 
1.54 peil:
  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (NAP) of het ter plaatse geldende waterpeil;
1.55 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.56 recreatie:
activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding;
 
1.57 recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie waarbij elders hoofdverblijf wordt gehouden;
 
1.58 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
   
1.59 sociale veiligheid:
een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is;
 
1.60 stedenbouwkundig beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte;
 
1.61 straatmeubilair:
de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, oplaadpunten voor elektrische auto's, zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstobjecten, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen, abri's, openbaar urinoir, en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken;
 
1.62 terras:
een plek van een horecagelegenheid waar men buiten kan zitten;
 
1.63 vaartuig:
alle soorten van varende en drijvende voorwerpen welke gebezigd kunnen worden e/of ingericht zijn voor vervoer te water van personen en /of goederen waaronder mede vaartuigen dienende tot beoefening van de watersport of in gebruik ten behoeve van de sportvisserij, evenals vaartuigen dienende tot uitvoering van werkzaamheden onder in of boven water zoals baggermolens, zandbakken,vlotten en drijvende inrichtingen, elevators, dokken, sleepboten, duwboten en daarmee gelijk te stellen vaartuigen alsmede woonschepen;
 
1.64 verkeersveiligheid:
de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
 
1.65 vloeroppervlak:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijgebouwen op de begane grond;
 
1.66 voorgevel:
gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg of het water en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt;
 
1.67 voorgevelrooilijn:
Een voorgevelrooilijn is een denkbeeldige lijn waarvan de ligging is vastgelegd in het bestemmingsplan. De voorgevelrooilijn is de lijn waarop doorgaans de voorgevel van de woning is geplaatst.
 
1.68 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;
 
1.69 weg:
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerplaatsen;
 
1.70 wonen:
het wonen in een woning.
 
1.71 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden
 
1.72 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.4 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
 
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of)
het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.6 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de
scheidingsmuren gemeten grootste afstand;
 
2.7 de ondergeschikte bouwdelen:
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte
bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen,
schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing
gelaten, tot een maximum van 1,00 meter;
 
2.8 de ondergrondse diepte van een bouwwerk:
vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
 
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Groen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
3.1.1 Algemeen
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen, zoals trapvelden, speelplaatsen, plantsoenen, waterpartijen
met de daarbij behorende voet- en fietspaden en andere voorzieningen;
  1. structurele beplantingen;
  2. recreatief medegebruik;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. openbare nutsvoorzieningen;
  6. herdenkingsmonumenten;
3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen
dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van
toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 11.1.
 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Algemeen
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen;
  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde:
    1. die noodzakelijk zijn met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
    2. ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
    3. behorend tot de recreatieve voorziening, zoals recreatieve bewegwijzering, informatieborden en kleinschalige uitzicht- en rustpunten;
    4. behorend tot het straatmeubilair;
    5. ten behoeve van nutsvoorzieningen;
    6. speelvoorzieningen;
    7. herdenkingsmonumenten;
    8. met sub 1 t/m 7 vergelijkbare bouwwerken;
met inachtneming van de volgende regels (artikel 3.2.2 tot en met 3.2.3).
 
3.2.2 Gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen gelden de volgende
regels:
  1. de bouwhoogte van deze gebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter;
  2. de oppervlakte van deze gebouwen bedraagt maximaal 15 m2 .
3.2.3 Overige regels
Voor het overige gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 6,00 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten
dienste van nutsvoorzieningen met een grotere bouwhoogte
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in artikel 3.2.2, ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van
nutsvoorzieningen met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:
  1. de goothoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen;
  2. de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen;
  3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de milieusituatie;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder
geval verstaan het gebruik van gronden voor en/of als:
  1. de aanleg van terrassen;
  2. de plaatsing van erfafscheidingen.
Artikel 4 Tuin
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
4.1.1 Algemeen
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen behorende bij op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  2. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - parkeren’;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. verharding, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van tuin – verharding toegestaan’;
met de daarbij behorende voorzieningen.
 
4.2 Bouwregels
 
Het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde is niet toegestaan.
De bestemming kan niet beschouwd worden als achtererf in de zin van het Besluit
omgevingsrecht.
 
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
4.3.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder
geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
  1. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte wagens en/of voer- en vaartuigen;
  2. parkeren, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – parkeren’;
  3. het aanbrengen van verharding, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van tuin – verharding toegestaan’.
Artikel 5 Verkeer
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ' Verkeer ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, straten en paden;
  2. parkeervoorzieningen;
met daarbijbehorende:
  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  2. andere werken;
  3. water;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van
het doorgaande verkeer.
 
5.2 Bouwregels
 
Op de voor ' Verkeer ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen
gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:
  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 8,50 m bedragen.
5.3 Nadere eisen
 
5.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de
afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de sociale veiligheid.
5.3.2 Procedure
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 10 vermelde
voorbereidingsprocedure.
Artikel 6 Wonen - Woongebouw
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ' Wonen - Woongebouw ' aangewezen gronden zijn bestemd:
  1. voor wonen in een woongebouw alsmede,
  2. de waterhuishouding;
met daarbijbehorende
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. andere werken;
  4. tuinen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. erven.
6.2 Bouwregels
 
Op de voor ' Wonen - Woongebouw ' aangewezen gronden mogen uitsluitend
bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
6.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
6.3 Nadere eisen
 
6.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de
afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.3.2 Procedure
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 10 vermelde
voorbereidingsprocedure.
 
6.4 Specifieke gebruiksregels
 
6.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
  1. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte wagens en/of voer- en vaartuigen van derden;
  2. een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen;
  3. woningsplitsing;
  4. het samenvoegen van woningen;
  5. mantelzorg in de woning en/of in de bijgebouwen;
  6. recreatieve bewoning;
  7. detailhandel;
  8. horeca;
  9. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik;
  10. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  11. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.
3 Algemene regels
    
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan
waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1 Strijdig gebruik
 
Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder
geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
  1. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  2. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf, voor zover daarvoor door de burgemeester geen gedoogbestemming is verleend;
  3. straatprostitutie;
  4. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen en van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, tenzij de betreffende bestemming daarin wel uitdrukkelijk voorziet.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1 Meetverschillen
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de
aangeduide bouwgrenzen indien een meetverschil of onnauwkeurigheid ten opzichte
van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, mits de afwijking maximaal 1,00 meter
bedraagt.
Artikel 10 Algemene procedureregels
 
10.1 Afwijken of nadere eis
 
Voor een besluit tot verlening van een afwijking of het stellen van een nadere eis geldt
de volgende voorbereidingsprocedure:
  1. een vastgesteldbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 11 Overige regels
 
11.1 Voorrangsregels
 
11.1.1 Voorrang dubbelbestemming
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een
dubbelbestemming gaat het belang van de dubbelbestemming voor.
 
11.1.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen
Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat
dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene
karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met
bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de
dubbelbestemming (indien aanwezig):
  1. Waarde - Archeologie 1;
  2. Waarde - Archeologie 2;
  3. Leiding;
  4. Waarde - Cultuurhistorie Binnenstad, Waarde - Cultuurhistorie Dennenallee, Waarde - Cultuurhistorie Gasthuislaan, Waarde - Cultuurhistorie Irisplein, Waarde - Cultuurhistorie Kornputsingel, Waarde - Cultuurhistorie Meppelerweg, Waarde - Cultuurhistorie Oostwijkstraat, Waarde - Cultuurhistorie Steenwijk, Waarde - Cultuurhistorie J.H. Tromp Meesterstraat en Tramlaan, Waarde - Cultuurhistorie Tuk, Waarde - Cultuurhistorie Tukseweg;
  5. Waterstaat - Waterkering;
  6. Waterstaat - Waterlopen.
11.1.3 Voldoende parkeergelegenheid
  1. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  2. Bij de afweging omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de Nota Parkeernormen 2015 getoetst of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan Steenwijk - Nicolaas ter Maethstraat 2
 
Behorend bij het besluit van dd.mm.jjjj