direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijf
Plan: Oldemarkt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.OldemarktBP-VA01

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse reeds bestaande bedrijven, welke aanwezig zijn op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt;
  • b. bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld bij milieucategorie 1 en 2, zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij deze regels) en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijvenen/of bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen, en;
    • 2. risicovolle inrichtingen;
  • c. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen inclusief lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • d. een garagebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf'';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. detailhandel in de vorm van een serviceshop tot maximaal 150 m² en detailhandel in auto's met werkplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
    • 2. ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
    • 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.1.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. een bedrijfswoning, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (6.2.2 tot en met 6.2.5).

6.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag voor maximaal 80% worden bebouwd;
  • b. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • c. bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden op een afstand van minimaal 3,00 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd;
  • d. bedrijfsgebouwen worden met een plat dak of kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;
  • e. de goothoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' aangeduide goothoogte;
  • f. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangeduide bouwhoogte;
  • g. voor de maatvoering met betrekking tot de bedrijfswoning wordt verwezen naar artikel 6.2.3;
  • h. voor de maatvoering met betrekking tot bijgebouwen bij bedrijfswoningen wordt verwezen naar artikel 6.2.4;
  • i. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt verwezen naar artikel 6.2.5.
6.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³ of maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;
  • c. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,00 meter;
  • d. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10,00 meter;
  • e. de bedrijfswoning wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt.
6.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak is de bouw van bijgebouwen uitsluitend toegestaan als zij horen bij een binnen hetzelfde bouwvlak aanwezige bedrijfswoning;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports, mag maximaal 50 m² bedragen;
  • c. bijgebouwen mogen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
6.2.5 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van een carport maximaal 20 m² bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 6,00 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt;
    • 2. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,00 meter bedraagt;
    • 3. vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 meter bedraagt.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 34.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
6.3.2 Toepassingscriteria

De onder artikel 6.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. instandhouding van omliggende waarden.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. de vestiging van een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in artikel 6.1.1;
  • b. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • c. zelfstandig kantoor;
  • d. mantelzorg in de woning en/of in de vrijstaande bijgebouwen;
  • e. een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de vrijstaande bijgebouwen;
  • f. detailhandel (o.a. perifere detailhandel en detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen), anders dan bedoeld in artikel 6.1.1;
  • g. shop-in-shop formules;
  • h. horeca;
  • i. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.4, ten behoeve van het gebruik voor detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen als nevenactiviteit naast de bedrijfsfunctie, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van productiegebonden detailhandel bedraagt maximaal 10% van het brutovloeroppervlak, tot een maximum van 150 m²;
  • b. de oppervlakte van afhaalpunten van internetwinkels bedraagt maximaal 15 m², met dien verstande dat detailhandel anders dan in de aan het hoofdassortiment ondergeschikte artikelen niet is toegestaan;
  • c. etalages niet zijn toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • d. verkoop van etenswaren, dranken en genotsmiddelen niet is toegestaan;
  • e. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.4, ten behoeve van mantelzorg in de bedrijfswoning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de bedrijfswoning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 6.2.4;
  • b. de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;
  • c. specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden:
    • 1. het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de bedrijfswoning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;
    • 2. realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de bedrijfswoning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de verkeersveiligheid;
      • het woon- en leefklimaat;
      • de milieusituatie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
6.6.1 Verwijderen aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' verwijderen indien het gebruik als verkooppunt voor motorbrandstoffen ter plaatse niet meer aanwezig is.