direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Oldemarkt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.OldemarktBP-VA01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik;
  • b. agrarisch hobbymatig gebruik;
  • c. een ijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
  • d. opslag van materialen voor het onderhouden van agrarische gronden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. perceelsontsluitingswegen;
    • 2. recreatief medegebruik;
    • 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.1.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de ijsbaan, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
  • b. gebouwen ten behoeve van de opslag van materialen voor het onderhouden van agrarische gronden, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 3.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (3.2.2 tot en met 3.2.3).

3.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen slechts gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. gebouwen mogen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt;
  • d. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' aangeduide goothoogte;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangeduide bouwhoogte;
  • f. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 3.2.3.
3.2.3 Overige regels

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen en/of draaderfafscheidingen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;
  • b. voederruiven, drinkbakken en/of picknickplaatsen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;
  • c. paardenbakken uitsluitend voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in artikel 3.5.1.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 34.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van bebouwing;
  • b. de situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
3.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 3.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • e. instandhouding van omliggende waarden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. paardenbak, terras, tennisbaan en zwembad;
  • c. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • d. opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;
  • e. buitenopslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van paardenbak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.4 ten behoeve van het gebruik van gronden als paardenbak, met dien verstande dat:

  • a. de paardenbak geen grotere afmeting mag hebben dan 20 x 40 meter;
  • b. de volledige paardenbak dient te worden gerealiseerd binnen een straal van 70 meter gemeten vanaf het bijbehorend hoofdgebouw;
  • c. de paardenbak op een minimale afstand van 50 meter gemeten vanaf woningen van derden dient te worden aangelegd;
  • d. een goede landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd en lichthinder door lichtmasten dient te worden voorkomen;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 7. de landschappelijke en/of natuurlijke waarden en/of archeologische waarden van de gronden;
    • 8. de waterstaats- en huishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden;
  • f. de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid is aangetoond;
  • g. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging in de dubbelbestemming 'Water' en/of dubbelbesteming 'Waterstaat - Waterlopen'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Water' en/of de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen', ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, en het herinrichten van bestaande watergangen, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
  • b. natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
  • d. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • e. bij de wijziging in de bestemming 'Water' en/of de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 17 en/of artikel 27 van deze regels.