direct naar inhoud van Artikel 21 Sport
Plan: BP Noordelijke kernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.NoordelijkkernenBP-VA02

Artikel 21 Sport

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Algemeen

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van sportactiviteiten;
  • b. evenementen waarbij voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 21.5.2;
  • c. uitsluitend ten behoeve van ruitersport, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardenbak';
  • d. een jongeren ontmoetingsplek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. horeca in de vorm van een kantine;
    • 2. wegen en paden;
    • 3. groenvoorzieningen;
    • 4. parkeervoorzieningen;
    • 5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
21.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 51.2.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 21.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. een paardenbak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardenbak';
  • c. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (21.2.2 tot en met 21.2.3).

21.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;
  • b. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • c. gebouwen zullen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt;
  • d. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 7,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;
  • f. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 21.2.3.
21.2.3 Overige regels
  • a. buiten het bouwvlak mag maximaal 25,00 m2 aan gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3,00 meter;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 2,00 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen met een open constructie, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,50 meter bedraagt;
    • 2. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,00 meter bedraagt;
    • 3. vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 meter bedraagt;
    • 4. ballenvangers, waarvan de bouwhoogte maximaal 10,00 meter bedraagt.
21.3 Nadere eisen
21.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van de bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
21.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 21.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • i. instandhouding van omliggende waarden.
21.4 Afwijken van de bouwregels
21.4.1 Afwijken van de bouwregels ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 21.2.3 ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, welke niet vergunningsvrij zijn, met dien verstande dat:

  • a. deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;
  • b. belangen van derden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • c. de totale bouwhoogte van de antenne-installatie inclusief bebouwing niet meer dan 40,00 meter bedraagt.
21.5 Specifieke gebruiksregels
21.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik;
  • c. detailhandel;
  • d. horeca, anders dan bedoeld in artikel 21.1, onder 1.
21.5.2 Evenementen

Evenementen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. het evenement is toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);
  • b. het evenement duurt maximaal 15 dagen aaneengesloten, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement;
  • c. een locatie wordt niet meer dan 3 maal per jaar voor een evenement gebruikt;
  • d. er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan inherent aan het toegestane evenement;
  • e. er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
  • f. er vindt geen recreatief nachtverblijf ter plaatse plaats;
  • g. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien;
  • h. aan de van toepassing zijnde milieuwet- en regelgeving wordt voldaan;
  • i. het evenement leidt niet tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond.
21.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Sport' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van halfverhardingen ten behoeve van evenementen.
21.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 21.6.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
21.6.3 Toetsingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 21.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 21.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.