direct naar inhoud van Artikel 13 Gemengd - 3
Plan: BP Noordelijke kernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.NoordelijkkernenBP-VA02

Artikel 13 Gemengd - 3

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse reeds bestaande bedrijven, welke aanwezig zijn op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt;
  • b. een agrarisch bedrijf;
  • c. detailhandel in de vorm van een slagerij, met dien verstande dat de oppervlakte van de slagerij maximaal 50% van het brutovloeroppervlak bedraagt;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. agrarisch hobbymatig gebruik;
    • 2. ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
    • 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 51.2.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 13.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. één bedrijfswoning, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (13.2.2 tot en met 13.2.5).

13.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak wordt voor maximaal 80% bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide maximum bebouwingspercentage geldt;
  • b. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • c. bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden op een afstand van minimaal 3,00 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd;
  • d. hoofdgebouwen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 5,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • f. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 13,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;
  • g. voor de maatvoering met betrekking tot de bedrijfswoning wordt verwezen naar artikel 13.2.3;
  • h. voor de maatvoering met betrekking tot bijgebouwen wordt verwezen naar artikel 13.2.4;
  • i. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 13.2.5.
13.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bedrijf is slechts één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³ of maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;
  • c. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,00 meter;
  • d. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10,00 meter;
  • e. de bedrijfswoning wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt.
13.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports mag maximaal 50 m² bedragen;
  • b. bijgebouwen zullen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van de bedrijfswoning.
13.2.5 Overige regels
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 5,00 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 3,00 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten maximaal 6,00 meter bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte van sleufsilo's maximaal 2,00 meter bedraagt;
    • 5. de bouwhoogte van mestsilo's maximaal 4,00 meter bedraagt;
    • 6. de bouwhoogte van voersilo's maximaal 8,00 meter bedraagt.
13.3 Nadere eisen
13.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
13.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 13.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. instandhouding van omliggende waarden.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. de vestiging van een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in artikel 13.1.1;
  • b. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • c. zelfstandig kantoor;
  • d. mantelzorg in de woning en/of in de vrijstaande bijgebouwen;
  • e. een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de vrijstaande bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 13.4.2;
  • f. detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 13.1.1;
  • g. shop-in-shop formules;
  • h. horeca;
  • i. buitenopslag voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
13.4.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 3 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de bedrijfswoning of in de daarbij behorende bijgebouwen;
  • b. maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en);
  • c. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • d. er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de bedrijfswoning is;
  • e. er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
  • f. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • g. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • h. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg in vrijstaande bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 13.4, ten behoeve van mantelzorg in de woning of in bestaande vrijstaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. voor mantelzorg in de woning de volgende regels gelden:
    • 1. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de woning bedraagt maximaal 75 m²;
    • 2. de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;
  • b. voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden;
    • 1. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in bestaande vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 75 m²;
    • 2. het vrijstaande bijgebouw binnen een afstand van 25 meter van de woning dient te zijn gesitueerd;
    • 3. realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de woning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;
    • 4. het uiterlijk van het bijgebouw mag niet worden aangepast;
    • 5. de mantelzorgvoorziening qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
    • 6. de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;
    • 7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de verkeersveiligheid;
      • het woon- en leefklimaat;
      • de milieusituatie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.