direct naar inhoud van Artikel 32 Algemene aanduidingsregels
Plan: Kom Maarheeze
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1706.BPMHZ5005-VAS1

Artikel 32 Algemene aanduidingsregels

32.1 Geluidzone - industrie
32.1.1 Bouwregels
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' (de 50 dB(A)-contour) geldt dat nieuwe geluidgevoelige objecten niet mogen worden gerealiseerd vanwege een hoge geluidbelasting als gevolg van industrielawaai, tenzij uit een akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting aan de gevel niet meer bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) voor industrielawaai;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - geluidzone niet van toepassing' hoeft niet getoetst te worden aan het geluid op het gezoneerde industrieterrein omdat de gronden op basis van de milieuwetgeving hier deel van uitmaken.

32.1.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 32.1.1 onder a. en toestaan dat nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd dan wel functies worden toegestaan, mits de geluidbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen en/of functies niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een door burgemeester en wethouders verleende hogere grenswaarde.

32.2 Veiligheidszone - LPG
32.2.1 Bouwregels

Op de gronden mogen volgens de regels van de onderliggende bestemming die op die gronden rust, bouwwerken worden gebouwd mits deze niet kunnen worden aangemerkt als kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

32.2.2 Afwijken van de bouwregels

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 32.2.1 voor het oprichten van bouwwerken op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'Veiligheidszone - LPG', indien die bouwwerken als kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten kunnen worden aangemerkt in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, mits aangetoond wordt dat deze objecten voldoen aan de normen van plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR).

32.3 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
32.3.1 Bouwregels

Op de gronden mogen volgens de regels van de onderliggende bestemming die op die gronden rust, bouwwerken worden gebouwd mits deze niet kunnen worden aangemerkt als kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

32.3.2 Afwijken van de bouwregels

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 32.3.1 voor het oprichten van bouwwerken op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen', indien die bouwwerken als kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten kunnen worden aangemerkt in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, mits aangetoond wordt dat deze objecten voldoen aan de normen van plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR).

32.4 Veiligheidszone - gasstation
32.4.1 Bouwregels

Op de gronden mogen volgens de regels van de onderliggende bestemming die op die gronden rust, bouwwerken worden gebouwd mits deze niet kunnen worden aangemerkt als kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

32.5 Waardevolle boom
32.5.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' zijn de gronden mede bestemd voor bescherming en instandhouding van een waardevolle boom.

32.5.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

32.5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
  • a. het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. aanleggen en verharden van wegen, paden en aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 2. verlagen van de bodem en afgraven, verlagen, ophogen en egaliseren van gronden;
    • 3. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    • 4. het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van deze bomen tot gevolg hebben of kunnen hebben.
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op:
    • 1. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
    • 2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
  • c. de onder a bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien wordt aangetoond dat door het gebruik van de gronden als hiervoor aangegeven, de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom niet wordt aangetast;
  • d. alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan het bevoegd gezag een bomeneffectrapportage verlangen, waaruit blijkt dat de werken en/of werkzaamheden geen onevenredige gevolgen hebben voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de boom.