Budel-Schoot en Gastel

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.1706.BPBSG8001-VAS1
Plantype: bestemmingsplan

Inhoud

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Artikel 4 Bedrijf

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

Artikel 6 Detailhandel

Artikel 7 Groen

Artikel 8 Horeca

Artikel 9 Kantoor

Artikel 10 Maatschappelijk

Artikel 11 Tuin

Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied

Artikel 13 Water

Artikel 14 Wonen

Artikel 15 Woongebied

Artikel 16 Waarde - Archeologie 3

Artikel 17 Waarde - Archeologie 4

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Artikel 19 Algemene bouwregels

Artikel 20 Algemene gebruiksregels

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

Artikel 22 Algemene afwijkingsregels

Artikel 23 Algemene wijzigingsregels

Artikel 24 Overige regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

Artikel 26 Slotregel

 

 

 

 

 

Bijlagen:

Bijlage 1: Staat van bedrijfsactiviteiten - milieucategorie 1 en 2 bij wonen

Bijlage 2: Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijven in de kom

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Budel-Schoot en Gastel' met identificatienummer NL.IMRO.1706.BPBSG8001-VAS1 van de gemeente Cranendonck.

 

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

1.3 Aanbouw/uitbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw (door de vorm) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.5 Aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.6 Aan-huis-verbonden-beroep

De uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt.

 

1.7 Archeologisch onderzoek

In een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.

 

1.8 Archeologisch verwachtingsvol gebied

Door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vermoed wordt dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg.

 

1.9 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar.

 

1.10 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

1.11 Bebouwingspercentage

Een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, het deel van een bouwvlak of het deel van een in de regels nader bepaald deel van een bouwperceel, dat maximaal mag worden bebouwd.

 

1.12 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

 

1.13 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bestemd voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

 

1.14 Bestaand

  1. bebouwing: zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;

  2. gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

 

1.15 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

 

1.16 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.17 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Hieronder vallen bijgebouwen alsmede aan- en uitbouwen en overkappingen.

 

1.18 Bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

1.19 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

1.20 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

 

1.21 Bouwlaag

Het doorlopende geheel van op gelijke of nagenoeg gelijke vloerhoogte gelegen ruimten in een gebouw met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw, zolder en vliering.

 

1.22 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.23 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

 

1.24 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 

1.25 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.26 Bruto vloeroppervlakte

De totale oppervlakte van de ruimte of ruimtes die worden gebruikt ten dienste van een kantoor, winkel, horecagelegenheid of bedrijf, met inbegrip van de daarbij behorende opslag- en magazijnruimte en overige dienstruimten.

 

1.27 Carport

Een op de grond staande overkapping van één bouwlaag bij een woning, die bedoeld is als een overdekte stallingsruimte voor personenauto's.

 

1.28 Cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon of de architectuur.

 

1.29 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

1.30 Dienstverlening

Het verlenen van diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek (al dan niet door middel van een baliefunctie), met uitzondering van een seksinrichting.

 

1.31 Evenement

Al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen.

 

1.32 Extensief recreatief medegebruik

Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en waarbij het gebruik weinig invloed heeft op de doeleinden binnen de bestemming.

 

1.33 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.34 Geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

 

1.35 Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

1.36 Horecabedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van of het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken of het exploiteren van zaalaccommodatie of nachtverblijf, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Tot de hieronder genoemde begrippen Horeca 1 tot en met Horeca 5 worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:

 

  1. Horeca 1 (daghoreca):

vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en waarvan de activiteiten primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren of alcoholische en niet-alcoholische dranken voor nuttiging al dan niet ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans geen of slechts in lichte mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals broodjeszaken, ijssalons, eethuisjes en lunchrooms;

  1. Horeca 2 (maaltijd- en logiesverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse alsmede daaraan ondergeschikt het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken of het bedrijfsmatig verstrekken van logies en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt, zoals restaurants, bistro's, grand cafés, hotels en pensions;

  1. Horeca 3 (spijsverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren voor nuttiging al dan niet ter plaatse alsmede daaraan ondergeschikt het verstrekken van licht-alcoholische dranken en niet-alcoholische dranken voor nuttiging ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans in enige mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafetaria's, automatieken en afhaalhoreca;

  1. Horeca 4 (drankverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken voor gebruik ter plaatse van alcoholische en niet-alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans een lichte aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafés en bars, al dan niet in combinatie met zaalverhuur;

  1. Horeca 5 (zware horeca):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig gelegenheid bieden van dansen op elektrisch versterkte muziek alsmede op het ter plaatse nuttigen van alcoholische en niet-alcoholische dranken en etenswaren, en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals discotheken, nachtclubs en dancings.

 

1.37 Huishouden

Een verzameling van één of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid.

 

1.38 Kamerverhuur en/of niet zelfstandige woonruimte

een woning die, al dan niet mede door de rechthebbende, duurzaam en (nagenoeg) zelfstandig kamergewijs wordt bewoond en welk niet valt aan te merken als het verstrekken van logies.

 

1.39 Kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan.

 

1.40 Kantoor

Een gebouw dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord worden gestaan en geholpen.

 

1.41 Kunstwerken

Bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.

 

1.42 Landschappelijke inpassing

Inpassing in het omringende landschap door bij de situering in te spelen op de landschappelijke kenmerken en/of door het gebruik van beplanting die past bij het landschapstype ter plaatse, om de bebouwing minder nadrukkelijk in het landschap te plaatsen.

 

1.43 Lichte bedrijvigheid

Het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de van deze planregels deel uitmakende 'Staat van bedrijfsactiviteiten - milieucategorie 1 en 2 bij wonen'.

 

1.44 Maatschappelijk

Educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, waaronder tevens begrepen een kinderdagverblijf en peuterspeelzaal, alsmede voorzieningen ten behoeve van sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen.

 

1.45 Natuurlijke waarden

De aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied.

 

1.46 Ondergeschikte detailhandel

Beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten, tot maximaal 20% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw.

 

1.47 Ondergronds bouwwerk

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

 

1.48 Ondersteunende horeca

Het als nevenactiviteit verkopen van dranken en spijzen voor consumptie ter plaatse, in een openbaar toegankelijk commercieel bedrijf, dit bedrijf heeft niet als hoofdbestemming 'Horeca'.

 

1.49 Ontmoetingsplaats

Plaats ingericht ten behoeve van het samenkomen van mensen met gelijke leeftijd, gezindheid of interesse, zoals jongeren en ouderen.

 

1.50 Overkapping

Een bouwwerk dat bestaat uit een dakconstructie zonder eigen wanden.

 

1.51 Paracommercieel horecabedrijf

Een instelling die weliswaar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken verstrekt, maar dit doet als nevenactiviteit. De hoofdactiviteit ligt op een ander vlak. Het gaat daarbij om hoofdactiviteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levenbeschouwelijke of godsdienstige aard.

 

1.52 Peil

  1. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

1.53 Productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

 

1.54 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

1.55 Risicovolle inrichting

Inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

 

1.56 Supermarkt

een detailhandelsbedrijf in de vorm van een zelfbedieningswinkel waar hoofdzakelijk levensmiddelen, voedingsmiddelen - inclusief versartikelen zoals groente, brood, vlees en zuivel - en huishoudelijke artikelen worden verkocht, met een winkelvloeroppervlak van tenminste 500 m2.

 

1.57 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

1.58 Vloeroppervlakte

De totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.

 

1.59 Voedselbank

Een welzijnsinstelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het op- en overslaan, distribueren en uitgeven van voedselpakketten.

 

1.60 Voorgevel

De gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekgevel is er slechts sprake van één voorgevel).

 

1.61 Voorgevellijn

De denkbeeldige lijn die getrokken kan worden door, én samenvalt met, de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan.

 

1.62 Voorgevelrooilijn

De grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd en het verlengde daarvan.

 

1.63 Voorzieningen van algemeen nut

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

 

1.64 Water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer en waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten et cetera.

 

1.65 Wet/wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

 

1.66 Woning

Een complex van ruimten, dienend voor de huisvesting van één huishouden waarbij de volgende onderverdeling van toepassing is:

  1. aaneengebouwde woning: een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

  2. gestapelde woning: een woning of wooneenheid die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

  3. geschakelde woning: woning waarvan het hoofdgebouw door middel van bijbehorende bouwwerken met een andere woning is verbonden.

  4. twee-aaneengebouwde woning: een woning waarbij het hoofdgebouw aan één zijde een gemeenschappelijke wand heeft met het naastgelegen bij- of hoofdgebouw van een andere woning;

  5. vrijstaande woning: een woning waarbij het hoofdgebouw geen gemeenschappelijke wand heeft met een bij- of hoofdgebouw van een andere woning;

  6. patiowoning: woning met een kleine ommuurde privé-buitenruimte;

  7. zorgwoning: een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw, over het algemeen gelijkvloers en rolstoeltoegankelijk, voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen, gericht op het verlenen van zorg.

 

1.67 Winkelvloeroppervlakte

De totale oppervlakte van de ruimte of ruimtes van het voor het winkelend publiek toegankelijke deel van een detailhandelsbedrijf, inclusief etalages en de ruimten achter toonbanken en kassa's.

 

1.68 Zolder

Ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afdekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

 

1.69 Zorginstelling

(Een gedeelte van) Een gebouw bedoeld voor zorgwoningen en/of groepswoningen, intramurale zorg (voorzieningen) en zorgondersteunende infrastructuur.

 

1.70 Zorgwonen

Het wonen in een zorgcentrum of zorgwoning.

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.6 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

De kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.

 

2.7 De bebouwde oppervlakte van een bouwperceel

De gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde bouwperceel zijn of mogen worden opgericht op grond van verleende vergunning of zijn opgericht op grond van artikel 2.3, lid 1 Bor juncto artikel 3 van bijlage 2 Bor, met inbegrip van de oppervlakten van (gedeelten van) gebouwen die volledig onder peil zijn gelegen.

 

2.8 De lengte, breedte en diepte van een gebouw

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken of de harten van scheidsmuren.

 

2.9 De ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

 

2.10 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, erkers en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m is.

 

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische doeleinden;

  2. behoud en herstel van de aan het gebied eigen zijnde landschappelijke waarden;

  3. een agrarische functie met natuur- en landschapswaarden;

  4. extensief recreatief medegebruik;

  5. landschappelijke inpassing;

  6. groenvoorzieningen;

  7. voorzieningen van algemeen nut;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;

  2. verkeer- en parkeervoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,00 meter.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Schuilhutten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder a voor het bouwen van schuilhutten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. per perceel is maximaal één schuilhut toegestaan;

  2. de oppervlakte van het perceel waarop de schuilhut wordt gesitueerd, dient minimaal 2500 m² te bedragen;

  3. de oppervlakte van een schuilhut mag maximaal 30 m² bedragen;

  4. de afstand tot de perceelsgrenzen dient minimaal 3,00 meter te bedragen;

  5. de goothoogte mag maximaal 2,50 meter bedragen;

  6. de bouwhoogte mag maximaal 3,00 meter bedragen;

  7. voldaan wordt aan de 'Beleidsregels Schuilhutten en Paardenbakken';

  8. een omgevingsvergunning als bedoeld in deze bepaling kan uitsluitend aan de eigenaar van het betreffende perceel worden verleend; per eigenaar kan maximaal één omgevingsvergunning als bedoeld in deze bepaling worden verleend.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. kamperen;

  2. opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het behoud van natuurlijke waarden.

 

 

 

Artikel 4 Bedrijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven, voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijven in de kom' zoals opgenomen in bijlage 2;

  2. ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep;

  2. 'wonen': 1 woning, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep;

  3. 'specifieke vorm van bedrijf - wasserij': een wasserij;

  4. 'specifieke vorm van maatschappelijk - voedselbank': een voedselbank;

  5. 'specifieke vorm van bedrijf - inpandige opslag': uitsluitend een caravanstalling en de opslag van opslagcontainers en kantoorunits;

  1. ondergeschikte, al dan niet productiegebonden detailhandel;

  2. groenvoorzieningen;

  3. voorzieningen van algemeen nut;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;

  2. verkeer- en parkeervoorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. bedrijfsgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;

  3. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  4. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 4,00 meter;

 

4.2.2 Bedrijfswoningen en woningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is per aanduiding maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is per aanduiding maximaal 1 woning toegestaan;

  3. de (bedrijfs)woning dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden;

  4. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3,00 meter daarachter;

  5. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;

  6. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

 

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen en woningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij (bedrijfs)woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  3. overkappingen mogen tot 1,50 meter voor de voorgevellijn worden gebouwd, mits de afstand tot de voorste perceelgrens minimaal 3,00 meter bedraagt en het voor de voorgevellijn gebouwde niet met enige wand omsloten is;

  4. de totale oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 60 m2;

  5. de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 meter;

  6. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,00 meter.

 

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1,00 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 4,00 meter.

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

 

4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

  2. risicovolle inrichtingen;

  3. wonen, behoudens in een (bedrijfs)woning als bedoeld in 4.1 sub b onder 1 en 2;

  4. detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte, al dan niet productiegebonden detailhandel als bedoeld in 4.1 sub c;

  5. een verkooppunt voor motorbrandstoffen;

  6. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.

 

4.3.2 Ondergeschikte detailhandel

De omvang van ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 20% van het vloeroppervlak met een maximum van 100 m2.

 

4.3.3 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 60 m2;

  2. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;

  3. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.4.1 Afwijken met betrekking tot het toestaan van activiteiten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 sub a om activiteiten toe te laten die niet voorkomen in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijven in de kom', of om activiteiten toe te laten die in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijven in de kom' zijn vermeld in een categorie die in principe niet is toegestaan op het desbetreffende bouwperceel, mits onderzoek aantoont dat de bedoelde activiteiten qua milieubelasting kunnen worden gelijkgesteld met de krachtens de bepalingen van dit plan ter plaatse toelaatbare categorie bedrijfsactiviteiten.

 

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin', met dien verstande dat het aantal woningen niet mag toenemen, mits:

  1. de niet-woonactiviteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;

  2. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

  3. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  4. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;

  5. aangetoond is dat geen beschermde flora en/of fauna wordt aangetast;

  6. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;

  7. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;

  8. de woningen worden gebouwd met toepassing van het beginsel hydrologisch neutraal bouwen of diens opvolger van Waterschap De Dommel. Dit betekent dat ten minste sprake dient te zijn van voldoende waterberging. Voor het bepalen van de omvang van de waterberging dient advies ingewonnen te worden bij de gemeente en het Waterschap;

  9. de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

 

 

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen van algemeen nut zoals transformatorgebouwen, bouwwerken ten behoeve van de gasvoorziening, rioolgemaal en dergelijke;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;

  2. verkeer- en parkeervoorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 5,00 meter bedragen.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;

  2. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4,00 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.

 

 

 

Artikel 6 Detailhandel

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;

  2. ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'wonen': 1 woning, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan aangegeven;

  2. 'supermarkt': een supermarkt;

  1. groenvoorzieningen;

  2. voorzieningen van algemeen nut;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;

  2. verkeer- en parkeervoorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;

  3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

 

6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' mogen geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd;

  3. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  4. voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak geldt het maximale bebouwingspercentage zoals aangegeven in 6.2.1 onder b;

  5. de totale oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per bouwperceel niet meer bedragen dan:

  1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;

  2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m²;

  3. met dien verstande dat het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter het bouwvlak maximaal 50% mag bedragen;

  1. de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 meter;

  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,00 meter;

  3. in afwijking van het bepaalde onder c geldt dat voor de voorgevel van het hoofdgebouw erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:

  1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,50 meter;

  2. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;

  3. de hoogte van een hekwerk op een erker, entreeportaal of balkon niet meer bedraagt dan 1,40 meter, gemeten ten opzichte van de bovenzijde van het dak van de erker/het entreeportaal of de bovenzijde van de vloer van het balkon;

  4. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte minder bedraagt dan 6,00 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 6,00 meter;

  5. de afstand van de erker, entreeportaal, balkon, luifel of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt;

  1. in afwijking van het bepaalde onder e gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bijgebouwenregeling' de volgende bepalingen:

  1. de gronden gelegen achter het bouwvlak mogen voor maximaal 70% worden bebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport' mogen geen aan- en uitbouwen of bijgebouwen worden gebouwd, maar is uitsluitend een carport toegestaan.

 

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1,00 meter;

  3. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter.

 

6.3 Specifieke gebruiksregels

 

6.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. (recreatief) nachtverbijf;

  2. wonen, met uitzondering van woningen als bedoeld in 6.1 sub b onder 1.

 

6.3.2 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 60 m2;

  2. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;

  3. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.4.1 Afwijken met betrekking tot functiewijziging naar grondgebonden woningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1 voor een functiewijziging van detailhandel naar een grondgebonden woning, met dien verstande dat:

  1. de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;

  2. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

  3. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  4. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;

  5. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;

  6. de realisatie van de nieuwe woning(en) past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.

 

 

 

Artikel 7 Groen

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. bermen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. extensief recreatief medegebruik;

  5. in- en uitritten;

  6. onverharde wegen;

  7. kunstwerken/standbeelden;

  8. voorzieningen voor langzaam verkeer;

  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  10. voorzieningen van algemeen nut.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter;

  3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m².

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 meter.

 

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor parkeren.

 

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.3 voor de aanleg van parkeerplaatsen, met dien verstande dat:

  1. de noodzaak voor de parkeerplaatsen aangetoond moet zijn;

  2. er geen onevenredige aantasting van het groen plaatsvindt.

 

 

 

Artikel 8 Horeca

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecabedrijven uit de categorie Horeca 1 t/m 4;

  2. ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'wonen': 1 woning, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep;

  1. groenvoorzieningen;

  2. voorzieningen van algemeen nut;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. terrassen;

  2. erven en terreinen;

  3. verkeer- en parkeervoorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;

  3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

 

8.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  3. voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak geldt het maximale bebouwingspercentage zoals aangegeven in 8.2.1 onder b;

  4. de totale oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per bouwperceel niet meer bedragen dan:

  1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;

  2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m²;

  3. met dien verstande dat het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter het bouwvlak maximaal 50% mag bedragen;

  1. de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 meter;

  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,00 meter;

  3. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat voor de voorgevel van het hoofdgebouw erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:

  1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,50 meter;

  2. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;

  3. de hoogte van een hekwerk op een erker, entreeportaal of balkon niet meer bedraagt dan 1,40 meter, gemeten ten opzichte van de bovenzijde van het dak van de erker/het entreeportaal of de bovenzijde van de vloer van het balkon;

  4. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte minder bedraagt dan 6,00 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 6,00 meter;

  5. de afstand van de erker, entreeportaal, balkon, luifel of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt.

 

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1,00 meter;

  3. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter.

 

8.2.4 Afwijkingsbevoegdheid extra woning op benedenverdieping

Het bevoegd gezag is bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wonen' af te wijken van het bepaalde in 8.1 sub b onder 1 ten behoeve van de realisatie van een extra woning op de benedenverdieping bij een bestaande bovenwoning met dien verstande dat:

  1. de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;

  2. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

  3. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  4. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;

  5. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;

  6. de realisatie van de nieuwe woning past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.

 

8.3 Specifieke gebruiksregels

 

8.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. (recreatief) nachtverblijf, met uitzondering van horeca van categorie 2;

  2. wonen, met uitzondering van woningen als bedoeld in 8.1 sub b onder 1;

  3. horeca in een andere horecacategorie dan bedoeld in 8.1 sub a.

 

8.3.2 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 60 m2;

  2. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;

  3. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

 

Artikel 9 Kantoor

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening;

  2. groenvoorzieningen;

  3. voorzieningen van algemeen nut;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;

  2. verkeer- en parkeervoorzieningen.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;

  3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1,00 meter;

  3. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter.

 

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. (recreatief) nachtverblijf;

  2. wonen.

 

 

 

Artikel 10 Maatschappelijk

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen;

  2. zorgwonen;

  3. paracommerciële horeca;

  4. ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'bedrijf': een bedrijf, voor zover dat bedrijf voorkomt in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijven in de kom' zoals opgenomen in bijlage 2;

  2. 'begraafplaats': een begraafplaats;

  3. 'wonen': 1 woning, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep;

  4. 'specifieke vorm van maatschappelijk - begeleid wonen': een begeleide woonvorm voor verstandelijk gehandicapten alsmede een bedrijfswoning, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep;

  5. 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente': het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld;

  6. 'karakteristiek': het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van de beeldbepalende bebouwing en van het stedenbouwkundig beeld;

  1. groenvoorzieningen;

  2. voorzieningen van algemeen nut;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

  1. erven en terreinen;

  2. verkeer- en parkeervoorzieningen.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;

  3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

 

10.2.2 Bedrijfswoningen en woningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en woningen, niet zijnde zorgwoningen, gelden de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - begeleid wonen' is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is maximaal 1 woning toegestaan;

  3. de (bedrijfs)woning dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden;

  4. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3,00 meter daarachter;

  5. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;

  6. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

 

10.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  3. voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak geldt het maximale bebouwingspercentage zoals aangegeven in 10.2.1 onder b;

  4. de totale oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per bouwperceel niet meer bedragen dan:

  1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;

  2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m²;

  3. met dien verstande dat het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter het bouwvlak maximaal 50% mag bedragen.

  1. de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 meter;

  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,00 meter;

  3. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat voor de voorgevel van het hoofdgebouw erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:

  1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,50 meter;

  2. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;

  3. de hoogte van een hekwerk op een erker, entreeportaal of balkon niet meer bedraagt dan 1,40 meter, gemeten ten opzichte van de bovenzijde van het dak van de erker/het entreeportaal of de bovenzijde van de vloer van het balkon;

  4. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte minder bedraagt dan 6,00 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 6,00 meter;

  5. de afstand van de erker, entreeportaal, balkon, luifel of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt.

 

10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1,00 meter;

  3. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;

  4. de hoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 5,00 meter bedragen;

  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter.

 

10.3 Specifieke gebruiksregels

 

10.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. (recreatief) nachtverblijf;

  2. wonen, met uitzondering van:

  1. zorgwonen als bedoeld in 10.1 sub b;

  2. wonen als bedoeld in 10.1 sub d onder 3;

  3. begeleid wonen alsmede wonen in een bedrijfswoning als bedoeld in 10.1 sub d onder 4;

  1. horeca, met uitzondering van horeca als bedoeld in 10.1 sub c.

 

10.3.2 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 60 m2;

  2. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;

  3. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

10.3.3 Maximum oppervlakte bedrijf

Ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte bedrijf (m2)' mag de bruto vloeroppervlakte van de bedrijfsactiviteiten die op grond van 10.1 sub d onder 1 zijn toegelaten, niet meer bedragen dan met deze aanduiding is aangegeven.

 

10.3.4 Monumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' staat bij het gebruik van de gronden en het gebouw de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop en zijn de bepalingen van de Erfgoedwet dan wel de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing.

 

10.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

10.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.

 

10.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in 10.4.1 is niet van toepassing:

  1. voor zover het sloopwerkzaamheden betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;

  2. indien de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn in het kader van het gewone onderhoud en beheer van de bebouwing.

 

10.4.3 Toelaatbaarheid

  1. de in 10.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de cultuurhistorische waarden van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet worden verkleind.

  2. in afwijking van het bepaalde onder a kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van technische en/of economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

 

 

 

Artikel 11 Tuin

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuin, behorende bij de op de aangrenzende woonbestemming gelegen hoofdgebouwen;

 

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;

  2. verkeer- en parkeervoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. voorzieningen van algemeen nut;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden zijn geen hoofdgebouwen toegestaan.

 

11.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' is een bijgebouw toegestaan met een goothoogte van maximaal 3,25 meter en een bouwhoogte van maximaal 5,00 meter.

  2. voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,50 meter; indien in de afstand in de bestaande situatie meer dan 1,50 meter bedraagt, geldt deze afstand als maximale diepte;

  2. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;

  3. de hoogte van een hekwerk op een erker, entreeportaal of balkon niet meer bedraagt dan 1,40 meter, gemeten ten opzichte van de bovenzijde van het dak van de erker/het entreeportaal of de bovenzijde van de vloer van het balkon;

  4. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte minder bedraagt dan 6,00 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 6,00 meter;

  5. de afstand van de erker, entreeportaal, balkon, luifel of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt;

  6. in afwijking van het bepaalde onder 1, 4 en 5 zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport' carports toegestaan.

 

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1,00 meter;

  3. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter.

 

11.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 11.2.1 sub a en toegestaan worden dat erkers, entreeportalen en luifels mogen worden gebouwd achter de voorgevellijn, mits:

  1. het straatbeeld daardoor ruimtelijk niet wordt aangetast,

  2. de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet;

  3. geen afbreuk wordt gedaan aan de benodigde parkeermogelijkheden op eigen terrein;

  4. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

 

Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en pleinen;

  2. voet- en fietspaden;

  3. verkeer- en parkeervoorzieningen;

  4. terrassen, behorende bij aangrenzende horecagelegenheden;

  5. ambulante detailhandel en weekmarkten;

  6. groenvoorzieningen;

  7. voorzieningen van algemeen nut;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  9. speelvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

  1. erven en terreinen.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter;

  3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m².

 

12.2.2 Overstekende bouwonderdelen

Overstekende bouwonderdelen van bebouwing in de aangrenzende bestemming(en) in de vorm van luifels, zijn toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de overschrijding van de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;

  2. de afstand tot de weg mag niet minder bedragen dan 2,00 meter;

  3. de overstekende bouwonderdelen mogen zich op niet minder dan 3,20 meter boven peil bevinden.

 

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5,00 meter;

  2. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;

  3. de bouwhoogte van een antennemast ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' mag niet meer bedragen dan 40,00 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 meter.

 

 

 

Artikel 13 Water

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterberging;

  2. waterhuishouding;

  3. waterlopen en waterpartijen;

  4. infiltratievoorzieningen;

  5. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;

  6. groenvoorzieningen;

  7. voorzieningen van algemeen nut;

 

met de daarbij behorende

  1. wegen en paden.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. Op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van gebouwen met een waterhuishoudkundige functie;

  2. de bouwhoogte van de onder a bedoelde gebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter.

 

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 meter.

 

 

 

Artikel 14 Wonen

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan-huis-verbonden beroepen;

  3. ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'detailhandel': detailhandel, met uitzondering van supermarkten;

  2. 'dienstverlening': dienstverlening;

  3. 'kantoor': een kantoor;

  4. 'horeca van categorie 4': een horecabedrijf in de categorie Horeca 4;

  5. 'bedrijf': een bedrijf, voor zover dat bedrijf voorkomt in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijven in de kom' zoals opgenomen in bijlage 2;

  6. 'bedrijf aan huis': een bedrijf aan huis;

  7. 'bed and breakfast': een bed and breakfast;

  8. 'specifieke vorm van bedrijf - ICT-bedrijf': een bedrijf in ICT-dienstverlening, detailhandel in ICT-gerelateerde goederen en groothandel in ICT-gerelateerde goederen;

  9. 'kamerverhuur': kamerverhuur;

  10. 'wellness': een wellnesscentrum, inclusief zwembad, sauna en ondersteunende horeca;

  11. 'specifieke vorm van recreatie - minicamping 1' en 'specifieke vorm van recreatie - minicamping 2': een minicamping;

  12. 'karakteristiek': het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van de beeldbepalende bebouwing en van het stedenbouwkundig beeld;

  1. voorzieningen van algemeen nut;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, met dien verstande dat bij nieuwe woningen de benodigde waterberging verzekerd dient te zijn. Voor het bepalen van de omvang van de waterberging dient advies ingewonnen te worden bij gemeente en waterschap;

 

met de daarbij behorende

  1. erven en terreinen;

  2. verkeer- en parkeervoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;

  2. het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij geldt dat:

  1. vrijstaande, twee-aaneengebouwde, geschakelde en aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' gestapelde woningen zijn toegestaan;

 

  1. in afwijking van het bepaalde onder 1, ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd' uitsluitend woningen mogen worden opgericht in de aangegeven bouwtypologieën, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' ook geschakelde woningen zijn toegestaan;

  2. indien in één bouwvlak meer dan 2 twee-aaneengebouwde of geschakelde woningen zijn toegestaan, de afstand van het hoofdgebouw van een twee-aaneengebouwde of geschakelde woning tot de zijdelingse perceelsgrens aan één zijde minimaal 3,00 meter dient te bedragen;

  3. indien in één bouwvlak meer dan 1 vrijstaande woning is toegestaan, de afstand van het hoofdgebouw van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens aan twee zijden minimaal 3,00 meter dient te bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  2. de voorgevel dient te worden opgericht in de naar de weg gekeerde bouwgrens.

 

14.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de totale oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per woning niet meer bedragen dan:

  1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;

  2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m² tot 2.000 m²;

  3. 120 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 2.000 m²;

  4. indien de aanduiding 'maximum oppervlakte bijgebouwen (m2)' is opgenomen: de oppervlakte zoals aangegeven met die aanduiding;

  5. met dien verstande dat het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter het bouwvlak maximaal 50% mag bedragen, tenzij op grond van het bepaalde onder 4 een hoger bebouwingspercentage kan worden gerealiseerd;

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  2. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 3,25 meter;

  3. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 5,00 meter;

  4. overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de overkapping moet worden gebouwd in of achter de voorgevellijn;

  2. voor zover de overkapping een carport betreft, mag deze aan een derde zijde aan een carport of de zijgevel van een gebouw op het belendende perceel worden gebouwd;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;

  1. in afwijking van het bepaalde onder c geldt dat voor de voorgevel van het hoofdgebouw erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:

  1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,50 meter;

  2. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;

  3. de hoogte van een hekwerk op een erker, entreeportaal of balkon niet meer bedraagt dan 1,40 meter, gemeten ten opzichte van de bovenzijde van het dak van de erker/het entreeportaal of de bovenzijde van de vloer van het balkon;

  4. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte minder bedraagt dan 6,00 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 6,00 meter;

  5. de afstand van de erker, entreeportaal, balkon, luifel of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping 1' en 'specifieke vorm van recreatie - minicamping 2' mogen, in aanvulling op het bepaalde sub b, gebouwen zoals sanitairgebouwen, bergingsruimten, recreatieruimten en ontvangstruimten worden gebouwd, waarvoor de volgende bepalingen gelden:

  1. de voorzieningen mogen in één of meer gebouwen worden gerealiseerd, waarbij de totale oppervlakte aan gebouwen ten dienste van de minicamping niet meer mag bedragen dan 10 m2 per standplaats;

  2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 3,25 respectievelijk 5,00 meter;

  3. de oppervlakte van de gebouwen ten dienste van de minicamping wordt niet meegerekend bij het bepalen van de oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woning zoals bedoeld onder b.

 

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1,00 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter.

 

14.3 Afwijken van de bouwregels

 

14.3.1 Splitsing in meerdere woningen/wooneenheden

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2.1 sub a voor de verbouw van de als ‘specifieke bouwaanduiding - woningsplitsing’ aangeduide bebouwing tot meerdere woningen of wooneenheden, met dien verstande dat:

  1. de breedte van een woning/wooneenheid niet minder dan 5,00 meter bedraagt en de inhoud niet minder dan 250 m³;

  2. onderdelen van woningen/wooneenheden en/of bijgebouwen mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:

  1. achter de oorspronkelijke achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw moet een aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste 30 m² groot en ten minste 5,00 meter diep;

  2. het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn mag niet meer dan 40% bedragen.

  1. indien sprake is van de verbouwing van een woonboerderij, het karakter van het boerderijtype behouden dient te blijven;

  2. er geen sprake mag zijn van milieuhygiënische belemmeringen;

  3. de splitsing past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.

 

14.3.2 Bouwen achter de bouwgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2.1 sub d en toestaan dat de voorgevel van een hoofdgebouw maximaal 3,00 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt geplaatst, mits het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

 

14.4 Specifieke gebruiksregels

 

14.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor lichte bedrijvigheid, uitgezonderd bedrijvigheid als bedoeld in 14.1 sub c onder 5, 6 en 8;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, uitgezonderd horeca als bedoeld in 14.1 sub c onder 4 en 10.

 

14.4.2 Aan-huis-verbonden-beroep

Aan-huis-verbonden-beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m2;

  2. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;

  3. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

14.4.3 Aan-huis-verbonden-bedrijf

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' is een aan-huis-verbonden-bedrijf toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m2. Indien een aan-huis-verbonden-bedrijf ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een grotere oppervlakte heeft, geldt deze oppervlakte + 10% als maximaal toelaatbare oppervlakte;

  2. uitsluitend lichte bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten - milieucategorie 1 en 2 bij woningen' of daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid is toegestaan;

  3. de woonfunctie dient de hoofdfunctie te blijven;

  4. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden bedrijf.

 

14.4.4 Bed and breakfast

Ter plaatse van de aanduiding 'bed and breakfast' is een bed and breakfast toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden bedraagt vier;

  2. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;

  3. de woonfunctie dient de hoofdfunctie te blijven.

 

14.4.5 Kamerverhuur

Ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' is kamerverhuur toegestaan, waarbij het aantal niet-zelfstandige wooneenheden niet meer mag bedragen dan 8.

 

14.4.6 Minicamping

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping 1' is een minicamping toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. er mogen niet meer dan 20 standplaatsen voor kampeermiddelen aanwezig zijn;

  2. permanente kampeermiddelen, zoals stacaravans, zijn niet toegestaan;

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping 2' is een minicamping toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. er mogen niet meer dan 5 standplaatsen voor kampeermiddelen aanwezig zijn;

  2. permanente kampeermiddelen, zoals stacaravans, zijn niet toegestaan.

 

14.4.7 Maximum oppervlakte bedrijf en detailhandel

  1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte bedrijf (m2)' mag de bruto vloeroppervlakte van de bedrijfs- en detailhandelsactiviteiten die op grond van 14.1 sub c onder 8 zijn toegelaten, niet meer bedragen dan met deze aanduiding is aangegeven.

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte detailhandel (m2)' mag de winkelvloeroppervlakte van de detailhandel die op grond van 14.1 sub c onder 1 is toegelaten, niet meer bedragen dan met deze aanduiding is aangegeven.

 

14.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

14.5.1 Lichte bedrijvigheid

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.4.1 sub a voor het toestaan van lichte bedrijvigheid in of bij een woning, met dien verstande dat:

  1. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m2;

  2. de woonfunctie de hoofdfunctie blijft;

  3. het gebruik geen onevenredig nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;

  4. detailhandel alleen plaatsvindt ondergeschikt aan en in direct verband met de lichte bedrijvigheid;

  5. uitsluitend lichte bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten - milieucategorie 1 en 2 bij woningen' of daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid is toegestaan;

  6. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn in de woonomgeving;

  7. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

14.5.2 Wetgevingzone - afwijkingsgebied 1

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 1' door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.1 voor het toestaan van:

  • bedrijven, voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijven in de kom' zoals opgenomen in bijlage 2;

  • horecabedrijven uit de categorieën Horeca 1, 2 en 3;

  • dienstverlening;

  • kantoren; en/of

  • maatschappelijke voorzieningen;

al dan in niet in combinatie met behoud van de woonfunctie in (een deel van) de bebouwing, mits:

  1. de activiteit of activiteiten milieuhygiënisch inpasbaar zijn in de woonomgeving;

  2. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  3. de activiteit of activiteiten geen onevenredig nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer;

  4. de belangen van derden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast.

 

14.5.3 Wetgevingzone - afwijkinsgebied 2

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 2' door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.1 voor het toestaan van horecabedrijven uit de categorieën Horeca 1, 2 en 3, al dan in niet in combinatie met behoud van de woonfunctie in (een deel van) de bebouwing, mits:

  1. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar is in de woonomgeving;

  2. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  3. de activiteit geen onevenredig nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer;

  4. de belangen van derden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast.

 

14.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

14.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.

 

14.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 14.6.1 is niet van toepassing:

  1. voor zover het sloopwerkzaamheden betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;

  2. indien de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn in het kader van het gewone onderhoud en beheer van de bebouwing.

 

14.6.3 Toelaatbaarheid

  1. de in 14.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de cultuurhistorische waarden van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet worden verkleind.

  2. in afwijking van het bepaalde onder a kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van technische en/of economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

 

14.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om onbenutte of deels onbenutte bouwvlakken te verwijderen of het maximum aantal wooneenheden te verminderen, met dien verstande dat:

  1. het een onbebouwd bouwvlak betreft, waar binnen 5 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan ter plaatse van het bouwvlak met een omgevingsvergunning geen woonbebouwing is opgericht, danwel in oprichting is;

  2. er binnen 5 jaar na sloop van een hoofdgebouw ter plaatse van het bouwvlak met een omgevingsvergunning geen nieuwe woonbebouwing is opgericht, danwel in oprichting is;

  3. er binnen 5 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan met een omgevingsvergunning minder wooneenheden zijn opgericht danwel in oprichting zijn dan volgens de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de locatie is toegestaan.

 

 

 

Artikel 15 Woongebied

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met de daarbij behorende erven en terreinen;

  2. aan-huis-verbonden beroepen;

  3. wegen, straten en pleinen;

  4. voet- en fietspaden;

  5. verkeer- en parkeervoorzieningen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. speelvoorzieningen;

  8. voorzieningen van algemeen nut;

  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, met dien verstande dat bij nieuwe woningen de benodigde waterberging verzekerd dient te zijn. Voor het bepalen van de omvang van de waterberging dient advies ingewonnen te worden bij gemeente en waterschap.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Algemeen

Op de voor 'Woongebied' aangewezen gronden, mogen worden gebouwd:

  1. ten hoogste 4 woningen met bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;

  2. gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de openbare ruimte.

 

15.2.2 Hoofdgebouwen op woonpercelen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen op woonpercelen gelden de volgende bepalingen:

  1. hoofdgebouwen mogen worden gebouwd in de vorm van twee-aaneengebouwde, geschakelde en aaneengebouwde woningen;

  2. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mogen niet meer bedragen dan 7,00 respectievelijk 10,00 meter;

  3. de diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 12,00 meter;

  4. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag bij twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen aan één zijde niet minder bedragen dan 3,00 meter;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - hoofdgebouw' mogen geen hoofdgebouwen worden gebouwd.

 

15.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op woonpercelen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op woonpercelen gelden de volgende bepalingen:

  1. de totale oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag per woning niet meer bedragen dan 75 m², met dien verstande dat het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter het hoofdgebouw maximaal 50% mag bedragen;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 3,25 meter;

  4. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 5,00 meter;

  5. voor overkappingen gelden de volgende voorwaarden:

  1. de overkapping moet worden gebouwd in of achter de voorgevellijn;

  2. voor zover de overkapping een carport betreft, mag deze aan een derde zijde aan een carport of de zijgevel van een gebouw op het belendende perceel worden gebouwd;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;

  1. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat voor de voorgevel van het hoofdgebouw erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:

  1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,50 meter;

  2. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;

  3. de hoogte van een hekwerk op een erker, entreeportaal of balkon niet meer bedraagt dan 1,40 meter, gemeten ten opzichte van de bovenzijde van het dak van de erker/het entreeportaal of de bovenzijde van de vloer van het balkon;

  4. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte minder bedraagt dan 6,00 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 6,00 meter;

  5. de afstand van de erker, entreeportaal, balkon, luifel of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt.

 

15.2.4 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter;

  2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m².

 

15.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen (en overkappingen) zijnde

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde op woonpercelen gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1,00 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter.

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de openbare ruimte gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5,00 meter;

  2. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 meter.

 

15.3 Specifieke gebruiksregels

 

15.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor lichte bedrijvigheid;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca.

 

15.3.2 Aan-huis-verbonden-beroep

Aan-huis-verbonden-beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m2;

  2. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;

  3. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

15.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

15.4.1 Lichte bedrijvigheid

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.3.1 sub a voor het toestaan van lichte bedrijvigheid in of bij een woning, met dien verstande dat:

  1. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m2;

  2. de woonfunctie de hoofdfunctie blijft;

  3. het gebruik geen onevenredig nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;

  4. detailhandel alleen plaatsvindt ondergeschikt aan en in direct verband met de lichte bedrijvigheid;

  5. uitsluitend lichte bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten - milieucategorie 1 en 2 bij woningen' of daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid is toegestaan;

  6. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn in de woonomgeving;

  7. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

 

 

Artikel 16 Waarde - Archeologie 3

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' (gebied met een hoge archeologische verwachting, historische kern) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen

  1. Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien en voor zover het een bouwplan betreft met een oppervlakte van maximaal 250 m² en een verstoringsdiepte van 0,30 meter en 0,50 meter bij agrarische gebieden ten opzichte van het maaiveld;

  2. bouwplannen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder a kunnen uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,30 meter en 0,50 meter bij agrarische gebieden ten opzichte van het maaiveld;

  2. gebouwen tot maximaal 2,50 meter uit bestaande fundering worden opgericht.

 

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

 

16.4 Afwijken van de bouwregels

 

16.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 16.2.1 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

16.4.2 Voorwaarden

Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

16.4.3 Bouwverbod

Indien uit het rapport blijkt dat door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 16.4.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

 

16.4.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 16.4.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

16.5.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden is het verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,30 meter en bij agrarische gebieden dieper dan 0,50 meter onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  3. het ophogen en egaliseren van gronden;

  4. het verlagen van het waterpeil;

  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.

  6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;

  8. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;

  9. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,30 meter en bij agrarische gebieden 0,50 meter onder maaiveld.

 

16.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 16.5.1 is niet van toepassing:

  1. indien de verstoring zich beperkt tot 30 cm onder het oppervlak;

  2. indien de verstoring zich beperkt tot 50 cm onder maaiveld bij agrarische gebieden;

  3. indien de grootte van de bodemingreep kleiner is dan 250 m²

  4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

  5. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;

  6. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

  7. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,50 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;

  8. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 16.4.1.

 

16.5.3 Toelaatbaarheid

  1. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 16.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders:

  1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of

  2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of

  3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.

  1. burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een rapport zoals genoemd onder a achterwege kan blijven, als door de aanvrager aantoonbaar kan worden gemaakt dat de archeologische waarden reeds verstoord zijn (bijv. door zandwinning of diepe grondbewerkingen);

  2. voor zover de in 16.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen,

  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

16.5.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 16.5.3 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

16.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

16.6.1 Verbod

Het is verboden binnen de voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 250 m² en de diepte meer dan 0,30 meter en 0,50 meter bij agrarische gebieden bedraagt.

 

16.6.2 Voorwaarden

  1. Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een erkende archeologisch partij;

  2. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

 

16.6.3 Sloopverbod

De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

 

16.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

16.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

  1. naar ligging wordt verschoven, dan wel;

  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;

  3. wordt verwijderd, dan wel;

  4. van bestemming wijzigt in 'Waarde – Archeologie 4' of een andere dubbelbestemming;

voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

16.7.2 Advies

Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder lid 16.7.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

 

 

Artikel 17 Waarde - Archeologie 4

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' (gebied met een hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen

  1. Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien en voor zover het een bouwplan betreft met een oppervlakte van maximaal 500 m² en een verstoringsdiepte van 0,30 meter en 0,50 meter bij esdekken en agrarische gebieden ten opzichte van het maaiveld;

  2. bouwplannen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder a kunnen uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,30 meter en 0,50 meter bij esdekken en agrarische gebieden ten opzichte van het maaiveld;

  2. gebouwen tot maximaal 2,50 meter uit bestaande fundering worden opgericht.

 

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

 

17.4 Afwijken van de bouwregels

 

17.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 17.2.1 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

17.4.2 Voorwaarden

Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

17.4.3 Bouwverbod

Indien uit het rapport blijkt dat door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 17.4.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

 

17.4.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 17.4.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

17.5.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden is het verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,30 meter en 0,50 meter bij esdekken en agrarische gebieden onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  3. het ophogen en egaliseren van gronden;

  4. het verlagen van het waterpeil;

  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.

  6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;

  8. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;

  9. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,30 meter en 0,50 meter bij esdekken en agrarische gebieden onder het maaiveld.

 

17.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 17.5.1 is niet van toepassing:

  1. indien de verstoring zich beperkt tot 30 cm en 50 cm bij esdekken onder het maaiveld;

  2. indien de verstoring zich beperkt tot 50 cm onder maaiveld bij agrarische gebieden;

  3. indien de grootte van de bodemingreep kleiner is dan 500 m²;

  4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

  5. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;

  6. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

  7. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,50 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;

  8. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 17.4.1.

 

17.5.3 Toelaatbaarheid

  1. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 17.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders:

  1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of

  2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of

  3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.

  1. burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een rapport zoals genoemd a achterwege kan blijven, als door de aanvrager aantoonbaar kan worden gemaakt dat de archeologische waarden reeds verstoord zijn (bijv. door zandwinning of diepe grondbewerkingen);

  2. voor zover de in 17.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen,

  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

17.5.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 17.5.3 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

17.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

17.6.1 Verbod

Het is verboden binnen de voor 'Waarde – Archeologie 4' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 500 m² en de diepte meer dan 0,30 meter en 0,50 meter bij esdekken en agrarische gebieden bedraagt.

 

17.6.2 Voorwaarden

  1. aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een erkende archeologisch partij;

  2. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

 

17.6.3 Sloopverbod

De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

 

17.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

17.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

  1. naar ligging wordt verschoven, dan wel;

  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;

  3. wordt verwijderd, dan wel;

  4. van bestemming wijzigt in 'Waarde – Archeologie 3' of een andere dubbelbestemming;

voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

17.7.2 Advies

Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder lid 17.7.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

 

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

Artikel 19 Algemene bouwregels

 

19.1 Algemene bepaling met betrekking tot ondergronds bouwen

 

19.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

 

19.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;

  2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;

  3. in aanvulling op het bepaalde sub a en b is een zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3,00 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;

  2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen als bedoeld in 14.2.2 in acht wordt genomen;

  3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;

  4. per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd.

  1. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4,00 meter onder peil.

 

19.2 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

 

19.2.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

19.2.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

19.2.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 19.2.1 en 19.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

 

 

Artikel 20 Algemene gebruiksregels

 

20.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 17 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die is nader aangeduid in de bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een erotisch (getint) bedrijf of (straat)prostitutie;

  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning voor bewoning;

  3. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  4. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

 

 

 

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

 

21.1 Evenementen

 

21.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - evenementen 1', 'overige zone - evenementen 2' en 'overige zone - evenementen 3' zijn de gronden, naast het bepaalde in de overige bestemmingen, tevens bestemd voor evenementen.

 

21.1.2 Gebruiksregels

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - evenementen 1' zijn evenementen toegestaan, met dien verstande dat maximaal 2 evenementen per maand, gedurende maximaal 2 aaneengesloten dagen georganiseerd worden, met uitzondering van plaatselijke kermissen en carnavalsactiviteiten, met een maximale duur van één dag, rekening houdend met de aard van de activiteit en de te verwachten belasting voor de directe omgeving;

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - evenementen 2' zijn evenementen toegestaan, met dien verstande dat maximaal 2 evenementen per maand, gedurende maximaal 2 aaneengesloten dagen georganiseerd worden, met uitzondering van plaatselijke kermissen en carnavalsactiviteiten, met een maximale duur van één dag, rekening houdend met de aard van de activiteit en de te verwachten belasting voor de directe omgeving;

  3. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - evenementen 3' zijn evenementen toegestaan, met dien verstande dat maximaal 1 evenement per jaar, gedurende maximaal 30 aaneengesloten dagen in de periode december tot en met maart ten behoeve van feestactiviteiten voorafgaand aan carnaval mag plaatsvinden.

 

21.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop

 

21.2.1 Algemeen

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de instandhouding van de molen als werktuig en als beeldbepalend element.

 

21.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 mag de bouwhoogte van nieuw op te richten bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' niet meer bedragen dan de maximaal toelaatbare hoogte, zoals berekend met de biotoopformule H(x) = x/50 + 0,2*13,86, waarbij x staat voor de afstand vanaf de molen.

 

21.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2.2 en toestaan dat hogere bouwwerken worden gebouwd overeenkomstig de voor de gronden geldende bestemming, mits de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient te voren advies te zijn ingewonnen bij een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke ter zake deskundige.

 

21.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden op de in 21.2.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan op grond van het bepaalde in 21.2.2 is toegestaan voor bouwwerken;

  2. het ophogen van gronden hoger dan de hoogte die op grond van het bepaalde in 21.2.2 is toegestaan voor bouwwerken;

  3. het beplanten met bomen, heesters en andere hoogopgaande beplanting met een hoogte die groter is dan op grond van het bepaalde in 21.2.2 is toegestaan voor bouwwerken;

  1. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, is verleend;

  2. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering zijn;

 

  1. De onder a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke ter zake deskundige.

 

 

 

Artikel 22 Algemene afwijkingsregels

 

22.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken van deze regels kan het bevoegd gezag door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:

  1. de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;

  2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;

  3. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10,00 meter;

  5. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40,00 meter, onder de volgende voorwaarden:

  1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:

  • buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;

  • binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen en sportparken.

  1. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:

  • op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de monumentencommissie;

  • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.

 

22.2 Evenementen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsplanregels om toe te staan dat evenementen of festiviteiten worden gehouden met een maximum van 3 evenementen of festiviteiten per locatie per jaar, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

rekeninghoudend met de aard van de activiteit en de te verwachten belasting voor de directe omgeving.

 

22.3 Bed and breakfast

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsplanregels ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor bed and breakfast-voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. de voorzieningen dienen te worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;

  2. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden bedraagt vier;

  3. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;

  4. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;

  5. aangetoond dient te worden dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen bestaan, waaronder in ieder geval wordt begrepen belemmeringen in verband met geurhinder;

  6. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven.

 

22.4 Ontmoetingsplaatsen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsplanregels voor het gebruik van een deel van een gebouw dan wel het oprichten van een gebouw voor een ontmoetingsplaats, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van de ontmoetingsplaats niet meer bedraagt dan 20 m2;

  2. de bouwhoogte van de ontmoetingsplaats niet meer bedraagt dan 3,00 meter.

 

22.5 Voorwaarden

  1. Een omgevingsverguning als bedoeld in 22.1 tot en met 22.4 kan uitsluitend worden verleend indien hierdoor de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en de stedenbouwkundige samenhang niet onevenredig wordt aangetast.

  2. Er zal sprake zijn van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang indien:

  1. de bebouwingstypologie (vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd, patio) wordt aangetast;

  2. de karakteristiek van de openbare ruimte onevenredig wordt aangetast;

  3. historische of stedenbouwkundige betekenis van bebouwing wordt aangetast.

 

 

 

Artikel 23 Algemene wijzigingsregels

 

23.1 Algemene wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag niet meer bedragen dan 3,00 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

 

  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag niet meer bedragen dan 3,00 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

  2. het wijzigen van de in de bijlage opgenomen Staten van Bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;

  3. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

 

23.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' ten behoeve van de bouw van maximaal 6 grondgebonden woningen, mits:

  1. de niet-woonactiviteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;

  2. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

  3. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  4. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;

  5. aangetoond is dat geen beschermde flora en/of fauna wordt aangetast;

  6. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;

  7. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;

  8. de realisatie van de nieuwe woningen past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;

  9. de woningen worden gebouwd met toepassing van het beginsel hydrologisch neutraal bouwen of diens opvolger van Waterschap De Dommel. Dit betekent dat ten minste sprake dient te zijn van voldoende waterberging. Voor het bepalen van de omvang van de waterberging dient advies ingewonnen te worden bij de gemeente en het Waterschap;

  10. de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

23.3 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen ten behoeve van de verbouw van de bebouwing en de splitsing ervan in ten hoogste 2 woningen of wooneenheden, mits:

  1. het aan-huis-verbonden bedrijf ter plaatse is beëindigd en de aanduiding 'bedrijf aan huis' wordt verwijderd;

  2. de breedte van een woning/wooneenheid niet minder dan 5,00 meter bedraagt en de inhoud niet minder dan 250 m³;

  3. onderdelen van woningen/wooneenheden en/of bijgebouwen mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:

  1. achter de oorspronkelijke achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw moet een aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste 30 m² groot en ten minste 5,00 meter diep;

  2. het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn mag niet meer dan 40% bedragen.

  1. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

  2. de splitsing past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.

 

23.4 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' en maximaal 2 woningen toe te staan, mits:

  1. de niet-woonactiviteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;

  2. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

  3. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  4. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;

  5. aangetoond is dat geen beschermde flora en/of fauna wordt aangetast;

  6. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;

  7. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;

  8. de realisatie van de nieuwe woningen past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;

  9. de woningen worden gebouwd met inachtneming van het gemeentelijk waterhuishoudkundig beleid.

  10. de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

23.5 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4' te wijzigen ten behoeve van de verbouw van de bebouwing en de splitsing ervan in ten hoogste 2 woningen of wooneenheden, mits:

  1. de horecagelegenheid ter plaatse is beëindigd en de aanduiding 'horeca van categorie 4' wordt verwijderd;

  2. de breedte van een woning/wooneenheid niet minder dan 5,00 meter bedraagt en de inhoud niet minder dan 250 m³;

  3. onderdelen van woningen/wooneenheden en/of bijgebouwen mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:

  1. achter de oorspronkelijke achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw moet een aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste 30 m² groot en ten minste 5,00 meter diep;

  2. het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn mag niet meer dan 40% bedragen.

  1. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

  2. de splitsing past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.

 

 

23.6 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 5' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' ten behoeve van de bouw van maximaal 6 grondgebonden woningen, door verbouw van de bestaande bebouwing en/of nieuwbouw van woningen, mits:

  1. het beeldbepalende pand ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' behouden blijft, met dien verstande dat verbouw van het pand tot één of meer woningen is toegestaan;

  2. de goot- en bouwhoogte van nieuw te bouwen woningen niet meer bedragen dan 4 respectievelijk 7 meter;

  3. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

  4. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  5. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;

  6. aangetoond is dat geen beschermde flora en/of fauna wordt aangetast;

  7. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;

  8. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;

  9. de realisatie van de nieuwe woningen past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;

  10. de woningen worden gebouwd met toepassing van het beginsel hydrologisch neutraal bouwen of diens opvolger van Waterschap De Dommel. Dit betekent dat ten minste sprake dient te zijn van voldoende waterberging. Voor het bepalen van de omvang van de waterberging dient advies ingewonnen te worden bij de gemeente en het Waterschap;

  11. de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

23.7 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 6

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 6' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' en de nieuwbouw van woningen toe te staan, mits:

  1. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

  2. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  3. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;

  4. aangetoond is dat geen beschermde flora en/of fauna wordt aangetast;

  5. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;

  6. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;

  7. de realisatie van de nieuwe woningen past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;

  8. de woningen worden gebouwd met toepassing van het beginsel hydrologisch neutraal bouwen of diens opvolger van Waterschap De Dommel. Dit betekent dat ten minste sprake dient te zijn van voldoende waterberging. Voor het bepalen van de omvang van de waterberging dient advies ingewonnen te worden bij de gemeente en het Waterschap;

  9. de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

 

 

Artikel 24 Overige regels

 

24.1 Parkeren

Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  1. In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

  2. In het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

  3. Voor het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid dient te worden voldaan aan het het parkeerbeleid van de gemeente Cranendonck, zoals opgenomen in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2016, vastgesteld door de gemeenteraad op 7 maart 2017. Indien de gemeentelijke beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt de aanvraag omgevingsvergunning getoetst aan het gewijzigde parkeerbeleid zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning.

  4. De parkeervoorzieningen als bedoeld onder a en b dienen in stand te worden gehouden.

 

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 25 Overgangsrecht

 

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;

  2. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

25.2 Overgangsrecht gebruik

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

25.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

 

 

Artikel 26 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan 'Budel-Schoot en Gastel' van de gemeente Cranendonck.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

vastgesteld: 3 juli 2018