Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Ruimte voor Ruimte Laarstraat ongenummerd te Budel
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1706.BPBG3015-VAS2

Artikel 4 Wonen - Ruimte voor Ruimte

4.1 Bestemmingsomschrijving
 
4.1.1 algemeen
De voor ‘Wonen – Ruimte voor Ruimte’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. aan-huis-verbonden beroepen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. tuinen, erven en verhardingen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
 
Aan huis verbonden beroepen
Voor zover ingevolge deze regels een woning is toegestaan, is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% voor aan huis verbonden beroepen en 50% voor lichte bedrijvigheid van de vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².
  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  3. Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep of de lichte bedrijvigheid.
  4. De woonfunctie dient de hoofdfunctie te blijven.
  5. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.  
Tuinen, erven en verhardingen
Voor zover ingevolge ten aanzien van de beleidsregel ‘Beleidsregels Ruimte voor Ruimte Gemeente Cranendonck 2009’ een erfbeplantingsplan is opgesteld moet hieraan getoetst worden.
 
4.1.3 Aantal woningen
Per aangeduid bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan. In afwijking hiervan is ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal woonheden” maximaal het aangegeven aantal woningen toegestaan.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Toegestane bebouwing
  1. uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming omschreven in artikel 4.1, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding [vrij] uitsluitend vrijstaande woningen mogen worden gebouwd;
 
4.2.2 Maatvoering
Met betrekking tot de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:
 
Bouwwerken Algemeen
MIN.
MAX.
Afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen
3 m
.
n.v.t.
 
Hoofdgebouwen
MIN.
MAX.
Goothoogte
3 m.
5 m.
Bouwhoogte
5 m.
9 m.
Inhoud
250 m³
900 m³
voor rvr woningen
 
600m³ (tot – 900m³ voor bio woningen PM wordt bepaald door het college)
Dakhelling
12º
45º
 
Bijgebouwen
MIN.
MAX.
Afstand tot de voorgevel van de woning
3 m
.
n.v.t.
Afstand vrijstaande bijgebouwen tot achtergevel woning
n.v.t.
20 m
.
Gezamenlijk oppervlak per woning (inclusief oppervlakte voor bouwwerken geen gebouw zijnde)
n.v.t.
90 m²
Goothoogte
n.v.t.
3,25 m
.
Bouwhoogte
n.v.t.
5 m
.
Dakhelling
12º
45º
 
Bouwwerken, geen gebouw zijnde
MIN.
MAX.
Afstand tot de voorgevel van de woning
3 m
.
n.v.t.
Afstand bouwwerken geen gebouw zijnde, indien dit een overkapping c.q. carport betreft, tot achtergevel woning
n.v.t.
20 m
.
Gezamenlijk oppervlak per woning (inclusief oppervlakte voor bijgebouwen)
n.v.t.
90 m²
Hoogte erfafscheidingen
Voor de voorgevel woning: 1 m.
Overig:2 m.
Hoogte overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
2,5 m
.
  
4.2.3 Herbouw
Herbouw van bestaande woningen is, voorzover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voorzover:
  1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;
  2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
  3. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
  4. het bepaalde in 4.2.2 wordt in acht genomen. 
4.2.4 Paardenbakken
Paardenbakken zijn binnen het bestemmingsvlak toegestaan.
 
4.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. een goed stedebouwkundig beeld;
  2. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 
4.4 Ontheffing van de bouwregels
 
4.4.1 Ontheffing m.b.t. herbouw
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 4.2.3 onder a en/of b en/of c teneinde herbouw van bestaande woningen op het zelfde perceel te kunnen toestaan buiten de bestaande fundamenten en de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn. Een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  1. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;
  2. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  3. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  4. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen en van het perceel zelf niet onevenredig mogen worden beperkt;
  5. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  6. voldaan moet worden aan de (overige) maatvoeringseisen als opgenomen in 4.2.2. 
4.5 Specifieke gebruiksregels
 
4.5.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:
  1. gronden en/of opstallen voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  2. gronden en/of opstallen voor detailhandel;
  3. gronden en/of opstallen voor verblijfsrecreatie;
  4. gronden en/of opstallen voor seksinrichtingen;
  5. aan-, uit- en (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
    
4.6 Ontheffing van de gebruiksregels
 
4.6.1
Ontheffing kleinschalig kampeerterrein
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.1 teneinde een kleinschalig kampeerterrein en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de oppervlakte van het kadastrale perceel, waarvoor de ontheffing wordt verleend, moet minimaal 3000 m²
    bedragen;
  2. het totale oppervlak van het kampeer terrein bedraagt maximaal 750 m²;
  3. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.); chalets, trekkershutten en stacaravans zijn niet toegestaan;
  4. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan;
  5. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak;
  6. ten behoeve van o.a. sanitaire voorzieningen is een oppervlakte aan bijgebouwen toegestaan van maximaal 50 m², die niet wordt meegerekend voor de overigens toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 90 m²;
  7. de voorzieningen worden, voorzover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, of anders aansluitend aan de bestaande bebouwing;
  8. gebruik voor een kleinschalig kampeerterrein is uitsluitend toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  9. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; dit dient te worden aangetoond middels een beplantingsplan;
  10. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  11. de belangen van omwonenden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  12. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  13. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  14. er mogen geen risico's bestaan vanuit het oogpunt van externe veiligheid, en er mag geen sprake zijn van situering binnen zakelijke rechtstroken.  
4.6.2. Ontheffing Bed & Breakfast
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bestaande bijgebouwen bij de woning voor bed & breakfastvoorzieningen,
voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
  2. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden is vier;
  3. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  4. er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  5. aangetoond is dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen bestaan, waaronder in ieder geval wordt begrepen belemmeringen in verband met geurhinder;
  6. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van om- en aanwonenden.
 
4.6.3 Ontheffing afhankelijke woonruimte
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.5.1. onder e, en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  3. het gebruik als afhankelijke woonruimte uitsluitend plaatsvindt in één of meer aaneengebouwde bijgebouwen;
  4. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, met een maximale oppervlakte van 90 m2;
  5. het bijgebouw is gelegen op een maximale afstand van 30 m van het hoofdgebouw;
burgemeester en wethouders trekken de ontheffing in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
 
4.6.4 Ontheffing lichte bedrijvigheid
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in: lid 4.1
voor het toestaan van lichte bedrijvigheid in of bij een woning, met dien verstande dat:
  1. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m²;
  2. de woonfunctie de hoofdfunctie blijft;
  3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  4. detailhandel alleen plaatsvindt ondergeschikt aan en in direct verband met de lichte bedrijvigheid;
  5. uitsluitend lichte bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals bij deze regels is gevoegd of daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid is toegestaan;
  6. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn in de woonomgeving;
  7. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
 
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
4.7.1 Wijzigingsbevoegdheid t.b.v. trekkershutten
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat op een perceel maximaal 3 trekkershutten kunnen worden toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. het plaatsen van trekkershutten is uitsluitend toegestaan op een kadastraalperceel met een oppervlakte van minimaal 3000 m²;
  2. de oppervlakte van de trekkershutten wordt niet meegerekend bij de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen als bedoeld in 4.3.2;
  3. de wijziging is niet toegestaan binnen de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied";
  4. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  5. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  6. de belangen van omwonenden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  7. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  8. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  9. er mogen geen risico's bestaan vanuit het oogpunt van externe veiligheid, en er mag geen sprake zijn van situering binnen zakelijke rechtstroken.