Budel en Budel-Dorplein

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.1706.BPBDLBDO8004-VAS1
Plantype: bestemmingsplan

Inhoud

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Artikel 4 Bedrijf

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

Artikel 6 Bedrijventerrein

Artikel 7 Bos

Artikel 8 Centrum - 1

Artikel 9 Centrum - 2

Artikel 10 Detailhandel

Artikel 11 Dienstverlening

Artikel 12 Groen

Artikel 13 Horeca

Artikel 14 Kantoor

Artikel 15 Maatschappelijk

Artikel 16 Sport

Artikel 17 Tuin

Artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied

Artikel 19 Water

Artikel 20 Wonen

Artikel 21 Wonen - Woonwagenlocatie

Artikel 22 Leiding - Riool

Artikel 23 Waarde - Archeologie 2

Artikel 24 Waarde - Archeologie 3

Artikel 25 Waarde - Archeologie 4

Artikel 26 Waarde - Archeologie 5

Artikel 27 Waarde - Archeologie 6

Artikel 28 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 29 Anti-dubbeltelregel

Artikel 30 Algemene bouwregels

Artikel 31 Algemene gebruiksregels

Artikel 32 Algemene aanduidingsregels

Artikel 33 Algemene afwijkingsregels

Artikel 34 Algemene wijzigingsregels

Artikel 35 Overige regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 36 Overgangsrecht

Artikel 37 Slotregel

 

 

 

 

 

Bijlagen:

Bijlage 1: Staat van bedrijfsactiviteiten - milieucategorie 1 en 2 bij wonen

Bijlage 2: Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijven in de kom

Bijlage 3: Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein

Bijlage 4: Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Budel en Budel-Dorplein' met identificatienummer NL.IMRO.1706.BPBDLBDO8004-VAS1 van de gemeente Cranendonck.

 

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.4 Aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.5 Aan-huis-verbonden bedrijf

De uitoefening van een bedrijf als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, in de vorm van het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of het verlenen van diensten, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt.

 

1.6 Aan-huis-verbonden beroep

De uitoefening van een beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede kapperszaken, schoonheidspecialisten en gastouderopvang, als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt.

 

1.7 Achtergevellijn

De denkbeeldige lijn die getrokken kan worden door, én samenvalt met, de achtergevel van een gebouw en het verlengde daarvan.

 

1.8 Ambulante detailhandel

Het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen, dan wel het aanbieden van diensten, op een openbare en in de open lucht gelegen locatie, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

 

1.9 Ander geluidsgevoelig gebouw

Ander geluidsgevoelig gebouw als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

 

1.10 Archeologisch onderzoek

In een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.

 

1.11 Archeologisch verwachtingsvol gebied

Door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vermoed wordt dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg.

 

1.12 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar.

 

1.13 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

1.14 Bebouwingspercentage

Een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, het deel van een bouwvlak of het deel van een in de regels nader bepaald deel van een bouwperceel, dat maximaal mag worden bebouwd.

 

1.15 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen. Internethandel wordt aangemerkt als een bedrijf indien ter plaatse geen sprake is van fysiek klantcontact.

 

1.16 Bedrijfsverzamelgebouw

Gebouw dat dient voor de huisvesting van meerdere bedrijven.

 

1.17 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bestemd voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

 

1.18 Bestaand

  1. bebouwing: zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;

  2. gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

 

1.19 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

 

1.20 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.21 Bijbehorend bouwwerk

Een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

 

1.22 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

1.23 Bouwlaag

Het doorlopende geheel van op gelijke of nagenoeg gelijke vloerhoogte gelegen ruimten in een gebouw met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw, zolder en vliering.

 

1.24 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.25 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

 

1.26 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 

1.27 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.28 Bruto vloeroppervlakte

De totale oppervlakte van de ruimte of ruimtes die worden gebruikt ten dienste van een kantoor, winkel, horecagelegenheid of bedrijf, met inbegrip van de daarbij behorende opslag- en magazijnruimte en overige dienstruimten.

 

1.29 Carport

Een overkapping bij een woning die bedoeld is als stallingsruimte voor personenauto's.

 

1.30 Cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon of de architectuur.

 

1.31 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Internethandel wordt aangemerkt als detailhandel indien ter plaatse sprake is van fysiek klantcontact.

 

1.32 Detailhandel in volumineuze goederen

Detailhandel in goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals bouw- en doe-het-zelf-producten, auto's, motoren, boten en caravans.

 

1.33 Dienstverlening

Het verlenen van diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek (al dan niet door middel van een baliefunctie), met uitzondering van een seksinrichting.

 

1.34 Dove gevel

Een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

 

1.35 Evenement

Al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen.

 

1.36 Extensief recreatief medegebruik

Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en waarbij het gebruik weinig invloed heeft op de doeleinden binnen de bestemming.

 

1.37 Gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.38 Geluidsgevoelig terrein

Geluidsgevoelig terrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

 

1.39 Geluidsgevoelige ruimte

Ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2.

 

1.40 Geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

 

1.41 Handelsonderneming

Een bedrijf dat zich richt op de inkoop, verkoop, opslag en/of reparatie van goederen, met dien verstande dat verkoop uitsluitend plaatsvindt aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit, en dat geen detailhandel plaatsvindt.

 

1.42 Hoofdgebouw

Een gebouw, of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste (gedeelte van een) gebouw op een bouwperceel is aan te merken.

 

1.43 Horecabedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van of het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken of het exploiteren van zaalaccommodatie of nachtverblijf, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Tot de hieronder genoemde begrippen Horeca 1 tot en met Horeca 5 worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:

 

  1. Horeca 1 (daghoreca):

vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en waarvan de activiteiten primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren of alcoholische en niet-alcoholische dranken voor nuttiging al dan niet ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans geen of slechts in lichte mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals broodjeszaken, ijssalons, eethuisjes en lunchrooms;

 

  1. Horeca 2 (maaltijd- en logiesverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse alsmede daaraan ondergeschikt het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken of het bedrijfsmatig verstrekken van logies en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt, zoals restaurants, bistro's, grand cafés, hotels en pensions;

 

  1. Horeca 3 (spijsverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren voor nuttiging al dan niet ter plaatse alsmede daaraan ondergeschikt het verstrekken van licht-alcoholische dranken en niet-alcoholische dranken voor nuttiging ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans in enige mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafetaria's, automatieken en afhaalhoreca;

 

  1. Horeca 4 (drankverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken voor gebruik ter plaatse van alcoholische en niet-alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans een lichte aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafés en bars, al dan niet in combinatie met zaalverhuur;

 

  1. Horeca 5 (zware horeca):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig gelegenheid bieden van dansen op elektrisch versterkte muziek alsmede op het ter plaatse nuttigen van alcoholische en niet-alcoholische dranken en etenswaren, en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals discotheken, nachtclubs en dancings.

 

1.44 Huishouden

Een verzameling van één of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid.

 

1.45 Internethandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen via internet, waarbij onderscheid wordt gemaakt in:

  1. internethandel waarbij ter plaatse sprake is van fysiek klantcontact, bijvoorbeeld doordat goederen ter plaatse kunnen worden bezichtigd, afgehaald, geretourneerd en/of betaald; deze vorm van internethandel wordt aangemerkt als detailhandel;

  2. internethandel waarbij ter plaatse geen sprake is van fysiek klantcontact, maar slechts van opslag en distributie van goederen die via internet worden aangeboden; deze vorm van internethandel wordt aangemerkt als bedrijf.

 

1.46 Kamerverhuur

Het al dan niet bedrijfsmatig gebruiken of laten gebruiken van één of meer niet-zelfstandige woonruimten binnen een gebouw voor bewoning, niet zijnde logies voor recreatief verblijf.

 

1.47 Kantoor

Een gebouw dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord worden gestaan en geholpen.

 

1.48 Kunstobject

Een bouwwerk of onderdeel van een bouwwerk dat is aan te merken als uiting van beeldende kunst.

 

1.49 Kunstwerk

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals een brug, viaduct, duiker, keerwand, beschoeiing of kademuur.

 

1.50 Landschappelijke inpassing

Inpassing in het omringende landschap door bij de situering van bouwwerken in te spelen op de landschappelijke kenmerken en/of door het gebruik van beplanting die past bij het landschapstype ter plaatse, om de bebouwing minder nadrukkelijk in het landschap te plaatsen.

 

1.51 Landschappelijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

 

1.52 Maatschappelijke voorzieningen

Educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, waaronder tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en zorginstellingen, alsmede voorzieningen ten behoeve van sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, waaronder tevens begrepen paracommerciële horeca en/of ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen.

 

1.53 Natuurlijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied.

 

1.54 Niet-zelfstandige woonruimte

Een woonruimte die dient voor de huisvesting van een huishouden maar die, in tegenstelling tot een woning:

  • geen eigen, afsluitbare toegang heeft vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte; en/of

  • niet beschikt over een eigen wasgelegenheid, kookgelegenheid of toilet, maar één of meer van deze voorzieningen deelt met een woning of met één of meer andere niet-zelfstandige woonruimten.

 

1.55 Ondergeschikte detailhandel

Detailhandel die qua omvang en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en die niet zelfstandig, maar ter ondersteuning van de hoofdfunctie wordt uitgeoefend.

 

1.56 Ondergronds bouwwerk

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

 

1.57 Ontmoetingsplaats

Plaats ingericht ten behoeve van het samenkomen van mensen met gelijke leeftijd, gezindheid of interesse, zoals jongeren en ouderen.

 

1.58 Overkapping

Een bouwwerk met een dak en ten hoogste twee wanden.

 

1.59 Paracommerciële horeca

Een instelling die weliswaar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken verstrekt, maar dit doet als nevenactiviteit. De hoofdactiviteit ligt op een ander vlak. Het gaat daarbij om hoofdactiviteiten van recreatieve, sportieve, (sociaal-)culturele, educatieve, levenbeschouwelijke of godsdienstige aard.

 

1.60 Peil

  1. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

1.61 Productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, dan wel in goederen die op locatie worden toegepast bij de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, waarbij de detailhandelsactiviteiten ondergeschikt zijn aan de bedrijfsactiviteiten.

 

1.62 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

1.63 Risicovolle inrichting

Een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

 

1.64 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

1.65 Supermarkt

Een detailhandelsbedrijf in de vorm van een zelfbedieningswinkel waar een breed assortiment aan dagelijkse artikelen, hoofdzakelijk bestaande uit levensmiddelen, voedingsmiddelen - inclusief versartikelen zoals groente, brood, vlees en zuivel - en huishoudelijke artikelen, wordt verkocht.

 

1.66 Theetuin

Een kleinschalige horecagelegenheid die is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van niet-alcoholhoudende dranken, met openingstijden gedurende de dagperiode in het kampeerseizoen (15 maart - 31 oktober).

 

1.67 Vliesgevel

Een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel met het doel een geluidsreductie op deze gevel te bewerkstelligen als gevolg waarvan aan deze gevel het geluidniveau afneemt.

 

1.68 Vloeroppervlakte

De totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op de begane grond.

 

1.69 Voorgevel

De gevel van een gebouw die is gericht naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend is georiënteerd, met dien verstande dat bij een hoekperceel slechts sprake is van één voorgevel.

 

1.70 Voorgevellijn

De denkbeeldige lijn die getrokken kan worden door, én samenvalt met, de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan.

 

1.71 Voorgevelrooilijn

De grens van het bouwvlak die is gericht naar de weg waarop de bebouwing op het bouwperceel overwegend is is georiënteerd en het verlengde daarvan.

 

1.72 Voorzieningen van algemeen nut

Voorzieningen ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

 

1.73 Water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen, alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer en waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten et cetera.

 

1.74 Winkelvloeroppervlakte

De totale oppervlakte van de ruimte of ruimtes van het voor het winkelend publiek toegankelijke deel van een detailhandelsbedrijf, inclusief etalages en de ruimten achter toonbanken en kassa's.

 

1.75 Woning

Een complex van ruimten, dienend voor de huisvesting van één huishouden waarbij de volgende onderverdeling van toepassing is:

  1. aaneengebouwde woning: een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

  2. gestapelde woning: een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

  3. geschakelde woning: een woning waarvan het hoofdgebouw geen gemeenschappeijke wand heeft met het hoofdgebouw van een andere woning, maar waarvan het hoofdgebouw door middel van bijbehorende bouwwerken met een ander hoofdgebouw is verbonden.

  4. twee-aaneengebouwde woning: een woning waarvanhet hoofdgebouw aan één zijde een gemeenschappelijke wand heeft met het hoofdgebouw van een andere woning;

  5. rug-aan-rug-woning: een woning waarvan het hoofdgebouw ten minste twee gemeenschappelijke wanden heeft met het hoofdgebouw van andere woningen, waarbij één van de gemeenschappelijke wanden de achtergevel betreft;

  6. vrijstaande woning: een woning waarvan het hoofdgebouw geen gemeenschappelijke wand heeft met het hoofdgebouw of de bijbehorende bouwwerken van een andere woning;

  7. patiowoning: een woning met een kleine ommuurde privé-buitenruimte;

  8. zorgwoning: een woning, over het algemeen gelijkvloers en rolstoeltoegankelijk, voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen, gericht op het verlenen van zorg.

 

1.76 Woonwagen

Een complex van ruimten, dienend voor de huisvesting van één huishouden, dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

 

1.77 Woonwagenstandplaats

Een kavel die is bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van openbare nutsbedrijven, van andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.

 

1.78 Zolder

Ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

 

1.79 Zorginstelling

Een gebouw, of een gedeelte van een gebouw, bedoeld voor zorgwoningen en/of groepswoningen, intramurale zorg(voorzieningen) en zorgondersteunende infrastructuur.

 

1.80 Zorgwonen

Het wonen in een zorginstelling of zorgwoning.

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

In onderstaande afbeelding is aangegeven hoe de druiplijn/goothoogte bij verschillende dakvormen wordt bepaald.

 [image]

Bij het bepalen van de goothoogte worden ondergeschikte toevoegingen of onderbrekingen van het dakvlak, zoals dakkapellen, loggia's en doorgezette gevels, buiten beschouwing gelaten, tenzij de breedte van de toevoeging of onderbreking meer bedraagt dan 50% van de breedte van het dakvlak waarin de toevoeging of onderbreking zich bevindt.

 

 [image]

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.6 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

De kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.

 

2.7 De bebouwde oppervlakte van een bouwperceel

De gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen en overkappingen die op hetzelfde bouwperceel zijn of mogen worden opgericht op grond van verleende vergunning of zijn opgericht op grond van artikel 2.3, lid 1 Bor juncto artikel 3 van bijlage 2 Bor, met inbegrip van de oppervlakten van (gedeelten van) gebouwen die volledig onder peil zijn gelegen.

 

2.8 De lengte, breedte en diepte van een gebouw

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken of de harten van scheidsmuren.

 

2.9 De ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot het diepste punt van een bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

 

2.10 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, erkers en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,00 m is.

 

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische doeleinden;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden;

  3. een agrarische functie met natuur- en landschapswaarden;

  4. extensief recreatief medegebruik;

  5. landschappelijke inpassing;

  6. groenvoorzieningen;

  7. voorzieningen van algemeen nut;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;

  2. verkeers- en parkeervoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;

  3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,00 meter.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Schuilhutten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 sub a voor het bouwen van schuilhutten buiten het bouwvlak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. per perceel is maximaal één schuilhut toegestaan;

  2. de oppervlakte van het perceel waarop de schuilhut wordt gebouwd, bedraagt minimaal 2.500 m²;

  3. de oppervlakte van een schuilhut mag niet meer bedragen dan 30 m²;

  4. de afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3,00 meter;

  5. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,50 meter;

  6. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;

  7. er wordt voldaan aan de 'Beleidsregels Schuilhutten en Paardenbakken';

  8. een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan uitsluitend aan de eigenaar van het betreffende perceel worden verleend; per eigenaar kan maximaal één omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid worden verleend.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. kamperen;

  2. opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het behoud van natuurlijke waarden.

 

 

 

Artikel 4 Bedrijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven:

  1. voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijven in de kom' (bijlage 2); dan wel

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 1': bedrijven voor zover deze bedrijven voorkomen in categorie 1 van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijven in de kom' (bijlage 2);

  1. ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep;

  2. 'detailhandel': detailhandel, met uitzondering van supermarkten;

  3. 'verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg': een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;

  4. 'specifieke vorm van bedrijf - busremise': uitsluitend een busremise;

  5. 'specifieke vorm van bedrijf - handelsbedrijf': een handelsonderneming;

  6. 'specifieke vorm van bedrijf - molenbedrijf': een molenbedrijf;

  1. ondergeschikte productiegebonden detailhandel;

  2. groenvoorzieningen;

  3. voorzieningen van algemeen nut;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. verkeers- en parkeervoorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van een rijksmonument en van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk';

  2. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van de beeldbepalende bebouwing en van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handelsbedrijf' tevens geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak maximaal 4.300 m2 mag bedragen.

 

4.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf gelden de volgende regels:

  1. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  3. de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van het bedrijf mag niet meer bedragen dan 4,00 meter.

  4. in afwijking van het bepaalde in sub a en sub c is ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' een overkapping ten dienste van de verkoop van motorbrandstoffen toegestaan buiten het bouwvlak, waarvoor de volgende regels gelden:

  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,00 meter;

  2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 150 m2;

  3. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3,00 meter.

 

4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is per aanduidingsvlak maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;

  2. de bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak en binnen de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken ook buiten het bouwvlak en de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan het bepaalde ten aanzien van bijbehorende bouwwerken in 4.2.4;

  3. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3,00 meter daarachter;

  4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

 

4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak en de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;

  2. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 60 m2;

  3. voor bijbehorende bouwwerken in de vorm van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken in de vorm van gebouwen dienen op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,00 meter;

  1. voor bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen dienen in of achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning, met een maximum van 3,25 meter;

  3. indien de overkapping een carport betreft, mag deze, in afwijking van het bepaalde in 1.58, aan een derde zijde worden vastgebouwd aan een carport of aan de gevel van een gebouw op het belendende perceel;

  1. in afwijking van het bepaalde in sub c en sub d geldt dat vóór de voorgevel van de bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:

  1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer bedraagt dan 1,50 meter;

  2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning, met een maximum van 3,25 meter;

  3. de hoogte van een hekwerk op een erker, entreeportaal of balkon niet meer bedraagt dan 1,40 meter, gemeten ten opzichte van de bovenzijde van het dak van de erker/het entreeportaal of de bovenzijde van de vloer van het balkon;

  4. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan:

  • 70% van de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning indien de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning 6,00 meter of minder bedraagt;

  • 50% van de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning indien de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning meer dan 6,00 meter bedraagt;

  1. de afstand van de erker, het entreeportaal, het balkon, de luifel of een vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt.

 

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,00 meter;

  3. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde mag niet meer bedragen dan 4,00 meter.

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

 

4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

  2. risicovolle inrichtingen;

  3. wonen, met uitzondering van wonen in een bedrijfswoning als bedoeld in 4.1 sub b onder 1;

  4. detailhandel, met uitzondering van:

  1. detailhandel ter plaate van de aanduiding 'detailhandel' als bedoeld in 4.1 sub b onder 2;

  2. detailhandel in motorbrandstoffen, inclusief een tankshop, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' als bedoeld in 4.1 sub b onder 3;

  3. ondergeschikte productiegebonden detailhandel als bedoeld in 4.1 onder c;

  4. detailhandel in auto's, auto-onderdelen en auto-accessoires bij garagebedrijven;

  1. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' als bedoeld in 4.1 sub b onder 3;

  2. buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.

 

4.3.2 Ondergeschikte productiegebonden detailhandel

De winkelvloeroppervlakte van ondergeschikte productiegebonden detailhandel bedraagt maximaal 20% van de vloeroppervlakte van het bedrijf, met een maximum van 100 m2.

 

4.3.3 Detailhandel ter plaatse van de aanduiding maximum vloeroppervlakte

Indien de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte (m2)' is opgenomen, bedraagt de winkelvloeroppervlakte van detailhandel maximaal de oppervlakte zoals aangegeven met die aanduiding.

 

4.3.4 Detailhandel bij verkooppunt motorbrandstoffen

De winkelvloeroppervlakte van detailhandel in de vorm van een tankshop ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' bedraagt maximaal 125 m2.

 

4.3.5 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels gelden:

  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 60 m2;

  2. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;

  3. aan groepsmatige activiteiten mogen maximaal 4 personen gelijktijdig deelnemen;

  4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).

 

4.3.6 Monumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' staat bij het gebruik van de gronden en de bebouwing de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop en zijn de bepalingen van de Erfgoedwet van toepassing.

 

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.4.1 Gelijkwaardige bedrijfsactiviteiten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 sub a om activiteiten toe te laten die niet voorkomen in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijven in de kom', of om activiteiten toe te laten die in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijven in de kom' zijn vermeld in een categorie die op grond van 4.1 sub a niet is toegestaan op het betreffende bouwperceel, mits onderzoek aantoont dat de bedoelde activiteiten qua milieubelasting kunnen worden gelijkgesteld met de krachtens de regels van dit plan ter plaatse toelaatbare categorie bedrijfsactiviteiten.

 

4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

4.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.

 

4.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in 4.5.1 is niet van toepassing:

  1. voor zover het sloopwerkzaamheden betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;

  2. indien de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn in het kader van het gewone onderhoud en beheer van de bebouwing.

 

4.5.3 Toelaatbaarheid

  1. De in 4.5.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de cultuurhistorische waarden van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet worden verkleind.

  2. In afwijking van het bepaalde in sub a kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van technische en/of economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

 

 

 

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen van algemeen nut zoals transformatorgebouwen, bouwwerken ten behoeve van de gasvoorziening en rioolgemalen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;

  2. verkeers- en parkeervoorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,00 meter.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;

  2. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4,00 meter;

  3. de bouwhoogte van een antennemast ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' mag niet meer bedragen dan 40,00 meter.

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.

 

 

 

Artikel 6 Bedrijventerrein

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 2 en 3.1 van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein' (bijlage 3);

  2. ter plaatse van de volgende aanduidingen de hierna genoemde bedrijven, voor zover deze bedrijven voorkomen in categorie 3.2, 4.1 of 4.2 van de bij deze regels behorende ‘Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein' (bijlage 3):

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - betonwarenfabriek': een betonwarenfabriek zonder persen, triltafels en bekistingtrillers (SBI-code 23611-1, milieucategorie 4.1) of een betonwarenfabriek met persen, triltafels of bekistingtrillers met een productiecapaciteit van maximaal 100 ton per dag (SBI-code 23611-2, milieucategorie 4.2);

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – bouwbedrijf’: een bouwbedrijf (SBI-code 41,42,43-0, milieucategorie 3.2);

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - broodfabriek': een broodfabriek of een brood- en/of banketbakkerij (SBI-code 1071-2, milieucategorie 3.2);

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiewerkplaats': een constructiewerkplaats in een gesloten gebouw (SBI-code 251,331-1, milieucategorie 3.2);

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - drukkerij': een drukkerij (SBI-code 1811 of 1812, milieucategorie 3.2);

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – groothandel in chemische producten’: een groothandel in chemische producten (SBI-code 46751, milieucategorie 3.2);

  7. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – groothandel in machines en apparaten’: een groothandel in machines en apparaten voor de bouwnijverheid (SBI-code 466-1, milieucategorie 3.2);

  8. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – houtzagerij: een houtzagerij (SBI-code 16101, milieucategorie 3.2);

  9. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – metaalbewerkend bedrijf': een metaalbewerkend bedrijf (SBI-code 2562,3311-1, milieucategorie 3.2);

  10. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf': een metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf (SBI-code 2561, 3311, milieucategorie 3.2 of 4.1);

  11. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – meubelfabriek': een meubelfabriek (SBI-code 310-1, milieucategorie 3.2);

  12. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - slachterij': een slachterij (SBI-code 101,102-1, milieucategorie 3.2);

  13. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - smederij': een smederij, lasinrichting en/of bankwerkerij (SBI-code 255,331-B, milieucategorie 3.2);

  14. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – timmerwerkfabriek’: een timmerwerkfabriek (SBI-code 162-0, milieucategorie 3.2);

  1. detailhandel in auto's, motoren, boten en caravans;

  2. ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep;

  2. 'wonen': een woning, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep;

  3. 'kamerverhuur': kamerbewoning, met dien verstande dat kamerbewoning uitsluitend is toegestaan in de (bedrijfs)woning en niet in bedrijfsgebouwen;

  4. 'detailhandel volumineus': detailhandel in volumineuze goederen anders dan bedoeld in sub c;

  5. 'kantoor': kantoren;

  6. 'specifieke vorm van detailhandel - levensmiddelenwinkel': een levensmiddelenwinkel en slagerij;

  7. 'specifieke vorm van dienstverlening - schoonheidssalon': een schoonheidssalon;

  8. 'specifieke vorm van sport - fitness': een fitnesscentrum;

  1. ondergeschikte productiegebonden detailhandel;

  2. bedrijfsverzamelgebouwen, uitsluitend op percelen met een minimale perceelsgrootte van 2.500 m2;

  3. niet-zelfstandige kantoren, uitsluitend als ondersteunende functie ten behoeve van de bedrijfsvoering;

  4. wegen, straten en pleinen;

  5. voet- en fietspaden;

  6. groenvoorzieningen;

  7. voorzieningen van algemeen nut;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;

  2. verkeers- en parkeervoorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

  1. De oppervlakte van een bouwperceel mag niet minder bedragen dan 500 m2 en niet meer dan 5.000 m2. Indien de oppervlakte van een bestaand bouwperceel meer bedraagt dan 5.000 m2, geldt de bestaande oppervlakte als maximum oppervlakte.

  2. Het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

 

6.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf gelden de volgende regels:

  1. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. de voorgevel van een bedrijfsgebouw moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3,00 meter daarachter;

  3. de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan één zijde ten minste 5,00 meter te bedragen;

  4. de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf tot de achterste perceelsgrens dient ten minste 5,00 meter te bedragen;

  5. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  6. de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van het bedrijf mag niet meer bedragen dan 4,00 meter.

 

6.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is per aanduidingsvlak maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;

  2. de bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak en binnen de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken ook buiten de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan het bepaalde ten aanzien van bijbehorende bouwwerken in 6.2.5;

  3. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3,00 meter daarachter;

  4. indien de aanduiding 'bedrijfswoning' niet samenvalt met de voorgevelrooilijn moet de voorgevel, in afwijking van het bepaalde in sub c, worden gesitueerd in de naar de weg gerichte zijde van het aanduidingsvlak 'bedrijswoning' dan wel op een afstand van maximaal 3,00 meter daarachter;

  5. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

 

6.2.4 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is per aanduidingsvlak maximaal 1 woning toegestaan;

  2. de woning mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak en binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw toegestaan', met dien verstande dat (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken ook buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw toegestaan' zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan het bepaalde ten aanzien van bijbehorende bouwwerken in 6.2.5;

  3. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3,00 meter daarachter;

  4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

 

6.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen en woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning of een woning gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;

  3. bijbehorende bouwwerken bij een woning mogen uitsluitend binnen de aanduiding 'wonen' worden gebouwd;

  4. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 60 m2;

  5. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een woning buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw toegestaan' mag per bouwperceel niet meer bedragen dan:

  1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;

  2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m² tot 2.000 m²;

  3. 120 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 2.000 m²;

  1. voor bijbehorende bouwwerken in de vorm van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken in de vorm van gebouwen dienen op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn van de (bedrijfs)woning te worden gebouwd;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,00 meter;

  1. voor bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen dienen in of achter de voorgevellijn van de (bedrijfs)woning te worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de (bedrijfs)woning, met een maximum van 3,25 meter;

  3. indien de overkapping een carport betreft, mag deze, in afwijking van het bepaalde in 1.58, aan een derde zijde worden vastgebouwd aan een carport of aan de gevel van een gebouw op het belendende perceel;

  1. in afwijking van het bepaalde in sub f en sub g geldt dat vóór de voorgevel van de (bedrijfs)woning bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:

  1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van de (bedrijfs)woning niet meer bedraagt dan 1,50 meter;

  2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de (bedrijfs)woning, met een maximum van 3,25 meter;

  3. de hoogte van een hekwerk op een erker, entreeportaal of balkon niet meer bedraagt dan 1,40 meter, gemeten ten opzichte van de bovenzijde van het dak van de erker/het entreeportaal of de bovenzijde van de vloer van het balkon;

  4. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan:

  • 70% van de breedte van de voorgevel van de (bedrijfs)woning indien de breedte van de voorgevel van de (bedrijfs)woning 6,00 meter of minder bedraagt;

  • 50% van de breedte van de voorgevel van de (bedrijfs)woning indien de breedte van de voorgevel van de (bedrijfs)woning meer dan 6,00 meter bedraagt;

  1. de afstand van de erker, het entreeportaal, het balkon, de luifel of een vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt.

 

6.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,00 meter;

  3. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde mag niet meer bedragen dan 4,00 meter.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

 

6.3.1 Bouwen op grotere afstand achter de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2 sub b en toestaan dat de voorgevel van een bedrijfsgebouw op meer dan 3,00 meter achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst, mits het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

6.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

  2. risicovolle inrichtingen;

  3. kantoren, met uitzondering van:

  1. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' als bedoeld in 6.1 sub d onder 5;

  2. niet-zelfstandige kantoren als bedoeld in 6.1 sub g;

  1. wonen, met uitzondering van:

  1. wonen in een bedrijfswoning als bedoeld in 6.1 sub d onder 1;

  2. wonen in een woning als bedoeld in 6.1 sub d onder 2;

  3. kamerbewoning als bedoeld in 6.1 sub d onder 3;

  1. detailhandel, met uitzondering van:

  1. detailhandel in auto's, motoren, boten en caravans;

  2. detailhandel in overige volumineuze goederen ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' als bedoeld in 6.1 sub d onder 4;

  3. detailhandel in de vorm van een levensmiddelenwinkel en slagerij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - levensmiddelenwinkel' als bedoeld in 6.1 sub d onder 6;

  4. ondergeschikte productiegebonden detailhandel als bedoeld in 6.1 sub e;

  1. een verkooppunt voor motorbrandstoffen;

  2. buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.

 

6.4.2 Ondergeschikte productiegebonden detailhandel

De winkelvloeroppervlakte van ondergeschikte productiegebonden detailhandel bedraagt maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het bedrijf, met een maximum van 150 m2.

 

6.4.3 Levensmiddelenwinkel

De winkelvloeroppervlakte van de levensmiddelenwinkel en slagerij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - levensmiddelenwinkel' mag niet meer bedragen dan 150 m2.

 

6.4.4 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels gelden:

  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 60 m2;

  2. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;

  3. aan groepsmatige activiteiten mogen maximaal 4 personen gelijktijdig deelnemen;

  4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).

 

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.5.1 Gelijkwaardige bedrijfsactiviteiten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.1 sub a om activiteiten toe te laten die niet voorkomen in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein', of om activiteiten toe te laten die in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein' zijn vermeld in een categorie die op grond van 6.1 sub a niet is toegestaan op het betreffende bouwperceel, mits onderzoek aantoont dat de bedoelde activiteiten qua milieubelasting kunnen worden gelijkgesteld met de krachtens de regels van dit plan ter plaatse toelaatbare categorie bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:

  1. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling dienen te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking;

  2. de afwijking noodzakelijk dient te zijn uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;

  3. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig mogen worden aangetast;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig mogen worden aangetast;

  5. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding zijn gewaarborgd;

  6. wordt voldaan aan het bepaalde ten aanzien van parkeren overeenkomstig artikel 35.1.

 

6.5.2 Detailhandel in volumineuze goederen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.1 sub d onder 4 om detailhandel in volumineuze goederen, anders dan auto's, motoren, boten en caravans, toe te staan buiten de aanduiding 'detailhandel volumineus', mits:

  1. het detailhandel betreft in goederen die redelijkerwijs niet kan worden ondergebracht in winkelruimte in het centrumgebied van Budel of in een woonkern;

  2. er van de detailhandel geen verkeersaantrekkende werking uitgaat die tot een significante toename van de verkeersbelasting leidt;

  3. wordt voldaan aan het bepaalde ten aanzien van parkeren overeenkomstig artikel 35.1.

 

6.5.3 Grotere omvang van het bouwperceel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2.1 sub a om een bouwperceel groter dan 5.000 m2 toe te staan, mits:

  1. aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn aanwezig zijn die noodzaken tot uitbreiding of vestiging ter plaatse;

  2. de financiële, juridische en/of feitelijke mogelijkheden ontbreken om op het in gebruik zijnde bouwperceel tegemoet te komen aan de ruimtebehoefte door middel van zorgvuldig ruimtegebruik;

  3. de financiële, juridische en/of feitelijke mogelijkheden ontbreken om het bedrijf te verplaatsen naar of te vestigen op:

  1. een bedrijventerrein in een nabij gelegen stedelijk concentratiegebied; of

  2. een nabijgelegen bovenregionaal bedrijventerrein.

 

 

 

Artikel 7 Bos

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bos en bebossing;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden en natuurwaarden;

  3. extensief recreatief medegebruik;

  4. groenvoorzieningen;

  5. voorzieningen voor langzaam verkeer;

  6. onverharde wegen;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 meter;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2,00 meter.

  

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

7.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Bos' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verzetten van grond, waaronder begrepen afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen;

  2. de aanleg van drainage, tenzij het gaat om vervanging van reeds bestaande drainage;

  3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  4. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;

  5. het vellen van bos;

  6. het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten;

  7. het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.

 

7.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 7.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

7.3.3 Toelaatbaarheid

De in 7.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden en de natuurwaarden van de gronden.

 

 

Artikel 8 Centrum - 1

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;

  2. dienstverlening;

  3. kantoren;

  4. maatschappelijke voorzieningen;

  5. bedrijven, voor zover deze bedrijven voorkomen in categorie A van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging' (bijlage 4);

  6. horecabedrijven in horecacategorie 1 t/m 4;

  7. wonen in woningen, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep, op de verdieping(en), met dien verstande dat op de begane grond ondergeschikte functies ten behoeve van de woningen op de verdieping(en), zoals entreevoorzieningen en bergingen, zijn toegestaan;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': wonen in woningen, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep, op de begane grond;

  9. ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'garagebox': het stallen van voertuigen en huishoudelijke, niet-bedrijfsmatige opslag in garageboxen;

  2. 'horeca van categorie 5': horecabedrijven in horecacategorie 5;

  3. 'kamerverhuur': kamerbewoning;

  4. 'supermarkt': een supermarkt;

  5. 'specifieke vorm van bedrijf - brouwerij': een bierbrouwerij;

  6. 'specifieke vorm van bedrijf - drukkerij': een drukkerij;

  1. groenvoorzieningen;

  2. voorzieningen van algemeen nut;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende

  1. terrassen;

  2. tuinen, erven en terreinen;

  3. verkeers- en parkeervoorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van een rijksmonument en van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk';

  2. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van een gemeentelijk monument en van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente';

  3. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van de beeldbepalende bebouwing en van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat uitbreidingen van het hoofdgebouw zijn toegelaten buiten het bouwvlak, ook als in die uitbreiding een deel van de hoofdfunctie van het hoofdgebouw aanwezig is, mits de uitbreiding voldoet aan het bepaalde ten aanzien van bijbehorende bouwwerken in 8.2.2;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  3. de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  4. de voorgevel van het hoofdgebouw moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat deze regel niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - brouwerij';

  5. het aantal woningen mag per bouwvlak niet meer bedragen dan het aantal woningen dat binnen dat bouwvlak aanwezig is op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;

  6. in afwijking van het bepaalde in sub e mag het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Capucijnerplein 34 e.o.' niet meer bedragen dan 35.

 

8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mag per bouwperceel niet meer bedragen dan:

  1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;

  2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m² tot 2.000 m²;

  3. 120 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 2.000 m²;

  4. indien de aanduiding 'maximum oppervlakte bijbehorende bouwwerken (m2)' is opgenomen: de oppervlakte zoals aangegeven met die aanduiding;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende regeling bijbehorende bouwwerken': 345 m2, met dien verstande dat binnen deze oppervlakte maximaal 170 m2 aan bijbehorende bouwwerken in de vorm van gebouwen is toegestaan en voor het overige uitsluitend bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen;

  6. met dien verstande dat het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter het bouwvlak maximaal 50% mag bedragen;

  1. voor bijbehorende bouwwerken in de vorm van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken in de vorm van gebouwen dienen in of achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  2. binnen het bouwvlak mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  3. buiten het bouwvlak mag de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter;

  4. buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,00 meter;

  1. voor bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen dienen in of achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;

  3. indien de overkapping een carport betreft mag deze, in afwijking van het bepaalde in 1.58, aan een derde zijde worden vastgebouwd aan een carport of aan de gevel van een gebouw op het belendende perceel;

  1. in afwijking van het bepaalde in sub c en sub d geldt dat vóór de voorgevel van het hoofdgebouw bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:

  1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,50 meter;

  2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;

  3. de hoogte van een hekwerk op een erker, entreeportaal of balkon niet meer bedraagt dan 1,40 meter, gemeten ten opzichte van de bovenzijde van het dak van de erker/het entreeportaal of de bovenzijde van de vloer van het balkon;

  4. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan:

  • 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw 6,00 meter of minder bedraagt;

  • 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer dan 6,00 meter bedraagt;

  1. de afstand van de erker, het entreeportaal, het balkon, de luifel of een vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt.

  1. in afwijking van het bepaalde in sub c en sub d mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - winterterras' vóór de voorgevel van het hoofdgebouw bijbehorende bouwwerken in de vorm van gebouwen of overkappingen ten behoeve van winterterrassen worden gebouwd, mits:

  1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw met een maximum van 3,25 meter;

  2. de breedte niet meer bedraagt dan:

  • 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw 6,00 meter of minder bedraagt;

  • 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofgebouw indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer dan 6,00 meter bedraagt.

 

8.2.3 Afwijkende bouwregels brouwerij

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – brouwerij’ geldt dat alle gebouwen en overkappingen voor de toepassing van deze bouwregels worden aangemerkt als hoofdgebouw. Op alle gebouwen en overkappingen ter plaatse van deze aanduiding zijn de regels van artikel 8.2.1 van toepassing.

 

8.2.4 Garageboxen

Ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn garageboxen toegestaan, waarvoor de volgende regels gelden:

  1. de oppervlakte per garagebox mag niet meer bedragen dan 25 m2;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter.

 

8.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,00 meter;

  3. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - brouwerij' mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde ten dienste van de brouwerij niet meer bedragen dan 15,00 meter;

  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6,00 meter.

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

 

8.3.1 Toevoegen van woningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 sub e en/of 8.1 sub h voor het toevoegen van woningen, mits:

  1. indien een woning op de begane grond wordt toegestaan buiten de aanduiding 'wonen':

  1. de niet-woonactiviteit ter plaatse is of wordt beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;

  2. het gebruik van de begane grond voor wonen geen onevenredige afbreuk doet aan de functionele structuur, de levendigheid en de uitstraling van het centrumgebied;

  1. het gebruik voor wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

  2. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  3. de belangen van derden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

  4. de toe te voegen woning(en) passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.

 

8.3.2 Vergroten van woningen op de begane grond

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1 sub h voor het vergroten van een woning op de begane grond buiten de aanduiding 'wonen', mits:

  1. de niet-woonactiviteit ter plaatse is of wordt beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;

  2. het gebruik van de begane grond voor wonen geen onevenredige afbreuk doet aan de functionele structuur, de levendigheid en de uitstraling van het centrumgebied;

  3. het gebruik voor wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

  4. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  5. de belangen van derden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

 

8.3.3 Grotere goot- en/of bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 sub c voor het toestaan van een grotere goothoogte tot een maximum van 7,50 meter en/of een grotere bouwhoogte tot een maximum van 11,50 meter, mits:

  1. het stedenbouwkundig beeld en de stedenbouwkundige samenhang niet onevenredig worden aangetast; er zal in ieder geval sprake zijn van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang indien:

  1. de karakteristiek van de openbare ruimte onevenredig wordt aangetast;

  2. historische of stedenbouwkundige betekenis van bebouwing wordt aangetast;

  1. de belangen van derden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast.

 

8.3.4 Bouwen achter de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 sub d en toestaan dat de voorgevel van een hoofdgebouw maximaal 3,00 meter achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst, mits het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

 

8.4 Specifieke gebruiksregels

 

8.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. aan-huis-verbonden bedrijven;

  2. horeca in een andere horecacategorie dan bedoeld in 8.1 sub f en 8.1 sub i onder 2;

  3. (recreatief) nachtverblijf, met uitzondering van horecabedrijven in horecacategorie 2;

  4. supermarkten, met uitzondering van supermarkten ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' als bedoeld in 8.1 sub i onder 4;

  5. een verkooppunt voor motorbrandstoffen.

 

8.4.2 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels gelden:

  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m2;

  2. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;

  3. aan groepsmatige activiteiten mogen maximaal 4 personen gelijktijdig deelnemen;

  4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).

 

8.4.3 Monumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' staat bij het gebruik van de gronden en de bebouwing de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop en zijn de bepalingen van de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing.

 

8.4.4 Voorwaardelijke verplichtingen geluidwering en waterberging Capucijnerplein 34 e.o.

  1. Het gebruiken en het laten gebruiken van een geluidsgevoelige ruimte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Capucijnerplein 34 e.o.' is uitsluitend toegestaan indien:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' sprake is van een dove gevel met een minimale geluidwering van 26 dB(A); én

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vliesgevel' sprake is van een vliesgevel waarbij de geluidsbelasting op de achtergelegen gevels niet meer bedraagt dan 50 dB(A);

  1. Het gebruiken en het laten gebruiken van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Capucijnerplein e.o.' conform het bepaalde in 8.1 is uitsluitend toegestaan indien een waterhuishoudkundige voorziening met voldoende bergingscapaciteit is gerealiseerd en deze vervolgens in stand wordt gehouden. De benodigde bergingscapaciteit wordt als volgt berekend: benodigde retentiecapaciteit (in m³) = verhard oppervlak (in m²) x 0,015.

 

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

8.5.1 Aan-huis-verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.4.1 sub a voor het toestaan van een aan-huis-verbonden bedrijf in of bij een woning, mits:

  1. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m2;

  2. de woonfunctie de hoofdfunctie blijft;

  3. het gebruik geen onevenredig nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;

  4. detailhandel alleen plaatsvindt ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden bedrijf;

  5. uitsluitend lichte bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten - milieucategorie 1 en 2 bij woningen' of daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid is toegestaan;

  6. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar is in de woonomgeving;

  7. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).

 

8.5.2 Kleinschalige supermarkt

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1 sub a en 8.4.1 sub d voor het toestaan van een kleinschalige supermarkt, mits:

  1. de winkelvloeroppervlakte van de supermarkt niet meer bedraagt dan 500 m2;

  2. de vestiging van de supermarkt niet leidt tot onaanvaardbare effecten op de distributieplanologische structuur;

  3. de vestiging van de supermarkt niet leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat;

  4. de belangen van derden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

  5. de vestiging van de supermarkt aanvaardbaar is met het oog op de verkeersafwikkeling;

  6. voldaan wordt aan het bepaalde ten aanzien van parkeren overeenkomstig artikel 35.1.

 

8.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

8.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.

 

8.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 8.6.1 is niet van toepassing:

  1. voor zover het sloopwerkzaamheden betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;

  2. indien de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn in het kader van het gewone onderhoud en beheer van de bebouwing

 

8.6.3 Toelaatbaarheid

  1. De in 8.6.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de cultuurhistorische waarden van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet worden verkleind.

  2. In afwijking van het bepaalde in sub a kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van technische en/of economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

 

 

 

Artikel 9 Centrum - 2

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dienstverlening;

  2. kantoren;

  3. maatschappelijke voorzieningen;

  4. bedrijven, voor zover deze bedrijven voorkomen in categorie A van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging' (bijlage 4);

  5. horecabedrijven in horecacategorie 1 t/m 3;

  6. ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'detailhandel': detailhandel, met uitzondering van supermarkten;

  2. 'garagebox': het stallen van voertuigen en huishoudelijke, niet-bedrijfsmatige opslag in garageboxen;

  3. 'horeca van categorie 4': horecabedrijven in horecacategorie 4;

  4. 'wonen': wonen in woningen, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep;

  5. 'specifieke vorm van horeca - zalencentrum': een horecabedrijf in de vorm van een zalencentrum;

  1. groenvoorzieningen;

  2. voorzieningen van algemeen nut;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. terrassen;

  2. tuinen, erven en terreinen;

  3. verkeers- en parkeervoorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van de beeldbepalende bebouwing en van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat uitbreidingen van het hoofdgebouw zijn toegelaten buiten het bouwvlak, ook als in die uitbreiding een deel van de hoofdfunctie van het hoofdgebouw aanwezig is, mits de uitbreiding voldoet aan het bepaalde ten aanzien van bijbehorende bouwwerken in 9.2.2;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

  3. de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  4. de voorgevel van het hoofdgebouw moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn;

  5. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.

 

9.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mag per bouwperceel niet meer bedragen dan:

  1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;

  2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m² tot 2.000 m²;

  3. 120 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 2.000 m²;

  4. met dien verstande dat het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter het bouwvlak maximaal 50% mag bedragen;

  1. voor bijbehorende bouwwerken in de vorm van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken in de vorm van gebouwen dienen op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  2. binnen het bouwvlak mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  3. buiten het bouwvlak mag de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter;

  4. buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,00 meter;

  1. voor bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen dienen in of achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;

  3. indien de overkapping een carport betreft mag deze, in afwijking van het bepaalde in 1.58, aan een derde zijde worden vastgebouwd aan een carport of aan de gevel van een gebouw op het belendende perceel;

  1. in afwijking van het bepaalde in sub c en sub d geldt dat vóór de voorgevel van het hoofdgebouw bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:

  1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,50 meter;

  2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;

  3. de hoogte van een hekwerk op een erker, entreeportaal of balkon niet meer bedraagt dan 1,40 meter, gemeten ten opzichte van de bovenzijde van het dak van de erker/het entreeportaal of de bovenzijde van de vloer van het balkon;

  4. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan:

  • 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw 6,00 meter of minder bedraagt;

  • 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer dan 6,00 meter bedraagt;

  1. de afstand van de erker, het entreeportaal, het balkon, de luifel of een vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt.

 

9.2.3 Garageboxen

Ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn garageboxen toegestaan, waarvoor de volgende regels gelden:

  1. de oppervlakte per garagebox mag niet meer bedragen dan 25 m2;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter.

 

9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,00 meter;

  3. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.

 

9.3 Afwijken van de bouwregels

 

9.3.1 Woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.1 sub e voor de verbouwing van de als ‘specifieke bouwaanduiding - woningsplitsing’ aangeduide bebouwing tot meerdere woningen, mits:

  1. de breedte van een woning niet minder dan 5,00 meter bedraagt en de inhoud niet minder dan 250 m³;

  2. onderdelen van woningen en/of bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:

  1. achter de oorspronkelijke achtergevellijn van het hoofdgebouw moet een aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste 30 m² groot en ten minste 5,00 meter diep;

  2. het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter de oorspronkelijke achtergevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 40%.

  1. indien sprake is van de verbouwing van een woonboerderij, het karakter van het boerderijtype behouden blijft;

  2. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

  3. de toe te voegen woning(en) passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.

 

9.3.2 Bouwen achter de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.1 sub d en toestaan dat de voorgevel van een hoofdgebouw maximaal 3,00 meter achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst, mits het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

 

9.4 Specifieke gebruiksregels

 

9.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. aan-huis-verbonden bedrijven;

  2. horeca in een andere horecacategorie dan bedoeld in 9.1 sub e en 9.1 sub f onder 3 en 5;

  3. (recreatief) nachtverblijf, met uitzondering van horecabedrijven in horecacategorie 2;

  4. supermarkten;

  5. een verkooppunt voor motorbrandstoffen.

 

9.4.2 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels gelden:

  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m2;

  2. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;

  3. aan groepsmatige activiteiten mogen maximaal 4 personen gelijktijdig deelnemen;

  4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).

 

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

9.5.1 Aan-huis-verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.4.1 sub a voor het toestaan van een aan-huis-verbonden bedrijf in of bij een woning, mits:

  1. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m2;

  2. de woonfunctie de hoofdfunctie blijft;

  3. het gebruik geen onevenredig nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;

  4. detailhandel alleen plaatsvindt ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden bedrijf;

  5. uitsluitend lichte bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten - milieucategorie 1 en 2 bij woningen' of daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid is toegestaan;

  6. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar is in de woonomgeving;

  7. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).

 

9.5.2 Functiewijziging naar wonen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1 sub f onder 4 en/of 9.2.1 sub e voor een functiewijziging van een niet-woonfunctie naar één of meer woningen, mits:

  1. de niet-woonactiviteit ter plaatse is of wordt beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;

  2. het gebruik voor wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

  3. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  4. de belangen van derden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

  5. de toe te voegen woning(en) passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.

 

9.5.3 Horeca van categorie 4

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1 sub e en 9.4.1 sub b voor het toestaan van een horecabedrijf in horecacategorie 4, mits:

  1. het gebruik als horecabedrijf in horecacategorie 4 vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

  2. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  3. de belangen van derden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

  4. voldaan wordt aan het bepaalde ten aanzien van parkeren overeenkomstig artikel 35.1.

 

9.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

9.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.

 

9.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 9.6.1 is niet van toepassing:

  1. voor zover het sloopwerkzaamheden betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;

  2. indien de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn in het kader van het gewone onderhoud en beheer van de bebouwing.

 

9.6.3 Toelaatbaarheid

  1. De in 9.6.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de cultuurhistorische waarden van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet worden verkleind.

  2. In afwijking van het bepaalde in sub a kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van technische en/of economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

 

 

 

Artikel 10 Detailhandel

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': een woning, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep;

  3. groenvoorzieningen;

  4. voorzieningen van algemeen nut;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. verkeers- en parkeervoorzieningen.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

 

10.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf gelden de volgende regels:

  1. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  3. de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van het bedrijf mag niet meer bedragen dan 4,00 meter.

 

10.2.3 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is per aanduidingsvlak maximaal 1 woning toegestaan;

  2. de woning mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak en binnen de aanduiding 'wonen', met dien verstande dat (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken ook buiten het bouwvlak en de aanduiding 'wonen' zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan het bepaalde ten aanzien van bijbehorende bouwwerken in 10.2.4;

  3. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3,00 meter daarachter;

  4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

 

10.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een woning gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken bij een woning mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak en de aanduiding 'wonen' worden gebouwd;

  2. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een woning mag per bouwperceel niet meer bedragen dan:

  1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;

  2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m² tot 2.000 m²;

  3. 120 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 2.000 m²;

  1. voor bijbehorende bouwwerken in de vorm van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken in de vorm van gebouwen dienen op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn van de woning te worden gebouwd;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,00 meter;

  1. voor bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen dienen in of achter de voorgevellijn van de woning te worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, met een maximum van 3,25 meter;

  3. indien de overkapping een carport betreft, mag deze, in afwijking van het bepaalde in 1.58, aan een derde zijde worden vastgebouwd aan een carport of aan de gevel van een gebouw op het belendende perceel;

  1. in afwijking van het bepaalde in sub c en sub d geldt dat vóór de voorgevel van de woning bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:

  1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van de woning niet meer bedraagt dan 1,50 meter;

  2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, met een maximum van 3,25 meter;

  3. de hoogte van een hekwerk op een erker, entreeportaal of balkon niet meer bedraagt dan 1,40 meter, gemeten ten opzichte van de bovenzijde van het dak van de erker/het entreeportaal of de bovenzijde van de vloer van het balkon;

  4. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan:

  • 70% van de breedte van de voorgevel van de woning indien de breedte van de voorgevel van de woning 6,00 meter of minder bedraagt;

  • 50% van de breedte van de voorgevel van de woning indien de breedte van de voorgevel van de woning meer dan 6,00 meter bedraagt;

  1. de afstand van de erker, het entreeportaal, het balkon, de luifel of een vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt.

 

10.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,00 meter;

  3. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde mag niet meer bedragen dan 4,00 meter.

 

10.3 Specifieke gebruiksregels

 

10.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. wonen, met uitzondering van wonen in een woning als bedoeld in 10.1 sub b;

  2. (recreatief) nachtverblijf;

  3. een verkooppunt voor motorbrandstoffen.

 

10.3.2 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels gelden:

  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 60 m2;

  2. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;

  3. aan groepsmatige activiteiten mogen maximaal 4 personen gelijktijdig deelnemen;

  4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).

 

 

 

Artikel 11 Dienstverlening

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dienstverlening;

  2. groenvoorzieningen;

  3. voorzieningen van algemeen nut;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. verkeers- en parkeervoorzieningen.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

 

11.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  3. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 4,00 meter.

 

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,00 meter;

  3. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde mag niet meer bedragen dan 4,00 meter.

 

11.3 Specifieke gebruiksregels

 

11.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. wonen;

  2. (recreatief) nachtverblijf.

 

 

 

Artikel 12 Groen

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. bermen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. extensief recreatief medegebruik;

  5. in- en uitritten;

  6. onverharde wegen;

  7. kunstobjecten;

  8. voorzieningen voor langzaam verkeer;

  9. voorzieningen van algemeen nut.

  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. kunstwerken;

 

alsmede voor:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van een gemeentelijk monument en van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente'.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter;

  3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m².

 

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 meter.

 

12.3 Specifieke gebruiksregels

 

12.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor parkeren.

 

12.3.2 Monumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' staat bij het gebruik van de gronden en de bebouwing de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop en zijn de bepalingen van de Erfgoedwet en de gemeentelijke erfgoedverordening van toepassing.

 

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

12.4.1 Aanleg van parkeerplaatsen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.1 en 12.3.1 voor de aanleg van parkeerplaatsen, met dien verstande dat:

  1. de noodzaak voor de parkeerplaatsen aangetoond moet zijn;

  2. er geen onevenredige aantasting van het groen plaatsvindt.

 

 

 

Artikel 13 Horeca

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecabedrijven in horecacategorie 1 t/m 3;

  2. ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'wonen': een woning, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep;

  2. 'horeca van categorie 4': horecabedrijven in horecacategorie 4;

  3. 'specifieke vorm van horeca - sportveld en speelvoorzieningen': een sportveld en speelvoorzieningen;

  1. groenvoorzieningen;

  2. voorzieningen van algemeen nut;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. terrassen;

  2. tuinen, erven en terreinen;

  3. verkeers- en parkeervoorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van de beeldbepalende bebouwing en van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

 

13.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf gelden de volgende regels:

  1. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  3. de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van het bedrijf mag niet meer bedragen dan 4,00 meter.

 

13.2.3 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is per aanduidingsvlak maximaal 1 woning toegestaan;

  2. de woning mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak en binnen de aanduiding 'wonen', met dien verstande dat (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken ook buiten het bouwvlak en de aanduiding 'wonen' zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan het bepaalde ten aanzien van bijbehorende bouwwerken in 13.2.4;

  3. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3,00 meter daarachter;

  4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

 

13.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een woning gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken bij een woning mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak en de aanduiding 'wonen' worden gebouwd;

  2. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een woning mag per bouwperceel niet meer bedragen dan:

  1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;

  2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m² tot 2.000 m²;

  3. 120 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 2.000 m²;

  1. voor bijbehorende bouwwerken in de vorm van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken in de vorm van gebouwen dienen op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn van de woning te worden gebouwd;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,00 meter;

  1. voor bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen dienen in of achter de voorgevellijn van de woning te worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, met een maximum van 3,25 meter;

  3. indien de overkapping een carport betreft, mag deze, in afwijking van het bepaalde in 1.58, aan een derde zijde worden vastgebouwd aan een carport of aan de gevel van een gebouw op het belendende perceel;

  1. in afwijking van het bepaalde in sub c en sub d geldt dat vóór de voorgevel van de woning bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:

  1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van de woning niet meer bedraagt dan 1,50 meter;

  2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, met een maximum van 3,25 meter;

  3. de hoogte van een hekwerk op een erker, entreeportaal of balkon niet meer bedraagt dan 1,40 meter, gemeten ten opzichte van de bovenzijde van het dak van de erker/het entreeportaal of de bovenzijde van de vloer van het balkon;

  4. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan:

  • 70% van de breedte van de voorgevel van de )woning indien de breedte van de voorgevel van de woning 6,00 meter of minder bedraagt;

  • 50% van de breedte van de voorgevel van de woning indien de breedte van de voorgevel van de woning meer dan 6,00 meter bedraagt;

  1. de afstand van de erker, het entreeportaal, het balkon, de luifel of een vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt.

 

13.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,00 meter;

  3. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde mag niet meer bedragen dan 4,00 meter.

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

 

13.3.1 Woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.3 sub a voor de verbouwing van de als ‘specifieke bouwaanduiding - woningsplitsing’ aangeduide bebouwing tot meerdere woningen, mits:

  1. de breedte van een woning niet minder dan 5,00 meter bedraagt en de inhoud niet minder dan 250 m³;

  2. onderdelen van woningen en/of bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:

  1. achter de oorspronkelijke achtergevellijn van het hoofdgebouw moet een aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste 30 m² groot en ten minste 5,00 meter diep;

  2. het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter de oorspronkelijke achtergevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 40%.

  1. indien sprake is van de verbouwing van een woonboerderij, het karakter van het boerderijtype behouden blijft;

  2. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

  3. de toe te voegen woning(en) passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.

 

13.4 Specifieke gebruiksregels

 

13.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. wonen, met uitzondering van wonen in een woning als bedoeld in 13.1 sub b onder 1;

  2. horeca in een andere horecacategorie dan bedoeld in 13.1 sub a en 13.1 sub b onder 2;

  3. (recreatief) nachtverblijf, met uitzondering van horecabedrijven in horecacategorie 2.

 

13.4.2 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels gelden:

  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 60 m2;

  2. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;

  3. aan groepsmatige activiteiten mogen maximaal 4 personen gelijktijdig deelnemen;

  4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).

 

13.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

13.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.

 

13.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in 13.5.1 is niet van toepassing:

  1. voor zover het sloopwerkzaamheden betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;

  2. indien de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn in het kader van het gewone onderhoud en beheer van de bebouwing.

 

13.5.3 Toelaatbaarheid

  1. De in 13.5.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de cultuurhistorische waarden van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet worden verkleind.

  2. In afwijking van het bepaalde in sub a kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van technische en/of economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

 

 

 

Artikel 14 Kantoor

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': een woning, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep;

  3. groenvoorzieningen;

  4. voorzieningen van algemeen nut;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. verkeers- en parkeervoorzieningen.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

 

14.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf gelden de volgende regels:

  1. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  3. de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van het bedrijf mag niet meer bedragen dan 4,00 meter.

 

14.2.3 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is per aanduidingsvlak maximaal 1 woning toegestaan;

  2. de woning mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak en binnen de aanduiding 'wonen', met dien verstande dat (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken ook buiten het bouwvlak en de aanduiding 'wonen' zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan het bepaalde ten aanzien van bijbehorende bouwwerken in 14.2.4;

  3. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3,00 meter daarachter;

  4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

 

14.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een woning gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken bij een woning mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak en de aanduiding 'wonen' worden gebouwd;

  2. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een woning mag per bouwperceel niet meer bedragen dan:

  1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;

  2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m² tot 2.000 m²;

  3. 120 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 2.000 m²;

  1. voor bijbehorende bouwwerken in de vorm van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken in de vorm van gebouwen dienen op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn van de woning te worden gebouwd;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,00 meter;

  1. voor bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen dienen in of achter de voorgevellijn van de woning te worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, met een maximum van 3,25 meter;

  3. indien de overkapping een carport betreft, mag deze, in afwijking van het bepaalde in 1.58, aan een derde zijde worden vastgebouwd aan een carport of aan de gevel van een gebouw op het belendende perceel;

  1. in afwijking van het bepaalde in sub c en sub d geldt dat vóór de voorgevel van de woning bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:

  1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van de woning niet meer bedraagt dan 1,50 meter;

  2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, met een maximum van 3,25 meter;

  3. de hoogte van een hekwerk op een erker, entreeportaal of balkon niet meer bedraagt dan 1,40 meter, gemeten ten opzichte van de bovenzijde van het dak van de erker/het entreeportaal of de bovenzijde van de vloer van het balkon;

  4. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan:

  • 70% van de breedte van de voorgevel van de )woning indien de breedte van de voorgevel van de woning 6,00 meter of minder bedraagt;

  • 50% van de breedte van de voorgevel van de woning indien de breedte van de voorgevel van de woning meer dan 6,00 meter bedraagt;

  1. de afstand van de erker, het entreeportaal, het balkon, de luifel of een vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt.

 

14.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,00 meter;

  3. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde mag niet meer bedragen dan 4,00 meter.

 

14.3 Specifieke gebruiksregels

 

14.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. wonen, met uitzondering van wonen in een woning als bedoeld in 14.1 sub b;

  2. (recreatief) nachtverblijf.

 

14.3.2 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels gelden:

  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 60 m2;

  2. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;

  3. aan groepsmatige activiteiten mogen maximaal 4 personen gelijktijdig deelnemen;

  4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).

 

 

 

Artikel 15 Maatschappelijk

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen;

  2. zorgwonen;

  3. paracommerciële horeca;

  4. ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'begraafplaats': een begraafplaats;

  2. 'brandweerkazerne': een brandweerkazerne;

  3. 'horeca van categorie 4': een horecabedrijf in horecacategorie 4;

  4. 'uitvaartcentrum': een uitvaartcentrum;

  5. 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere huisvesting': bijzondere huisvesting zoals een asielzoekerscentrum of de huisvesting van arbeidsmigranten, al dan niet in de vorm van kamerbewoning;

  6. 'specifieke vorm van sport - sportcentrum': een sportcomplex en zwembad;

  1. speelvoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. ambulante detailhandel;

  4. voorzieningen van algemeen nut;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. verkeers- en parkeervoorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van een rijksmonument en van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk';

  2. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van een gemeentelijk monument en van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente';

  3. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van de beeldbepalende bebouwing en van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

 

15.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  3. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 4,00 meter;

  4. In afwijking van het bepaalde in sub a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sportcentrum' gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan, waarvoor de volgende regels gelden:

  1. de oppervlakte per gebouw of overkapping mag niet meer bedragen dan 50 m2;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,00 meter.

 

15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,00 meter;

  3. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;

  4. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5,00 meter;

  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.

 

15.3 Specifieke gebruiksregels

 

15.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. wonen, met uitzondering van:

  1. zorgwonen als bedoeld in 15.1 sub b;

  2. wonen in de vorm van bijzondere huisvesting als bedoeld in 15.1 sub d onder 5;

  1. (recreatief) nachtverblijf;

  2. horeca, met uitzondering van:

  1. paracommerciële horeca als bedoeld in 15.1 sub c.

  2. horeca ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4' als bedoeld in 15.1 sub d onder 3.

 

15.3.2 Monumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' staat bij het gebruik van de gronden en de bebouwing de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop en zijn de bepalingen van de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing.

 

15.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

15.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.

 

15.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in 15.4.1 is niet van toepassing:

  1. voor zover het sloopwerkzaamheden betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;

  2. indien de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn in het kader van het gewone onderhoud en beheer van de bebouwing.

 

15.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in 15.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de cultuurhistorische waarden van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet worden verkleind.

  2. In afwijking van het bepaalde in sub a kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van technische en/of economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

 

Artikel 16 Sport

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de beoefening van sport met bijbehorende voorzieningen;

  2. paracommerciële horeca;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': maatschappelijke voorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. voorzieningen van algemeen nut;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. verkeers- en parkeervoorzieningen.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

 

16.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  3. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen van ondergeschikte aard, waaronder fietsenbergingen, dug-outs en technische ruimten worden gebouwd, waarvoor de volgende regels gelden:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 200 m2.

  2. de oppervlakte van een gebouw of overkapping mag niet meer bedragen dan 20 m2;

  3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 4,00 meter.

 

16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5,00 meter;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van de sportbeoefening mag niet meer bedragen dan 18,00 meter.

  3. de bouwhoogte van lichtmasten, anders dan ten behoeve van de sportbeoefening, en van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;

  4. de bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 10,00 meter;

  5. de bouwhoogte van tribunes mag niet meer bedragen dan 6,00 meter;

  6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.

 

16.3 Specifieke gebruiksregels

 

16.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. wonen;

  2. (recreatief) nachtverblijf;

  3. horeca, met uitzondering van paracommerciële horeca als bedoeld in 16.1 sub b;

  4. buitenopslag van goederen en materialen.

 

 

 

Artikel 17 Tuin

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuin, behorende bij de op de aangrenzende woonbestemming gelegen hoofdgebouwen;

  2. ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'groen': uitsluitend groenvoorzieningen, alsmede ten hoogste één in- en uitrit;

  2. 'specifieke vorm van tuin - theetuin': een theetuin;

 

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;

  2. verkeers- en parkeervoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. voorzieningen van algemeen nut;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Hoofdgebouwen

Op of in deze gronden zijn geen hoofdgebouwen toegestaan.

 

17.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,50 meter; indien de diepte in de bestaande situatie meer dan 1,50 meter bedraagt, geldt deze afstand als maximale diepte;

  2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;

  3. de hoogte van een hekwerk op een erker, entreeportaal of balkon niet meer bedraagt dan 1,40 meter, gemeten ten opzichte van de bovenzijde van het dak van de erker/het entreeportaal of de bovenzijde van de vloer van het balkon;

  4. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan:

  • 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw 6,00 meter of minder bedraagt;

  • 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer dan 6,00 meter bedraagt;

  1. de afstand van de erker, het entreeportaal, het balkon, de luifel of een vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt;

  1. in afwijking van het bepaalde in sub a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport' een carport toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 3,25 meter.

 

17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,00 meter;

  3. in afwijking van het bepaalde in sub b mag de bouwhoogte van erfafscheidingen bij woningen die zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - rug aan rugwoning' niet meer bedragen dan 2,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen in een naar de weg gekeerde perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 1,00 meter.

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

 

17.3.1 Erkers, entreeportalen en luifels achter de voorgevellijn

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2 en toestaan dat erkers, entreeportalen en luifels worden gebouwd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, mits:

  1. het straatbeeld daardoor ruimtelijk niet wordt aangetast;

  2. de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet;

  3. geen afbreuk wordt gedaan aan de benodigde parkeermogelijkheden op eigen terrein;

  4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

17.4 Specifieke gebruiksregels

 

17.4.1 Theetuin

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van tuin - theetuin’ mag een theetuin worden geëxploiteerd, met dien verstande dat detailhandel niet is toegestaan.

 

 

 

Artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en pleinen;

  2. voet- en fietspaden;

  3. verkeers- en parkeervoorzieningen;

  4. terrassen, behorende bij aangrenzende horecagelegenheden;

  5. ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'bijgebouwen': bijbehorende bouwwerken ten dienste van hoofdgebouwen in de aangrenzende bestemming 'Wonen';

  2. 'specifieke bouwanduiding - winterterrassen': winterterrassen, behorende bij aangrenzende horecagelegenheden;

  1. speelvoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. ambulante detailhandel;

  4. kunstobjecten;

  5. voorzieningen van algemeen nut;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. kunstwerken;

  2. erven en terreinen;

 

alsmede voor:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van een gemeentelijk monument en van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente'.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen': bijbehorende bouwwerken ten dienste van de aangrenzende bestemming 'Wonen';

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - winterterrassen': bijbehorende bouwwerken in de vorm van gebouwen of overkappingen ten behoeve van winterterrassen ten dienste van de aangrenzende horecagelegenheden;

  1. voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter;

  2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m²;

  1. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m2;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter;

  1. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in de vorm van gebouwen of overkappingen ten behoeve van winterterrassen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - winterterrassen' gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming met een maximum van 3,25 meter;

  2. de breedte mag niet meer bedragen dan:

  • 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming indien de breedte van die voorgevel 6,00 meter of minder bedraagt;

  • 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofgebouw in de aangrenzende bestemming indien de breedte van die voorgevel meer dan 6,00 meter bedraagt.

 

18.2.2 Overstekende bouwdelen

Overstekende bouwdelen van bebouwing in de aangrenzende bestemming(en) in de vorm van luifels zijn toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  1. de overschrijding van de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;

  2. de afstand tot de weg mag niet minder bedragen dan 2,00 meter;

  3. onder een overstekend bouwdeel dient een vrije hoogte van ten minste 3,20 meter aanwezig te zijn, gemeten tussen het peil en de onderzijde van het overstekende bouwdeel.

 

18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,00 meter;

  3. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5,00 meter;

  4. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer mag bedragen dan 5,00 meter;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afschermende voorziening' is een afschermende voorziening toegestaan om inkijk op de naastgelegen percelen te voorkomen, al dan niet in de vorm van een erfafscheiding, waarvoor de volgende bepaling geldt:

  1. de bouwhoogte bedraagt, al dan niet in afwijking van het bepaalde in sub a en sub b, maximaal 5,00 meter;

  1. voor het bouwen van overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de regels voor bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen in 18.2.1 sub c;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 meter.

 

18.3 Specifieke gebruiksregels

 

18.3.1 Monumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' staat bij het gebruik van de gronden en de bebouwing de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop en zijn de bepalingen van de Erfgoedwet en de gemeentelijke erfgoedverordening van toepassing.

 

 

 

Artikel 19 Water

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterberging;

  2. waterhuishouding;

  3. waterlopen en waterpartijen;

  4. infiltratievoorzieningen;

  5. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;

  6. groenvoorzieningen;

  7. kunstobjecten;

  8. voorzieningen van algemeen nut;

 

met de daarbij behorende:

  1. kunstwerken;

  2. wegen en paden.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen met een waterhuishoudkundige functie worden gebouwd;

  2. voor het bouwen van gebouwen met een waterhuishoudkundige functie gelden de volgende regels:

  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m2;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 meter.

 

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 meter.

 

 

 

Artikel 20 Wonen

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in woningen;

  2. aan-huis-verbonden beroepen;

  3. ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'bedrijf': een bedrijf voor zover dat bedrijf voorkomt in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten - milieucategorie 1 en 2 bij wonen' (bijlage 1);

  2. 'bedrijf aan huis': een een bedrijf aan huis;

  3. 'detailhandel': detailhandel, met uitzondering van supermarkten;

  4. 'dienstverlening': dienstverlening;

  5. 'dierenpension': een dierenpension;

  6. 'garagebox': het stallen van voertuigen en huishoudelijke, niet-bedrijfsmatige opslag in garageboxen;

  7. 'horeca': een horecabedrijf in horecacategorie 1 t/m 3;

  8. 'horeca van categorie 4': een horecabedrijf in horecacategorie 4;

  9. 'kantoor': een kantoor;

  10. 'kamerverhuur': kamerbewoning;

  11. 'maatschappelijk': maatschappelijke voorzieningen;

  12. 'museum': een museum;

  13. 'zorginstelling': een zorginstelling;

  14. 'zorgwoning': zorgwonen;

  15. 'specifieke vorm van bedrijf - automaterialen': detailhandel in automaterialen en gereedschappen:

  16. 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf': een garagebedrijf;

  17. 'specifieke vorm van recreatie - paintball': een paintballbedrijf;

  18. 'specifieke vorm van wonen - wonen met zorg':

  • kamerbewoning, uitsluitend in combinatie met een zorgcomponent; alsmede

  • ten hoogste 2 zorgwoningen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;

  1. 'specifieke vorm van wonen - wonen met zorg 2': kamerbewoning, uitsluitend in combinatie met een zorgcomponent;

  2. 'specifieke vorm van wonen - psychogeriatrische zorginstelling': een psychogeriatrische zorginstelling;

  1. voorzieningen van algemeen nut;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. verkeers- en parkeervoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van een rijksmonument en van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk';

  2. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van een gemeentelijk monument en van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente';

  3. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van de beeldbepalende bebouwing en van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - psychogeriatrische zorginstelling' mag:

  1. het aantal psychogeriatrische wooneenheden niet meer bedragen dan 24;

  2. het aantal wooneenheden, niet zijnde psychogeriatrische wooneenheden, niet meer bedragen dan 28;

  1. het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij geldt dat:

  1. vrijstaande, twee-aaneengebouwde, geschakelde en aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' tevens gestapelde woningen zijn toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patiowoningen' uitsluitend patiowoningen zijn toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - rug aan rugwoning' uitsluitend rug-aan-rugwoningen zijn toegestaan;

  5. in afwijking van het bepaalde onder 1, ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', 'twee-aaneen', 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld' en/of 'aaneengebouwd' uitsluitend woningen mogen worden opgericht in de aangegeven bouwtypologie(en), met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' ook geschakelde woningen zijn toegestaan;

  6. indien in één bouwvlak meer dan 2 twee-aaneengebouwde of geschakelde woningen zijn toegestaan, de afstand van het hoofdgebouw van een twee-aaneengebouwde of geschakelde woning tot de zijdelingse perceelsgrens aan één zijde minimaal 3,00 meter dient te bedragen;

  7. indien in één bouwvlak meer dan 1 vrijstaande woning is toegestaan, de afstand van het hoofdgebouw van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens aan twee zijden minimaal 3,00 meter dient te bedragen;

  8. uitbreidingen van het hoofdgebouw zijn toegelaten buiten het bouwvlak en binnen de onder 6 en 7 bedoelde afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, ook als in die uitbreiding een deel van de hoofdfunctie van de woning aanwezig is, mits de uitbreiding voldoet aan het bepaalde ten aanzien van bijbehorende bouwwerken in 20.2.2.

  1. de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patiowoning' mag het bebouwingspercentage van het deel van het bouwvlak dat binnen het bouwperceel ligt, niet meer bedragen dan 85%;

  3. de voorgevel van het hoofdgebouw moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn.

  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum breedte' mag de breedte van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan ter plaatse van deze aanduiding is aangegeven;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw' mag de oppervlakte van de tweede bouwlaag maximaal 70% bedragen van de oppervlakte van de eerste bouwlaag; voor het gedeelte van het hoofdgebouw waar geen tweede bouwlaag wordt gerealiseerd gelden, in afwijking van het bepaalde in sub d, een maximale goot- en bouwhoogte van 4,00 meter.

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - buitenruimte' gelden de volgende regels voor de bouw van afscheidingen van de buitenruimte:

  1. de bouwhoogte van een afscheiding mag ter plaatse van de buitengevels van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 1,40 meter, gemeten ten opzichte van de bovenzijde van de vloer van de buitenruimte;

  2. de bouwhoogte van een afscheiding tussen de buitenruimtes mag niet meer bedragen dan 2,00 meter, gemeten ten opzichte van de bovenzijde van de vloer van de buitenruimte.

 

20.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mag per bouwperceel niet meer bedragen dan:

  1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;

  2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m² tot 2.000 m²;

  3. 120 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 2.000 m²;

  4. indien de aanduiding 'maximum oppervlakte bijbehorende bouwwerken (m2)' is opgenomen: de oppervlakte zoals aangegeven met die aanduiding;

  5. met dien verstande dat het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter het bouwvlak maximaal 50% mag bedragen, tenzij op grond van het bepaalde onder 4 een hoger bebouwingspercentage kan worden gerealiseerd;

  1. voor bijbehorende bouwwerken in de vorm van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken in de vorm van gebouwen dienen op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met dien verstande dat deze regel niet geldt bij woningen die zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - rug aan rugwoning';

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,00 meter;

  1. voor bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen dienen in of achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met dien verstande dat deze regel niet geldt bij woningen die zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - rug aan rugwoning';

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;

  3. indien de overkapping een carport betreft mag deze, in afwijking van het bepaalde in 1.58, aan een derde zijde worden vastgebouwd aan een carport of aan de gevel van een gebouw op het belendende perceel;

  1. in afwijking van het bepaalde in sub c en sub d geldt dat vóór de voorgevel van het hoofdgebouw bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:

  1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,50 meter;

  2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;

  3. de hoogte van een hekwerk op een erker, entreeportaal of balkon niet meer bedraagt dan 1,40 meter, gemeten ten opzichte van de bovenzijde van het dak van de erker/het entreeportaal of de bovenzijde van de vloer van het balkon;

  4. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan:

  • 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw 6,00 meter of minder bedraagt;

  • 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer dan 6,00 meter bedraagt;

  1. de afstand van de erker, het entreeportaal, het balkon, de luifel of een vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt.

 

20.2.3 Garageboxen

Ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn garageboxen toegestaan, waarvoor de volgende regels gelden:

  1. de oppervlakte per garagebox mag niet meer bedragen dan 25 m2;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter.

 

20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,00 meter;

  3. in afwijking van het bepaalde in sub b mag de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevellijn bij woningen die zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - rug aan rugwoning' niet meer bedragen dan 2,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen in een naar de weg gekeerde perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 1,00 meter.

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.

 

20.3 Afwijken van de bouwregels

 

20.3.1 Woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.1 sub a voor de verbouwing van de als ‘specifieke bouwaanduiding - woningsplitsing’ aangeduide bebouwing tot meerdere woningen, mits:

  1. de breedte van een woning niet minder dan 5,00 meter bedraagt en de inhoud niet minder dan 250 m³;

  2. onderdelen van woningen en/of bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:

  1. achter de oorspronkelijke achtergevellijn van het hoofdgebouw moet een aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste 30 m² groot en ten minste 5,00 meter diep;

  2. het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter de oorspronkelijke achtergevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 40%.

  1. indien sprake is van de verbouwing van een woonboerderij, het karakter van het boerderijtype behouden blijft;

  2. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

  3. de toe te voegen woning(en) passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.

 

20.3.2 Bouwen achter de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.1 sub f en toestaan dat de voorgevel van een hoofdgebouw maximaal 3,00 meter achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst, mits het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

 

20.4 Specifieke gebruiksregels

 

20.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. aan-huis-verbonden bedrijven, uitgezonderd aan-huis-verbonden bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' als bedoeld in 20.1 sub c onder 2;

  2. horeca, uitgezonderd horeca als bedoeld in 20.1 sub c onder 7 en 8.

  3. een verkooppunt voor motorbrandstoffen.

 

20.4.2 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels gelden:

  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m2;

  2. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;

  3. aan groepsmatige activiteiten mogen maximaal 4 personen gelijktijdig deelnemen;

  4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).

 

20.4.3 Aan-huis-verbonden bedrijf

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' is een aan-huis-verbonden bedrijf toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels gelden:

  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m2. Indien een aan-huis-verbonden bedrijf ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een grotere oppervlakte heeft, geldt deze oppervlakte + 10% als maximaal toelaatbare oppervlakte;

  2. uitsluitend lichte bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten - milieucategorie 1 en 2 bij woningen' of daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid is toegestaan;

  3. de woonfunctie dient de hoofdfunctie te blijven;

  4. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden bedrijf.

 

20.4.4 Kamerverhuur

Ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' op het perceel kadastraal bekend als BDL02C2837 (Grootschoterweg 9) mag het aantal niet-zelfstandige wooneenheden niet meer bedragen dan 5.

 

20.4.5 Paintballbedrijf

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paintballbedrijf' is een paintballbedrijf toegestaan, waarbij de volgende regels gelden:

  1. de paintballactiviteiten zijn toegestaan als ondergeschikte activiteit binnen de bestaande bebouwing;

  2. op eigen terrein dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte.

 

20.4.6 Voorwaardelijke verplichting Rembrandtlaan 5a

Het perceel kadastraal bekend als BDL02E1687 (Rembrandtlaan 5a) mag uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bepaalde in 20.1 indien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - groenafscheiding' een groenafscheiding met opgaande beplanting is aangebracht en deze groenafscheiding duurzaam in stand wordt gehouden.

 

20.4.7 Monumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' staat bij het gebruik van de gronden en de bebouwing de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop en zijn de bepalingen van de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing.

 

20.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

20.5.1 Aan-huis-verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.4.1 sub a voor het toestaan van een aan-huis-verbonden bedrijf in of bij een woning, mits:

  1. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m2;

  2. de woonfunctie de hoofdfunctie blijft;

  3. het gebruik geen onevenredig nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;

  4. detailhandel alleen plaatsvindt ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden bedrijf;

  5. uitsluitend lichte bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten - milieucategorie 1 en 2 bij woningen' of daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid is toegestaan;

  6. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar is in de woonomgeving;

  7. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).

 

20.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

20.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.

 

20.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 20.6.1 is niet van toepassing:

  1. voor zover het sloopwerkzaamheden betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;

  2. indien de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn in het kader van het gewone onderhoud en beheer van de bebouwing.

 

20.6.3 Toelaatbaarheid

  1. De in 20.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de cultuurhistorische waarden van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet worden verkleind.

  2. In afwijking van het bepaalde in sub a kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van technische en/of economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

 

20.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om onbenutte of deels onbenutte bouwvlakken te verwijderen of het maximum aantal wooneenheden te verminderen,indien:

  1. het een onbebouwd bouwvlak betreft, waar binnen 5 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan ter plaatse van het bouwvlak met een omgevingsvergunning geen woonbebouwing is opgericht, danwel in oprichting is;

  2. er binnen 5 jaar na sloop van een hoofdgebouw ter plaatse van het bouwvlak met een omgevingsvergunning geen nieuwe woonbebouwing is opgericht, danwel in oprichting is;

  3. er binnen 5 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan met een omgevingsvergunning minder wooneenheden zijn opgericht danwel in oprichting zijn dan volgens de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de locatie is toegestaan.

 

 

Artikel 21 Wonen - Woonwagenlocatie

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenlocatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in woonwagens;

  2. aan-huis-verbonden beroepen;

  3. voorzieningen van algemeen nut;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. verkeers- en parkeervoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen.

 

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. het aantal woonwagens mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;

  2. het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  3. de oppervlakte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 100 m2;

  4. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 4,00 meter.

 

21.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan 30 m2;

  3. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4,00 meter.

 

21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,00 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.

 

21.3 Specifieke gebruiksregels

 

21.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. aan-huis-verbonden bedrijven;

  2. detailhandel;

  3. horeca.

 

21.3.2 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels gelden:

  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 40 m2;

  2. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;

  3. aan groepsmatige activiteiten mogen maximaal 4 personen gelijktijdig deelnemen;

  4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).

 

 

 

Artikel 22 Leiding - Riool

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolwatertransportleiding.

 

22.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

 

22.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,00 meter.

 

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2 en toestaan dat ten behoeve van de andere bestemming(en) bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de rioolwatertransportleiding;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende rioolwatertransportleiding.

 

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

22.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;

  2. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;

  3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;

  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;

  5. diepploegen;

  6. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;

  7. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande watergangen.

 

22.4.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 22.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

  4. die graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.

 

22.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 22.4.1 kan slechts worden verleend indien:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de rioolwatertransportleiding;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

 

 

 

Artikel 23 Waarde - Archeologie 2

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' (gebied van archeologische waarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

 

23.2 Bouwregels

  1. Bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mogen uitsluitend worden opgericht indien:

  1. de oppervlakte maximaal 100 m2 bedraagt; en/of

  2. de verstoringsdiepte ten hoogste 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld bedraagt.

  1. In afwijking van het bepaalde in sub a mogen bouwwerken die een grotere oppervlakte hebben dan bedoeld in sub a, onder 1 en die tevens een grotere verstoringsdiepte hebben dan bedoeld in sub a, onder 2 worden opgericht indien deze bouwwerken dienen ter vervanging van bestaande bouwwerken en de bouwwerken maximaal 2,50 meter uit de bestaande fundering worden opgericht.

 

23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

 

23.4 Afwijken van de bouwregels

 

23.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 23.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

23.4.2 Voorwaarden

Om ter plaatse aanwezige archeologische waarden te beschermen, kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

23.4.3 Bouwverbod

Indien uit het rapport blijkt dat door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 23.4.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

 

23.4.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 23.4.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

23.5.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden is het verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, dieper dan 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  3. het ophogen en egaliseren van gronden;

  4. het verlagen van het waterpeil;

  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.

  6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;

  8. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;

  9. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld.

 

23.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in 23.5.1 is niet van toepassing:

  1. indien de verstoring zich beperkt tot 30 cm onder het maaiveld;

  2. indien de grootte van de bodemingreep kleiner is dan 100 m²

  3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

  4. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;

  5. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

  6. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,50 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;

  7. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 23.4.1.

 

23.5.3 Toelaatbaarheid

  1. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 23.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en vooraf door de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat op het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders:

  1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of

  2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of

  3. de archeologische waarden niet worden geschaad.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een rapport zoals genoemd in sub a achterwege kan blijven, als door de aanvrager aantoonbaar kan worden gemaakt dat de archeologische waarden reeds verstoord zijn (bijvoorbeeld door zandwinning of diepe grondbewerkingen).

  2. Voor zover de in 23.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

23.5.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 23.5.3 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

23.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

23.6.1 Verbod

Het is verboden binnen de voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de aanwezige bouwwerken te slopen indien:

  1. de oppervlakte meer dan 100 m² bedraagt; en

  2. de diepte meer bedraagt dan 0,30 meter ten opzichte van het maavield.

 

23.6.2 Voorwaarden

  1. Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een erkende archeologisch partij.

  2. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

 

23.6.3 Sloopverbod

De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

 

23.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

23.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

  1. naar ligging wordt verschoven, dan wel;

  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;

  3. wordt verwijderd, dan wel;

  4. van bestemming wijzigt in een andere dubbelbestemming;

voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

23.7.2 Advies

Alvorens de wijziging als bedoeld in lid 23.7.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

 

 

Artikel 24 Waarde - Archeologie 3

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' (gebied met een hoge archeologische verwachting, historische kern) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

 

24.2 Bouwregels

  1. Bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mogen uitsluitend worden opgericht indien:

  1. de oppervlakte maximaal 250 m2 bedraagt; en/of

  2. de verstoringsdiepte ten hoogste 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld bedraagt, dan wel ten hoogste 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld in agrarische gebieden.

  1. In afwijking van het bepaalde in sub a mogen bouwwerken die een grotere oppervlakte hebben dan bedoeld in sub a, onder 1 en die tevens een grotere verstoringsdiepte hebben dan bedoeld in sub a, onder 2 worden opgericht indien deze bouwwerken dienen ter vervanging van bestaande bouwwerken en de bouwwerken maximaal 2,50 meter uit de bestaande fundering worden opgericht.

 

24.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

 

24.4 Afwijken van de bouwregels

 

24.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 24.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

24.4.2 Voorwaarden

Om ter plaatse aanwezige archeologische waarden te beschermen, kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

24.4.3 Bouwverbod

Indien uit het rapport blijkt dat door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 24.4.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

 

24.4.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 24.4.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

24.5.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden is het verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, dieper dan 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld, dan wel dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld in agrarische gebieden;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  3. het ophogen en egaliseren van gronden;

  4. het verlagen van het waterpeil;

  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.

  6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;

  8. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;

  9. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld, dan wel dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld in agrarische gebieden.

 

24.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in 24.5.1 is niet van toepassing:

  1. indien de verstoring zich beperkt tot 30 cm onder het maaiveld;

  2. indien de verstoring zich beperkt tot 50 cm onder het maaiveld in agrarische gebieden;

  3. indien de grootte van de bodemingreep kleiner is dan 250 m²

  4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

  5. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;

  6. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

  7. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,50 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;

  8. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 24.4.1.

 

24.5.3 Toelaatbaarheid

  1. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 24.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en vooraf door de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat op het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders:

  1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of

  2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of

  3. de archeologische waarden niet worden geschaad.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een rapport zoals genoemd in sub a achterwege kan blijven, als door de aanvrager aantoonbaar kan worden gemaakt dat de archeologische waarden reeds verstoord zijn (bijvoorbeeld door zandwinning of diepe grondbewerkingen).

  2. Voor zover de in 24.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

24.5.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 24.5.3 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

24.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

24.6.1 Verbod

Het is verboden binnen de voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de aanwezige bouwwerken te slopen indien:

  1. de oppervlakte meer dan 250 m² bedraagt; en

  2. de diepte meer bedraagt dan 0,30 meter ten opzichte van het maavield, dan wel meer dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld in agrarische gebieden.

 

24.6.2 Voorwaarden

  1. Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een erkende archeologisch partij.

  2. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

 

24.6.3 Sloopverbod

De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

 

24.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

24.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

  1. naar ligging wordt verschoven, dan wel;

  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;

  3. wordt verwijderd, dan wel;

  4. van bestemming wijzigt in een andere dubbelbestemming;

voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

24.7.2 Advies

Alvorens de wijziging als bedoeld in lid 24.7.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

 

 

Artikel 25 Waarde - Archeologie 4

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' (gebied met een hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

 

25.2 Bouwregels

  1. Bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mogen uitsluitend worden opgericht indien:

  1. de oppervlakte maximaal 500 m2 bedraagt; en/of

  2. de verstoringsdiepte ten hoogste 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld bedraagt, dan wel ten hoogste 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse van esdekken en in agrarische gebieden.

  1. In afwijking van het bepaalde in sub a mogen bouwwerken die een grotere oppervlakte hebben dan bedoeld in sub a, onder 1 en die tevens een grotere verstoringsdiepte hebben dan bedoeld in sub a, onder 2 worden opgericht indien deze bouwwerken dienen ter vervanging van bestaande bouwwerken en de bouwwerken maximaal 2,50 meter uit de bestaande fundering worden opgericht.

 

25.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

 

25.4 Afwijken van de bouwregels

 

25.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 25.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

25.4.2 Voorwaarden

Om ter plaatse aanwezige archeologische waarden te beschermen, kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

25.4.3 Bouwverbod

Indien uit het rapport blijkt dat door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 25.4.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

 

25.4.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 25.4.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

25.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

25.5.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden is het verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, dieper dan 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld, dan wel dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse van esdekken en in agrarische gebieden;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  3. het ophogen en egaliseren van gronden;

  4. het verlagen van het waterpeil;

  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.

  6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;

  8. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;

  9. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld, dan wel dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld in agrarische gebieden.

 

25.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in 25.5.1 is niet van toepassing:

  1. indien de verstoring zich beperkt tot 30 cm onder het maaiveld;

  2. indien de verstoring zich beperkt tot 50 cm onder het maaiveld ter plaate van esdekken en in agrarische gebieden;

  3. indien de grootte van de bodemingreep kleiner is dan 500 m²

  4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

  5. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;

  6. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

  7. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,50 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;

  8. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 25.4.1.

 

25.5.3 Toelaatbaarheid

  1. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 25.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en vooraf door de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat op het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders:

  1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of

  2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of

  3. de archeologische waarden niet worden geschaad.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een rapport zoals genoemd in sub a achterwege kan blijven, als door de aanvrager aantoonbaar kan worden gemaakt dat de archeologische waarden reeds verstoord zijn (bijvoorbeeld door zandwinning of diepe grondbewerkingen).

  2. Voor zover de in 25.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

25.5.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 25.5.3 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

25.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

25.6.1 Verbod

Het is verboden binnen de voor 'Waarde – Archeologie 4' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de aanwezige bouwwerken te slopen indien:

  1. de oppervlakte meer dan 500 m² bedraagt; en

  2. de diepte meer bedraagt dan 0,30 meter ten opzichte van het maavield, dan wel meer dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse van esdekken en in agrarische gebieden.

 

25.6.2 Voorwaarden

  1. Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een erkende archeologisch partij.

  2. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

 

25.6.3 Sloopverbod

De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

 

25.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

25.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

  1. naar ligging wordt verschoven, dan wel;

  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;

  3. wordt verwijderd, dan wel;

  4. van bestemming wijzigt in een andere dubbelbestemming;

voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

25.7.2 Advies

Alvorens de wijziging als bedoeld in lid 25.7.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

 

 

Artikel 26 Waarde - Archeologie 5

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' (gebied met een middelhoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

 

26.2 Bouwregels

  1. Bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mogen uitsluitend worden opgericht indien:

  1. de oppervlakte maximaal 2.500 m2 bedraagt; en/of

  2. de verstoringsdiepte ten hoogste 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld bedraagt, dan wel ten hoogste 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse van esdekken en in agrarische gebieden.

  1. In afwijking van het bepaalde in sub a mogen bouwwerken die een grotere oppervlakte hebben dan bedoeld in sub a, onder 1 en die tevens een grotere verstoringsdiepte hebben dan bedoeld in sub a, onder 2 worden opgericht indien deze bouwwerken dienen ter vervanging van bestaande bouwwerken en de bouwwerken maximaal 2,50 meter uit de bestaande fundering worden opgericht.

 

26.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

 

26.4 Afwijken van de bouwregels

 

26.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

26.4.2 Voorwaarden

Om ter plaatse aanwezige archeologische waarden te beschermen, kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

26.4.3 Bouwverbod

Indien uit het rapport blijkt dat door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 26.4.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

 

26.4.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 26.4.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

26.5.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden is het verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, dieper dan 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld, dan wel dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse van esdekken en in agrarische gebieden;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  3. het ophogen en egaliseren van gronden;

  4. het verlagen van het waterpeil;

  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.

  6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;

  8. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;

  9. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld, dan wel dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse van esdekken en in agrarische gebieden.

 

26.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in 26.5.1 is niet van toepassing:

  1. indien de verstoring zich beperkt tot 30 cm onder het maaiveld;

  2. indien de verstoring zich beperkt tot 50 cm onder het maaiveld ter plaatse van esdekken en in agrarische gebieden;

  3. indien de grootte van de bodemingreep kleiner is dan 2.500 m²

  4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

  5. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;

  6. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

  7. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,50 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;

  8. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 26.4.1.

 

26.5.3 Toelaatbaarheid

  1. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 26.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en vooraf door de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat op het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders:

  1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of

  2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of

  3. de archeologische waarden niet worden geschaad.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een rapport zoals genoemd in sub a achterwege kan blijven, als door de aanvrager aantoonbaar kan worden gemaakt dat de archeologische waarden reeds verstoord zijn (bijvoorbeeld door zandwinning of diepe grondbewerkingen).

  2. Voor zover de in 26.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

26.5.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 26.5.3 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

26.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

26.6.1 Verbod

Het is verboden binnen de voor 'Waarde – Archeologie 5' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de aanwezige bouwwerken te slopen indien:

  1. de oppervlakte meer dan 2.500 m² bedraagt; en

  2. de diepte meer bedraagt dan 0,30 meter ten opzichte van het maavield, dan wel meer dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse van esdekken en in agrarische gebieden.

 

26.6.2 Voorwaarden

  1. Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een erkende archeologisch partij.

  2. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

 

26.6.3 Sloopverbod

De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

 

26.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

26.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

  1. naar ligging wordt verschoven, dan wel;

  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;

  3. wordt verwijderd, dan wel;

  4. van bestemming wijzigt in een andere dubbelbestemming;

voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

26.7.2 Advies

Alvorens de wijziging als bedoeld in lid 26.7.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

 

 

Artikel 27 Waarde - Archeologie 6

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' (gebied met een lage archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

 

27.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

27.2.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden is het verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, dieper dan 0,40 meter ten opzichte van het maaiveld, dan wel dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld in agrarische gebieden;

  2. het ophogen en egaliseren van gronden;

  3. het verlagen van het waterpeil;

  4. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;

  5. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies.

 

27.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in 27.2.1 is niet van toepassing:

  1. indien de verstoring zich beperkt tot 40 cm onder het maaiveld;

  2. indien de verstoring zich beperkt tot 50 cm onder het maaiveld in agrarische gebieden;

  3. indien de grootte van de bodemingreep kleiner is dan 25.000 m²

  4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

  5. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;

  6. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.

 

27.2.3 Toelaatbaarheid

  1. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 27.2.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en vooraf door de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat op het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders:

  1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of

  2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of

  3. de archeologische waarden niet worden geschaad.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een rapport zoals genoemd in sub a achterwege kan blijven, als door de aanvrager aantoonbaar kan worden gemaakt dat de archeologische waarden reeds verstoord zijn (bijvoorbeeld door zandwinning of diepe grondbewerkingen).

  2. Voor zover de in 27.2.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

27.2.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

27.3 Wijzigingsbevoegdheid

 

27.3.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

  1. naar ligging wordt verschoven, dan wel;

  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;

  3. wordt verwijderd, dan wel;

  4. van bestemming wijzigt in een andere dubbelbestemming;

voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

27.3.2 Advies

Alvorens de wijziging als bedoeld in lid 27.3.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

Artikel 28 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht Budel-Dorplein.

 

28.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

28.2.1 Verbod

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het kappen van bomen die, gemeten op 1,30 meter hoogte, een stamdiameter hebben van 30 cm of meer.

 

28.2.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 28.2.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  2. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

28.2.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 28.2.1 kan slechts worden verleend indien:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden en van het groene karakter van het beschermd dorpsgezicht Budel-Dorplein; of

  2. het kappen van de boom noodzakelijk is vanwege ziekte van de boom en/of ter voorkoming van letsel of schade.

 

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

 

Artikel 29 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 30 Algemene bouwregels

 

30.1 Algemene bepaling met betrekking tot ondergronds bouwen

 

30.1.1 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;

  2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;

  3. in afwijking van het bepaalde in sub a en b is een zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3,00 meter van de zijdelingse en achterste perceelsgrens;

  2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijbehorende bouwwerken in de betreffende bestemming in acht wordt genomen;

  3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;

  4. per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;

  1. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4,00 meter onder peil.

 

30.2 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

 

30.2.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

30.2.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

30.2.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 30.2.1 en 30.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

Artikel 31 Algemene gebruiksregels

 

31.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 21 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of te laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting of (straat)prostitutie;

  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning voor bewoning, met uitzondering van de bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zorgwoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen met zorg';

  3. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  4. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

 

 

Artikel 32 Algemene aanduidingsregels

 

32.1 Duikers

 

32.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - duiker' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van de aanwezige duikers.

 

32.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mogen op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - duiker' geen bouwwerken worden gebouwd.

 

32.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 32.1.2 en toestaan dat bouwwerken worden gebouwd overeenkomstig de voor de gronden geldende bestemmingen, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de duiker;

  2. vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de duiker.

 

 

32.2 Evenementen

 

32.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - evenementen 1', 'overige zone - evenementen 2', 'overige zone - evenementen 3' en 'overige zone - evenementen 4' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor evenementen.

 

32.2.2 Gebruiksregels

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - evenementen 1' zijn evenementen toegestaan, met dien verstande dat:

  1. maximaal 2 evenementen per maand mogen worden georganiseerd;

  2. de duur van een evenement maximaal 3 aaneengesloten dagen bedraagt, exclusief de dagen nodig voor de opbouw en het afbreken van het evenement;

  3. het bepaalde onder 2 niet geldt voor plaatselijke kermissen en carnavalsactiviteiten.

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - evenementen 2' zijn evenementen toegestaan, met dien verstande dat:

  1. maximaal 1 evenement per maand mag worden georganiseerd;

  2. de duur van een evenement maximaal 4 aaneengesloten dagen betreft, exclusief de dagen nodig voor de opbouw en het afbreken van het evenement;

  3. maximaal 12 dagen per jaar een evenement mag worden georganiseerd, exclusief de dagen nodig voor de opbouw en het afbreken van de evenementen.

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - evenementen 3' zijn evenementen toegestaan, met dien verstande dat:

  1. maximaal 2 evenementen per maand mogen worden georganiseerd;

  2. de duur van een evement maximaal 2 aaneengesloten dagen bedraagt, exclusief de dagen nodig voor de opbouw en het afbreken van het evenement;

  3. het bepaalde onder 2 niet geldt voor carnavalsactiviteiten;

  4. maximaal 12 dagen per jaar een evenement mag worden georganiseerd, exclusief de dagen nodig voor de opbouw en het afbreken van de evenementen.

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - evenementen 4' zijn evenementen toegestaan, met dien verstande dat:

  1. maximaal 2 evenementen per maand mogen worden georganiseerd;

  2. de duur van een evement maximaal 2 aaneengesloten dagen bedraagt, exclusief de dagen nodig voor de opbouw en het afbreken van het evenement;

  3. maximaal 12 dagen per jaar een evenement mag worden georganiseerd, exclusief de dagen nodig voor de opbouw en het afbreken van de evenementen.

 

 

32.3 Geluidzone - industrie

 

32.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen.

 

32.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mogen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd.

 

32.3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 32.3.2 en toestaan dat een nieuwe woning of een ander geluidsgevoelig gebouw wordt gebouwd, mits de geluidsbelasting vanwege het industrielawaai niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde.

 

32.3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze aanduiding, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden voor nieuwe geluidsgevoelige terreinen.

 

 

32.4 Veiligheidszone - gasstation

 

32.4.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasstation' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van een veilig woon- en leefklimaat in verband met de ligging nabij een gasdrukregel- en meetstation.

 

32.4.2 Bouwregels

  1. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasstation' mogen bouwwerken worden gebouwd overeenkomstig de voor deze gronden geldende bestemmingen, mits deze bouwwerken niet kunnen worden aangemerkt als kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

  2. In aanvulling op het bepaalde in sub a geldt dat bouwwerken die moeten worden aangemerkt als beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet mogen worden gebouwd binnen een afstand van 4,00 meter van het hekwerk van het gasdrukregel- en meetstation.

 

 

32.5 Vrijwaringszone - molenbiotoop

 

32.5.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduidingen 'vrijwaringszone – molenbiotoop 1', 'vrijwaringszone - molenbiotoop 2' en 'vrijwaringszone - molenbiotoop 3' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de instandhouding van de molen als werktuig en als beeldbepalend element.

 

32.5.2 Bouwregels

  1. In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mag de bouwhoogte van nieuw op te richten bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 1' (Molen Janzona) niet meer bedragen dan:

  1. binnen een afstand van 100 meter van de molen: de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen, in casu een hoogte van 3,25 meter, gemeten vanaf de maaiveldhoogte ter plaatse van de molen;

  2. binnen een afstand van 100 meter tot 400 meter van de molen: de hoogte, zoals berekend met de biotoopformule H(x) = x/75 + 0,2*14,11, waarbij x staat voor de afstand vanaf de molen.

  1. In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mag de bouwhoogte van nieuw op te richten bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 2' (Molen Nooitgedacht) niet meer bedragen dan:

  1. binnen een afstand van 100 meter van de molen: de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen, in casu een hoogte van 5,40 meter, gemeten vanaf de maaiveldhoogte ter plaatse van de molen;

  2. binnen een afstand van 100 meter tot 400 meter van de molen: de maximaal toelaatbare hoogte, zoals berekend met de biotoopformule H(x) = x/50 + 0,2*17,70 waarbij x staat voor de afstand vanaf de molen.

  1. In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mag de bouwhoogte van nieuw op te richten bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 3' (Molen Zeldenrust) niet meer bedragen dan:

  1. binnen een afstand van 100 meter van de molen: de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen, in casu een hoogte van 4,00 meter, gemeten vanaf de maaiveldhoogte ter plaatse van de molen;

  2. binnen een afstand van 100 meter tot 400 meter van de molen: de maximaal toelaatbare hoogte, zoals berekend met de biotoopformule H(x) = x/50 + 0,2*17,50 waarbij x staat voor de afstand vanaf de molen.

 

32.5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 32.5.2 en toestaan dat hogere bouwwerken worden gebouwd overeenkomstig de voor de gronden geldende bestemmingen, mits de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient te voren advies te zijn ingewonnen bij een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke ter zake deskundige.

 

32.5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden op de in 32.5.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan op grond van het bepaalde in 32.5.2 is toegestaan voor bouwwerken;

  2. het ophogen van gronden hoger dan de hoogte die op grond van het bepaalde in 32.5.2 is toegestaan voor bouwwerken;

  3. het beplanten met bomen, heesters en andere hoogopgaande beplanting met een hoogte die groter is dan op grond van het bepaalde in 32.5.2 is toegestaan voor bouwwerken;

  1. Het in sub a vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, is verleend;

  2. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering zijn;

  1. De in sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke ter zake deskundige.

 

 

Artikel 33 Algemene afwijkingsregels

 

33.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling in deze planregels kan worden afgeweken van de regels kan het bevoegd gezag door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;

  2. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  3. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10,00 meter;

  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40,00 meter, onder de volgende voorwaarden:

  1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes en dergelijke zijn uitsluitend toegestaan:

  • buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;

  • binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen en sportparken.

  1. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:

  • op hoge gebouwen, bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat monumentale en beeldbepalende gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de Monumentencommissie;

  • tegen gevels aan, wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.

 

 

33.2 Evenementen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels en kan toestaan dat op een locatie die niet is aangeduid als 'overige zone - evenementen' evenementen of festiviteiten worden gehouden met een maximum van 3 evenementen of festiviteiten per locatie per jaar, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

rekeninghoudend met de aard van de activiteit en de te verwachten belasting voor de directe omgeving.

 

 

33.3 Bed and breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorende bouwwerken bij de woning voor een bed and breakfast, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. de bed and breakfast dient te worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;

  2. het maximum aantal personen dat logies en ontbijt mag worden geboden bedraagt vier;

  3. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;

  4. aangetoond dient te worden dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen bestaan;

  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven.

 

 

33.4 Ontmoetingsplaatsen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels voor het gebruik van een deel van een gebouw dan wel het oprichten van een gebouw voor een ontmoetingsplaats, mits:

  1. de oppervlakte van de ontmoetingsplaats niet meer bedraagt dan 20 m2;

  2. de bouwhoogte van de ontmoetingsplaats niet meer bedraagt dan 3,00 meter.

 

 

33.5 Voorwaarden

Een omgevingsverguning als bedoeld in 33.1 tot en met 33.4 kan uitsluitend worden verleend indien hierdoor:

  1. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

  2. het stedenbouwkundig beeld en de stedenbouwkundige samenhang niet onevenredig worden aangetast; er zal in ieder geval sprake zijn van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang indien:

  1. de karakteristiek van de openbare ruimte onevenredig wordt aangetast;

  2. historische of stedenbouwkundige betekenis van bebouwing wordt aangetast.

 

 

Artikel 34 Algemene wijzigingsregels

 

34.1 Algemene wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag niet meer bedragen dan 3,00 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

  2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag niet meer bedragen dan 3,00 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

  3. het wijzigen van de in de bijlage opgenomen Staten van Bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;

  4. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

 

 

34.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1 (Fabrieksstraat 2-2a)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' en ter plaatse maximaal 6 grondgebonden woningen toe te staan (inclusief de 2 bestaande bedrijfswoningen, met dien verstande dat de bedrijfswoningen mogen worden omgezet naar burgerwoningen of mogen worden gesloopt en elders binnen het wijzigingsgebied mogen worden herbouwd), mits:

  1. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn of worden beëindigd;

  2. overtollige bebouwing wordt gesloopt;

  3. het gebruik voor wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

  4. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  5. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;

  6. aangetoond is dat geen beschermde flora en/of fauna wordt aangetast;

  7. de ontwikkeling stedenbouwkundig inpasbaar is;

  8. de belangen van derden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

  9. de toe te voegen woning(en) passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;

  10. de woningen worden gebouwd met toepassing van het beginsel hydrologisch neutraal bouwen, wat betekent dat sprake dient te zijn van voldoende waterberging;

  11. voldaan wordt aan het bepaalde ten aanzien van parkeren overeenkomstig artikel 35.1;

  12. de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

 

34.3 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2 (Dr. Kuyperstraat 26)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin', 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' en ter plaatse maximaal 18 gestapelde woningen, al dan niet met een parkeerkelder, toe te staan, mits:

  1. de maatschappelijke voorzieningen ter plaatse zijn of worden beëindigd;

  2. overtollige bebouwing wordt gesloopt;

  3. het gebruik voor wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

  4. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  5. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;

  6. aangetoond is dat geen beschermde flora en/of fauna wordt aangetast;

  7. de ontwikkeling stedenbouwkundig inpasbaar is;

  8. de belangen van derden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

  9. de toe te voegen woning(en) passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;

  10. de woningen worden gebouwd met toepassing van het beginsel hydrologisch neutraal bouwen, wat betekent dat sprake dient te zijn van voldoende waterberging;

  11. voldaan wordt aan het bepaalde ten aanzien van parkeren overeenkomstig artikel 35.1;

  12. de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin', 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

 

34.4 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 3 (Fabrieksstraat 15-15a)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' en ter plaatse maximaal 3 grondgebonden woningen toe te staan (inclusief de bestaande bedrijfswoning, met dien verstande dat de bedrijfswoning mag worden omgezet naar een burgerwoning of mag worden gesloopt en elders binnen het wijzigingsgebied mag worden herbouwd), mits:

  1. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn of worden beëindigd;

  2. overtollige bebouwing wordt gesloopt;

  3. het gebruik voor wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

  4. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  5. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;

  6. aangetoond is dat geen beschermde flora en/of fauna wordt aangetast;

  7. de ontwikkeling stedenbouwkundig inpasbaar is;

  8. de belangen van derden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

  9. de toe te voegen woning(en) passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;

  10. de woningen worden gebouwd met toepassing van het beginsel hydrologisch neutraal bouwen, wat betekent dat sprake dient te zijn van voldoende waterberging;

  11. voldaan wordt aan het bepaalde ten aanzien van parkeren overeenkomstig artikel 35.1;

  12. de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

 

34.5 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 4 (Burgemeester van Houtstraat 27)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' en ter plaatse maximaal 1 vrijstaande woning toe te staan, mits:

  1. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn of worden beëindigd;

  2. overtollige bebouwing wordt gesloopt;

  3. het gebruik voor wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

  4. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  5. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;

  6. aangetoond is dat geen beschermde flora en/of fauna wordt aangetast;

  7. de ontwikkeling stedenbouwkundig inpasbaar is;

  8. de belangen van derden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

  9. de toe te voegen woning(en) passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;

  10. de woningen worden gebouwd met toepassing van het beginsel hydrologisch neutraal bouwen, wat betekent dat sprake dient te zijn van voldoende waterberging;

  11. voldaan wordt aan het bepaalde ten aanzien van parkeren overeenkomstig artikel 35.1;

  12. de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

 

34.6 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 5 (Burgemeester van Houtstraat 57-59)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 5' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' en ter plaatse maximaal 1 vrijstaande woning toe te staan, mits:

  1. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn of worden beëindigd;

  2. overtollige bebouwing wordt gesloopt;

  3. het gebruik voor wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

  4. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  5. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;

  6. aangetoond is dat geen beschermde flora en/of fauna wordt aangetast;

  7. de ontwikkeling stedenbouwkundig inpasbaar is;

  8. de belangen van derden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

  9. de toe te voegen woning(en) passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;

  10. de woningen worden gebouwd met toepassing van het beginsel hydrologisch neutraal bouwen, wat betekent dat sprake dient te zijn van voldoende waterberging;

  11. voldaan wordt aan het bepaalde ten aanzien van parkeren overeenkomstig artikel 35.1;

  12. de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

 

34.7 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 6 (Cranendoncklaan 72)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 6' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' en ter plaatse maximaal 2 vrijstaande woningen toe te staan (inclusief de bestaande bedrijfswoning, met dien verstande dat de bedrijfswoning mag worden omgezet naar een burgerwoning of mag worden gesloopt en elders binnen het wijzigingsgebied mag worden herbouwd), mits:

  1. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn of worden beëindigd;

  2. overtollige bebouwing wordt gesloopt;

  3. het gebruik voor wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

  4. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  5. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;

  6. aangetoond is dat geen beschermde flora en/of fauna wordt aangetast;

  7. de ontwikkeling stedenbouwkundig inpasbaar is;

  8. de belangen van derden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

  9. de toe te voegen woning(en) passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;

  10. de woningen worden gebouwd met toepassing van het beginsel hydrologisch neutraal bouwen, wat betekent dat sprake dient te zijn van voldoende waterberging;

  11. voldaan wordt aan het bepaalde ten aanzien van parkeren overeenkomstig artikel 35.1;

  12. de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

 

34.8 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 7 (Gastelseweg 18-20)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 7' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' en ter plaatse maximaal 2 halfvrijstaande woningen dan wel maximaal 3 aaneengebouwde woningen toe te staan, mits:

  1. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn of worden beëindigd;

  2. overtollige bebouwing wordt gesloopt;

  3. het gebruik voor wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

  4. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  5. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;

  6. aangetoond is dat geen beschermde flora en/of fauna wordt aangetast;

  7. de ontwikkeling stedenbouwkundig inpasbaar is;

  8. de belangen van derden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

  9. de toe te voegen woning(en) passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;

  10. de woningen worden gebouwd met toepassing van het beginsel hydrologisch neutraal bouwen, wat betekent dat sprake dient te zijn van voldoende waterberging;

  11. voldaan wordt aan het bepaalde ten aanzien van parkeren overeenkomstig artikel 35.1;

  12. de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

 

34.9 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 8 (Looierijstraat 11a)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 8' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin', 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' en ter plaatse maximaal 8 grondgebonden woningen met groen- en verkeersvoorzieningen toe te staan, mits:

  1. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn of worden beëindigd;

  2. overtollige bebouwing wordt gesloopt;

  3. het gebruik voor wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

  4. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  5. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;

  6. aangetoond is dat geen beschermde flora en/of fauna wordt aangetast;

  7. de ontwikkeling stedenbouwkundig inpasbaar is;

  8. de belangen van derden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

  9. de toe te voegen woning(en) passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;

  10. de woningen worden gebouwd met toepassing van het beginsel hydrologisch neutraal bouwen, wat betekent dat sprake dient te zijn van voldoende waterberging;

  11. voldaan wordt aan het bepaalde ten aanzien van parkeren overeenkomstig artikel 35.1;

  12. de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin', 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

 

34.10 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 9 (Keunenhoek 4)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 9' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' en ter plaatse maximaal 3 vrijstaande woningen dan wel maximaal 4 woningen in een type 'gesplitste woonboerderij' toe te staan, mits:

  1. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn of worden beëindigd;

  2. overtollige bebouwing wordt gesloopt;

  3. het gebruik voor wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

  4. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  5. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;

  6. aangetoond is dat geen beschermde flora en/of fauna wordt aangetast;

  7. de ontwikkeling stedenbouwkundig inpasbaar is;

  8. de belangen van derden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

  9. de toe te voegen woning(en) passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;

  10. de woningen worden gebouwd met toepassing van het beginsel hydrologisch neutraal bouwen, wat betekent dat sprake dient te zijn van voldoende waterberging;

  11. voldaan wordt aan het bepaalde ten aanzien van parkeren overeenkomstig artikel 35.1;

  12. de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

 

34.11 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 10 (Dr. Ant. Mathijsenstraat 46)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 10' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' en ter plaatse maximaal 3 vrijstaande woningen dan wel maximaal 4 halfvrijstaande woningen toe te staan, mits:

  1. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn of worden beëindigd;

  2. overtollige bebouwing wordt gesloopt;

  3. het gebruik voor wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

  4. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  5. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;

  6. aangetoond is dat geen beschermde flora en/of fauna wordt aangetast;

  7. de ontwikkeling stedenbouwkundig inpasbaar is;

  8. de belangen van derden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

  9. de toe te voegen woning(en) passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;

  10. de woningen worden gebouwd met toepassing van het beginsel hydrologisch neutraal bouwen, wat betekent dat sprake dient te zijn van voldoende waterberging;

  11. voldaan wordt aan het bepaalde ten aanzien van parkeren overeenkomstig artikel 35.1;

  12. de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

 

34.12 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 11 (Nieuwstraat 51)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 11' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' en ter plaatse maximaal 11 gestapelde woningen toe te staan, mits:

  1. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn of worden beëindigd;

  2. overtollige bebouwing wordt gesloopt;

  3. het gebruik voor wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

  4. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  5. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;

  6. aangetoond is dat geen beschermde flora en/of fauna wordt aangetast;

  7. de ontwikkeling stedenbouwkundig inpasbaar is;

  8. de woningen worden gerealiseerd in één bouwmassa aan de straatzijde en de goot- en bouwhoogte van dit gebouw maximaal 7 respectievelijk maximaal 10 meter bedraagt;

  9. de belangen van derden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

  10. de toe te voegen woning(en) passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;

  11. de woningen worden gebouwd met toepassing van het beginsel hydrologisch neutraal bouwen, wat betekent dat sprake dient te zijn van voldoende waterberging;

  12. voldaan wordt aan het bepaalde ten aanzien van parkeren overeenkomstig artikel 35.1;

  13. de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

 

Artikel 35 Overige regels

 

35.1 Parkeren

Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  1. In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

  2. In het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

  3. Voor het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid dient te worden voldaan aan het het parkeerbeleid van de gemeente Cranendonck, zoals opgenomen in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2016, vastgesteld door de gemeenteraad op 7 maart 2017. Indien de gemeentelijke beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt de aanvraag omgevingsvergunning getoetst aan het gewijzigde parkeerbeleid zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning.

  4. De parkeervoorzieningen als bedoeld in sub a en b dienen in stand te worden gehouden.

 

 

35.2 Waterberging

 

35.2.1 Voorwaardelijke verplichting waterberging

  1. Het bouwen van nieuwe gebouwen en/of overkappingen met een (gezamenlijke) oppervlakte van meer dan 50 m2 is uitsluitend toegestaan indien op eigen terrein wordt voorzien in een voorziening voor de berging van hemelwater met een capaciteit van ten minste 3,0 m3 per 100 m2 bebouwd oppervlak;

  2. De gebouwen en overkappingen zoals bedoeld in sub a mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 2 indien de voorziening voor de berging van hemelwater in stand wordt gehouden.

 

35.2.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 35.2.1 en toestaan dat niet op eigen terrein wordt voorzien in berging van hemelwater of dat de berging van hemelwater een kleinere capaciteit heeft, mits buiten het eigen terrein of op andere wijze is voorzien in voldoende berging voor hemelwater overeenkomstig het verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2021-2025 of diens rechtsopvolger.

 

 

35.3 Verwijzing naar wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen en dergelijke, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

 

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 36 Overgangsrecht

 

36.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;

  2. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

36.2 Overgangsrecht gebruik

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. het bepaalde sub a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 37 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan 'Budel en Budel-Dorplein' van de gemeente Cranendonck.

 

 

 

 

 

 

 

Vastgesteld: 20 juli 2021