direct naar inhoud van Regels
Plan: Kom Budel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1706.BPBDL0028-VAST

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Kom Budel' van de gemeente Cranendonck.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1706.BPBDL0028-VAST met de bijbehorende regels (en bijlagen).

1.3 Aanbouw/Uitbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw (door de vorm) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Aan-huis-verbonden-beroep

De uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt.

1.7 Archeologisch onderzoek

In een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.

1.8 Archeologisch verwachtingsvol gebied

Door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vermoed wordt dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg.

1.9 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar.

1.10 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 Bebouwingspercentage

Een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.12 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.13 Bedrijfsverzamelgebouw

Gebouw dat dient voor de huisvesting van meerdere bedrijven.

1.14 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bestemd voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.15 Bestaand
  • a. bebouwing: zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  • b. gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
1.16 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.17 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Hieronder vallen bijgebouwen alsmede aan- en uitbouwen en overkappingen.

1.19 Bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.20 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.22 Bouwlaag

Het doorlopende geheel van op gelijke of nagenoeg gelijke vloerhoogte gelegen ruimten in een gebouw met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw, zolder en vliering.

1.23 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.25 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.26 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 Burgerwoning

Een complex van ruimten, dient voor de huisvesting van één huishouden, niet zijnde een bedrijfswoning.

1.28 Carport

Een op de grond staande overkapping van één bouwlaag bij een bestaande woning, die bedoeld is als een overdekte stallingsruimte voor personenauto's.

1.29 Coffeeshop

Een horeca-inrichting waar handel in en / of gebruik van softdrugs plaatsvindt.

1.30 Cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon of de architectuur.

1.31 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.32 Dienstverlening

Het verlenen van diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek (al dan niet door middel van een baliefunctie), met uitzondering van een seksinrichting.

1.33 Evenement

Al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen.

1.34 Extensief recreatief medegebruik

Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en waarbij het gebruik weinig invloed heeft op de doeleinden binnen de bestemming.

1.35 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)

Hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen.

1.37 Geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.38 Geurgevoelig object

Een woning of ander geurgevoelig object als bedoeld in de Wet geurhinder en veehouderij

1.39 Gevellijn

De als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd.

1.40 Groothandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten behoeve van verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.41 Handelsonderneming

Een bedrijf dat zich uitsluitend richt op in- en verkoop van goederen.

1.42 Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.43 Horecabedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van of het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken of het exploiteren van zaalaccommodatie of nachtverblijf, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Tot de hieronder genoemde begrippen Horeca 1 tot en met Horeca 5 worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:

a. Horeca 1 (daghoreca):

vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en waarbij de activiteiten primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren of alcoholische en niet-alcoholische dranken voor nuttiging al dan niet ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans geen of slechts in lichte mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals broodjeszaken, ijssalons, eethuisjes en lunchrooms;

b. Horeca 2 (maaltijd- en logiesverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse of het bedrijfsmatig verstrekken van logies en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt, zoals restaurants, bistro's, grand cafés, hotels en pensions;

c. Horeca 3 (spijsverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren voor nuttiging al dan niet ter plaatse alsmede daaraan ondergeschikt het verstrekken van licht-alcoholische dranken voor nuttiging ter plaatse en niet-alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans in enige mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafetaria's, automatieken en afhaalhoreca;

d. Horeca 4 (drankverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken voor gebruik ter plaatse van alcoholische en niet alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans een lichte aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafés en bars, al dan niet in combinatie met zaalverhuur;

e. Horeca 5 (zware horeca):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig gelegenheid bieden van dansen op elektrisch versterkte muziek alsmede op het ter plaatse nuttigen van alcoholische en niet-alcoholische dranken en etenswaren, en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals discotheken, nachtclubs en dancings.

1.44 Huishouden

Een verzameling van één of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid.

1.45 Kamerverhuur en/of niet zelfstandige woonruimte

een woning die, al dan niet mede door de rechthebbende, duurzaam en (nagenoeg) zelfstandig kamergewijs wordt bewoond en welk niet valt aan te merken als het verstrekken van logies.

1.46 Kantoor

Een gebouw dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord worden gestaan en geholpen.

1.47 Kunstwerken

Bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.

1.48 Landschappelijke inpassing

Inpassing in het omringende landschap door bij de situering in te spelen op de landschappelijke kenmerken en/of door het gebruik van beplanting die past bij het landschapstype ter plaatse, om de bebouwing minder nadrukkelijk in het landschap te plaatsen.

1.49 Lichte bedrijvigheid

Het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de van deze planregels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels.

1.50 Maatschappelijk

Educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, waaronder tevens begrepen een kinderdagverblijf en peuterspeelzaal, alsmede voorzieningen ten behoeve van sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.51 Natuurlijke waarden

De aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied.

1.52 Ondergeschikte detailhandel

Beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten, tot maximaal 20 % van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw.

1.53 Ondergronds bouwwerk

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.54 Ondersteunende horeca

Het als nevenactiviteit verkopen van dranken en spijzen voor consumptie ter plaatse, in een openbaar toegankelijk commercieel bedrijf, dit bedrijf heeft niet als hoofdbestemming 'Horeca'.

1.55 Ontmoetingsplaats

Plaats ingericht ten behoeve van het samenkomen van mensen met gelijke leeftijd, gezindheid of interesse, zoals jongeren en ouderen.

1.56 Overkapping

Een bouwwerk dat bestaat uit een dakconstructie zonder eigen wanden.

1.57 Paracommercieel horecabedrijf

Een instelling die weliswaar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken verstrekt, maar dit doet als nevenactiviteit. De hoofdactiviteit ligt op een ander vlak. Het gaat daarbij om hoofdactiviteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levenbeschouwelijke of godsdienstige aard.

1.58 Peil
  • a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.59 Productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.60 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.61 Psychogeriatrische wooneenheden

Wooneenheden waarbinnen in groepsverband zorg wordt geboden aan ouderen die geestelijk hulpbehoevend zijn geworden.

1.62 Risicovolle inrichting

Inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.63 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.64 Vloeroppervlakte

De totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.

1.65 Volumineuze goederen

Goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen, boten, caravans, en dergelijke.

1.66 Voorgevel

De gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekgevel is er slechts sprake van één voorgevel).

1.67 Voorgevellijn

De denkbeeldige lijn die getrokken kan worden door, én samenvalt met, de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan.

1.68 Voorgevelrooilijn

De grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd en het verlengde daarvan.

1.69 Voorzieningen van algemeen nut

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.70 Water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer waterafvoer, en waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten et cetera.

1.71 Wet/wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.72 Woning

Een complex van ruimten, dient voor de huisvesting van één huishouden waarbij de volgende onderverdeling van toepassing is:

  • a. aaneengebouwde woning: een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;
  • b. gestapelde woning: een woning of wooneenheid die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;
  • c. geschakelde woning: woning waarvan het hoofdgebouw door middel van bijbehorende bouwwerken met een andere woning is verbonden.
  • d. twee-aaneengebouwde woning: een woning waarbij het hoofdgebouw aan één zijde een gemeenschappelijke wand heeft met het naastgelegen bij- of hoofdgebouw van een andere woning;
  • e. vrijstaande woning: een woning waarbij het hoofdgebouw geen gemeenschappelijke wand heeft met een bij- of hoofdgebouw van een andere woning;
  • f. patiowoning: woning met een kleine ommuurde privé-buitenruimte;
  • g. zorgwoning: een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw, over het algemeen gelijkvloers en rolstoeltoegankelijk, voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen, gericht op het verlenen van zorg.
  • h. wonen op de verdieping: woning(en) op de verdieping(en) van een pand, waarbij op de begane grond uitsluitend de ingang en verkeersruimte ten behoeve van de bovengelegen woning(en) aanwezig zijn;
1.73 Zolder

Ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afdekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

1.74 Zorginstelling

(Een gedeelte van) Een gebouw bedoeld voor zorgwoningen en/of groepswoningen, intramurale zorg (voorzieningen) en zorgondersteunende infrastructuur.

1.75 Zorgwonen

Het wonen in een zorgcentrum of zorgwoning.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 De hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.7 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

De kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.

2.8 De bebouwde oppervlakte van een bouwperceel

De gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde bouwperceel zijn of mogen worden opgericht op grond van verleende vergunning of zijn opgericht op grond van artikel 2.3, lid 1 BOR juncto artikel 3 van bijlage 2 BOR, met inbegrip van de oppervlakten van (gedeelte van) gebouwen die volledig onder peil zijn gelegen.

2.9 De lengte, breedt en diepte van een gebouw

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken of de harten van scheidsmuren.

2.10 De ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.11 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, erkers en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische doeleinden;
  • b. behoud en herstel van de aan het gebied eigen zijnde landschappelijke waarden;
  • c. een agrarische functie met natuur- en landschapswaarden;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. landschappelijke inpassing;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met de daarbij behorende:

  • i. erven en terreinen;
  • j. verkeer- en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen enkel binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • d. buiten het bouwvlak mogen mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    • 2. de oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut niet meer mag bedragen 15 m².

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. silo's zijn uitsluitend toegestaan in het bouwvlak, met een maximale hoogte van 8 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter.

3.2.3 Schuilhutten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder a. teneinde buiten het bouwvlak het bouwen van een schuilhut toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. per perceel is maximaal één schuilhut toegestaan;
  • b. de oppervlakte van het perceel waarop de schuilhut wordt gesitueerd, dient minimaal 2500 m² te bedragen;
  • c. de oppervlakte van een schuilhut mag maximaal 30 m² bedragen;
  • d. de afstand tot de perceelgrenzen dient minimaal 3 m te bedragen;
  • e. de goothoogte mag maximaal 2,5 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen;
  • g. voldaan wordt aan de beleidsregels "Beleidsregels Schuilhutten en Paardenbakken";

een omgevingsvergunning als bedoeld in deze bepaling kan uitsluitend aan de eigenaar van het betreffende perceel worden verleend; per eigenaar kan maximaal één omgevingsvergunning als bedoeld in deze bepaling worden verleend.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. kamperen;
  • b. opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het behoud van natuurlijke waarden.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 2;
  • b. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep;
    • 2. 'verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg': een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
    • 3. 'specifieke vorm van bedrijf - molenbedrijf', een molenbedrijf met bijbehorende detailhandel en ondergeschikte horeca;
    • 4. 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf': een garagebedrijf;
    • 5. specifieke vorm van waarde - monument rijk': het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld;
    • 6. 'specifieke vorm van bedrijf - handelsbedrijf'', voor een handelsonderneming;
    • 7. 'bedrijf van categorie 1' een bedrijf in milieucategorie 1, zoals opgenomen in bijlage 3 voor zover het géén kantoor met baliefunctie betreft;
    • 8. 'gemaal', een gemaal;
  • c. ondergeschikte, al dan niet productiegebonde detailhandel;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met de daarbij behorende:

  • g. erven en terreinen;
  • h. verkeer- en parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • e. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient aan één zijde tenminste 3 m te bedragen. Indien de afstand op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan minder dan 3 m bedraagt, geldt deze mindere afstand als de minimale afstand tot de betreffende perceelsgrens;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handelsbedrijf' geldt in afwijking van het bepaalde in a,b en e, uitsluitend dat de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 5 meter dient te bedragen en dat de maximum bebouwde oppervlakte op het perceel 4300 m² dient te bedragen.
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 1' is binnen de fundering van het bedrijfsgebouw het ondergronds bouwen van menstoegankelijke ruimten toegestaan, mits deze ruimte(n):
    • 1. uitsluitend van binnenuit toegankelijk zijn;
    • 2. geen ruimtelijke uitstraling hebben;
    • 3. de ondergrondse bouwdiepte maximaal 4,00 meter onder peil bedraagt.

4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is per aanduiding maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de bedrijfswoning dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  • c. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 meter daarachter;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • e. de goothoogte bedraagt maximaal 7,00 meter;
  • f. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10,00 meter.

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. overkappingen mogen tot 1,50 meter voor de voorgevellijn worden gebouwd, mits de afstand tot de voorste perceelgrens minimaal 3,00 meter bedraagt en het voor de voorgevellijn gebouwde niet met enige wand omsloten is;
  • d. de totale oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 60 m2;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d mag ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding -afwijkende maatvoering' de totale oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 75 m2;
  • f. de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 meter;
  • g. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,00 meter.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1,00 meter;
  • c. de hoogte van een luifel bij een benzineverkooppunt bedraagt maximaal 6,00 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4,00 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 4.1 sub b onder 1;
  • c. detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel en productiegebonden detailhandel als bedoeld in 4.1 sub c en uitgezonderd detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -molenbedrijf' als bedoeld in 4.1 sub b onder 3;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG), met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen als genoemd in 4.1 sub b onder 2 ;
  • e. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;

4.3.2 Monumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' staat bij het gebruik van de gronden en het gebouw de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop en zijn de bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing.

4.3.3 Ondergeschikte detailhandel

De omvang van ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 20% van het vloeroppervlak met een maximum van 100 m2.

4.3.4 Detailhandel bij verkooppunt motorbrandstoffen

Detailhandel is ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg' tot ten hoogste 125 m2 vloeroppervlak toegestaan.

4.3.5 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 60 m2;
  • b. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
  • c. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijken m.b.t. toestaan van activiteiten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 onder a om activiteiten toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomen, of om activiteiten toe te laten die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn vermeld in een categorie die in principe niet is toegestaan op het desbetreffende bouwperceel, mits:

  • a. onderzoek aantoont dat de bedoelde activiteiten qua milieubelasting kunnen worden gelijkgesteld met de krachtens de bepalingen van dit plan ter plaatse toelaatbare categorie bedrijfsactiviteiten.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen van algemeen nut zoals transformatorgebouwen, bouwwerken ten behoeve van de gasvoorziening, rioolgemaal en dergelijke;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. voorzieningen van algemeen nut;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met de daarbij behorende:

  • a. erven en terreinen;
  • b. verkeer- en parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • b. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 5,00 meter bedragen.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;
  • b. de hoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer dan 4,00 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de milieucategorie 2 en 3.1 uit de in de bijlage 5 opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein';
  • b. bestaande bedrijfsactiviteiten in een milieucategorie lager of hoger dan onder a aangegeven, als opgenomen in de bijlage 6 'Bestaande bedrijfsactiviteiten lager dan 2 en hoger dan 3.1';
  • c. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
    • 2. 'detailhandel volumineus': bestaande detailhandel in volumineuze goederen;
    • 3. 'opslag': uitsluitend statische opslag en caravanstalling;
    • 4. 'specifieke vorm van sport - fitness': een fitnesscentrum;
    • 5. 'wonen': voor een bestaande burgerwoning, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep;
  • d. productiegebonden detailhandel;
  • e. bedrijfsverzamelgebouwen, uitsluitend op percelen met een minimale perceelsgrootte van 2.500 m²;
  • f. kantoren, uitsluitend als ondersteunende functie ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • g. wegen, parkeervoorzieningen en fiets- en voetpaden;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. abri’s, telefooncellen, straatmeubilair e.d;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. voorzieningen van algemeen nut;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met de daarbij behorende:

  • o. erven en terreinen;
  • p. verkeer- en parkeervoorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 meter daarachter;
  • c. de oppervlakte van een bouwperceel bedraagt minimaal 500 m² en maximaal 5.000 m²;
  • d. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • e. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot en bouwhoogte' is aangegeven;
  • f. de goothoogte van een gebouw bedraagt minimaal 2,5 meter;
  • g. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan één zijde ten minste 5 m te bedragen;
  • h. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de achterste perceelsgrens dient ten minste 5 m te bedragen;
  • i. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'afwijkende maatvoering' mag de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens 2 meter bedragen;
  • j. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 4 meter;

6.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is per aanduiding maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de bedrijfswoning dient binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' gebouwd te worden;
  • c. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 meter daarachter;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • e. de goothoogte bedraagt maximaal 7,00 meter;
  • f. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10,00 meter.

6.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. overkappingen mogen tot 1,50 meter voor de voorgevellijn worden gebouwd, mits de afstand tot de voorste perceelgrens minimaal 3,00 meter bedraagt en het voor de voorgevellijn gebouwde niet met enige wand omsloten is;
  • d. de totale oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 75 m2;
  • e. de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 meter;
  • f. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,00 meter.

6.2.4 Burgerwoningen

Voor het bouwen van burgerwoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'woning' is per aanduiding maximaal 1 woning toegestaan;
  • b. het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'specfieke bouwaanduiding - hoofdgebouw toegestaan', waarbij geldt dat vrijstaande en twee-aaneengebouwde zijn toegestaan;
  • c. de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.

6.2.5 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij burgerwoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bestaande burgerwoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw toegestaan' worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de totale oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw toegestaan' mag per woning niet meer bedragen dan:
    • 1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;
    • 2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m² tot 2.000 m²;
    • 3. 120 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 2.000 m²;
    • 4. met dien verstande dat het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter het bouwvlak, maximaal 50% mag bedragen.
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 meter;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,00 meter;
  • f. bij vrijstaande woningen dient één der zijstroken vrij te blijven van bebouwing tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25,00 meter achter de voorgevellijn, tenzij de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minder dan 3,00 meter bedraagt. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan de genoemde 25,00 meter en 3,00 meter, geldt deze afstand als minimale afstand;
  • g. overkappingen mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw toegestaan' worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de overkapping moet worden gebouwd in of achter de voorgevellijn;
    • 2. voor zover de overkapping een carport betreft, mag deze aan een derde zijde aan een carport of de zijgevel van een gebouw op het belendende perceel worden gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter.

6.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1,20 meter;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4,00 meter.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • c. kantoren, met uitzondering van kantoren als bedoeld in 6.1 sub f;
  • d. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden en volumineuze detailhandel als bedoeld in 6.1 sub c onder 2 en sub d;
  • e. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 6.1 sub c onder 1 en sub c onder 5;
  • f. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. lpg);
  • g. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.

6.3.2 Ondergeschikte detailhandel

De omvang van ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 30% van het vloeroppervlak..

6.3.3 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit ter platse van de aanduiding 'wonen', waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 60 m2;
  • b. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
  • c. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Afwijken m.b.t. toestaan van activiteiten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1 sub a voor de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf uit een hogere of lagere milieucategorie dan is toegestaan, of van een bedrijf dat niet is genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling dienen te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking;
  • b. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;
  • c. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding is gewaarborgd;
  • f. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is.

6.4.2 Afwijken m.b.t detailhandel in volumineuze goederen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1 sub c onder 2 voor een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op detailhandel in volumineuze goederen, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft detailhandel in goederen die redelijkerwijs niet kan worden ondergebracht in winkelruimte in een woonkern;
  • b. er is aangetoond en geborgd dat er voor bezoekers en personeel voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zullen zijn op het eigen perceel en dat die parkeerplaatsen het laden en lossen op eigen terrein niet beletten;
  • c. er is aangetoond dat er geen verkeersaantrekkende werking van de detailhandel uitgaat, die tot een significante toename van de verkeersbelasting leidt.

6.4.3 Afwijken m.bt. detailhandel als ondergeschikte activiteit

Met een omgevingsvergunning kan voor locaties als bedoeld in 6.1 sub c onder 2 worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1 sub c onder 2 voor detailhandel als nevenactiviteit, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het gaat specifiek om aan de hoofdactiviteit verbonden productie en/of installatie, passend binnen de benoemde algemeen toegestane perifere branches. Het kan bijvoorbeeld gaan om ter plekke geproduceerde artikelen (mits passend bij de benoemde PDV-branches).
  • b. De detailhandel is ondergeschikt in termen van omzet en/of benutte bedrijfsruimte.
  • c. De verkoopruimte mag maximaal 20% van de bedrijfsruimte uitmaken tot een maximum van 150 m² winkelvloeroppervlakte.
  • d. De openingstijden van de detailhandel gelden die staan vastgelegd in de Winkeltijdenwet.
  • e. Bereikbaarheid en parkeren mogen niet leiden tot overlast voor de omgeving.

6.4.4 Afwijken met betrekking tot een grotere omvang van het bouwperceel

Met een omgevingsvergunning kan voor locaties als bedoeld in 6.2.1 sub c worden afgeweken van de gestelde maximumomvang van 5000 m² bouwperceel, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken voor het bedrijf om op het in gebruik zijnde bouwperceel tegemoet te komen aan de ruimtebehoefte door middel van zorgvuldig ruimtegebruik als bedoeld in de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant;
  • b. aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn aanwezig zijn die noodzaken tot uitbreiding of vestiging ter plaatse;
  • c. de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om het bedrijf te verplaatsen naar of te vestigen op:
    • 1. een bedrijventerrein in een nabij gelegen stedelijk concentratiegebied; of
    • 2. een nabijgelegen bovenregionaal bedrijventerrein.

Artikel 7 Centrum - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van supermarkten en met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen;
  • b. dienstverlening;
  • c. kantoren;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. bedrijven zoals genoemd in de bijlage ‘Staat van Bedrijfsactiviteiten – functiemenging’ onder categorie A, als opgenomen in bijlage 4;
  • f. horecabedrijven uit de categorie 1 t/m 4;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'specifieke vorm van wonen - wonen op de verdieping': tevens wonen op de verdieping(en), al dan niet met aan-huis-verbonden beroep;
    • 2. 'wonen': wonen op de begane grond en op de verdiepingen, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep;
    • 3. ‘horeca van categorie 5': horeca van categorie 5;
    • 4. ‘seksinrichting’: een seksinrichting;
    • 5. 'evenemententerrein': een terrein voor evenementen;
    • 6. ‘specifieke vorm van bedrijf – brouwerij’: een brouwerij;
    • 7. ‘specifieke vorm van bedrijf – drukkerij’: een drukkerij;
    • 8. ‘nutsvoorziening’: een nutsvoorziening;
    • 9. 'supermarkt': een supermarkt;
    • 10. 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' en 'specifieke vorm van waarde - monument Rijk': het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld.
    • 11. 'specifieke vorm van waarde - beeldbepalend pand': het behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarde;
  • h. bestaand ondergeschikt wonen op de begane grond ten behoeve van woningen op de verdieping, zoals entreevoorzieningen en/of bergingen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. voorzieningen van algemeen nut;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met de daarbij behorende

  • l. erven en terreinen;
  • m. verkeer- en parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak met de voorgevel in de voorgevelrooilijn;
  • b. de bouwvlakken mogen volledig worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - brouwerij’ een bebouwingspercentage van maximaal 70% van het bouwperceel geldt;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – brouwerij’ de goot- en bouwhoogte van bestaande hogere gebouwen dan aangeduid in c maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte bedragen.

7.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen in of achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de totale oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan:
    • 1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;
    • 2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m²;
    • 3. 175 m² uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bebouwd oppervlak';
    • 4. met dien verstande dat het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter het bouwvlak, maximaal 50% mag bedragen;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 meter;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - winterterrassen' voor de (voor)gevel van het hoofdgebouw aan- en/ of uitbouwen mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;
    • 2. de breedte van de aan- of uitbouw niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte van de voorgevel minder bedraagt dan 6 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 6 meter.’
  • g. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat voor de voorgevel van het hoofdgebouw erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
    • 2. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;
    • 3. de hoogte van de onderdoorgang onder een balkon niet minder bedraagt dan 3,50 meter;
    • 4. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte minder bedraagt dan 6 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 6,00 meter;
    • 5. de afstand van de erker, entreeportaal, balkon, luifel of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt.
  • h. in afwijking van het bepaalde onder a t/m g geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - brouwerij' voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dat deze bedrijfsgebouwen worden aangemerkt als (deel van een) hoofdgebouw.

7.2.3 Garageboxen

Ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' mogen garageboxen worden gebouwd, waarvoor de volgende bepalingen gelden:

  • a. het aanduidingsvlak mag volledig worden bebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter;
  • c. de breedte per garagebox mag niet meer bedragen dan 3,50 meter.
  • d. de maximale oppervlakte per garagebox niet meer bedraagt dan 25 m2;

7.2.4 Nutsvoorzieningen

Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' mag een nutsvoorziening worden gebouwd, waarvoor de volgende bepalingen gelden:

  • a. het aanduidingsvlak mag volledig worden bebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, ten behoeve van de brouwerij ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - brouwerij’ mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – brouwerij’ de goot- en bouwhoogte van bestaande hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde dan aangeduid in d maximaal de bestaande bouwhoogte bedragen.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.2.1 sub c voor het toestaan van een hogere goothoogte tot een maximum van 7,5 m;
  • b. lid 7.2.1 sub d voor het toestaan van een hogere bouwhoogte tot een maximum van 11,5 m;
  • c. lid 7.2.4 sub b voor het toestaan van een hogere bouwhoogte tot een maximum van 7,5 m;

De hierboven geregelde mogelijkheden voor een omgevingsvergunning voor het afwijken kunnen worden verleend indien hierdoor de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en de stedenbouwkundige samenhang niet onevenredig wordt aangetast. Er zal sprake zijn van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang indien:

  • d. de bebouwingskarakteristiek wordt aangetast;
  • e. de karakteristiek van de open ruimte wordt aangetast;
  • f. historische of stedenbouwkundige betekenis van bebouwing wordt aangetast.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. horeca in categorie 5, uitgezonderd als bedoeld in artikel 7.1 onder g sub 3;
  • b. supermarkt, uitgezonderd als bedoeld in 7.1 onder g sub 9..

7.4.2 Monumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' staat bij het gebruik van de gronden en het gebouw de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop en zijn de bepalingen van de Monumentenwet 1988 dan wel de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing.

7.4.3 Beeldbepalende panden

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beeldbepalend pand' staat bij het gebruik van de gronden en het gebouw de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop.

7.4.4 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden-beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 60 m2;
  • b. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
  • c. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

7.4.5 Ondersteunende horeca

Ondersteunende horeca bij een commercieel bedrijf is toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit en mag niet meer dan 49% van het totale overdekte en omsloten bruto vloeroppervlak van de hoofdactiviteit beslaan, dit naar rato van doel en beschikbare ruimte met een maximum van 150 m²;
  • b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit waarbij ondersteunende horeca zowel dag- als avondhoreca mag omvatten;
  • c. nachthoreca is niet toegestaan;
  • d. de toegang tot de horeca-activiteit verloopt uitsluitend via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit. Ten behoeve van de horeca-activiteit mag geen aparte ingang worden opgericht.

7.4.6 Evenementen

Op de gronden met de aanduiding 'evenemententerrein' zijn evenementen toegestaan, met dien verstande dat maximaal 2 evenementen per maand, gedurende maximaal 3 aaneengesloten dagen, exclusief de opbouw en het afbreken van het evenement, mogen worden georganiseerd, met uitzondering van plaatselijke kermissen en carnavalsactiviteiten, rekening houdend met de aard van de activiteit en de te verwachten belasting voor de directe omgeving.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Afwijkingsbevoegdheid extra woning op benedenverdieping

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd binnen de 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 1' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op de verdieping' af te wijken van het bepaalde in 7.1 sub g onder 1 ten behoeve van de realisatie van een grondgebonden woning of een extra woning op de benedenverdieping bij een bestaande bovenwoning met dien verstande dat:

  • a. de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet
  • b. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • c. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • d. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de realisatie van de nieuwe woning(en) past binnen de regionale woningbouwprogrammering.

7.5.2 Afwijkingsbevoegdheid grondgebonden woningen of wonen op de verdieping

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd binnen de 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 2' en 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 3' af te wijken van het bepaalde in 7.1 sub g onder 1 en 2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen of woningen op de verdieping, met dien verstande dat:

  • a. de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet
  • b. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • c. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • d. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de realisatie van de nieuwe woning(en) past binnen de regionale woningbouwprogrammering.

7.5.3 Afwijken ten behoeve van nieuwe bovenwoningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1 sub g onder 1 voor een functiewijziging van een niet-woonfunctie naar een woning op de verdieping, met dien verstande dat:

  • a. de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet
  • b. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • c. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • d. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de realisatie van de nieuwe woning(en) past binnen de regionale woningbouwprogrammering.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid
7.6.1 Wijziging ten behoeve van een grondgebonden woning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 14' het plan te wijzigen ten behoeve van het opnemen van de aanduiding 'wonen' teneinde een grondgebonden woning te kunnen realiseren, met dien verstande dat:

  • a. de niet- woonactiviteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;
  • b. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • c. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • d. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de bouwregels van de bestemming 'Centrum - 1' van overeenkomstige toepassing blijven;
  • g. de realisatie van de nieuwe woning(en) past binnen de regionale woningbouwprogrammering.

7.6.2 Wijzigen van de maximum bouwhoogte

Het bevoegd gezag is bevoegd ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied 11’ het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het mogelijk maken van het bouwen van een kap, mits:

  • a. dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  • b. de maximum bouwhoogte met maximaal 4 meter wordt vergroot.

Artikel 8 Centrum - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum – 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. bedrijven, voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 1;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. kantoren;
  • e. ondersteunende horeca;
  • f. horecabedrijven uit de categorie Horeca 1 t/m 3;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'wonen': bestaande woningen, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep;
    • 2. 'horeca van categorie 4': horecabedrijven uit de categorie Horeca 4;
    • 3. 'supermarkt': een supermarkt;
    • 4. 'specifieke vorm van waarde - beeldbepalend pand': het behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarde;
    • 5. 'detailhandel': voor bestaande detailhandel;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met de daarbij behorende:

  • k. erven en terreinen;
  • l. verkeer- en parkeervoorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak met de voorgevel in de voorgevelrooilijn dan wel maximaal 3,00 meter daarachter;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • c. ter plaatste van de aanduiding 'wonen' is 1 bestaande woning toegelaten;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c, mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan is aangegeven.

8.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de totale oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per hoofgebouw niet meer bedragen dan:
    • 1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;
    • 2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m²;
    • 3. met dien verstande dat het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter het bouwvlak, maximaal 50% mag bedragen;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 meter;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,00 meter;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat voor de voorgevel van het hoofdgebouw erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
    • 2. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;
    • 3. de hoogte van de onderdoorgang onder een balkon niet minder bedraagt dan 3,50 meter;
    • 4. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte minder bedraagt dan 6 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 6,00 meter;
    • 5. de afstand van de erker, entreeportaal, balkon, luifel of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt.

8.2.3 Garageboxen

Ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' mogen garageboxen worden gebouwd, waarvoor de volgende bepalingen gelden:

  • a. het aanduidingsvlak mag volledig worden bebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter;
  • c. de breedte per garagebox mag niet meer bedragen dan 3,50 meter.
  • d. de maximale oppervlakte per garagebox niet meer bedraagt dan 25 m2;

8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1,00 meter;
  • c. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 sub c, voor de verbouw van een ter plaatse als ‘specifieke bouwaanduiding - woonboerderij’ aangeduide bebouwing tot meerdere woningen of wooneenheden, met dien verstande dat:

  • a. de breedte van een woning/wooneenheid niet minder dan 5,00 meter bedraagt en de inhoud niet minder dan 250 m³;
  • b. onderdelen van woningen/wooneenheden en/of bijgebouwen mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:
    • 1. achter de oorspronkelijke achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw moet een aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste 30 m² groot en ten minste 5,00 meter diep;
    • 2. het bebouwingspercentage achter de achtergevelrooilijn mag niet meer dan 40 bedragen.
  • c. het karakter van het boerderijtype behouden dient te blijven;
  • d. er geen sprake mag zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
  • e. de realisatie van de nieuwe woning(en) past binnen de regionale woningbouwprogrammering.

8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. horeca in categorie 4 of 5, uitgezonderd horeca van categorie 4 als bedoeld in 8.1 sub g onder 2;
  • b. wonen, met uitzondering zoals aangegeven in 8.1 sub g onder 1;

8.4.2 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 60 m2;
  • b. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
  • c. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

8.4.3 Beeldbepalende panden

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beeldbepalend pand' staat bij het gebruik van de gronden en het gebouw de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Afwijken m.b.t. horeca categorie 4

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.1 sub f en sub g onder 2 voor het toestaan van een horecabedrijf uit categorie 4, mits:

  • a. het gebruik als horecabedrijf in categorie 4 vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. sprake blijft van een goed woon- en leefklimaat;
  • c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien;
  • e. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

8.5.2 Afwijken m.b.t. functiewijziging naar wonen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.1 sub g onder 1 voor een functiewijziging van een niet-woonfunctie naar een grondgebonden woning, naar een bovenwoning en / of naar een benedenwoning, met dien verstande dat:

  • a. een benedenwoning uitsluitend is toegestaan indien tevens een bestaande of nog te realiseren bovenwoning aanwezig is';
  • b. de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet
  • c. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • d. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de realisatie van de nieuwe woning(en) past binnen de regionale woningbouwprogrammering.

Artikel 9 Detailhandel

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': voor 1 woning, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. voorzieningen van algemeen nut;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met de daarbij behorende:

  • f. erven en terreinen;
  • g. verkeer- en parkeervoorzieningen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

9.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak geldt het maximale bebouwingspercentage zoals aangegeven in 9.2.1 onder b;
  • d. de totale oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per hoofgebouw niet meer bedragen dan:
    • 1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;
    • 2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m²;
    • 3. met dien verstande dat het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter het bouwvlak, maximaal 50% mag bedragenl
  • e. de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 meter;
  • f. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,00 meter;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat voor de voorgevel van het hoofdgebouw erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
    • 2. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;
    • 3. de hoogte van de onderdoorgang onder een balkon niet minder bedraagt dan 3,50 meter;
    • 4. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte minder bedraagt dan 6,00 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 6,00 meter;
    • 5. de afstand van de erker, entreeportaal, balkon, luifel of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt.

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1,00 meter;
  • c. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. (recreatief) nachtverbijf;
  • b. wonen, met uitzondering van bestaande woningen als bedoeld in 9.1 onder b.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels
9.4.1 Afwijken m.b.t. functiewijziging naar woningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.1 sub b voor een functiewijziging van detailhandel naar een grondgebonden woning of voor realisatie van een extra boven- -of benedenwoning, met dien verstande dat:

  • a. voor de realisatie van een benedenwoning ter plaatse reeds een bovenwoning aanwezig dient te zijn;
  • b. de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet
  • c. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • d. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de realisatie van de nieuwe woning(en) past binnen de regionale woningbouwprogrammering.

Artikel 10 Dienstverlening

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. voorzieningen van algemeen nut;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met de daarbij behorende:

  • e. erven en terreinen;
  • f. verkeer- en parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

10.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak geldt het maximale bebouwingspercentage zoals aangegeven in 10.2.1 onder b;
  • d. de totale oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per hoofgebouw niet meer bedragen dan:
    • 1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;
    • 2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m²;
    • 3. met dien verstande dat het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter het bouwvlak, maximaal 50% mag bedragen.
  • e. de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 meter;
  • f. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,00 meter;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat voor de voorgevel van het hoofdgebouw erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
    • 2. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;
    • 3. de hoogte van de onderdoorgang onder een balkon niet minder bedraagt dan 3,50 meter;
    • 4. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte minder bedraagt dan 6,00 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 6,00 meter;
    • 5. de afstand van de erker, entreeportaal, balkon, luifel of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt.

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1,00 meter;
  • c. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. (recreatief) nachtverbijf;
  • b. wonen.

10.4 Afwijken van de gebruiksregels
10.4.1 Afwijken m.b.t. functiewijziging naar woningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.1 sub b voor een functiewijziging van dienstverlening naar een grondgebonden woning of voor realisatie van een extra boven- -of benedenwoning, met dien verstande dat:

  • a. voor de realisatie van een benedenwoning ter plaatse reeds een bovenwoning aanwezig dient te zijn;
  • b. de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet
  • c. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • d. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de realisatie van de nieuwe woning(en) past binnen de regionale woningbouwprogrammering.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. in- en uitritten;
  • f. onverharde wegen;
  • g. kunstwerken / standbeelden;
  • h. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. voorzieningen van algemeen nut.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
  • c. de oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut mag niet meer bedragen dan 15 m².

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 meter.

11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. parkeren.

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.3.1 sub a voor de aanleg van parkeerplaatsen, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak voor de parkeerplaatsen aangetoond moet zijn;
  • b. er geen onevenredige aantasting van het groen plaatsvindt.

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven uit de categorie Horeca 1 t/m 3;
  • b. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'horeca van categorie 4': tevens voor horeca van categorie 4;
    • 2. 'wonen': voor 1 woning, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep;
    • 3. 'recreatie': voor een sportveld, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. voorzieningen van algemeen nut;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met de daarbij behorende:

  • f. terrassen;
  • g. erven en terreinen;
  • h. verkeer- en parkeervoorzieningen.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

12.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak geldt het maximale bebouwingspercentage zoals aangegeven in 12.2.1 onder b;
  • d. de totale oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per hoofgebouw niet meer bedragen dan:
    • 1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;
    • 2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m²;
    • 3. met dien verstande dat het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter het bouwvlak, maximaal 50% mag bedragen.
  • e. de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 meter;
  • f. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,00 meter;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat voor de voorgevel van het hoofdgebouw erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
    • 2. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;
    • 3. de hoogte van de onderdoorgang onder een balkon niet minder bedraagt dan 3,50 m;
    • 4. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte minder bedraagt dan 6 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 6,00 meter;
    • 5. de afstand van de erker, entreeportaal, balkon, luifel of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' mogen geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd;

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1,00 meter;
  • c. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' bedraagt de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 6 meter.

12.2.4 Afwijkingsbevoegdheid extra woning op benedenverdieping

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wonen' af te wijken van het bepaalde in 12.1 sub b onder 2 ten behoeve van de realisatie van een grondgebonden woning of een extra woning op de benedenverdieping bij een bestaande bovenwoning met dien verstande dat:

  • a. de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet
  • b. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • c. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • d. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de realisatie van de nieuwe woning past binnen de regionale woningbouwprogrammering.

12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. (recreatief) nachtverbijf, met uitzondering van horeca van categorie 2;
  • b. wonen, met uitzondering van woningen als bedoeld in 12.1 onder b sub 2';
  • c. horeca in een andere horecacategorie dan bedoeld in 12.1 onder a en onder b sub 1;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' voor opslag.

Artikel 13 Kantoor

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. voorzieningen van algemeen nut;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met de daarbij behorende:

  • e. erven en terreinen;
  • f. verkeer- en parkeervoorzieningen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

13.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak geldt het maximale bebouwingspercentage zoals aangegeven in 13.2.1 onder b;
  • d. de totale oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per hoofgebouw niet meer bedragen dan:
    • 1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;
    • 2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m²;
    • 3. met dien verstande dat het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter het bouwvlak, maximaal 50% mag bedragen.
  • e. de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 meter;
  • f. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,00 meter;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat voor de voorgevel van het hoofdgebouw erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
    • 2. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;
    • 3. de hoogte van de onderdoorgang onder een balkon niet minder bedraagt dan 3,50 meter;
    • 4. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte minder bedraagt dan 6,00 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 6,00 meter;
    • 5. de afstand van de erker, entreeportaal, balkon, luifel of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt.

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1,00 meter;
  • c. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter.

13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. (recreatief) nachtverbijf;
  • b. wonen;

13.3.2 Parkeren

Voor wat betreft de parkeerbehoefte dient voldaan te worden aan het bepaalde in het gemeentelijk parkeerbeleid.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. zorgwonen;
  • c. paracommerciële horeca;
  • d. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'begraafplaats': een begraafplaats;
    • 2. 'uitvaartcentrum': een uitvaartcentrum;
    • 3. 'evenemententerrein': een terrein voor evenementen;
    • 4. 'sportzaal':een sportzaal;
    • 5. 'horeca van categorie 4': een zelfstandige horecavoorziening van categorie 4;
    • 6. 'zorginstelling': een zorginstelling'
    • 7. 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente': het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld;
    • 8. 'parkeren', voor parkeren;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met de daarbijbehorende:

  • h. erven en terreinen;
  • i. verkeer- en parkeervoorzieningen.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

14.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak geldt het maximale bebouwingspercentage zoals aangegeven in 14.2.1 onder b;
  • d. de totale oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per hoofgebouw niet meer bedragen dan:
    • 1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;
    • 2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m²;
    • 3. met dien verstande dat het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter het bouwvlak, maximaal 50% mag bedragen.
  • e. de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 meter;
  • f. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,00 meter;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat voor de voorgevel van het hoofdgebouw erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
    • 2. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;
    • 3. de hoogte van de onderdoorgang onder een balkon niet minder bedraagt dan 3,50 meter;
    • 4. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte minder bedraagt dan 6,00 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 6,00 meter;
    • 5. de afstand van de erker, entreeportaal, balkon, luifel of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt.

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1,00 meter;
  • c. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;
  • d. de hoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 5,00 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter.

14.3 Specifieke gebruiksregels
14.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. recreatief nachtverblijf;
  • b. (bedrijfs)woning;
  • c. horeca, behoudens horeca als bedoeld in 14.1 sub c en in 14.1 sub d onder 5;
  • d. zorgwoningen, behoudens zorgwoningen als bedoeld in 14.1 onder b en d sub 6.

14.3.2 Monumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' staat bij het gebruik van de gronden en het gebouw de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop en zijn de bepalingen van de Monumentenwet 1988 dan wel de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing.

14.3.3 Evenementen

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn evenementen toegestaan, met dien verstande dat maximaal één evenement per maand mag worden georganiseerd, gedurende maximaal 4 aaneengesloten dagen en dit met een maximum van 12 dagen per jaar.

Artikel 15 Sport

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de beoefening van sport met bijbehorende voorzieningen;
  • b. paracommerciële horeca;
  • c. ter plaatse van de aanduiding ''evenemententerrein': een terrein voor evenementen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. bijbehorende verhardingen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met de daarbij behorende

  • i. erven en terreinen;
  • j. verkeer- en parkeervoorzieningen.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

15.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en gebouwen van ondergeschikte aard gelden de voglende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken en gebouwen van ondergeschikte aard, zoals ten dienste van een fietsenberging, dug-out, technische ruimte en dergelijke, mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een gebouw van ondergeschikte aard mag niet meer bedragen dan 20 m2;
  • c. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of gebouwen van ondergeschikte aard mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerkengebouwen van ondergeschikte aard en overkappingen mag niet meer bedragen dan 200 m2, met dien verstande dat het bebouwingspercentage zoals aangegeven in 15.2.1 niet overschreden wordt.

15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten, anders dan ten behoeve van de sportbeoefening, mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;
  • c. de bouwhoogte van kunstobjecten/standbeelden mag niet meer bedragen dan 5,00 meter;
  • d. de bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 10,00 meter;
  • e. de bouwhoogte van tribunes mag niet meer bedragen dan 6,00 meter;
  • f. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van de sportbeoefening mag niet meer bedragen dan 18,00 m;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;

15.3 Specifieke gebruiksregels
15.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. (recreatief) nachtverblijf;
  • b. opslag;
  • c. horeca, uitgezonderd als bedoeld in lid 15.1 onder b.

15.3.2 Evenementen

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn evenementen toegestaan, met dien verstande dat maximaal één evenement per maand mag worden georganiseerd, gedurende maximaal 4 aaneengesloten dagen en dit met een maximum van 12 dagen per jaar.

Artikel 16 Tuin

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin, behorende bij de op de aangrenzende bestemming 'Wonen' gelegen hoofdgebouwen;

met de daarbij behorende:

  • b. erven en terreinen;
  • c. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden zijn geen hoofdgebouwen toegestaan.

16.2.2 Aan- en uitbouwen en overkappingen

Voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,50 meter, met uitzondering van bestaande bouwwerken met een grotere bouwdiepte;
  • b. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;
  • c. de hoogte van de onderdoorgang onder een balkon niet minder bedraagt dan 3,50 meter;
  • d. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte minder bedraagt dan 6,00 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 6,00 meter;
  • e. de afstand van de erker, entreeportaal, balkon, luifel of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3 meter bedraagt.

16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1,00 meter;
  • c. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 16.2.1 onder a en toegestaan worden dat erkers, entreeportalen, luifels mogen worden gebouwd achter de voorgevellijn, mits:

  • a. het straatbeeld daardoor ruimtelijk niet wordt aangetast,
  • b. de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet;
  • c. geen afbreuk wordt gedaan aan de benodigde parkeermogelijkheden op eigen terrein;
  • d. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 17 Verkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en pleinen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. verkeer en parkeervoorzieningen;
  • d. bruggen, tunnels en daarmee gelijk te stellen kunstwerken;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. (muziek)kiosken, abri's, telefooncellen, straatmeubilair en dergelijke;
  • g. terrassen behorende bij aangrenzende horecavoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met de daarbijbehorende:

  • k. erven en terreinen.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
  • c. de oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut mag niet meer bedragen dan 15 m².

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5,00 meter.

Artikel 18 Verkeer-Verblijfsgebied

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en pleinen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • d. terrassen, behorende bij aangrenzende horecagelegenheden;
  • e. ambulante detailhandel en weekmarkten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'evenemententerrein': evenementen;
    • 2. ‘specifieke bouwaanduiding - winterterrassen’: winterterrassen;
    • 3. 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente'; het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. voorzieningen van algemeen nut;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen.

met de daarbijbehorende:

  • k. erven en terreinen.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen alleen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15 m2;
  • b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,25 m.

18.2.2 Winterterrassen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - winterterrassen' mogen aan- en/ of uitbouwen worden gebouwd, waarvoor de volgende bepalingen gelden:

  • a. de hoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming, met een maximum van 3,25 meter;
  • b. de breedte van de aan- of uitbouw mag niet meer bedragen dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming indien de breedte van de voorgevel minder bedraagt dan 6 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming meer bedraagt dan 6 meter.

18.2.3 Overstekende bouwonderdelen

Overstekende bouwonderdelen van bebouwing in de aangrenzende bestemming(en) in de vorm van luifels, zijn toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de overschrijding van de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • b. de afstand tot de weg mag niet minder bedragen dan 2 m;
  • c. de overstekende bouwonderdelen mogen zich op niet minder dan 3,2 m boven peil bevinden.

18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • b. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

18.3 Specifieke gebruiksregels
18.3.1 Evenementen

Binnen de bestemming ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ zijn evenementen toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’. Met dien verstande dat maximaal 2 evenementen per maand, gedurende maximaal 3 aaneengesloten dagen, exclusief de opbouw en het afbreken van het evenement, mogen worden georganiseerd, met uitzondering van plaatselijke kermissen en carnavalsactiviteiten, rekening houdend met de aard van de activiteit en de te verwachten belasting voor de directe omgeving.

18.3.2 Monumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' staat bij het gebruik van de gronden en het bouwwerk de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop en zijn de bepalingen van de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing.

18.4 Wijzigingsbevoegdheid
18.4.1 Wijzigen in de bestemming ‘Centrum -1' danwel 'Centrum -2'

Het bevoegd gezag is bevoegd ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied 12 en 13' de bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Centrum -1’ danwel in de bestemming 'Centrum -2', al dan niet met de aanduiding 'supermarkt' mits:

  • a. dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  • b. de maximale goot- en bouwhoogte binnen de aanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied 13’ niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte binnen de aanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied 12’ niet meer bedragen dan 6 respectievelijk 10 meter;
  • d. de waarden en gebruiksmogelijkheden van de omliggende bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. aangetoond is dat geen onevenredige verkeers- of parkeerdruk ontstaat;
  • f. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
  • g. de realisatie van nieuwe woning(en) past binnen de regionale woningbouwprogrammering;
  • h. nieuwe woningen worden voorzien van de aanduiding 'wonen'.

Artikel 19 Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen en waterpartijen;
  • d. infiltratievoorzieningen;
  • e. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. voorzieningen van algemeen nut.

met de daarbij behorende

  • h. wegen en paden.

19.2 Bouwregels

19.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van gebouwen met een waterhuishoudkundige functie;
  • b. de maximale bouwhoogte voor de onder a. bedoelde gebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter.

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 meter.

Artikel 20 Wonen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'garagebox': garageboxen;
    • 2. 'kantoor': een kantoor;
    • 3. 'detailhandel': detailhandel;
    • 4. 'zorgwoning'; zorgwonen;
    • 5. 'zorginstelling'; een zorginstelling;
    • 6. 'specifieke vorm van wonen - psychogeriatrische zorginstelling': een psychogeriatrische zorginstelling;
    • 7. 'bedrijf': een bedrijf, voor zover deze voorkomt in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 1;
    • 8. 'kamerverhuur': kamerverhuur;
    • 9. 'dierenpension': een dierenpension;
    • 10. 'specifieke vorm van recreatie - paintball': een paintballbedrijf;
    • 11. 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente': het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld.
    • 12. 'specifieke vorm van waarde - beeldbepalend pand': het behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarde;
    • 13. 'horeca': voor horecabedrijven uit de categorie Horeca 1 t/m 3;
    • 14. 'horeca van categorie 4' : voor horecabedrijven uit de categorie 4;
    • 15. 'dienstverlening': voor dienstverlenende bedrijven;
    • 16. 'specifieke vorm van bedrijf - automaterialen': voor detailhandel in automaterialen en gereedschappen;
    • 17. 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf', voor een garagebedrijf met uitsluitend een showroom.
    • 18. 'museum', voor een museum;
  • d. voorzieningen van algemeen nut;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, met dien verstande dat bij nieuwe woningen de benodigde waterberging verzekerd dient te zijn. Voor het bepalen van de omvang van de waterberging dient advies ingewonnen te worden bij gemeente en waterschap;

met de daarbij behorende

  • f. erven en terreinen;
  • g. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - psychogeriatrische zorginstelling' mag het maximaal aantal wooneenheden, niet zijnde psychogeriatrische wooneenheden, niet meer bedragen dan 28; hier mag het maximaal aantal psychogeriatrische wooneenheden niet meer bedragen dan 24;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' mag het aantal niet zelfstandige wooneenheden niet meer bedragen dan 5;
  • d. het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij geldt dat:
    • 1. vrijstaande, twee-aaneengebouwde geschakelde en aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' gestapelde woningen zijn toegestaan;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1, mogen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd' uitsluitend woningen worden opgericht in de aangegeven bouwtyplogien, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' ook geschakelde woningen zijn toegestaan;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' dient de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens aan één zijde minimaal 3 m te bedragen;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patiowoning' uitsluitend patiowoningen zijn toegestaan;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan, waarbij de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 m dient te bedragen;
    • 7. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'maximum breedte' de breedte van hoofdgebouwen niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • e. de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – patiowoning' mag het bebouwingspercentage per bouwvlak niet meer bedragen dan 85%;
  • g. het bebouwingspercentage op het bouwperceel mag niet hoger zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentrage' is aangeduid. De voorgevel dient te worden opgericht in de naar de weg gekeerde bouwgrens.

20.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de totale oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per woning niet meer bedragen dan:
    • 1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;
    • 2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m² tot 2.000 m²;
    • 3. 120 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 2.000 m²;
    • 4. met dien verstande dat het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter het bouwvlak, maximaal 50% mag bedragen.
  • d. het bepaalde onder c is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'. Hier geldt dat het bebouwingspercentage op het bouwperceel niet hoger mag zijn dan is aangeduid.
  • e. de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 meter;
  • f. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,00 meter;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn uitsluitend garageboxen toegelaten met dien verstande dat:
    • 1. de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,25 meter;
    • 2. de maximale oppervlakte per garagebox niet meer bedraagt dan 25 m2;
  • h. de afstand tussen een bijgebouw en het hoofdgebouw mag ter plaatse van percelen grenzend aan het buitengebied, niet meer bedragen dan 10,00 meter;
  • i. bij vrijstaande woningen dient één der zijstroken vrij te blijven van bebouwing tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25,00 meter achter de voorgevellijn, tenzij de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minder dan 3,00 meter bedraagt. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan de genoemde 25,00 meter en 3,00 meter, geldt deze afstand als minimale afstand;
  • j. overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de overkapping moet worden gebouwd in of achter de voorgevellijn;
    • 2. voor zover de overkapping een carport betreft, mag deze aan een derde zijde aan een carport of de zijgevel van een gebouw op het belendende perceel worden gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter.

20.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1,00 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter;

20.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.1 sub a. voor de verbouw van een ter plaatse als ‘specifieke bouwaanduiding - woonboerderij’ aangeduide bebouwing tot meerdere woningen of wooneenheden, met dien verstande dat:

  • a. de breedte van een woning/wooneenheid niet minder dan 5,00 meter bedraagt en de inhoud niet minder dan 250 m³;
  • b. onderdelen van woningen/wooneenheden en/of bijgebouwen mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:
    • 1. achter de oorspronkelijke achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw moet een aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste 30 m² groot en ten minste 5,00 meter diep;
    • 2. het bebouwingspercentage achter de achtergevelrooilijn mag niet meer dan 40 bedragen.
  • c. het karakter van het boerderijtype behouden dient te blijven;
  • d. er geen sprake mag zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
  • e. de splitsing past binnen het geldende woningbouwcontingent.

20.4 Specifieke gebruiksregels
20.4.1 Aan-huis-verbonden-beroep

Aan-huis-verbonden-beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 60 m2;
  • b. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
  • c. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

20.4.2 Monumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' staat bij het gebruik van de gronden en het gebouw de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop en zijn de bepalingen van de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing.

20.4.3 Beeldbepalende panden

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beeldbepalend pand' staat bij het gebruik van de gronden en het gebouw de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop.

20.4.4 Voorwaardelijke verplichting

De gronden binnen de bestemming 'Wonen' mogen niet eerder overeenkomstig de bestemmingsomschrijving worden gebruikt, dan nadat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - groenafscheiding' een groenafscheiding met opgaande beplanting is aangebracht. Deze groenafscheiding dient gehandhaafd te blijven.

20.4.5 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor lichte bedrijvigheid, uitgezonderd bedrijvigheid als bedoeld in 20.1 sub c onder 7 en 16;
  • b. een paintballbedrijf, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paintball', met dien verstande dat:
    • 1. de paintball ruimte als ondergeschikte activiteit dient te worden uitgevoerd binnen de ten tijde van de ter inzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande bebouwing;
    • 2. op eigen terrein dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • c. voor horeca, uitgezonderd horeca als bedoeld in 20.1 sub c onder 13.

20.5 Afwijken van de gebruiksregels
20.5.1 Lichte bedrijvigheid

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.4.5 voor het toestaan van lichte bedrijvigheid in of bij een woning, met dien verstande dat:

  • a. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m2;
  • b. de woonfunctie de hoofdfunctie blijft;
  • c. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • d. detailhandel alleen plaatsvindt ondergeschikt aan en in direct verband met de lichte bedrijvigheid;
  • e. uitsluitend lichte bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals bij deze regels is gevoegd of daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid is toegestaan;
  • f. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn in de woonomgeving;
  • g. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

20.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om onbenutte of deels onbenutte bouwvlakken te verwijderen of het maximum aantal wooneenheden te verminderen, indien:

  • a. het een onbebouwd bouwvlak betreft, waar binnen 5 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan ter plaatse van het bouwvlak met een omgevingsvergunning geen woonbebouwing is opgericht, danwel in oprichting is;
  • b. er binnen 5 jaar na sloop van een hoofdgebouw ter plaatse van het bouwvlak met een omgevingsvergunning geen nieuwe woonbebouwing is opgericht, danwel in oprichting is;
  • c. er binnen 5 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan met een omgevingsvergunning minder wooneenheden zijn opgericht danwel in oprichting zijn dan volgens de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de locatie is toegestaan.

Artikel 21 Leiding - Riool

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolwatertransportleiding.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Leiding - Riool'.

21.2.2 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

21.2.3 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

21.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 meter.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de rioolleiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende rioolleiding.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

21.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 21.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

21.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 21.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 22 Waarde - Archeologie 2

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' (gebied van archeologische waarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen
  • a. Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien en voor zover het een bouwplan betreft met een oppervlakte van maximaal 100 m² en een verstoringsdiepte van 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld;
  • b. bouwplannen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder a kunnen uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld;
    • 2. gebouwen tot maximaal 2,50 meter uit bestaande fundering worden opgericht.

22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

22.4 Afwijken van de bouwregels
22.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 22.2.1 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

22.4.2 Voorwaarden

Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

22.4.3 Bouwverbod

Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de Waarde, die aan een gebied wordt toegekend in verband met het voorkomen van cultuurhistorische, aardkundige, milieuhygiënische, natuurlijke en/of architectonische waarden van de bebouwde en onbebouwde omgeving. omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 22.4.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

22.4.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 22.4.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een ontheffing geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.5.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden is het verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,30 meter onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • i. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,30 meter onder maaiveld.

22.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 22.5.1 is niet van toepassing:

  • a. de verstoring zich beperkt tot 30 cm onder het oppervlak;
  • b. indien de grootte van de bodemingreep kleiner is dan 100 m²
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • e. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,50 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 22.4.1.

22.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 22.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een rapport zoals genoemd in 22.5.3 onder a achterwege kan blijven, als door de aanvrager aantoonbaar kan worden gemaakt dat de archeologische waarden reeds verstoord zijn (bijv. door zandwinning of diepe grondbewerkingen);
  • c. voor zover de in 22.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen,
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

22.5.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 22.5.3 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

22.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
22.6.1 Verbod

Het is verboden binnen de voor "Waarde – Archeologie 2" aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 100 m² en de diepte meer dan 0,30 meter bedraagt.

22.6.2 Voorwaarden
  • a. Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een erkende archeologisch partij;
  • b. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

22.6.3 Sloopverbod

De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

22.7 Wijzigingsbevoegdheid
22.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

  • a. naar ligging wordt verschoven, dan wel;
  • b. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
  • c. wordt verwijderd, dan wel;
  • d. van bestemming wijzigt in "Waarde – Archeologie 3", "Waarde – Archeologie 4", "Waarde – Archeologie 5" of "Waarde – Archeologie 6";

voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

22.7.2 Advies

Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder lid 22.7.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 3

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' (gebied met een hoge archeologische verwachting, historische kern) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen
  • a. Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien en voor zover het een bouwplan betreft met een oppervlakte van maximaal 250 m² en een verstoringsdiepte van 0,30 meter en 0,50 meter bij agrarische gebieden ten opzichte van het maaiveld;
  • b. bouwplannen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder a kunnen uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,30 meter en 0,50 meter bij agrarische gebieden ten opzichte van het maaiveld;
    • 2. gebouwen tot maximaal 2,50 meter uit bestaande fundering worden opgericht.

23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

23.4 Afwijken van de bouwregels
23.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 23.2.1 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

23.4.2 Voorwaarden

Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

23.4.3 Bouwverbod

Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de Waarde, die aan een gebied wordt toegekend in verband met het voorkomen van cultuurhistorische, aardkundige, milieuhygiënische, natuurlijke en/of architectonische waarden van de bebouwde en onbebouwde omgeving. omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 23.4.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

23.4.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 23.4.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een ontheffing geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.5.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden is het verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,30 meter en bij agrarische gebieden dieper dan 0,50 meter onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • i. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,30 meter en bij agrarische gebieden 0,50 meter onder maaiveld.

23.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 23.5.1 is niet van toepassing:

  • a. de verstoring zich beperkt tot 30 cm onder het oppervlak;
  • b. de verstoring zich beperkt tot 50 cm onder maaiveld bij agrarische gebieden;
  • c. indien de grootte van de bodemingreep kleiner is dan 250 m²
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • f. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,50 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • h. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 23.4.1.

23.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 23.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een rapport zoals genoemd in 23.5.3 onder a achterwege kan blijven, als door de aanvrager aantoonbaar kan worden gemaakt dat de archeologische waarden reeds verstoord zijn (bijv. door zandwinning of diepe grondbewerkingen);
  • c. voor zover de in 23.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen,
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

23.5.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 23.5.3 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

23.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
23.6.1 Verbod

Het is verboden binnen de voor "Waarde – Archeologie 3" aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 250 m² en de diepte meer dan 0,30 meter en 0,50 meter bij agrarische gebieden bedraagt.

23.6.2 Voorwaarden
  • a. Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een erkende archeologisch partij;
  • b. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

23.6.3 Sloopverbod

De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

23.7 Wijzigingsbevoegdheid
23.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

  • a. naar ligging wordt verschoven, dan wel;
  • b. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
  • c. wordt verwijderd, dan wel;
  • d. van bestemming wijzigt in "Waarde – Archeologie 2", "Waarde – Archeologie 4", "Waarde – Archeologie 5" of "Waarde – Archeologie 6";

voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

23.7.2 Advies

Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder lid 23.7.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

Artikel 24 Waarde - Archeologie 4

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' (gebied met een hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen
  • a. Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien en voor zover het een bouwplan betreft met een oppervlakte van maximaal 500 m² en een verstoringsdiepte van 0,30 meter en 0,50 meter bij esdekken en agrarische gebieden ten opzichte van het maaiveld;
  • b. bouwplannen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder a kunnen uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,30 meter en 0,50 meter bij esdekken en agrarische gebieden ten opzichte van het maaiveld;
    • 2. gebouwen tot maximaal 2,50 meter uit bestaande fundering worden opgericht.

24.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

24.4 Afwijken van de bouwregels
24.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 24.2.1 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

24.4.2 Voorwaarden

Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

24.4.3 Bouwverbod

Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de Waarde, die aan een gebied wordt toegekend in verband met het voorkomen van cultuurhistorische, aardkundige, milieuhygiënische, natuurlijke en/of architectonische waarden van de bebouwde en onbebouwde omgeving. omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 24.4.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

24.4.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 24.4.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een ontheffing geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.5.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden is het verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,30 meter en 0,50 meter bij esdekken en agrarische gebieden onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • i. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,30 meter en 0,50 meter bij esdekken en agrarische gebieden onder het maaiveld.

24.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 24.5.1 is niet van toepassing:

  • a. de verstoring zich beperkt tot 30 cm en 50 cm bij esdekken onder het maaiveld;
  • b. de verstoring zich beperkt tot 50 cm onder maaiveld bij agrarische gebieden;
  • c. indien de grootte van de bodemingreep kleiner is dan 500 m²;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • f. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,50 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • h. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 24.4.1.

24.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 24.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een rapport zoals genoemd in 24.5.3 onder a achterwege kan blijven, als door de aanvrager aantoonbaar kan worden gemaakt dat de archeologische waarden reeds verstoord zijn (bijv. door zandwinning of diepe grondbewerkingen);
  • c. voor zover de in 24.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen,
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

24.5.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 24.5.3 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

24.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
24.6.1 Verbod

Het is verboden binnen de voor "Waarde – Archeologie 4" aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 500 m² en de diepte meer dan 0,30 meter en 0,50 meter bij esdekken en agrarische gebieden bedraagt.

24.6.2 Voorwaarden
  • a. aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een erkende archeologisch partij;
  • b. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

24.6.3 Sloopverbod

De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

24.7 Wijzigingsbevoegdheid
24.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

  • a. naar ligging wordt verschoven, dan wel;
  • b. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
  • c. wordt verwijderd, dan wel;
  • d. van bestemming wijzigt in "Waarde – Archeologie 2", "Waarde – Archeologie 3", "Waarde – Archeologie 5" of "Waarde – Archeologie 6";

voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

24.7.2 Advies

Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder lid 24.7.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 5

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' (gebied met een middelhoge archeologische verwachting ) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen
  • a. Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien en voor zover het een bouwplan betreft met een oppervlakte van maximaal 2.500 m² en een verstoringsdiepte van 0,30 meter en 0,50 meter bij esdekken en agrarische gebieden ten opzichte van het maaiveld;
  • b. bouwplannen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder a. kunnen uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,30 meter en 0,50 meter bij esdekken en agrarische gebieden ten opzichte van het maaiveld;
    • 2. gebouwen tot maximaal 2,50 meter uit bestaande fundering worden opgericht.

25.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

25.4 Afwijken van de bouwregels
25.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 25.2.1 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

25.4.2 Voorwaarden

Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

25.4.3 Bouwverbod

Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de Waarde, die aan een gebied wordt toegekend in verband met het voorkomen van cultuurhistorische, aardkundige, milieuhygiënische, natuurlijke en/of architectonische waarden van de bebouwde en onbebouwde omgeving. omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 25.4.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

25.4.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 25.4.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een ontheffing geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

25.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.5.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden is het verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,30 meter en 0,50 meter bij esdekken en agrarische gebieden onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • i. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,3 m en 0,5 meter bij esdekken en agrarische gebieden onder maaiveld.

25.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 25.5.1 is niet van toepassing:

  • a. de verstoring zich beperkt tot 30 cm en 50 cm bij esdekken onder maaiveld;
  • b. de verstoring zich beperkt tot 50 cm onder maaiveld bij agrarische gebieden;
  • c. indien de grootte van de bodemingreep kleiner is dan 2.500 m²
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • f. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,50 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • h. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 25.4.1.

25.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 25.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een rapport zoals genoemd in 25.5.3 onder a achterwege kan blijven, als door de aanvrager aantoonbaar kan worden gemaakt dat de archeologische waarden reeds verstoord zijn (bijv. door zandwinning of diepe grondbewerkingen);
  • c. voor zover de in 25.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen,
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

25.5.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 25.5.3 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

25.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
25.6.1 Verbod

Het is verboden binnen de voor "Waarde – Archeologie 5" aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 2.500 m² en de diepte meer dan 0,30 meter en 0,50 meter bij esdekken en agrarische gebieden bedraagt.

25.6.2 Voorwaarden
  • a. aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een erkende archeologisch partij;
  • b. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

25.6.3 Sloopverbod

De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

25.7 Wijzigingsbevoegdheid
25.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

  • a. naar ligging wordt verschoven, dan wel;
  • b. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
  • c. wordt verwijderd, dan wel;
  • d. van bestemming wijzigt in "Waarde – Archeologie 2", "Waarde – Archeologie 3", "Waarde – Archeologie 4"of "Waarde – Archeologie 6";

voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

25.7.2 Advies

Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder lid 25.7.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 26 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 27 Algemene bouwregels

27.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
27.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

27.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  • c. in aanvulling op het bepaalde sub a en b is een zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3,00 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    • 2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 20.2.2 in acht wordt genomen;
    • 3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
    • 4. per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd.
  • d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4,00 meter onder peil.

27.2 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
27.2.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

27.2.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

27.2.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 27.2.1 en 27.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 28 Algemene gebruiksregels

28.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 20 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die is nader aangeduid in de bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een erotisch (getint) bedrijf of (straat)prostitutie;
  • b. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

28.2 Parkeren

Voor wat betreft de parkeerbehoefte binnen de afzonderlijke bestemmingen dienen de parkeernormen in de CROW publicatie 317 (kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, oktober 2012) in acht te worden genomen, waarbij in ieder geval bij nieuwe woningen twee parkeerplaatsen gerealiseerd dienen te worden.

Artikel 29 Algemene aanduidingsregels

29.1 Waardevolle boom

Ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' zijn de gronden mede bestemd voor bescherming en instandhouding van een waardevolle boom.

29.2 Geluidzone -industrie

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘geluidzone - industrie’ de volgende regels:

  • a. binnen de gebiedsaanduiding ‘geluidzone - industrie’, en buiten de perceelsgrenzen van de inrichting die de geluidshinder veroorzaakt, mogen geen nieuwe geluidsgevoelige objecten worden opgericht, met dien verstande dat dit verbod niet van toepassing is op de bouw van nieuwe aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bestaande woningen;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigingen in die zin dat:
    • 1. de gebiedsaanduiding ‘geluidzone - industrie’ opgeheven wordt, indien de aanwezige geluidshinderlijke inrichting(en) gesaneerd is (zijn), dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige geluidshinderlijke inrichting(en) buiten werking is (zijn) gesteld, of
    • 2. de gebiedsaanduiding ‘geluidzone - industrie’ verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de geluidszone als gevolg van wijziging in de geluidshinderlijke inrichting kleiner is geworden.

29.3 Milieuzone - geurzone

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘milieuzone – geurzone’ de volgende regels:

  • a. binnen de gebiedsaanduiding ‘milieuzone – geurzone’, en buiten de perceelsgrenzen van de inrichting die de geurhinder veroorzaakt, mogen geen nieuwe geluidsgevoelige objecten worden opgericht, met dien verstande dat dit verbod niet van toepassing is op de bouw van nieuwe aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bestaande woningen;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigingen in die zin dat:
    • 1. de gebiedsaanduiding ‘milieuzone – geurzone’ opgeheven wordt, indien de aanwezige geurhinderlijke inrichting(en) gesaneerd is (zijn), dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige geurhinderlijke inrichting(en) buiten werking is (zijn) gesteld, of
    • 2. de gebiedsaanduiding ‘milieuzone – geurzone’ verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de geurzone als gevolg van wijziging in de geurhinderlijke inrichting(en) kleiner is geworden.

29.4 Vrijwaringszone - molenbiotoop
29.4.1 Algemeen

De gronden ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone – molenbiotoop 1", "vrijwaringszone – molenbiotoop 2" en "vrijwaringszone – molenbiotoop 3" zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element.

29.4.2 Bouwregels
a Vrijwaringszone - Molenbiotoop 1 (Molen Janzona)

In afwijking van het overigens in dit plan bepaalde mag de bouwhoogte van nieuw op te richten bouwwerken:

  • 1. binnen een afstand van 100 m van de molen niet meer bedragen dan de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
  • 2. binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen niet meer bedragen dan de maximaal toelaatbare hoogte, zoals berekend met de biotoopformule H(x) = x/75+0,2*13,50, waarbij x staat voor de afstand vanaf de molen.

b Vrijwaringszone - molenbiotoop 2 (Molen Nooit Gedacht)

In afwijking van het overigens in dit plan bepaalde mag de bouwhoogte van nieuw op te richten bouwwerken:

  • 1. binnen een afstand van 100 m van de molen niet meer bedragen dan de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
  • 2. binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen niet meer bedragen dan de maximaal toelaatbare hoogte, zoals berekend met de biotoopformule H(x) = x/50+0,2*17,70, waarbij x staat voor de afstand vanaf de molen.

c Vrijwaringszone - molenbiotoop 3 (Molen Zeldenrust)

In afwijking van het overigens in dit plan bepaalde mag de bouwhoogte van nieuw op te richten bouwwerken:

  • 1. binnen een afstand van 100 m van de molen niet meer bedragen dan de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
  • 2. binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen niet meer bedragen dan de maximaal toelaatbare hoogte, zoals berekend met de biotoopformule H(x) = x/50+0,2*16,62, waarbij x staat voor de afstand vanaf de molen.

29.4.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in artikel 29.4.2. voor het oprichten van hogere bouwwerken, overeenkomstig de vorige voor deze gronden geldende bestemmingen, mits de belangen van de molen niet onevenredig aangetast worden. Hierover dient te voren advies te zijn ingewonnen bij een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke ter zake deskundige.

29.4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op de in artikel 29.4.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden ) de hieronder opgenomen werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:
    • 1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 5 m;
    • 2. het ophogen van gronden hoger dan de hoogte die op grond van het bepaalde in artikel 29.4.2is
    • 3. toegestaan voor bouwwerken;
    • 4. het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel 29.4.2is toegestaan voor bouwwerken.
  • b. Het onder artikel 29.4.4sub a vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    • 1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een en omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, is verleend;
    • 2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    • 3. welke het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden betreffen.
  • c. De in artikel 29.4.4 sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast.
  • d. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke ter zake deskundige.

29.5 Specifieke wijzigingsbevoegdheden
29.5.1 Wijzigingsgebieden 1 t/m 9, 15 en 19 t/m 27

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de hierna genoemde aanduidingen het plan te wijzigen ten behoeve van het opnemen van de bestemming 'Wonen' en 'Tuin' teneinde woningen te kunnen realiseren, met dien verstande dat:

  • a. de niet- woonactiviteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet
  • b. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • c. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • d. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
  • e. aangetoond is dat geen beschermde flora en/of fauna wordt aangetast;
  • f. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de realisatie van de nieuwe woning(en) past binnen de regionale woningbouwprogrammering;
  • i. de woningen worden gebouwd met toepassing van het beginsel hydrologisch neutraal bouwen of diens opvolger van Waterschap De Dommel. Dit betekent dat ten minste sprake dient te zijn van voldoende waterberging. Voor het bepalen van de omvang van de waterberging dient advies ingewonnen te worden bij de gemeente en het Waterschap;
  • j. de bouw- en gebruiksregels van de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing worden verklaard;
  • k. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' maximaal 8 grondgebonden woningen worden gerealiseerd;
    • 2. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' :
      • maximaal 6 grondgebonden woningen worden gerealiseerd;
      • alle bedrijfsmatige activiteiten en bebouwing worden beeindigd;
      • de woningen aansluiten op de bestaande wegen.
    • 3. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3':
      • maximaal 5 grondgebonden woningen worden gerealiseerd;
      • alle bedrijfsmatige activiteiten en bebouwing worden beeindigd;
      • de woningen aansluiten op de bestaande wegen.
    • 4. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4' maximaal 1 grondgebonden woning wordt gerealiseerd;
    • 5. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 5' maximaal 1 grondgebonden woning wordt gerealiseerd;
    • 6. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 6' maximaal 1 grondgebonden woning wordt gerealiseerd;
    • 7. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 7' maximaal 9 grondgebonden woningen worden gerealiseerd;
    • 8. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 8' maximaal 16 grondgebonden woningen worden gerealiseerd;
    • 9. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 9' maximaal 3 grondgebonden woningen worden gerealiseerd;
    • 10. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 15' maximaal 1 grondgebonden woning worden gerealiseerd;
    • 11. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 19':
      • maximaal 1 grondgebonden woning wordt gerealiseerd;
      • alle bedrijfsmatige activiteiten en bebouwing worden beeindigd.
    • 12. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 20':
      • maximaal 2 halfvrijstaande woningen of 3 aaneengebouwde woningen gerealiseerd;
      • alle bedrijfsmatige activiteiten en bebouwing worden beeindigd.
    • 13. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 21':
      • uitsluitend zorgwoningen worden gerealiseerd;
      • sprake is van een goede stedenbouwkundige inpassing;
      • alle bedrijfsmatige activiteiten en bebouwing worden beeindigd.
    • 14. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 22':
      • maximaal 3 grondgebonden vrijstaande of 4 als type gesplitste woonboerderij woningen worden gerealiseerd;
      • alle bedrijfsmatige activiteiten en bebouwing worden beeindigd.
    • 15. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 23':
      • maximaal 3 grondgebonden vrijstaande of maximaal 4 halfvrijstaande woningen worden gerealiseerd;
      • alle bedrijfsmatige activiteiten en bebouwing worden beeindigd.
    • 16. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 24':
      • maximaal 1 grondgebonden vrijstaande woning wordt gerealiseerd;
      • alle bedrijfsmatige activiteiten en bebouwing worden beeindigd.
    • 17. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 25':
      • maximaal 2 grondgebonden vrijstaande woningen, inclusief de voormalige bedrijfswoning, worden gerealiseerd;
    • 18. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 26':
      • maximaal 1 grondgebonden vrijstaande woning wordt gerealiseerd;
      • alle bedrijfsmatige activiteiten en bebouwing worden beeindigd.
    • 19. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 27':
      • maximaal 1 grondgebonden vrijstaande woning wordt gerealiseerd;
      • alle bedrijfsmatige activiteiten en bebouwing worden beeindigd.
29.5.2 Wijzigingsgebieden 16 t/m 18

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de hierna genoemde aanduidingen het plan te wijzigen door middel van het toekennen van een bouwvlak aan de betreffende gronden met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone-zone - wijzigingsgebied 16' met dien verstande dat:
    • 1. er ten hoogste 6 vrijstaande woningen worden gerealiseerd;
    • 2. de maximale bouwhoogte 6 meter bedraagt;
  • b. de wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 17' met dien verstande dat:
    • 1. er ten hoogste 6 woningen worden gerealiseerd in de bebouwingstypen aaneengebouwd en/of gestapeld;
    • 2. de maximale bouwhoogte 6,5 meter bedraagt;
    • 3. het bouwplan stedenbouwkundig aanvaardbaar dient te worden geacht.
  • c. de wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 18' met dien verstande dat:
    • 1. er ten hoogste 4 vrijstaande woningen worden gerealiseerd;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;
    • 3. het aantal bouwlagen maximaal 2 bedraagt;
    • 4. de inhoud van de woning minimaal 200 m3 en maximaal 1.250 m3 bedraagt;
    • 5. het bouwplan stedenbouwkundig aanvaardbaar dient te worden geacht.
  • d. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • e. er dient te worden voldaan aan het gestelde in de vastgestelde welstandsnota;
  • f. de woningen worden gebouwd met toepassing van het beginsel hydrologisch neutraal bouwen of diens opvolger van Waterschap De Dommel. Dit betekent dat ten minste sprake dient te zijn van voldoende waterberging. Voor het bepalen van de omvang van de waterberging dient advies ingewonnen te worden bij de gemeente en het Waterschap;
  • g. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • h. de realisatie van de nieuwe woning(en) past binnen de regionale woningbouwprogrammering;
  • i. in het wijzigingsplan worden de (milieuhygiënische, waterhuishoudkundige, archeologische, landschappelijke en planologische) haalbaarheid en aanvaardbaarheid van de nieuwe ontwikkeling en de effecten ervan op het gebied en de omgeving in voldoende mate onderzocht en gemotiveerd.

29.5.3 Wijzgingsgebied 10

Het bevoegd gezag is bevoegd ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied 10' het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de bouwmogelijkheden te verruimen, mits:

  • a. dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  • b. de waarden en gebruiksmogelijkheden van de omliggende bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. aangetoond is dat geen onevenredige verkeers- of parkeerdruk ontstaat;
  • d. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
  • e. de realisatie van eventuele nieuwe woningen past binnen de regionale woningbouwprogrammering.
  • f. de woningen worden gebouwd met toepassing van het beginsel hydrologisch neutraal bouwen of diens opvolger van Waterschap De Dommel. Dit betekent dat ten minste sprake dient te zijn van voldoende waterberging. Voor het bepalen van de omvang van de waterberging dient advies ingewonnen te worden bij de gemeente en het Waterschap;

29.6 Veiligheidszone - gasstation
29.6.1 Bouwregels
  • a. Op de gronden mogen volgens de regels van de onderliggende bestemming die op die gronden rust, bouwwerken worden gebouwd mits deze niet kunnen worden aangemerkt als kwetsbare objecten objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
  • b. In aanvulling van het bepaalde onder a. dienen beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, op minimaal 4 meter van het hekwerk van het gasstation gerealiseerd te worden.

Artikel 30 Algemene afwijkingsregels

30.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken van deze regels kan het bevoegd gezag door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:

  • a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10,00 meter, mits deze bouwhoogte stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt geacht;
  • e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40,00 meter, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
      • buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
      • binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen en sportparken.
    • 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de monumentencommissie;
      • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.

30.2 Evenementen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsplanregels om toe te staan dat evenementen of festiviteiten worden gehouden met een maximum van 3 evenementen of festiviteiten per locatie per jaar, met uitzondering van plaatselijk kermissen en carnavalsactiviteiten, met een maximale duur van één dag, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

rekeninghoudend met de aard van de activiteit en de te verwachten belasting voor de directe omgeving.

30.3 Bed & breakfast

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsplanregels ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor bed and breakfast-voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de voorzieningen dienen te worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
  • b. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden bedraagt vier;
  • c. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • d. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • e. aangetoond dient te worden dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen bestaan, waaronder in ieder geval wordt begrepen belemmeringen in verband met geurhinder;
  • f. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven.
30.4 Ontmoetingsplaatsen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsplanregels voor het gebruik van een deel van een gebouw dan wel het oprichten van een gebouw voor een ontmoetingsplaats, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van de ontmoetingsplaats niet meer bedraagt dan 20 m2;
  • b. de bouwhoogte van de ontmoetingsplaats niet meer bedraagt dan 3,00 meter.

Artikel 31 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3,00 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3,00 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 32 Overgangsrecht

32.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
32.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
32.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 33 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Kom Budel' van de gemeente Cranendonck.