direct naar inhoud van Artikel 6 Water
Plan: Bedrijventerreinen actualisatie 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1705.94-VG01

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. rivieren, waterlopen en waterpartijen;
  • b. afwikkeling van scheepvaartverkeer;
  • c. het verbeteren en vergroten van de afvoercapaciteit;
  • d. duikers, kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  • e. het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied;
  • f. de bescherming en het herstel van de wezenlijke kenmerken en/of waarden van het gebied in verband met de natuurontwikkelingsdoelstellingen van de Ecologische Hoofdstructuur;
  • g. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden waaronder de aanleg van natuurvriendelijke oevers;
  • h. het uitoefenen van activiteiten gericht op watersport;
  • i. steigers, pontons, meerpalen en afmeervoorzieningen;
  • j. recreatief medegebruik in de vorm van extensieve (dag)recreatie;
  • k. kunstobjecten en kunstwerken;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'laad en losplaats': scheepskranen, laad-, los- en reparatieinstallaties- en voorzieningen;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - 1' tevens activiteiten in het kader van de veerexploitatie, zoals stalling en reparatie van vaartuigen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding of geleiding, bedraagt ten hoogste 6 m;
  • b. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van scheepvaartbeheer en scheepvaartverkeersbegeleiding bedraagt ten hoogste 20 m;
  • c. de bouwhoogte van scheepskranen ter plaatse van de aanduiding 'laad en losplaats' bedraagt ten hoogste 15 m.

6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bouwwerken, indien en voor zover dat noodzakelijk is teneinde te voorkomen dat een toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit voor water, sediment en ijs feitelijk wordt belemmerd.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Omgevingsvergunningplichtige activiteiten

Het is verboden op of in de grond met de bestemming 'Water' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen;
  • b. het aanleggen van aanleg- en afmeervoorzieningen;
  • c. het aanleggen van steigers en pontons;
  • d. het aanleggen of aanbrengen van puin- en grondstortingen;
  • e. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

6.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 6.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan;
  • b. andere werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • c. andere werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • d. het vellen of rooien van houtopstanden en/of -gewassen in het kader van behoud en verbetering van de doorstroomcapaciteit van de rivier en uiterwaarden;
  • e. voor werken of werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivierverlichting, bebakening en waterstandsignalerende apparatuur.

6.4.3 Verlening

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van adequaat beheer, aanleg, instandhouding van de bestaande afvoercapaciteit voor water, sediment en ijs, alsmede de toekomstige vergroting van die capaciteit en de veiligheid van de waterkering;
  • b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen en veiligheid van het scheepvaartverkeer;
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het gebied;
  • d. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan of significant nadelige effecten worden verwacht op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied en/of wezenlijke kenmerken of waarden van de Ecologische Hoofdstructuur;
  • e. alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning, wint het bevoegd gezag het advies in van de waterbeheerder.