6.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bouwwerken, indien en voor zover dat noodzakelijk is teneinde te voorkomen dat een toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit voor water, sediment en ijs feitelijk wordt belemmerd.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Omgevingsvergunningplichtige activiteiten
Het is verboden op of in de grond met de bestemming 'Water' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen;
-
b. het aanleggen van aanleg- en afmeervoorzieningen;
-
c. het aanleggen van steigers en pontons;
-
d. het aanleggen of aanbrengen van puin- en grondstortingen;
-
e. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
6.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in lid 6.4.1 is niet van toepassing op:
-
a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan;
-
b. andere werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
c. andere werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
-
d. het vellen of rooien van houtopstanden en/of -gewassen in het kader van behoud en verbetering van de doorstroomcapaciteit van de rivier en uiterwaarden;
-
e. voor werken of werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivierverlichting, bebakening en waterstandsignalerende apparatuur.
6.4.3 Verlening
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
-
a. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van adequaat beheer, aanleg, instandhouding van de bestaande afvoercapaciteit voor water, sediment en ijs, alsmede de toekomstige vergroting van die capaciteit en de veiligheid van de waterkering;
-
b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen en veiligheid van het scheepvaartverkeer;
-
c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het gebied;
-
d. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan of significant nadelige effecten worden verwacht op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied en/of wezenlijke kenmerken of waarden van de Ecologische Hoofdstructuur;
-
e. alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning, wint het bevoegd gezag het advies in van de waterbeheerder.