direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen
Plan: Bloemstraat fase 5, Frankentaler 6-28
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1705.36-OH01

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden;
  • b. aan huis verbonden beroep;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven en erfontsluitingswegen, en overeenkomstig de in 5.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

5.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 5.1.1:

a Aan huis verbonden beroep

De uitoefening van een aan huis verbonden beroep is toegestaan, mits:

  • a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (van alle verdiepingen) en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van het aan huis verbonden beroep in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m²;
  • b. een aan huis verbonden beroep en een aan huis verbonden bedrijf, indien dit laatste wordt toegestaan via ontheffing als bedoeld in 5.4.1, mogen uitsluitend samen worden uitgeoefend, indien voor beide samen maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (van alle verdiepingen) en de daarbij behorende bijgebouwen tot ten hoogste 45 m² wordt gebruikt;
  • c. de beroepsuitoefening (mede) geschiedt door een bewoner van de desbetreffende woning;
  • d. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een verkoop in ondergeschikte vorm in verband met de uitoefening van het aan huis verbonden beroep.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming.

5.2.2 Situering gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdbouwmassa's van woningen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. aanbouwen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" als ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" toegestaan;
  • c. vrijstaande bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen".
5.2.3 Hoofdbouwmassa

Voor het oprichten van de hoofdbouwmassa van woningen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend in of maximaal 2 m uit de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 7,50 m bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "twee-aaneen" zijn uitsluitend woningen in de bouwwijze "twee-aaneen" toegestaan;
  • d. de dakhelling van woningen in de bouwwijze "twee-aaneen" mag niet minder bedragen dan 30° en niet meer dan 55°.
5.2.4 Aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen

Voor aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van aanbouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • b. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • d. de bebouwde oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 24 m² per woning;
  • e. de afstand tussen een vrijstaand bijgebouw en de hoofdbouwmassa mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • f. de bebouwde oppervlakte van aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 45 m², met dien verstande dat het bebouwingspercentage voor de gronden ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" niet meer mag bedragen dan 50 %.
5.2.5 Voliere, duivenhok e.d.

Voor volières, duivenhokken, verblijven voor huisdieren, kassen of een combinatie hiervan, gelden de volgende regels:

  • a. volières, duivenhokken, verblijven voor huisdieren, kassen of een combinatie hiervan zijn zowel ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" als ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" toegestaan;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bebouwde oppervlakte mag ten hoogste 20 m² bedragen en wordt niet gerekend tot de oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen, zoals vermeld in 5.2.4 onder d.
5.2.6 Bebouwingspercentage

Het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan:

  • a. 50 % bij woningen in de bouwwijze "twee-aaneen".
5.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór (het verlengde van) de voorgevel van de woning mag niet meer bedragen dan 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van pergola's maximaal 3 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van pergola's en speelvoorzieningen maximaal 3 m mag bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Omgevingsvergunning maximale oppervlakte aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.4 sub f, teneinde de maximaal toegestane oppervlakte van aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen tezamen te verhogen met maximaal 15 m², mits voldaan wordt aan het volgende:

  • a. de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden aangetast;
  • b. het ruimtelijk beeld mag niet onevenredig worden aangetast.
5.3.2 Omgevingsvergunning aanbouwen voor de voorgevel

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2 sub b, teneinde voor de voorgevel van de hoofdbouwmassa buiten het bouwvlak en de aanduiding "bijgebouwen" kleine aanbouwen zoals portieken, erkers en luifels op te richten, mits wordt voldaan aan het volgende:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • b. de diepte mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bebouwde oppervlakte van de aanbouw mag niet meer bedragen dan 10 m²; deze oppervlakte wordt niet gerekend tot de bebouwde oppervlakte van aanbouwen zoals vermeld in 5.2.4 onder e;
  • d. de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden aangetast;
  • e. het ruimtelijk beeld mag niet onevenredig worden aangetast.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken voor:

  • a. een aan huis verbonden bedrijf, behoudens ontheffing op grond van 5.5.1;
  • b. zelfstandige bewoning, indien dit plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw;
  • c. een seksinrichting;
  • d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
  • f. het al dan niet ten verkoop opstellen en opslaan van nieuwe of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen, aanhangwagens, machines, c.q. onderdelen daarvan.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Omgevingsvergunning aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.1 voor het toestaan van aan huis verbonden bedrijven. Deze omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie blijft domineren;
  • b. de bedrijfsactiviteiten geen onevenredige hinder voor het woonmilieu zal opleveren en geen onevenredige afbreuk zal doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • c. het niet een activiteit betreft die in hoofdzaak op het publiek is gericht;
  • d. de bedrijfsuitoefening (mede) geschiedt door een bewoner van de betreffende woning;
  • e. het niet betreft activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beinvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • f. de maatvoering en situering van de bebouwing binnen de in dit artikel gestelde eisen blijven;
  • g. geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en geassembleerde producten als ondergeschikte nevenactiviteit van het betreffende bedrijf;
  • h. maximaal 40 % van het totale vloeroppervlak van de woning (van alle verdiepingen) en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m² en krachtens het bepaalde in 5.1.2sub a toegestane aan huis verbonden beroep samen.