direct naar inhoud van Artikel 34 Algemene wijzigingsregels
Plan: Kom Huissen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1705.30-OH01

Artikel 34 Algemene wijzigingsregels

34.1 Aanpassen wettelijke regelingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

34.2 Wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' de bestemming te wijzigen teneinde één nieuwe woning extra toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woning mag uitsluitend in de bouwwijze vrijstaand worden gerealiseerd;
  • b. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan 3 m;
  • c. de maatvoering sluit aan op de stedenbouwkundige karakteristiek van de omgeving;
  • d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • e. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren voor vestiging van de woning;
  • f. de woning vormt geen belemmering voor bedrijfsactiviteiten in de omgeving;
  • g. ten behoeve van het bepaalde onder e en f geldt in ieder geval het volgende:
    • 1. voldaan wordt aan de normen die gesteld zijn bij of krachtens de Wet geurhinder en veehouderij;
    • 2. de situering vindt plaats op een afstand van minimaal 50 m ten opzichte van fruitboomgaarden;
    • 3. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en/of railverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende of te ontheffen voorkeursgrenswaarde;
    • 4. uit onderzoek dient te blijken dat de externe veiligheid voldoende gewaarborgd is;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • i. bij uitbreidingen van het verharde oppervlak, dienen compenserende maatregelen getroffen te worden om een hydrologisch neutrale situatie te behouden; conform de uitgangspunten hydrologisch neutraal bouwen;
  • j. op de verbeelding worden de aanduidingen “bouwvlak", “erf" en de aanduiding 'vrijstaand' opgenomen;
  • k. de woning dient direct vanaf de openbare weg ontsloten te worden en dient zich op diezelfde weg te oriënteren;
  • l. de afstand van de woning tot de achterste perceelsgrens dient tenminste 8 m te bedragen;
  • m. de bepalingen in Artikel 21 Wonen zijn van overeenkomstige toepassing.
34.3 Wro-zone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' de bestemming te wijzigen teneinde twee nieuwe woningen extra toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woning mag uitsluitend in de bouwwijze vrijstaand worden gerealiseerd;
  • b. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan 3 m;
  • c. de maatvoering sluit aan op de stedenbouwkundige karakteristiek van de omgeving;
  • d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • e. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren voor vestiging van de woning;
  • f. de woning vormt geen belemmering voor bedrijfsactiviteiten in de omgeving;
  • g. ten behoeve van het bepaalde onder e en f geldt in ieder geval het volgende:
    • 1. voldaan wordt aan de normen die gesteld zijn bij of krachtens de Wet geurhinder en veehouderij;
    • 2. de situering vindt plaats op een afstand van minimaal 50 m ten opzichte van fruitboomgaarden;
    • 3. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en/of railverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende of te ontheffen voorkeursgrenswaarde;
    • 4. uit onderzoek dient te blijken dat de externe veiligheid voldoende gewaarborgd is;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • i. bij uitbreidingen van het verharde oppervlak, dienen compenserende maatregelen getroffen te worden om een hydrologisch neutrale situatie te behouden; conform de uitgangspunten hydrologisch neutraal bouwen;
  • j. op de verbeelding worden de aanduidingen “bouwvlak" en “erf" opgenomen;
  • k. de woning dient direct vanaf de openbare weg ontsloten te worden en dient zich op diezelfde weg te oriënteren;
  • l. de afstand van de woning tot de achterste perceelsgrens dient tenminste 8 m te bedragen;
  • m. de bepalingen in Artikel 21 Wonen zijn van overeenkomstige toepassing.
34.4 Wro-zone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 3' de bestemming te wijzigen teneinde drie nieuwe woningen extra toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woning mag uitsluitend in de bouwwijze vrijstaand worden gerealiseerd;
  • b. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan 3 m;
  • c. de maatvoering sluit aan op de stedenbouwkundige karakteristiek van de omgeving;
  • d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • e. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren voor vestiging van de woning;
  • f. de woning vormt geen belemmering voor bedrijfsactiviteiten in de omgeving;
  • g. ten behoeve van het bepaalde onder e en f geldt in ieder geval het volgende:
    • 1. voldaan wordt aan de normen die gesteld zijn bij of krachtens de Wet geurhinder en veehouderij;
    • 2. de situering vindt plaats op een afstand van minimaal 50 m ten opzichte van fruitboomgaarden;
    • 3. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en/of railverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende of te ontheffen voorkeursgrenswaarde;
    • 4. uit onderzoek dient te blijken dat de externe veiligheid voldoende gewaarborgd is;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • i. bij uitbreidingen van het verharde oppervlak, dienen compenserende maatregelen getroffen te worden om een hydrologisch neutrale situatie te behouden; conform de uitgangspunten hydrologisch neutraal bouwen;
  • j. op de verbeelding worden de aanduidingen “bouwvlak" en “erf" opgenomen;
  • k. de woning dient direct vanaf de openbare weg ontsloten te worden en dient zich op diezelfde weg te oriënteren;
  • l. de afstand van de woning tot de achterste perceelsgrens dient tenminste 8 m te bedragen;
  • m. de bepalingen in Artikel 21 Wonen zijn van overeenkomstige toepassing.
34.5 Wro-zone - wijzigingsgebied 4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 4' de bestemming te wijzigen teneinde één woning toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging mag enkel plaatsvinden indien het gebruik als sportcentrum of bedrijf is beëindigd;
  • b. de woning mag uitsluitend in de bouwwijze 'vrijstaand' worden gerealiseerd;
  • c. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan 3 m;
  • d. de goot- en bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 9 m en 12 m;
  • e. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • f. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren voor vestiging van de woning;
  • g. de woning vormt geen belemmering voor bedrijfsactiviteiten in de omgeving;
  • h. ten behoeve van het bepaalde onder f en g geldt in ieder geval het volgende:
    • 1. voldaan wordt aan de normen die gesteld zijn bij of krachtens de Wet geurhinder en veehouderij;
    • 2. de situering vindt plaats op een afstand van minimaal 50 m ten opzichte van fruitboomgaarden;
    • 3. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en/of railverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende of te ontheffen voorkeursgrenswaarde;
    • 4. uit onderzoek dient te blijken dat de externe veiligheid voldoende gewaarborgd is;
  • i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • j. bij uitbreidingen van het verharde oppervlak, dienen compenserende maatregelen getroffen te worden om een hydrologisch neutrale situatie te behouden; conform de uitgangspunten hydrologisch neutraal bouwen;
  • k. op de verbeelding worden de aanduidingen “bouwvlak" en “erf" opgenomen;
  • l. de woning dient direct vanaf de openbare weg ontsloten te worden;
  • m. de woning dient te worden georiënteerd op de dijk;
  • n. de afstand van de woning tot de achterste perceelsgrens dient tenminste 8 m te bedragen;
  • o. de bepalingen in Artikel 21 Wonen zijn van overeenkomstige toepassing.
34.6 Wro-zone - wijzigingsgebied 5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 5' de bestemming te wijzigen teneinde twee nieuwe woningen extra toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woning mag uitsluitend in de bouwwijze vrijstaand worden gerealiseerd;
  • b. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan 3 m;
  • c. de maatvoering sluit aan op de stedenbouwkundige karakteristiek van de omgeving;
  • d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • e. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren voor vestiging van de woning;
  • f. de woning vormt geen belemmering voor bedrijfsactiviteiten in de omgeving;
  • g. ten behoeve van het bepaalde onder e en f geldt in ieder geval het volgende:
    • 1. voldaan wordt aan de normen die gesteld zijn bij of krachtens de Wet geurhinder en veehouderij;
    • 2. de situering vindt plaats op een afstand van minimaal 50 m ten opzichte van fruitboomgaarden;
    • 3. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en/of railverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende of te ontheffen voorkeursgrenswaarde;
    • 4. uit onderzoek dient te blijken dat de externe veiligheid voldoende gewaarborgd is;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • i. bij uitbreidingen van het verharde oppervlak, dienen compenserende maatregelen getroffen te worden om een hydrologisch neutrale situatie te behouden; conform de uitgangspunten hydrologisch neutraal bouwen;
  • j. op de verbeelding worden de aanduidingen “bouwvlak" en “erf" opgenomen;
  • k. de woning dient direct vanaf de openbare weg ontsloten te worden en dient zich op diezelfde weg te oriënteren;
  • l. de afstand van de woning tot de achterste perceelsgrens dient tenminste 8 m te bedragen;
  • m. de bepalingen in Artikel 21 Wonen zijn van overeenkomstige toepassing.
34.7 Wro-zone - wijzigingsgebied 6

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 6' de bestemming te wijzigen teneinde binnen het aanduidingsvlak drie woningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan 3 m;
  • b. de maatvoering sluit aan op de stedenbouwkundige karakteristiek van de omgeving;
  • c. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • d. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren voor vestiging van de woning;
  • e. de woning vormt geen belemmering voor bedrijfsactiviteiten in de omgeving;
  • f. ten behoeve van het bepaalde onder e en f geldt in ieder geval het volgende:
    • 1. voldaan wordt aan de normen die gesteld zijn bij of krachtens de Wet geurhinder en veehouderij;
    • 2. de situering vindt plaats op een afstand van minimaal 50 m ten opzichte van fruitboomgaarden;
    • 3. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en/of railverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende of te ontheffen voorkeursgrenswaarde;
    • 4. uit onderzoek dient te blijken dat de externe veiligheid voldoende gewaarborgd is;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • h. bij uitbreidingen van het verharde oppervlak, dienen compenserende maatregelen getroffen te worden om een hydrologisch neutrale situatie te behouden; conform de uitgangspunten hydrologisch neutraal bouwen;
  • i. op de verbeelding worden de aanduidingen “bouwvlak" en “erf" opgenomen;
  • j. de woning dient direct vanaf de openbare weg ontsloten te worden en dient zich op diezelfde weg te oriënteren;
  • k. de afstand van de woning tot de achterste perceelsgrens dient tenminste 8 m te bedragen;
  • l. de bepalingen in Artikel 21 Wonen zijn van overeenkomstige toepassing.
34.8 Wro-zone - wijzigingsgebied 7

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 7' de bestemming te wijzigen teneinde binnen het aanduidingsvlak één woning toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woning mag uitsluitend in de bouwwijze vrijstaand worden gerealiseerd;
  • b. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan 3 m;
  • c. de maatvoering sluit aan op de stedenbouwkundige karakteristiek van de omgeving;
  • d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • e. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren voor vestiging van de woning;
  • f. de woning vormt geen belemmering voor bedrijfsactiviteiten in de omgeving;
  • g. ten behoeve van het bepaalde onder e en f geldt in ieder geval het volgende:
    • 1. voldaan wordt aan de normen die gesteld zijn bij of krachtens de Wet geurhinder en veehouderij;
    • 2. de situering vindt plaats op een afstand van minimaal 50 m ten opzichte van fruitboomgaarden;
    • 3. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en/of railverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende of te ontheffen voorkeursgrenswaarde;
    • 4. uit onderzoek dient te blijken dat de externe veiligheid voldoende gewaarborgd is;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • i. bij uitbreidingen van het verharde oppervlak, dienen compenserende maatregelen getroffen te worden om een hydrologisch neutrale situatie te behouden; conform de uitgangspunten hydrologisch neutraal bouwen;
  • j. op de verbeelding worden de aanduidingen “bouwvlak" en “erf" opgenomen;
  • k. de woning dient direct vanaf de openbare weg ontsloten te worden en dient zich op diezelfde weg te oriënteren;
  • l. de afstand van de woning tot de achterste perceelsgrens dient tenminste 8 m te bedragen;
  • m. de bepalingen in Artikel 21 Wonen zijn van overeenkomstige toepassing.