direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan Huissen, Driegaarden 1e fase
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1705.210-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het 'Bestemmingsplan Huissen, Driegaarden 1e fase' van de gemeente Lingewaard;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1705.210-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneengebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.8 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.9 begane grondvloer

de vloer, die nagenoeg op het niveau van het peil ligt.

1.10 bestaand
  • bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.14 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;

1.15 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 erf

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 erker

een bijgebouw in één bouwlaag aan de voorgevel van een woning;

1.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 gestapelde woningen

boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.24 geschakelde woning

een woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijgebouw verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse bouwperceelgrens wordt gebouwd;

1.25 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.26 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.27 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.28 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk, zoals een balustrade, dakkapel, dakopbouw, of klimaatinstallatie (zoals een airconditioning of warmtepompinstallatie) met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak;

1.29 peil
  • voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: het aansluitend terrein, ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan een weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein, voor aanvang van de bouwwerkzaamheden, het oorspronkelijke maaiveld;
1.30 twee-aaneen gebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen;

1.31 wet/wettelijke regelingen

indien en voorzover in deze voorschriften wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;

1.32 woning

een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van de voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, klimaatinstallaties (zoals airconditioning en warmtepompen) en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Water

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen en waterpartijen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. infiltratievoorzieningen;
  • f. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  • g. duikers.
3.1.2 Weg

Ter plaatse van de aanduiding ‘verkeer’ wordt een weg gerealiseerd.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen en bouwwerken gelden de volgende bouwregels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.2 en toestaan dat de weg op een andere locatie wordt gerealiseerd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.

Artikel 4 Wonen - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen -1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden, waarbij wonen als hoofdfunctie kan worden aangemerkt en ondergeschikt daaraan het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. erven, voor onder andere parkeren, toegangspaden en tuinen;
  • c. openbare ruimte, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, verkeersdoeleinden, waaronder parkeren;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. water en waterbeheersing, waaronder waterberging en –infiltratie ten dienste van de waterhuishouding.
4.1.2 Groenvoorzieningen en water

Minimaal 8% van de oppervlakte van de in artikel 4.1.1 bedoelde gronden wordt gebruikt voor groenvoorzieningen en/of water.

4.1.3 Weg

Ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' wordt een weg gerealiseerd.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegelaten bebouwing

Op gronden met deze bestemming zijn uitsluitend de volgende bouwwerken toegelaten:

  • a. woningen, die als hoofdgebouw worden aangemerkt;
  • b. aan- en uitbouwen en bij de woningen behorende bijgebouwen;
  • c. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de in artikel 4.1 vermelde doeleinden.
4.2.2 Aantal woningen

Het aantal woningen binnen deze bestemming mag niet minder bedragen dan 10 en niet meer dan 32.

4.2.3 Bebouwingspercentage bouwperceel ten behoeve van wonen

Het bebouwingspercentage van een bouwperceel ten behoeve van woondoeleinden bedraagt maximaal 50%, met dien verstande dat bij woonpercelen kleiner dan 200 m² een bebouwingspercentage van maximaal 70% is toegestaan.

4.2.4 Hoofdgebouwen ten behoeve van woondoeleinden

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van woondoeleinden gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen zijn georiënteerd op de openbare weg, met dien verstande dat de hoofdgebouwen die met twee zijden aan de openbare ruimte grenzen georiënteerd zijn naar beide zijden;
  • b. uitsluitend de volgende woningtypen mogen worden gebouwd:
    • 1. vrijstaand;
    • 2. twee-aaneen;
    • 3. aaneengebouwd;
    • 4. gestapeld;
  • c. de oppervlakte van een hoofdgebouw, uitgezonderd gestapelde woningen, bedraagt op maaiveld maximaal 120 m²;
  • d. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 1 m aan beide zijden;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen 1 m aan één zijde;
    • 3. de afstand tot de voorste bouwperceelgrens bedraagt minimaal 1 m;
  • e. de goothoogte van de woningtypen vrijstaand, twee-aaneen en aaneengebouwd mag niet meer bedragen dan 7 m; de goothoogte van het woningtype gestapeld mag niet meer bedragen dan 9 m;
  • f. de bouwhoogte van de woningtypen vrijstaand, twee-aaneen en aaneengebouwd mag niet meer bedragen dan 11 m; de bouwhoogte van het woningtype gestapeld mag niet meer bedragen dan 12 m;
4.2.5 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen zoals bedoeld in artikel 4.2.4 gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd op een afstand van minimaal 1 m¹ achter de voorgevel, en het verlengde daarvan, van het hoofdgebouw;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erkers vóór de voorgevel kunnen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de breedte van een erker maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 2. de maximale hoogte van een erker het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 3. de maximale diepte van de erker 1,5 m¹ is;
    • 4. de afstand van de erker tot de voorste perceelsgrens minimaal 1,5 m¹;
    • 5. erkers op hoeken van een hoofdgebouw niet zijn toegestaan;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw bedraagt maximaal 60 m², met dien verstande dat:
    • 1. bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² de maximum gezamenlijke oppervlakte van 60 m² mag worden vermeerderd met 10% van het oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 120 m²;
    • 2. minimaal 50% van het achtererf onbebouwd dient te blijven;
  • d. de goothoogte voor aan- en uitbouwen mag niet hoger zijn dan 0,5 m boven de eerste volledige bouwlaag boven het peil;
  • e. de bouwhoogte voor aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 5,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 1,5 m onder de nok van het hoofdgebouw gelegen dient te zijn. Doorgetrokken schuintes zijn wel toegestaan;
  • f. de maximale goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt 3,5 m en de maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 m.
4.2.6 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 5m;
  • b. de maximale oppervlakte van nutsvoorzieningen bedraagt 25 m².
4.2.7 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van woondoeleinden bedraagt maximaal:
    • 1. vlaggenmasten: 8 m;
    • 2. pergola’s: 2,5 m;
    • 3. overige bouwwerken achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 2 m;
    • 4. overige bouwwerken vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m.
  • b. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van doeleinden, niet zijnde woondoeleinden, bedraagt maximaal:
    • 1. lichtmasten: 8 m;
    • 2. speelvoorzieningen: 4 m;
    • 3. verkeersvoorzieningen 3,5 m;
    • 4. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken woningaantal

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 en toestaan dat er een ander aantal woningen wordt gebouwd, mits het maximumaantal van 114 woningen in dit bestemmingsplan niet wordt overschreden en het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.

4.3.2 Afwijken bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.3 en toestaan dat er een ander bebouwingspercentage wordt gehanteerd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1.3 en toestaan dat de weg op een andere locatie wordt gerealiseerd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Wijziging naar Agrarisch met waarden - Oeverwallen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Wonen - 1' geheel of gedeeltelijk te

wijzigen naar de bestemming 'Agrarisch met waarden – Oeverwallen' conform het bestemmingsplan 'Buitengebied Lingewaard'.

4.5.2 Voorwaarden

Van de in lid 4.5.1 bedoelde bevoegdheid kan alleen gebruik worden gemaakt indien ten minste twee

jaar na het onherroepelijk worden van het plan ter plaatse van de betreffende gronden:

  • a. niet begonnen is met werkzaamheden te behoeve van de bouw van woningen, en
  • b. het bevoegd gezag eventueel verleende omgevingsvergunningen voor het oprichten van de woningen heeft ingetrokken.

Artikel 5 Wonen - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen -2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden, waarbij wonen als hoofdfunctie kan worden aangemerkt en ondergeschikt daaraan het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. erven, voor onder andere parkeren, toegangspaden en tuinen;
  • c. openbare ruimte, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en verkeersdoeleinden, waaronder parkeren;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. water en waterbeheersing, waaronder waterberging en –infiltratie ten dienste van de waterhuishouding.
5.1.2 Groenvoorzieningen en water

Minimaal 8% van de oppervlakte van de in artikel 5.1.1 bedoelde gronden wordt gebruikt voor groenvoorzieningen en/of water, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'groen' in elk geval een groen park gerealiseerd wordt.

5.1.3 Weg

Ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' wordt een weg gerealiseerd.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegelaten bebouwing

Op gronden met deze bestemming zijn uitsluitend de volgende bouwwerken toegelaten:

  • a. woningen, die als hoofdgebouw worden aangemerkt;
  • b. aan- en uitbouwen en bij de woningen behorende bijgebouwen;
  • c. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • d. bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de in artikel 5.1 vermelde doeleinden.
5.2.2 Aantal woningen

Het aantal woningen binnen deze bestemming mag niet minder bedragen dan 10 en niet meer dan 60.

5.2.3 Bebouwingspercentage bouwperceel ten behoeve van wonen

Het bebouwingspercentage van een bouwperceel ten behoeve van woondoeleinden bedraagt maximaal 50%.

5.2.4 Hoofdgebouwen ten behoeve van woondoeleinden

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van woondoeleinden gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen zijn georiënteerd op de openbare weg, met dien verstande dat de hoofdgebouwen die met twee zijden aan de openbare ruimte grenzen georiënteerd zijn naar beide zijden;
  • b. uitsluitend de volgende woningtypen mogen worden gebouwd:
    • 1. vrijstaand;
    • 2. twee-aaneen;
    • 3. aaneengebouwd;
  • c. de oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt op maaiveld maximaal 120 m²;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 3 m aan beide zijden;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde woningen 3 m aan één zijde;
    • 3. de afstand tot de voorste bouwperceelgrens bedraagt minimaal 3 m;
  • e. goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m;
5.2.5 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen zoals bedoeld in artikel 5.2.4 gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd op een afstand van minimaal 1 m¹ achter de voorgevel, en het verlengde daarvan, van het hoofdgebouw;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erkers vóór de voorgevel kunnen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de breedte van een erker maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 2. de maximale hoogte van een erker het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 3. de maximale diepte van de erker 1,5 m¹ is;
    • 4. de afstand van de erker tot de voorste perceelsgrens minimaal 1,5 m¹;
    • 5. erkers op hoeken van een hoofdgebouw niet zijn toegestaan;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw bedraagt maximaal 60 m², met dien verstande dat:
    • 1. bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² de maximum gezamenlijke oppervlakte van 60 m² mag worden vermeerderd met 10% van het oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 120 m²;
    • 2. minimaal 50% van het achtererf onbebouwd dient te blijven;
  • d. de goothoogte voor aan- en uitbouwen mag niet hoger zijn dan 0,5 m boven de eerste volledige bouwlaag boven het peil;
  • e. de bouwhoogte voor aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 5,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 1,5 m onder de nok van het hoofdgebouw gelegen dient te zijn. Doorgetrokken schuintes zijn wel toegestaan;
  • f. de maximale goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt 3,5 m en de maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 m.
5.2.6 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 5 m;
  • b. de maximale oppervlakte van nutsvoorzieningen bedraagt 25 m².
5.2.7 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van woondoeleinden bedraagt maximaal:
    • 1. vlaggenmasten: 8 m;
    • 2. pergola’s: 2,5 m;
    • 3. overige bouwwerken achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 2 m;
    • 4. overige bouwwerken vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m.
  • b. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van doeleinden, niet zijnde woondoeleinden, bedraagt maximaal:
    • 1. lichtmasten: 8 m;
    • 2. speelvoorzieningen: 4 m;
    • 3. verkeersvoorzieningen 3,5 m;
    • 4. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken woningaantal

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 en toestaan dat er een ander aantal woningen wordt gebouwd, mits het maximumaantal van 114 woningen in dit bestemmingsplan niet wordt overschreden en het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.

5.3.2 Afwijken bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.3 en toestaan dat er een ander bebouwingspercentage wordt gehanteerd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.

5.3.3 Afwijken woningtypes

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.4 onder b en toestaan dat er een ander woningtype wordt gebouwd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.

5.3.4 Afwijken zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.4 onder d en toestaan dat er een andere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gehanteerd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1.3 en toestaan dat de weg op een andere locatie wordt gerealiseerd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Wijziging naar Agrarisch met waarden - Oeverwallen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Wonen - 1' geheel of gedeeltelijk te

wijzigen naar de bestemming 'Agrarisch met waarden – Oeverwallen' conform het bestemmingsplan 'Buitengebied Lingewaard'.

5.5.2 Voorwaarden

Van de in lid 5.5.1 bedoelde bevoegdheid kan alleen gebruik worden gemaakt indien ten minste twee

jaar na het onherroepelijk worden van het plan ter plaatse van de betreffende gronden:

  • a. niet begonnen is met werkzaamheden te behoeve van de bouw van woningen, en
  • b. het bevoegd gezag eventueel verleende omgevingsvergunningen voor het oprichten van de woningen heeft ingetrokken.

Artikel 6 Wonen - 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden, waarbij wonen als hoofdfunctie kan worden aangemerkt en ondergeschikt daaraan het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. erven, voor onder andere parkeren, toegangspaden en tuinen;
  • c. openbare ruimte, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en verkeersdoeleinden, waaronder parkeren;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. water en waterbeheersing, waaronder waterberging en –infiltratie ten dienste van de waterhuishouding.
6.1.2 Groenvoorzieningen en water

Minimaal 8% van de oppervlakte van de in artikel 6.1.1 bedoelde gronden wordt gebruikt voor groenvoorzieningen en/of water.

6.1.3 Weg

Ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' wordt een weg gerealiseerd.

6.1.4 Langzaam verkeersverbinding

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer’ wordt een fiets- en/of voetpad gerealiseerd.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegelaten bebouwing

Op gronden met deze bestemming zijn uitsluitend de volgende bouwwerken toegelaten:

  • a. woningen, die als hoofdgebouw worden aangemerkt;
  • b. aan- en uitbouwen en bij de woningen behorende bijgebouwen;
  • c. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • d. bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de in artikel 6.1 vermelde doeleinden.
6.2.2 Aantal woningen

Het aantal woningen binnen deze bestemming mag niet minder bedragen dan 10 en niet meer dan 22.

6.2.3 Bebouwingspercentage bouwperceel ten behoeve van wonen

Het bebouwingspercentage van een bouwperceel ten behoeve van woondoeleinden bedraagt maximaal 50%.

6.2.4 Hoofdgebouwen ten behoeve van woondoeleinden

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van woondoeleinden gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen zijn georiënteerd op de openbare weg, met dien verstande dat de hoofdgebouwen die met twee zijden aan de openbare ruimte grenzen georiënteerd zijn naar beide zijden;
  • b. uitsluitend de volgende woningtypen mogen worden gebouwd:
    • 1. vrijstaand;
    • 2. twee-aaneen;
  • c. de oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt op maaiveld maximaal 120 m²;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 3 m aan beide zijden;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde woningen 3 m aan één zijde;
    • 3. de afstand tot de voorste bouwperceelgrens bedraagt minimaal 3 m;
  • e. goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.
6.2.5 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen zoals bedoeld in artikel 6.2.4 gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd op een afstand van minimaal 1 m¹ achter de voorgevel, en het verlengde daarvan, van het hoofdgebouw;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erkers vóór de voorgevel kunnen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de breedte van een erker maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 2. de maximale hoogte van een erker het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 3. de maximale diepte van de erker 1,5 m¹ is;
    • 4. de afstand van de erker tot de voorste perceelsgrens minimaal 1,5 m¹ is;
    • 5. erkers op hoeken van een hoofdgebouw niet zijn toegestaan;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw bedraagt maximaal 60 m², met dien verstande dat:
    • 1. bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² de maximum gezamenlijke oppervlakte van 60 m² mag worden vermeerderd met 10% van het oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 120 m²;
    • 2. minimaal 50% van het achtererf onbebouwd dient te blijven;
  • d. de goothoogte voor aan- en uitbouwen mag niet hoger zijn dan 0,5 m boven de eerste volledige bouwlaag boven het peil;
  • e. de bouwhoogte voor aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 5,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 1,5 m onder de nok van het hoofdgebouw gelegen dient te zijn. Doorgetrokken schuintes zijn wel toegestaan;
  • f. de maximale goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt 3,5 m en de maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 m.
6.2.6 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 5 m;
  • b. de maximale oppervlakte van nutsvoorzieningen bedraagt 25 m².
6.2.7 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van woondoeleinden bedraagt maximaal:
    • 1. vlaggenmasten: 8 m;
    • 2. pergola’s: 2,5 m;
    • 3. overige bouwwerken achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 2 m;
    • 4. overige bouwwerken vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m.
  • b. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van doeleinden, niet zijnde woondoeleinden, bedraagt maximaal:
    • 1. lichtmasten: 8 m;
    • 2. speelvoorzieningen: 4 m;
    • 3. verkeersvoorzieningen 3,5 m;
    • 4. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijken woningaantal

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2 en toestaan dat er een ander aantal woningen wordt gebouwd, mits het maximumaantal van 114 woningen in dit bestemmingsplan niet wordt overschreden en het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.

6.3.2 Afwijken bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.3 en toestaan dat er een ander bebouwingspercentage wordt gehanteerd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.

6.3.3 Afwijken woningtypes

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.4 onder b en toestaan dat er een ander woningtype wordt gebouwd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.

6.3.4 Afwijken zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.4 onder d en toestaan dat er een andere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gehanteerd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Afwijken weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1.3 en toestaan dat de weg op een andere locatie wordt gerealiseerd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.

6.4.2 Afwijken langzaam verkeersverbinding

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1.4 en toestaan dat het fiets- en/of voetpad op een andere locatie wordt gerealiseerd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid
6.5.1 Wijziging naar Agrarisch met waarden - Oeverwallen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Wonen - 1' geheel of gedeeltelijk te

wijzigen naar de bestemming 'Agrarisch met waarden – Oeverwallen' conform het bestemmingsplan 'Buitengebied Lingewaard'.

6.5.2 Voorwaarden

Van de in lid 6.5.1 bedoelde bevoegdheid kan alleen gebruik worden gemaakt indien ten minste twee

jaar na het onherroepelijk worden van het plan ter plaatse van de betreffende gronden:

  • a. niet begonnen is met werkzaamheden te behoeve van de bouw van woningen, en
  • b. het bevoegd gezag eventueel verleende omgevingsvergunningen voor het oprichten van de woningen heeft ingetrokken.

Artikel 7 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen en waterpartijen;
  • d. duikers;
  • e. waterkering met laag risiconiveau;
  • f. taluds, oevers en onderhoudsstroken;
  • g. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.

7.1.2 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien en voor zover zulks, gehoord de beheerder van de waterkering en/of waterloop, verenigbaar is met het belang van de waterkering en/of waterloop.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

7.2.2 Geen gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering en/of waterloop.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
9.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

9.1.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken (waaronder zwembaden) zijn uitsluitend toegestaan binnen de gronden waar volgens de desbetreffende regels hoofd- dan wel bijgebouwen zijn toegestaan;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil, vermeerderd met 15 m² ten behoeve van lichttoetreding;
  • c. in aanvulling op het bepaalde in sub a en sub b is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van minimaal 1 m¹ van de bouwperceelgrens;
    • 2. de maximale hoogte van de zwembadrand bedraagt 0,5 m¹ boven peil;
  • d. randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding zijn buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan;
  • e. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m¹ onder peil, met dien verstande dat een randvoorziening ten behoeve van de waterhuishouding (bergbassins) tot maximaal 6 m¹ onder peil gebouwd mag worden.
9.1.3 Omgevingsvergunning ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1.2 sub e voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m¹ onder peil onder de voorwaarde dat de waterhuishouding niet wordt verstoord.

9.2 Bestaande afstanden en maten
9.2.1 Toelaatbaarheid grotere maten

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

9.2.2 Toelaatbaarheid kleinere maten

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

9.2.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 9.2.1 en 9.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Parkeren
10.1.1 Algemeen

Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen of voor afwijken geldt de regel dat ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's en fietsen in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort. Daarbij moet worden voldaan aan de normen in de beleidsregels, zoals deze zijn neergelegd in de Nota “Parkeernormen 2017 Gemeente Lingewaard”. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd moet rekening worden gehouden met deze wijziging.

10.1.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.1.1 mits:

  • a. op eigen terrein in onvoldoende mate in de parkeerbehoefte kan worden voorzien en uit een parkeerbalansberekening blijkt dat er op andere wijze in de parkeerbehoefte kan worden voorzien;
  • b. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.

Artikel 11 Algemene procedureregels

11.1 Nadere eisen

Bij het opnemen van nadere eisen als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:

  • a. het ontwerpbesluit met daarin opgenomen de nadere eisen ligt gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen naar voren te brengen bij Burgemeester en wethouders tegen de nadere eisen als opgenomen in het ontwerpbesluit;
  • d. indien tegen de nadere eisen in het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  • e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

12.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 12.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 12.1.1 met maximaal 10%.

12.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
12.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 12.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Huissen, Driegaarden 1e fase'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

………………………

De voorzitter, De griffier,

………. ………