Plan: | Bestemmingsplan Huissen, Driegaarden 1e fase |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1705.210-VG01 |
In deze regels wordt verstaan onder:
het 'Bestemmingsplan Huissen, Driegaarden 1e fase' van de gemeente Lingewaard;
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1705.210-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
de vloer, die nagenoeg op het niveau van het peil ligt.
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
een bijgebouw in één bouwlaag aan de voorgevel van een woning;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;
een woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijgebouw verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse bouwperceelgrens wordt gebouwd;
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk, zoals een balustrade, dakkapel, dakopbouw, of klimaatinstallatie (zoals een airconditioning of warmtepompinstallatie) met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak;
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen;
indien en voorzover in deze voorschriften wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;
een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;
Bij toepassing van de voorschriften wordt als volgt gemeten:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, klimaatinstallaties (zoals airconditioning en warmtepompen) en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Ter plaatse van de aanduiding ‘verkeer’ wordt een weg gerealiseerd.
Voor het bouwen en bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.2 en toestaan dat de weg op een andere locatie wordt gerealiseerd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
De voor 'Wonen -1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Minimaal 8% van de oppervlakte van de in artikel 4.1.1 bedoelde gronden wordt gebruikt voor groenvoorzieningen en/of water.
Ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' wordt een weg gerealiseerd.
Op gronden met deze bestemming zijn uitsluitend de volgende bouwwerken toegelaten:
Het aantal woningen binnen deze bestemming mag niet minder bedragen dan 10 en niet meer dan 32.
Het bebouwingspercentage van een bouwperceel ten behoeve van woondoeleinden bedraagt maximaal 50%, met dien verstande dat bij woonpercelen kleiner dan 200 m² een bebouwingspercentage van maximaal 70% is toegestaan.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van woondoeleinden gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen zoals bedoeld in artikel 4.2.4 gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 en toestaan dat er een ander aantal woningen wordt gebouwd, mits het maximumaantal van 114 woningen in dit bestemmingsplan niet wordt overschreden en het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.3 en toestaan dat er een ander bebouwingspercentage wordt gehanteerd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1.3 en toestaan dat de weg op een andere locatie wordt gerealiseerd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Wonen - 1' geheel of gedeeltelijk te
wijzigen naar de bestemming 'Agrarisch met waarden – Oeverwallen' conform het bestemmingsplan 'Buitengebied Lingewaard'.
Van de in lid 4.5.1 bedoelde bevoegdheid kan alleen gebruik worden gemaakt indien ten minste twee
jaar na het onherroepelijk worden van het plan ter plaatse van de betreffende gronden:
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
De voor 'Wonen -2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Minimaal 8% van de oppervlakte van de in artikel 5.1.1 bedoelde gronden wordt gebruikt voor groenvoorzieningen en/of water, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'groen' in elk geval een groen park gerealiseerd wordt.
Ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' wordt een weg gerealiseerd.
Op gronden met deze bestemming zijn uitsluitend de volgende bouwwerken toegelaten:
Het aantal woningen binnen deze bestemming mag niet minder bedragen dan 10 en niet meer dan 60.
Het bebouwingspercentage van een bouwperceel ten behoeve van woondoeleinden bedraagt maximaal 50%.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van woondoeleinden gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen zoals bedoeld in artikel 5.2.4 gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 en toestaan dat er een ander aantal woningen wordt gebouwd, mits het maximumaantal van 114 woningen in dit bestemmingsplan niet wordt overschreden en het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.3 en toestaan dat er een ander bebouwingspercentage wordt gehanteerd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.4 onder b en toestaan dat er een ander woningtype wordt gebouwd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.4 onder d en toestaan dat er een andere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gehanteerd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1.3 en toestaan dat de weg op een andere locatie wordt gerealiseerd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Wonen - 1' geheel of gedeeltelijk te
wijzigen naar de bestemming 'Agrarisch met waarden – Oeverwallen' conform het bestemmingsplan 'Buitengebied Lingewaard'.
Van de in lid 5.5.1 bedoelde bevoegdheid kan alleen gebruik worden gemaakt indien ten minste twee
jaar na het onherroepelijk worden van het plan ter plaatse van de betreffende gronden:
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Minimaal 8% van de oppervlakte van de in artikel 6.1.1 bedoelde gronden wordt gebruikt voor groenvoorzieningen en/of water.
Ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' wordt een weg gerealiseerd.
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer’ wordt een fiets- en/of voetpad gerealiseerd.
Op gronden met deze bestemming zijn uitsluitend de volgende bouwwerken toegelaten:
Het aantal woningen binnen deze bestemming mag niet minder bedragen dan 10 en niet meer dan 22.
Het bebouwingspercentage van een bouwperceel ten behoeve van woondoeleinden bedraagt maximaal 50%.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van woondoeleinden gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen zoals bedoeld in artikel 6.2.4 gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2 en toestaan dat er een ander aantal woningen wordt gebouwd, mits het maximumaantal van 114 woningen in dit bestemmingsplan niet wordt overschreden en het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.3 en toestaan dat er een ander bebouwingspercentage wordt gehanteerd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.4 onder b en toestaan dat er een ander woningtype wordt gebouwd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.4 onder d en toestaan dat er een andere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gehanteerd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1.3 en toestaan dat de weg op een andere locatie wordt gerealiseerd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1.4 en toestaan dat het fiets- en/of voetpad op een andere locatie wordt gerealiseerd, mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Wonen - 1' geheel of gedeeltelijk te
wijzigen naar de bestemming 'Agrarisch met waarden – Oeverwallen' conform het bestemmingsplan 'Buitengebied Lingewaard'.
Van de in lid 6.5.1 bedoelde bevoegdheid kan alleen gebruik worden gemaakt indien ten minste twee
jaar na het onherroepelijk worden van het plan ter plaatse van de betreffende gronden:
7.3 Afwijken van de bouwregels
De voor ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien en voor zover zulks, gehoord de beheerder van de waterkering en/of waterloop, verenigbaar is met het belang van de waterkering en/of waterloop.
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1.2 sub e voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m¹ onder peil onder de voorwaarde dat de waterhuishouding niet wordt verstoord.
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen of voor afwijken geldt de regel dat ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's en fietsen in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort. Daarbij moet worden voldaan aan de normen in de beleidsregels, zoals deze zijn neergelegd in de Nota “Parkeernormen 2017 Gemeente Lingewaard”. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd moet rekening worden gehouden met deze wijziging.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.1.1 mits:
Bij het opnemen van nadere eisen als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 12.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 12.1.1 met maximaal 10%.
Het bepaalde in 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in 12.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde in 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Huissen, Driegaarden 1e fase'.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
………………………
De voorzitter, De griffier,
………. ………