Plan: | Havelte |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1701.0000BP000000000564-0004 |
Gemeenten zijn volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht om voor hun hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Ook verplicht de Wro dat gemeenten hun bestemmingsplannen elke tien jaar actualiseren.
De huidige bestemmingsplannen voor de kern van Havelte zijn op onderdelen verouderd en sluiten niet meer goed aan op de nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen en nieuwe inzichten ten aanzien van planmethodiek en bestemmingsplanregeling.
Met de actualisatie wordt het mogelijk de planologische regels af te stemmen op de huidige en toekomstige situatie en te uniformeren door middel van standaardisatie. Dit laatste komt de inzichtelijkheid en rechtsgelijkheid ten goede: een gelijke planregeling en -methodiek voor alle inwoners binnen de gemeente Westerveld.
Het voorliggende bestemmingsplan 'Havelte' omvat de planologisch-juridische regeling van het gebruik van gronden en opstallen die in de kern zijn gelegen. Het bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard, wat betekent dat het is gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Daarbij is rekening gehouden met de herzieningen, wijzigingen en vrijstellingen die zijn opgetreden sinds het van (rechts-)kracht worden van de diverse plannen.
Havelte is een esdorp binnen de gemeente Westerveld. Het is een landelijk gelegen dorp dat in het bezit is van een aantal fraaie en cultuurhistorische waardevolle elementen. Het bestemmingsplan heeft betrekking op de kern van Havelte met daarbij de beschermde dorpsgezichten Havelte-Dorp en Havelte-Kerksituatie.
De begrenzing van het plangebied is als volgt:
Op de volgende afbeelding is de ligging van de kern Havelte weergegeven. In Situering plangebied is de exacte begrenzing van het plangebied opgenomen.
Afbeelding: Ligging kern Havelte
De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in de onderstaande bestemmingsplannen.
Naam plan | vastgesteld B&W/Raad | goedgekeurd GS | |
Havelte-Dorp (Schukkingpad en terrein Hesselte) | 19-10-1982 | 20-12-1983 | |
Havelte Dorp Oud | 20-03-1990 | 19-06-1990 | |
Meerkamp West | 20-12-1994 | 02-05-1995 | |
Partiële herziening Jelly's Hoeve | 20-12-1994 | 21-07-1995 | |
Meerkamp West 1e fase | 27-06-1995 | 29-08-1995 | |
Art 11 WRO, Dorpsstraat 13 | 08-05-1996 | 18-06-1996 | |
Havelte Dorp (nieuw) | 28-02-2002 | 22-10-2002 | |
Meerkamp West fase 2 A | 24-09-2002 | 12-11-2002 | |
Partiële herziening tijdelijk gemeentehuis | 26-06-2003 | 03-09-2003 | |
Meerkamp West fase 2 B | 21-12-2006 | 2007 | |
Partiële herziening Molenweg 29, uitbreiding Havelter Molen | 26-04-2011 | nvt | |
Buitengebied | 05-07-2012 | nvt |
Het onderhavige bestemmingsplan is onder meer gebaseerd op het consolideren van de bestaande situatie met een planregeling. Het bestemmingsplan is afgestemd op de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging (RO-Standaarden). Hierdoor is het bestemmingsplan een goed leesbaar en bruikbaar plan.
Het bestemmingsplan is allereerst een digitaal bestemmingsplan, maar is daarnaast ook analoog beschikbaar. Het digitale plan heeft wettelijk gezien voorrang boven het analoge plan (bij onderlinge verschillen). De digitaliseringsplicht volgt uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vanaf 1 januari 2010. De plannen zijn hierdoor beter onderling uitwisselbaar en zijn bovenal voor iedereen te raadplegen op www.ruimtelijkeplannen.nl.
Het bestemmingsplan 'Havelte' bestaat uit de volgende stukken:
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen 'gelezen' worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
In hoofdstuk Beleidskader is ingegaan op het relevante ruimtelijk beleid. In hoofdstuk Huidige structuur en karakteristiek is een beschrijving gegeven van de kern Havelte, waarbij onder andere is ingegaan op de ontstaansgeschiedenis, de huidige situatie en functies en het beschermd dorpsgezicht. In hoofdstuk Cultuurhistorie zijn de cultuurhistorische waarden van het plangebied beschreven. In hoofdstuk Omgevingsaspecten is ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk Planbeschrijving is beschreven op welke wijze de verschillende functies in het plan zijn opgenomen, waarna in hoofdstuk Toelichting op de regels op de juridisch technische aspecten van de opgenomen regelgeving is ingegaan. Een beschouwing over de uitvoerbaarheid alsmede de resultaten van de inspraak en het gevoerde overleg, neergelegd in respectievelijk hoofdstuk Economische uitvoerbaarheid en Inspraak en overleg sluiten deze toelichting af.
Het Europese, nationale en provinciale beleid voor ruimtelijke ordening is neergelegd in onder meer beleidsnota's, verordeningen en structuurvisies. Het beleid van hogere overheden werkt meestal door in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen.
Ook binnen de gemeente Westerveld is dit het geval.
Met het beleid van hogere overheden gaan over het algemeen heel andere belangen gepaard en is sprake van een ander schaalniveau dan het niveau van een (kleinschalig) bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt daarom uitsluitend ingegaan op beleid dat voor de ontwikkeling van het plangebied van toepassing is.
Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Voor het plangebied geldt het nationale belang 'ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten' in verband met de ligging van de beschermde dorpsgezichten. In paragraaf Historische geografie is hier nadere aandacht aan besteed.
In zijn algemeenheid dient er sprake te zijn van een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, leefbaar en veilig Nederland. Bovendien is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijk ordening. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.
In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die hiervoor worden ingezet. Eén van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro zijn regels opgenomen ter bescherming van nationale belangen. Voorliggend bestemmingsplan betreft hoofdzakelijk een consoliderend plan. Wat inhoudt dat er weinig ontwikkelingen in het dorp zullen plaatsvinden. Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van het SVIR.
In het kader van de Monumentenwet 1988 is het Rijk bevoegd om beschermde stads- en dorpsgezichten aan te wijzen of de aanwijzing in te trekken (artikel 35). Onder stads- en dorpsgezichten worden in de Monumentenwet 1988 verstaan: groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden.
Het rechtsgevolg van deze aanwijzing is dat de gemeenteraad ter bescherming een bestemmingsplan moet vaststellen of anderszins een planologische bescherming dient te bieden aan het gebied (artikel 36). In die zin kan een aanwijzing tevens dienen als stimulans voor een te voeren ruimtelijk kwaliteitsbeleid.
Daarnaast is artikel 37 van de Monumentenwet van belang. In dit artikel staat expliciet het sloopverbod benoemd, om tegen te gaan dat de waarden van het gebied verloren gaan c.q. worden aangetast. Nederland telt meer dan 300 beschermde stads- en dorpsgezichten met een geschiedenis die teruggaat tot voor het jaar 1850.
Havelte kent vier gebieden die als beschermd dorpsgezicht zijn aangewezen, namelijk:
Deze gebieden zijn op 13 maart 1969 definitief aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Op de volgende afbeelding is de ligging (met de bijbehorende nummering) van deze gebieden weergegeven.
De gebieden 'Havelte, dorp Oud' en 'Havelte, omgeving Hervormde Kerk' vallen binnen het plangebied. De toelichting van het besluit tot aanwijzing zijn in Beschermd dorpsgezicht Havelte, dorp Oud bij de regels en Beschermd dorpsgezicht Havelte, omgeving Hervormde Kerk bij de regels opgenomen in dit bestemmingsplan. In paragraaf Historische geografie is aangegeven hoe hiermee in het voorliggende bestemmingsplan rekening is gehouden.
Afbeelding: Overzicht beschermde dorpsgezichten Havelte
De 'Kiezen voor karakter, Visie Erfgoed en Ruimte' (VER), complementair aan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, is de visie waarin het kabinet de unieke cultuurhistorische waarden van nationaal belang planologisch borgt. De visie plaatst die waarden in een bredere context en geeft aan hoe de goede zorg voor die belangen ook via niet-juridische instrumenten wordt nagestreefd. Modernisering van de monumentenzorg wordt met deze visie voortgezet. Vanuit een brede erfgoedvisie wordt ingezoomd op de meest actuele en urgente opgaven van nationaal belang. Daarnaast geeft de visie weer welke prioriteiten het kabinet daarbij stelt en hoe het wil samenwerken met publieke en private partijen. In de nota zijn vijf prioritaire belangen voor het rijk benoemd:
De veranderingen in de monumentenzorg en de ruimtelijke ordening geven burgers en bedrijven meer ruimte en geven decentrale overheden meer vrijheden en verantwoordelijkheden. Iedere overheidslaag staat voor de taak zijn belangen en voorkeuren zo veel mogelijk vooraf kenbaar te maken en waar nodig met regels te borgen. Het rijk is daarnaast verantwoordelijk voor een goed functionerend stelsel. Provincies krijgen een centrale rol in gebiedsgerichte belangenafweging. Gemeenten verbinden gevolgen aan een gebiedsgerichte analyse van erfgoedwaarden bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Het voorliggende bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard. Een deel van het plangebied is op grond van artikel 35 van de Monumentenwet aangewezen als 'beschermd dorpsgezicht'. In overeenstemming met het gestelde in de Monumentenwet is de aanwijzing van het beschermd dorpsgezicht in het voorliggende bestemmingsplan geïntegreerd.
De Europese Vogelrichtlijn heeft als doel de bescherming van in het wild levende vogels en hun leefgebied op het grondgebied van de Europese Unie. Dit vindt plaats door de aanwijzing van zogenaamde speciale beschermingszones. In principe geldt dit ook voor de Habitatrichtlijn, die is gericht op het instandhouden van het natuurlijke habitat en de bescherming van wilde flora en fauna.
In Nederland is de vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn vereiste bescherming van soorten overgenomen in onder andere de Flora- en faunawet. Aanvankelijk (vanaf 1 april 2002 tot 1 januari 2017) regelde de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet was onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet had belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Gedurende de planprocedure van dit bestemmingsplan heeft er een wetswijziging plaats gevonden. De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt per 1 januari 2017 de Boswet, de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Taken en verantwoordelijkheden voor bescherming van natuur worden zoveel mogelijk bij provincies neergelegd, overeenkomstig het uitgangspunt 'decentraal tenzij'. In paragraaf Ecologie is ingegaan op de voor het plangebied relevante aspecten.
Gedurende de planprocedure van dit bestemmingsplan heeft er een wetswijziging plaatsgevonden. De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt per 1 januari 2017 de Boswet, de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Taken en verantwoordelijkheden voor bescherming van natuur worden zoveel mogelijk bij provincies neergelegd, overeenkomstig het uitgangspunt 'decentraal tenzij'. Op 1 oktober 2005 trad de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking. Vanaf dat moment heeft Nederland de gebiedsbescherming van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn in de nationale wetgeving verankerd (de soortbescherming is reeds verankerd in de Flora- en faunawet). In paragraaf 5.5 is nadere aandacht besteed aan de voor het plangebied relevante aspecten.
Voor de provincie geldt de Omgevingsvisie Drenthe 2014. Hierin zijn de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein geformuleerd. De omgevingsvisie vormt het strategisch kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020 met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna.
De provinciale missie is geformuleerd als 'het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kernkwaliteiten'.
De provincie heeft diverse ambities en daarmee ook belangen. De basis hiervoor zijn de wettelijke taken en verantwoordelijkheden. Deze zijn aangevuld met een selectie onderwerpen die volgens de provincie het meest effectief te beïnvloeden zijn op provinciaal niveau.
In de Omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. De provinciale belangen zijn verdeeld in Drentse kwaliteiten en ontwikkelingen. Binnen de Drentse kwaliteiten staat het behoud en de ontwikkeling van de kernkwaliteiten, de dynamiek van bedrijvigheid, de biodiversiteit en de milieu- en leefomgevingskwaliteit centraal. De kernkwaliteiten zijn opgenomen op een kernkwaliteitenkaart.
Voor het plangebied gelden de kernkwaliteiten 'macrogradiënt', 'waardevolle es', 'weg met lintbebouwing enkelzijdig', 'contrast', 'archeologische verwachtingswaarden', 'hogere rug', 'globale begrenzing Ecologische Hoofdstructuur', 'kanaal', 'sluiscomplex', 'cultuurhistorische kerk' en 'aardkundige waarden hoog: beschermen en generiek: respecteren'. Het voorliggend plan heeft in hoofdzaak een consoliderend karakter. In het plan zullen weinig ontwikkelingen plaatsvinden. Als er ontwikkelingen plaatsvinden, dan gebeurt dit binnen de bestaande kern. De kernkwaliteiten van het plangebied blijven zodoende in stand.
Wat betreft het wonen wordt gestreefd naar een aantrekkelijk, gevarieerd en leefbaar woonmilieu die voorziet in de woonvraag. Het doel is dat eerst wordt ingezet op het gebruik van ruimte binnen bestaand bebouwd gebied (bijvoorbeeld door herstructurering, verdichting, inbreiding of functieverandering).
Samen met de gemeenten Aa en Hunze, Borger-Odoorn, Emmen, Coevorden en Westerveld is de provincie een onderzoek gestart om vroegtijdig in te spelen op de gevolgen van de demografische ontwikkelingen, zoals krimp. Door middel van deze samenwerking wil de provincie meer inzicht krijgen in wat het effect van de krimp is voor de thema's wonen, leefbaarheid, bereikbaarheid en arbeid. Daarnaast wil de provincie samen met de gemeenten in beeld brengen hoe de ontwikkelingen zijn te beïnvloeden. Een uitkomst van deze samenwerking is dat de provincie de gemeenten in drie verschillende regio's heeft ingedeeld. Iedere regio moet een woonvisie in overeenstemming met de provincie opstellen. Voor de gemeente Westerveld geldt de regionale woonvisie Zuidwest Drenthe.
Het voorliggende bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en maakt enkele ontwikkelingen mogelijk. Bij de ontwikkelingen is er geen sprake van strijdigheid met de in de omgevingsvisie opgenomen provinciaal belangen.
De Provinciale omgevingsverordening Drenthe (POV) bevat het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving van de provincie. De verordening legt randvoorwaarden vast waaraan gemeenten bij ruimtelijke planontwikkeling zijn gehouden.
Met de omgevingsverordening wordt de omgevingsvisie (deels) doorvertaald naar een verordening voor zover het planologische relevante aspecten betreft.
In de verordening is aangegeven dat als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, er dan in het ruimtelijk plan wordt uiteengezet dat met het plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform de provinciale ontwikkelingsvisie.
Verder komt binnen de verordening aan gemeenten een belangrijke rol toe. Inhoudelijke bepalingen zijn veelal als verantwoordingsplicht ingericht en niet normstellend. Voor gemeenten is ruimte om inhoudelijk - tot op zekere hoogte - een eigen invulling te geven, mits deugdelijk onderbouwd.
De kaarten behorend bij de verordening zijn bijzonder precies. Op perceelsniveau is weergegeven of een locatie binnen een thematische begrenzing valt of niet. Het plangebied valt binnen de gebieden 'bestaand stedelijk gebied', 'multifunctioneel gebied', 'Ecologisch Hoofdstructuur' 'kernkwaliteiten', 'beekdal', 'bergingsgebied' en 'robuust systemen'.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt planologisch-juridisch geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk die invloed hebben op de genoemde kernkwaliteiten en thema's.
De provincie Drenthe stelt in haar Omgevingsvisie Drenthe dat gemeenten binnen hun regio tot afstemming moeten komen van de woningbouwopgave. De provincie heeft Drenthe in drie regio's verdeeld: Noordmidden Drenthe, Zuidoost Drenthe en Zuidwest Drenthe. Deze woonvisie behelst het gebied Zuidwest Drenthe, met daarin de gemeenten De Wolden, Hoogeveen, Meppel en Westerveld.
Een ruimtelijk plan laat geen nieuwe woningbouw toe die buiten de afspraken vallen die de woonregio en de provincie hebben gemaakt over de woningbouwprogrammering en het gestelde in de woonvisie.
Binnen de regionale woonvisie wordt gekozen voor een groeimodel, om te groeien naar het gewenste resultaat. De vier gemeenten binnen de regio zijn elk individueel bezig met het opstellen van eigen woonbeleid of er is recent een nieuw woonbeleid vastgesteld. Het groeimodel is gericht op afstemming. Afstemming die beoogt het voorkomen van concurrentie die woningbouw genereert aansluitend aan de regionale woonvraag. Binnen de vier gemeenten in Zuidwest Drenthe wordt onderkend dat in de huidige veranderende woningmarkt afstemming van groot belang is.
De opgave voor woningbouw ligt in de regio Zuidwest op ongeveer 3.700 woningen van 2010 tot 2020 volgens de bevolkingsprognose XVII van de provincie Drenthe, maart 2012. Voor Westerveld is de gewenste netto toename van het woningaanbod op 400 woningen tot 2020. Dit is gemaximaliseerd sinds de eerdere prognose van augustus 2009. De regionale woonvisie, groeimodel deel 1 is op 30 oktober 2012 vastgesteld.
Het aantal inwoners in Havelte is in de periode 2000 – 2010 met 2,5% - 5,0% gegroeid. Vanaf 2030 daalt het aantal huishoudens in de plattelandsgemeenten volgens de prognose van de provincie. In de stedelijke gemeenten is dan nog een kleine groei van het aantal huishoudens aanwezig. Binnen Zuidwest Drenthe is een verscheidenheid aan planontwikkeling gereed of in voorbereiding. Uit de kwalitatieve inventarisatie van de plancapaciteit en de analyse van de verhuisbewegingen, blijkt dat er geen onoverkomelijke knelpunten in de vorm van concurrerende woonmilieus binnen de regio zijn.
Aangezien het voorliggende plan in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan betreft, wordt de bestaande situatie vastgelegd. De enkele ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt zijn niet in strijd met de regionale woonvisie.
Voor de gemeente Westerveld is een gemeentebrede (ruimtelijke) structuurvisie opgesteld. De structuurvisie geeft richting aan de ruimtelijke ontwikkelingen.
De basis voor het kader vormen de kernkwaliteiten van de gemeente (sociaal, landschappelijk en cultuurhistorisch). In deze structuurvisie worden uitspraken op hoofdlijnen gedaan over thema’s als de ruimtelijke structuur, woonaanbod en -omgeving, welzijn en voorzieningen, economie en werkgelegenheid en mobiliteit.
De gemeente Westerveld is bewust van haar verantwoordelijkheden, maar zeker ook van haar beperkingen als plattelandsgemeente gelegen te midden van Steenwijk, Meppel, Hoogeveen en Beilen. Algemene trends die nu ook al in Westerveld spelen zoals ontgroening, schaalvergroting en vergrijzing kunnen nu eenmaal niet door de gemeente gekeerd worden. Wel kan de gemeente anticiperen en meebewegen op te verwachten ontwikkelingen en reageren wanneer er zich daadwerkelijk veranderingen voordoen die binnen de invloedssfeer vallen. Daarnaast kan de gemeente initiatieven van derden faciliteren die de kernkwaliteiten van de gemeente in acht nemen of zelfs versterken, waardoor de effecten van de verschillende trends enigszins worden verzacht.
In de structuurvisie is Havelte benoemd als voorzieningendorp. Dit zijn dorpen in de gemeente die een veelheid aan publieke en commerciële voorzieningen hebben. De dorpshuizen in deze dorpen worden verzelfstandigd omdat hier genoeg draagvlak is om zonder de steun vanuit de overheid voldoende inkomsten te kunnen genereren. Wat betreft de toekomstige woningbouw in deze kernen wordt, gezien de woningbehoefte en het doel 'voorzieningenbehoud in de dynamische kernen', gestreefd naar voornamelijk woningbouw voor zelfstandige jongeren of ouderen die intensieve zorg nodig hebben. Te denken is aan woningen voor hulpbehoevenden, levensloopbestendige woningen en starterswoningen. Net als in de hele gemeente is ook bij deze voorzieningendorpen ruimte voor kleine initiatieven in de vorm van bijvoorbeeld CPO.
Voor Havelte is aangegeven dat uitbreiding voor woningbouw van de bestaande kern niet mogelijk is. Dit wordt beperkt door verschillende, als beschermend dorpsgezicht aangemerkte, essendorpen. Tegen de historische kern van Havelte aan liggen herstructureringsopgaven van de Beukenlaan en de Hofweg. In het noorden van Havelte is ruimte voor nieuwbouw van woningen. De capaciteit hiervan is circa 90 woningen.
Ten noordwesten en ten zuidwesten van de kern Havelte liggen gebieden met een hoge recreatieve potentie. Deze gebieden liggen buiten het plangebied.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft in hoofdzaak een consoliderend karakter. In het plan wordt de bestaande situatie vastgelegd met enkele ontwikkelingen binnen de bestaande kern. Er zijn dan ook geen strijdigheden met de structuurvisie.
De Visie op wonen is opgesteld als bouwsteen voor de ruimtelijke structuurvisie en als input voor de regionale woonvisie. De visie heeft een doorlooptijd tot 2020. In het beleid worden de ontwikkelingen van de afgelopen jaren beschreven en is een vooruitblik op de te verwachten ontwikkelingen verbeeld.
De ontwikkeling van het aantal inwoners wordt op dit moment nauwelijks beïnvloed door de natuurlijke aanwas, maar vooral door vestiging in / vertrek uit de gemeente. Om de gevolgen van de krimp zoveel als mogelijk op te vangen, is het daarom vooral zaak het vertrek uit de gemeente te voorkomen. Het saldo van de natuurlijke bevolkingsaanwas (geboorte minus sterfte) is sinds 2004 negatief en blijft, volgens de prognose, de komende 20 jaar ook negatief. Het college kiest er voor een netto toename van de woningvoorraad van 400 woningen tot 2020 te faciliteren in de gehele gemeente.
Voor Havelte staat in het plancapaciteitoverzicht aangegeven dat er 90 woningen ontwikkeld worden aan Meerkamp-West. Deze ontwikkeling is eerder vastgesteld in het bestemmingsplan van Meerkamp-West. Voorliggend bestemmingsplan legt de huidige planologisch-juridische situatie vast van dit gebied, er is geen sprake van strijdigheid met de visie van de gemeente Westerveld.
De Sociale Structuurvisie geeft de visie weer over hoe de gemeente een kwalitatief goed en passend voorzieningenniveau wil realiseren en behouden. De visie heeft als doel de vitaliteit van de dorpen voor de inwoners te waarborgen. Het college ziet een positieve ontwikkeling ontstaan, waarbij inwoners en verenigingen volop ideeën inbrengen en uitwisselen met elkaar over voorzieningen en over hoe door dorpskracht voorzieningen in stand kunnen worden gehouden. Zo heeft de dorpsgemeenschap Havelte een eigen visie 'Hart voor Havelte' opgesteld.
In voorliggend bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen toegestaan die in strijd zijn met de belangen van de sociale structuurvisie.
In 2008 heeft de gemeente Westerveld de herziening van de welstandsnota vastgesteld. Deze welstandsnota wil duidelijk maken welk welstandsniveau in de verschillende gebieden in de gemeente wordt gevoerd en welke criteria er gelden bij het beoordelen van de bouwplannen door de welstandscommissie. De Woningwet noemt een gemeentelijke welstandsnota een voorwaarde om bouwplannen op redelijke eisen van welstand te laten toetsen. De nota biedt het inhoudelijke kader voor het overleg met de betrokkenen en de uiteindelijke advisering.
In de welstandsnota van de gemeente Westerveld behoort het plangebied tot de gebiedsindeling kern Havelte en beschermde dorpsgezichten. Bij Havelte kern is het beleid gericht op handhaving van de karakteristieke bebouwing en zorgvuldige inpassing van uitbreiding of vernieuwing van bestaande gebouwen. Binnen dit gebied worden met betrekking tot de bebouwing geen opvallende ontwikkelingen verwacht. Omdat in Havelte de oorspronkelijke wegenstructuur nog zichtbaar is in combinatie met een aantal oude boerderijen geldt voor dit gebied dan ook een bijzonder welstandsbeleid.
Binnen het plangebied vallen de beschermde dorpsgezichten 'Havelte, dorp Oud' en 'Havelte, omgeving Hervormde Kerk'. Voor de cultuurhistorische elementen zoals de openbare ruimte en de karakteristieke bebouwing, inclusief de monumenten, wordt uitgegaan van conservering en zo mogelijk herstel van de historische waarden. Voor de karakteristieke bebouwing betekent dit dat bij de huidige maatvoering het gebouw niet gewijzigd mag worden. Nieuwbouwmogelijkheden zijn niet aanwezig. Voor beeldverstorende panden zijn mogelijkheden voor een (historisch) verantwoorde vervanging. Verbouwingen en uitbreidingen moeten vanuit de bestaande karakteristieken worden ontwikkeld, waarbij een afleesbare ontwikkelingsgeschiedenis het uitgangspunt is. Deze gebieden zijn aangemerkt als beschermd dorpsgezicht en hebben daarom cultuurhistorische waarde. Voor deze gebieden is dan ook een bijzonder welstandsbeleid van toepassing. Voor de monumentale panden en die als beeldbepalend zijn aangemerkt, geldt een bijzonder welstandsbeleid. Voor de overige panden, geldt een regulier welstandsbeleid.
Aangezien het bestemmingsplan in hoofdzaak de huidige planologisch-juridische situatie vastlegt, is het bestemmingsplan niet in strijd met de welstandsnota.
In het landschapsontwikkelingsplan (2012) geeft de gemeente het volgende weer:
De gemeente Westerveld kent een heldere indeling in landschaptypen op basis van a-biotisch (water, bodem et cetera) en biotische (flora, fauna) factoren, maar vooral op basis van occupatiegeschiedenis (de invloed van de mens). De mate van openheid of beslotenheid, voorkomen van bebouwing, reliëf, verkavelingsrichtingen, beplantings- en wegenpatronen bepalen gezamenlijk de identiteit van een gebied en vormen het onderscheid tussen het ene en het andere landschapstype. Havelte is een essenlandschap. De identiteit van een essenlanschap wordt bepaald door:
Op de volgende afbeelding is een uitsnede van Havelte uit de visiekaart van het landschapsontwikkelingsplan weergegeven:
Afbeelding: Uitsnede visiekaart landschapsontwikkelingsplan
De gemeente richt zich binnen het beleid op het behouden en beschermen van de kernkwaliteiten en elementen van het landschap. Daarbij is behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden van het landschap belangrijk. De gemeente richt zich daarnaast op het aansluiten van functies bij de kwaliteiten van het landschap.
Het voorliggende bestemmingsplan is hoofdzakelijk een conserverend plan, waarbij de bestaande planologisch-juridische situatie wordt vastgelegd. Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen dienen de kernkwaliteiten en elementen van het landschap te worden behouden.
Op 17 augustus 2010 heeft het college van burgemeesters en wethouders van Westerveld het plan van aanpak voor de ontwikkeling van een toetsingskader zorg- en opvangvoorzieningen vastgesteld. Het te ontwikkelen toetsingskader moet een praktisch instrument zijn dat de gemeente kan hanteren om de kwantiteit, kwaliteit en spreiding van zorg- en opvang waar nodig te reguleren. In de nota toetsingskader zorg- en opvangvoorzieningen vindt nadere uitwerking plaats. In de nota worden de belangrijkste voorzieningen en toekomstontwikkelingen in beeld gebracht. Daarnaast wordt aandacht besteed aan kwaliteit in zorg en opvang en het toezicht daarvan. Als laatste wordt ingezoomd op het ruimtelijk aspect en met name de mogelijkheden en onmogelijkheden die er bestemmingsplan technisch zijn voor zorg- en opvanginstellingen.
De gemeente Westerveld ziet zich geconfronteerd worden met behoorlijk grote veranderingen in de bevolkingssamenstelling (vergrijzing en ontgroening). Het realiseren van combinaties van wonen en zorg zijn belangrijk om inwoners voldoende voorzieningen te bieden om in de gemeente te blijven of te komen wonen. Combinaties en wonen en zorg vormen dan een vliegwiel voor de lokale economie. Door de vergrijzing neem de zorgvraag toe. Ondanks de vergrijzing neemt het aantal personen in intramurale huisvesting af. Extramuralisering is de trend. Ouderen blijven steeds langer zelfstandig wonen, mede mogelijk gemaakt door mobiele zorgdiensten. Ook gaan steeds meer ouderen (na)bij hun kinderen (in)wonen. Extramulare zorg, dagopvang, mantelzorg en aangepaste (senioren) woningen dragen bij aan het zolang mogelijk zelfstandig wonen.
Op 10 september 2013 is een aanvulling op het toetsingskader vastgesteld. Hierin is besloten tot een tijdelijke stop op de medewerking aan het ruimtelijk toelaten van zorg- en opvangvoorzieningen met meer dan 5 plaatsen. Met tijdelijk wordt bedoeld tot een jaar na het vaststellen van de keuzes en de kaders van de gemeente in de drie transities (jeugdzorg, AWBZ zorg en participatiewet) door de raad. Hiermee wordt voorkomen dat er een te grote groei ontstaat van zorg- en opvangvoorzieningen waarvoor in de gemeente geen ruimtelijk draagvlak of economische draagkracht aanwezig is.
Op 29 maart 2016 heeft de raad besloten om tot de evaluatie in 2017 vast te houden aan het toetsingskader zorg en opvang. Medewerking wordt in beginsel beperkt tot (voormalige) agrarische bedrijven die als nevenfunctie een zorgboerderij willen beginnen tot en met 5 plaatsen.
Bovendien nemen met de aanpassing van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht de mogelijkheden toe om een bijgebouw te gebruiken voor de huisvesting van een persoon die mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.
Het beleid- en beheerplan is opgesteld om de waardevolle brinken in de gemeente voor nu en in de toekomst voor de dorpen waarin ze liggen, te bewaren.
De bomen die op de verschillende brinken staan, zijn beeldbepalend in het dorp of in enkele gevallen daarbuiten. De brinkbomen zijn bepalend voor de structuur van het dorp en vormen een belangrijke bijdrage aan de leesbaarheid van de historische ontwikkeling van het dorp, geven hier identiteit aan, spelen een rol in de milieukwaliteit, verzachten de harde lijnen van de gebouwen en infrastructuur rond de brink en hebben een lange levensloop.
De beleidsvisie is er op gericht om de bestaande brinken haar oude vorm te laten behouden of te herstellen, wat van groot belang is voor de herkenbaarheid van het dorp en de leefbaarheid voor de inwoners. In het plan is per brink het beheer van de verschillende brinken weergegeven. Voor het beheer is van belang de relatie van de brink met de omgeving, grootte, vorm, beplanting, dobben, greppels, bebouwing et cetera.
De brink in Havelte (gelegen aan de kruising Dorpsstraat - Havelterschapendrift) heeft een oppervlakte van 880 m2. Deze brink wordt in de volksmond 'Oosterbrink' genoemd. De brink en zijn omgeving vallen binnen het beschermd dorpsgezicht. De vorm van de brink is driehoekig. De bomen op de brink bestaan uit eiken.
In het voorliggende plan is voor de brink de bestemming 'Groen' en de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' opgenomen. Deze bestemmingen bieden voldoende waarborgen voor de beleidsuitgangspunten.
Stedenbouwkundige structuur
De stedenbouwkundige structuur van de kern Havelte wordt in belangrijke mate bepaald door een aantal - ook historisch gezien - belangrijke wegen waarlangs de veelal vrijstaande bebouwing is geplaatst. Deze meest belangrijke wegen zijn de Egginklaan / Eursingerkerkweg, de Havelterschapendrift, de Binnenesweg, de Dorpsstraat en de Kerklaan. Meer recent is de stedenbouwkundige structuur nabij de Nieuwe Ruiterweg.
De Nieuwe Ruiterweg heeft een nadrukkelijke oostwest richting. Daardoor vormt deze weg een barrière tussen de meest recente planmatige uitbreidingen van Havelte (woongebied Meerkamp) en de rest van het dorp. De uitbreidingsrichting van de wijk Meerkamp is ook duidelijk gerelateerd aan de ligging van de Nieuwe Ruiterweg.
Tussen de Eursingerkerkweg en de Koningskamp is een groot 'open' gebied aanwezig. In dit gebied bevinden zich de ijsbaan en het zwembad. Het gebied sluit aan op het gebied waar het evenemententerrein is gelegen.
Het gebied nabij de Clemenskerk aan de Uffelterkerkweg / Torenakkers is een cultuurhistorisch waardevol gebied. Hier ligt het beschermde dorpsgezicht 'Havelte, omgeving Hervormde Kerk', zie ook paragraaf Historische (stede)bouwkunde.
Ten zuiden van de kern ligt het beschermde dorpsgezicht 'Havelte, dorp Oud'. Dit beschermde dorpsgezicht is ook in paragraaf 4.2 beschreven. De ruimtelijke structuur van dit beschermde dorpsgezicht wordt voornamelijk bepaald door de bebouwingsgroep langs de Dorpsstraat en rond de aansluiting Dorpsstraat - Raadhuislaan en splitsing Dorpsstraat / Boskampsbrugweg. Daarnaast spelen de oude wegen met de daartussen gelegen groene ruimten - gevormd door grasland of boscomplexjes - en structuurbepalende rol.
De zuidzijde van het plangebied wordt structureel zeer nadrukkelijk bepaald door de Drentse Hoofdvaart.
Het westelijke plangedeelte nabij de Van Helomaweg, Verlengde Darperkerkweg, Molendwarsweg en Nieuwe Ruiterweg wordt gekenmerkt door het voornamelijk agrarische karakter. Er zijn hier een aantal weilandjes aanwezig die veelal begrensd worden door bomenrijen. De bebouwing bestaat voor een deel uit voormalige agrarische bebouwing, alsmede uit enige vrijstaande eengezinshuizen. Het gebied kent een 'open' karakter met een eigen belevingswaarde dat zoveel als mogelijk beschermd moet worden.
De bebouwing binnen het plangebied heeft in het algemeen een woonfunctie, maar er komen ook andere functies voor. De bebouwing is geplaatst op veelal vrij ruime percelen. Qua karakter bestaan er per woonwijk duidelijke verschillen die met name worden veroorzaakt door verschillen in de woningtypes (bungalows, vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen, rijenwoningen et cetera).
Nabij de aansluiting van de Dorpsstraat op de Van Helomaweg zijn als uitloopgebied van het centrum (Piet Soerplein en omstreken) enkele commerciële voorzieningen en zorg- en maatschappelijke functies aanwezig. Tussen de Havelter Schapendrift en de Molenkampweg bevinden zich de school, de multifunctionele accommodatie, de sportvoorzieningen, het gymnastieklokaal, het zwembad en het evenemententerrein / rugbyveld. Ook zijn er in het plangebied enige kantoor- en bedrijfspanden.
Een markant herkenningspunt binnen de dorpsbebouwing is de gerestaureerde windkorenmolen nabij de Havelterschapendrift / Verlengde Darperkerkweg / Molenweg. De achtkantige molen in Havelte is verbouwd in 1873. In 1914 brandde de molen af. De huidige molen is afkomstig van Wapse. Recentelijk is de molen uitgebreid door aan de molen een bezoekerscentrum in de vorm van een karakteristieke molenschuur te bouwen.
In het gebied ten zuiden van de Nieuwe Ruiterweg bevinden zich het Waterbolkpark en recreatiecentrum Hesselte.
De open ruimten binnen het plangebied zijn in hoge mate bepalend voor het karakter van Havelte. Daarbij kunnen twee soorten open ruimten vermeld worden. Enerzijds de open ruimte gevormd door de groeperingen huizen / boerderijen - Boskampsbrugweg / Schapendrift / Dorpsstraat en Dorpsstraat / Raadhuislaan, anderzijds de open ruimten tussen boscomplexjes, boomgroepen, houtwallen en boerderijen en de toevallig overgebleven grasland. De beplanting - met name de boombeplanting - is ook van groot belang voor het karakter van Havelte. Deze boombeplanting komt voor als boscomplexen, boswallen, bomen in een rij, hagen en solitaire bomen. Deze beplanting bepaalt in totaliteit mede de landschappelijke waarden en vormt de zichtbare elementen uit de ontwikkelingsgeschiedenis van de nederzetting.
Bij de waardevolle elementen wordt gedoeld op de aanwezigheid van enkele fraaie voormalige boerderijen in de buurt van de Van Helomaweg / Verlengde Darperkerkweg en het gebied nabij de Clemenskerk aan de Uffelterkerkweg / Torenakkers. Het landschap ondersteunt dit beeld.
Het dorp Havelte kan worden gekenmerkt als een landelijk gelegen dorp dat in het bezit is van een aantal fraaie en cultuurhistorisch waardevolle elementen.
Op 1 januari 2012 zijn de Wet en het Besluit tot modernisering van de monumentenzorg in werking getreden. Voor de ruimtelijke ordening betekent dit een omschakeling van een objectgerichte naar omgevingsgerichte benadering. Door deze modernisering moet bij het opstellen van een bestemmingsplan meer rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Dit betekent dat naast archeologie, ook een beschrijving moet worden gegeven van de historische geografie en de historische (steden)bouwkunde. Door cultuurhistorie een plek te geven in procedures op het gebied van ruimtelijke ordening wordt ook bereikt dat de aandacht niet uitsluitend uitgaat naar individuele objecten (de aangewezen monumenten), maar juist de samenhang tussen gebouwen en hun omgeving.
Het begrip cultuurhistorie heeft drie aspecten:
Hierna is per onderdeel nader ingegaan op de cultuurhistorische waarden van de kern Havelte.
De ruimtelijke structuur van een kern houdt nauw verband met de ontstaansgeschiedenis en historische ontwikkelingen van een gebied. Hieronder is nader verwoord.
Ontstaansgeschiedenis
Enkele duizenden jaren voor Christus kende de omgeving van Havelte al vaste bewoners. De sporen van deze bewoning zijn nog goed zichtbaar, onder andere in de vorm van hunebedden en grafheuvels.
De oorsprong van de nederzetting in de vorm van een dorp zal hebben plaatsgevonden in de 8e of 9e eeuw na Christus. Havelte is omstreeks 1200 in oude geschriften genoemd.
De Clemenskerk werd in 1310 gesticht als afsplitsing van de Clemenskerk te Steenwijk. De kerk werd geplaatst op de markegrens tussen Havelte en Uffelte, destijds stond de kerk precies in het midden tussen Uffelte en het toenmalige Hesselte, het latere Darp. Toendertijd waren het de bewoners van omliggende dorpen, die een vergunning kregen om een kerk te bouwen. Dit verklaart onder andere waarom de kerk niet in de bebouwde kom staat.
De kerk trok veel bewoning aan. Havelte ontwikkelde zich - in tegenstelling tot wat gebruikelijk is - niet rondom kerk, maar aan de randen van de essen, namelijk op de afsplitsing van de Eursingerkerkweg naar Darp.
Historische en ruimtelijke ontwikkeling
De ruimtelijke structuur van een kern houdt nauw verband met de ontstaansgeschiedenis en historische ontwikkelingen.
Het dorp Havelte heeft zich dus ontwikkeld aan de randen van de es. Het is een esdorp dat ingedeeld kan worden bij de flankes-nederzettingen. Deze nederzettingen worden veelal getypeerd door een onregelmatige bewoningsorde, geheel of gedeeltelijk langs een es.
De plaats van de esdorpen werd bepaald door de relatie beekdal-plateau. De dorpen ontstonden meestal halverwege de helling vanuit het beekdal naar het hoogste punt van het plateau, dus in het overgangsgebied van madegronden naar esgronden. Dit is ook in Havelte te zien, zoals Oosterbrink, de Clemenskerk, Eursinge en De Wal. Verder is een aantal andere elementen bepalend voor een esdorp, namelijk de zandwegen waarlangs de schapen en koeien naar de weidegronden werden geleid, de groepering van de boerderijen rond een open perceel (brinken) en de perceelscheidingen en wildkeringen gevormd door houtopstanden.
Havelte ontwikkelde zich tot een dorp met verspreid liggende boerderijen, een viertal fraaie brinken en daar omheen essen.
De esdorpen werden eeuwenlang bepaald door economisch vrijwel op zichzelf staande gemeenschappen van boeren en ambachtslieden. Lange tijd is er weinig veranderd in Havelte. De ruimtelijke structuur van Havelte vormde zich aanvankelijk vanuit ogenschijnlijk willekeurige kruisingen van wegen, die onregelmatig gevormde akkers en percelen begrensden. Uit het eerste kadastrale minuutplan blijkt dat de nederzetting Havelte zich op twee plaatsen langs de binnenes concentreerde, namelijk ter plaatse van de huidige brink en nabij de zogenaamde 'westerbrink' (bij de aansluiting Dorpsstraat - Raadhuislaan).
Pas veel later, toen de esgronden niet meer collectief werden gebruikt (overgang collectieve naar individuele akkerbouw), maakten woningen zich los van de kernen. Hiermee ontstonden woningen naast de eigen, individuele akkers en gronden, waarbij de woningen meer verspreid kwamen te liggen.
De aanleg van de Drentse Hoofdvaart aan het eind van de 18e eeuw heeft invloed gehad op het dorp en de omgeving. De werkgelegenheid nam toe en door de groei van het aantal inwoners verdichtte de bebouwing. Langs het water werd bovendien aan het begin van de 19e eeuw de weg tussen Assen en Meppel aangelegd en er werd een schutsluis gebouwd in de Hoofdvaart even ten zuiden van het dorp.
In de 19e en 20e eeuw is het oude cultuurpatroon door verschillende oorzaken in heel Nederland doorbroken (onder andere kunstmest, prikkeldraad, verdeling markegronden). Hierdoor werden vele houtwallen geslecht, heidevelden werden op grote schaal ontgonnen en de oorspronkelijke ruimtelijke structuur werd op vele plaatsen gewijzigd. Deze ontwikkelingen hebben zich eveneens in Havelte voorgedaan. Toch zijn er nog elementen goed bewaard gebleven.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd bij Havelte een militair vliegveld aangelegd door de bezetter. Daarvoor moesten grote percelen bos wijken. Bij het bouwen van de locatie van het voormalige vliegveld kon niet binnen de bestaande verkaveling worden gebouwd. Met als gevolg dat dit deel niet aansluit bij het oude Havelte. Tevens richt het zich niet op het natuurgebied dat grenst aan de noordkant. Het vliegveld is na gereedkoming nauwelijks in gebruik geweest, omdat het relatief snel werd gebombardeerd door de geallieerden.
Na 1945 is Havelte flink uitgebreid in noordelijke richting. De eerste stappen in de richting van de huidige vorm van Havelte werden gezet toen aan de Hofweg en de Beukenlaan de eerste sociale woningen werden gebouwd, ten noorden van de historische kern. Mede hierdoor verplaatste zich de kern van het dorp van de Brink in de richting van het huidige Piet Soerplein.
Vanaf de zestiger jaren ontstond de huidige vorm van Havelte. Hier en daar werden stukjes grond en weiland ingevuld met woningbouw, andere delen in het dorp werden nooit bebouwd. Deze delen geven het dorp zijn zo gewaardeerde open en groen karakter. Het aanzien van het dorp wordt in belangrijke mate bepaald door de ijsbaan, het zwembad, het rugby- en evenemententerrein en andere weilandjes en de bijbehorende specifieke beplanting. Tot de jaren '80 is deze structuur doorontwikkeld, waarbij de sociale structuur en het noaberschap herkenbaar aanwezig bleven; tot in de huidige tijd.
Ontwikkeling Havelte en omgeving in beeld
Op de volgende afbeeldingen zijn Havelte en de omgeving in beeld gebracht in de situaties van circa 1850, 1900 en 2013. Hierop is de ontwikkeling van het gebied te zien. Havelte heeft zich met name uitgebreid ten noorden van de oorspronkelijke kern.
Afbeelding: Historische kaart uit circa 1850
Afbeelding: Historische kaart uit circa 1900
Afbeelding: Luchtfoto uit 2013
Beschermde dorpsgezichten
Op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 kunnen stads- en dorpsgezichten worden beschermd door de rijksoverheid. De cultuurhistorische waarde van de gezichten wordt beschermd door bij veranderingen rekening te houden met het bijzondere karakter en niet door het gebied te bevriezen. Het uitgangspunt is de historische structuur en ruimtelijke karakteristiek van het gebied te behouden, maar vooral te versterken en te benutten bij ontwikkelingen.
Het dorp Havelte kent maar liefst vier beschermde dorpsgezicht. In de toelichting van de aanwijzingsbesluiten wordt met name de verscheidenheid van het gebied geroemd en de aanwezigheid van de zeldzame binnenes of -weide. Belangrijk is ook de relatie met de Drentsche Hoofdvaart. De beschermde dorpsgezichten van het dorp Havelte zijn de enige beschermde gezichten die rechtstreeks aan dit voor Drenthe historische kanaal grenzen.
Twee beschermde dorpsgezichten vallen binnen het plangebied. Het betreft de dorpsgezichten 'Havelte, omgeving Hervormde Kerk' en 'Havelte, dorp Oud', waarvan de cultuurhistorische waardevolle situatie in het verleden nauwelijks is gewijzigd.
Hierna is een beschrijving gegeven van de beschermde dorpsgezichten.
Havelte, omgeving Hervormde Kerk
In Beschermd dorpsgezicht Havelte, omgeving Hervormde Kerk van de regels is het aanwijzingsbesluit van dit beschermde dorpsgezicht opgenomen. Het beschermde dorpsgezicht rond de kerk betreft een klein gebied en bestaat uit drie gebouwen: twee (niet beschermde) rietgedekte boerderijen en de monumentale kerk. Dit beschermde gezicht is bijzonder vanwege de relatie die wordt gelegd met de zich in het beschermde gezicht bevindende wegen en paden. Naar alle waarschijnlijkheid zijn dit oude kerkenpaden die in de loop van de eeuwen verbreed zijn. Een deel van deze paden is nog onverhard. Van belang is met name de relatie met de omgeving, inclusief het essen-akkerlandschap rondom de kerk.
Historische structuur
Buiten de bebouwde kernen ligt - ten oosten van het dorp Havelte - dit beschermd dorpsgezicht. Het dorpsgezicht bestaat uit een monumentale kerk en drie boerderijwoningen, waarvan er twee in de directe omgeving van de kerk staan. Deze situatie heeft eeuwenlang onveranderd voortbestaan. Het gebied is door de eeuwen heen nauwelijks gewijzigd, waardoor het gebied cultuurhistorisch waarde heeft gekregen.
Afbeelding: Begrenzingskaart aanwijzing beschermd dorpsgezicht (bron: Rijksdienst voor de Monumentenzorg uit 1968)
Ruimtelijke karakteristieken
De omgeving van Havelte kenmerkt zich door een rijk archeologisch bodemarchief. De akker zuidelijk van de kerk herbergt naar alle waarschijnlijkheid een zogenaamd 'Celtic Field' (prehistorisch akkerlandschap van kleine akkertjes omgeven door een wal, al of niet voorzien van doornstruiken) en heeft een hoge archeologische waarde.
Kerk
De kerk te Havelte werd in 1310 gesticht als afsplitsing van de Clemenskerk te Steenwijk, waaraan deze kerk haar naam ontleend. Hierbij is gebruik gemaakt van de muurresten van een Romaanse kapel, die daarvoor op dezelfde plaats stond. De sporen van deze vroegere kapel zijn in de zijmuren duidelijk zichtbaar. De toren kwam in 1410 gereed en door verhoging van de muren kreeg het schip in de 15e eeuw zijn huidige vorm. Het kerkelijk erf, waarop oude grafstenen worden aangetroffen, is aan drie zijden door hoge eiken omringd. Alleen aan de oostkant ontbreekt deze beplanting, hier grenst het erf van de kostersboerderij direct aan het kerkhof.
Toendertijd waren het de bewoners van omliggende dorpen die vergunning kregen om een kerk te bouwen. Dit verklaart waarom de kerk niet in de bebouwde kom staat.
Boerderijen
De drie boerderijen, waarvan er één als kosterswoning in gebruik is, zijn van het Saksische type.
Wegen
Aan de noord- en westzijde grenst een tweetal straten, namelijk de Eursingerkerkweg en de Kerklaan, aan het kerkterrein. Beide straten kruisen elkaar westelijk van de kerk. De Eursingerkerkweg heet voorbij de kruising in oostelijke richting Uffelterkerkweg. De Kerklaan heet voorbij het kruispunt Torenakkers-Koningskampweg.
Van het huidige wegenpatroon in dit gebied wordt verondersteld dat zij is ontstaan door verbreding van de vroegere kerkpaden die vanuit de voormalige kernen van Havelte en Uffelte over de es naar de kerk toe liepen. Alleen aan de zuidzijde is een groot gedeelte van het pad, dat de verbinding vormde met de oude dorpskern Havelte, in de oude vorm nog aanwezig.
Vanaf alle wegen uit de omgeving heeft men een bijzonder fraai zicht op de dominerende kerk, waarvan de torenspits boven de rijke houtopstanden uitsteekt. Voor het behoud van dit bijzondere dorpsgezicht, geldt ook de bescherming voor de wijdere omtrek van de locatie.
Havelte, dorp Oud
In Beschermd dorpsgezicht Havelte, dorp Oud van de regels is het aanwijzingsbesluit van dit beschermde dorpsgezicht opgenomen. Hierin wordt met name de verscheidenheid van het gebied geroemd en de aanwezigheid van de (net als in Dwingeloo) zeldzame binnenes of -weide. Belangrijk is ook de relatie met de Drentsche Hoofdvaart. Het beschermde dorpsgezicht van het dorp Havelte is het enige beschermde gezicht die rechtstreeks aan dit voor Drenthe historische kanaal grenst.
Historische structuur
Het dorp Havelte is een esdorp dat ingedeeld kan worden bij de flankes-nederzettingen. Dit soort nederzetting wordt getypeerd door een onregelmatige bewoningorde geheel of gedeeltelijk langs een es.
Het beschermd dorpsgezicht 'Havelte, dorp Oud' ligt in het gebied tussen de Drentse Hoofdvaart en de bebouwde kern van Havelte. Het beschermd dorpsgezicht betreft de groep boerderijen bij de splitsing Dorpsstraat-Raadhuislaan (die de oorspronkelijke kern van Havelte vormen) en de westelijk daarvan gelegen terreinen met de verspreid daarop voorkomende bebouwing.
De groep boerderijen (een zestal monumenten), de oorspronkelijke wegenstructuur, de slingerende paden, de met bomen begroeide ruimte en de gebieden die grenzen aan dit deel van Havelte, bezitten nog steeds veel van hun oorspronkelijke karakter en zijn cultuurhistorisch waardevol.
Afbeelding: Begrenzingskaart aanwijzing beschermd dorpsgezicht (bron: Rijksdienst voor de Monumentenzorg uit 1968)
Ruimtelijke karakteristieken
Oorspronkelijke kern
De boerderijen nabij de splitsing Dorpsstraat-Raadhuislaan zijn gegroepeerd rond een met bomen begroeide ruimte. Het is vooral deze oorspronkelijke dorpskern dat in nog overwegende mate zijn oorspronkelijke karakter heeft behouden. Niet alleen zijn de telkens weer anders gesitueerde (merendeels in het monumenten register opgenomen) boerderijen met de daar tussendoor slingerende paden nog aanwezig, ook de relatie met de noordelijk gelegen binnenes en met de zuidelijke aangrenzende groenlanden is vrijwel ongeschonden bewaard gebleven.
Gebied nabij brink
Noordwestelijk van deze groep boerderijen ligt de brink op de splitsing Dorpsstraat-Boskampsbrugweg. Rond deze brink was van oudsher een aantal boerderijen gelegen. Hoewel hier een aantal vernieuwingen in de bebouwing heeft plaatsgevonden, is de aanwezigheid ervan aan de rand van de binnenes voor het dorpsaspect onmisbaar.
Overig gebied
Het overige gebied, dat min of meer wordt ingesloten door de Dorpsstraat, Drentse Hoofdvaart en Boskampbrugweg, wordt gekenmerkt door een fraai landschap met houtwallen en een aantal oude boerderijen. De wegen die het gebied doorkruisen, bieden hierop een aantrekkelijk uitzicht.
Aan de noordwestzijde van de Boskampsbrug en ingesloten door de Dorpsstraat en de Kosterijstraat, bevindt zich een grasland. Dit grasland vormt een groene enclave tussen het oude en nieuw dorpsgedeelte. De aanwezigheid ervan is van grote betekenis voor de afbakening van de invloedssfeer van oud en nieuw en brengt een harmonische verbinding tussen deze beide tot stand.
Langs de Drentse Hoofdvaart zijn in de 19e eeuw woningen en boerderijen gebouwd. Deze bebouwing, die in de 19e eeuw in een voor die tijd geëigende bouwtrant ontstond, verstoort op geen enkele wijze het historisch dorpsaspect. De bebouwing vormt een groep, die zich goed voegt in het geheel. Het is onder meer van belang dat de openheid vanaf de vaart gehandhaafd blijft.
De bebouwing langs de Dorpsstraat is in de eerste helft van de 20e eeuw gebouwd. Deze bebouwing heeft door zijn situering historische waarde. Architectonisch wordt er aan deze bebouwing geen specifieke kwaliteit toegekend.
Monumenten
In het plangebied bevindt zich een aantal karakteristieke historische panden, welke zijn aangewezen als monument. Binnen het plangebied bevinden zich rijksmonumenten, een provinciaal monument en gemeentelijke monumenten. Bij monumenten moet bij aanpassingen aan het bouwwerk een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Voor de bescherming van de rijksmonumenten geldt de Monumentenwet, voor het provinciale monument geldt de provinciale bescherming en bij gemeentelijke monumenten geldt de gemeentelijke verordening. De bescherming van de monumenten richt zich daarbij voornamelijk op de instandhouding van de gebouwde omgeving.
Overige cultuurhistorisch waardevolle vindplaatsen objecten
Voor het opstellen van de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart zijn de cultuurhistorisch waardevolle vindplaatsen geïnventariseerd. Op de volgende afbeelding zijn deze vindplaatsen en objecten van de kern Havelte weergegeven. Dit betreft onder andere het beloop van de wegen/paden, waterlopen, cultuurhistorische objecten. De afbeelding is een onderdeel van de gemeentelijke archeologische bronnenkaart. Een duidelijkere weergave van deze afbeelding is opgenomen in Onderdeel archeologische bronnenkaart.
Afbeelding: Uitsnede archeologische bronnenkaart gemeente Westerveld
In 1992 is het Europese Verdrag van Valletta / Verdrag van Malta gesloten. Bedoeling van het verdrag is om de archeologische waarden in de bodem zoveel mogelijk te beschermen door ze in de bodem (in situ) te behouden. Het verdrag heeft in Nederland geleid tot de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) die in 2007 van kracht is geworden. De wet verplicht gemeenten om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met belangrijke archeologische waarden die zich in de bodem kunnen bevinden. De belangrijkste uitgangspunten van de wet zijn:
De gemeenteraad van Westerveld heeft in 2010 de gemeentelijke verwachtings- en beleidsadvieskaart vastgesteld. Uitsnedes van de kaart zijn weergegeven op de afbeelding 'Uitsnedes archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart'.
Afbeelding: Uitsnedes archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart
Essen
Een groot deel van het plangebied ligt nabij een es. Essen zijn met plaggen opgehoogde akkers. Ze liggen vaak op locaties die al van oudsher voor bebouwing en landbouwactiviteiten gebruikt zijn.
Onder esdekken liggen dikwijls sporen van nederzettingen en begraafplaatsen die dateren van voor de aanleg van het esdek. De vondsten en sporen zijn vaak goed bewaard gebleven, omdat ze dankzij het afdekkende esdek niet of minder blootgesteld zijn aan verstorende invloeden zoals later landgebruik. De begrenzingen van de essen zoals die op de verwachtingskaart staan, zijn ontleend aan Spek & Ufkes (1995) en de door de provincie Drenthe aangeleverde gegevens.
De provincie heeft de essen aangemerkt als van provinciaal belang voor archeologie. Wanneer hier bodemingrepen worden voorgenomen, moet via de gemeente contact opgenomen worden met de provincie / provinciaal archeoloog.
In het bestemmingsplan is voor deze essen een dubbelbestemming opgenomen. Voor deze gronden geldt, naast de andere opgenomen bestemmingen, een beschermingsregeling voor de aanwezige archeologische waarden.
Archeologische waarden
Op basis van de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart liggen binnen het plangebied gebieden met archeologische waarden.
Voor de terreinen van archeologische waarde moet een waarderend onderzoek plaatsvinden, waarbij via de gemeente contact wordt gelegd met een provinciaal archeoloog. Ook voor de bufferzone AMK-terreinen geldt dat via de gemeente contact moet worden opgenomen met provinciaal archeoloog. Voor een terrein met hoge of zeer hoge archeologische waarden geldt behoud in situ, indien niet mogelijk moet worden opgegraven. Hierbij geldt een vrijstelling bij ingrepen kleiner dan 70 m2 in de historische kernen.
Archeologische verwachtingswaarden
Volgens de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart heeft het overgrote deel van het plangebied een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde, onder andere door de in het plangebied gelegen essen. Voor de gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachting geldt een beschermingsregime.
In gebieden met een hoge of middelhoge verwachting moet bij ingrepen hoger dan 1.000 m2 een verkennend booronderzoek worden uitgevoerd en zo nodig karterend onderzoek.
Indien bij bodemgrepen in de essen (binnenes en es onder Hesselte) een onderzoeksplicht geldt, dan is een booronderzoek voldoende om te bepalen of de bodem geroerd is of niet. Op basis van dit eerste onderzoek wordt dan bepaald of, en zo ja in welke vorm, een vervolgonderzoek nodig is.
Het voorliggende bestemmingsplan is een vrij gedetailleerd bestemmingsplan. Hierbij is ook rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden van het plangebied.
De beschermende regeling in het plan betreft onder andere het specifiek bestemmen en aanduiden van de onverharde wegen, groenstructuren, onbebouwde agrarische percelen (open weides), de es, beschermde dorpsgezichten, de monumenten en de archeologische waarden en -verwachtingswaarden. In paragraaf Nadere toelichting op de regels is een nadere toelichting hierop gegeven. Hierna wordt ingegaan op de beschermde dorpsgezichten, de monumenten en archeologische waarden en -verwachtingswaarden.
Het voorliggende plan is in hoofdzaak conserverend van aard. Eventuele ontwikkelingen dienen te passen binnen de regeling die is opgenomen ter bescherming van de cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.
Beschermende dorpsgezichten
In het voorliggende bestemmingsplan is de feitelijke bescherming van de rijksbeschermde dorpsgezichten op grond van artikel 36 van de Monumentenwet 1988 vastgelegd. Binnen een rijksbeschermd gezicht is voor het slopen van een bouwwerk een omgevingsvergunning nodig en geldt een beperking van het aantal vergunningvrije bouwactiviteiten.
In het voorliggende bestemmingsplan is voor de beschermde dorpsgezichten de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' opgenomen. In de dubbelbestemming zijn regels opgenomen met betrekking tot werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Ook kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering van bebouwing, dakvormen en dakbedekking.
Voor het beschermde dorpsgezicht 'Havelte, dorp Oud' zijn in de regels specifieke bouwregels met geveltekeningen opgenomen. De panden die zijn aangegeven op de geveltekeningen hebben op de verbeelding de aanduiding 'karakteristiek' gekregen. Voor deze panden zijn in de regels de oppervlakte, de goothoogte, de nokhoogte, de kapvorm en gevelopeningen geregeld.
Monumenten
In het bestemmingsplan is voor de bouwkundige Rijks- en provinciale monumenten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' opgenomen voor de instandhouding en/of het herstel van de cultuurhistorische en/of architectonische waarden.
Archeologische waarden en -verwachtingswaarden
De terreinen met aanwezige zeer hoge waarden met uitzondering van de beschermde rijksmonumenten, hoge waarden en waarden zijn bestemd als 'Waarde - Archeologie 2'. De werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning nodig is, staan genoemd in de regels. In het kader hiervan moet archeologisch onderzoek plaatsvinden.
De gebieden met hoge en middelhoge verwachtingswaarden zijn bestemd als 'Waarde - Archeologie 3'. Ook hier moet archeologisch onderzoek plaatsvinden. Bepaalde werkzaamheden mogen niet plaatsvinden zonder een omgevingsvergunning.
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht).
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de relevante aspecten voor de situatie in het plangebied.
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).
Voor de gemeente Westerveld is een bodemkwaliteitskaart vastgesteld (raadsbesluit 25 september 2012). Op deze kaart is de kwaliteit van de bodem vastgelegd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in een aantal categorieën. Voor het plangebied zijn de volgende categorieën van belang:
Het buitengebied, wonen na 1945 en het bedrijventerrein zijn als bodemkwaliteitszone samengevoegd in de bodemkwaliteitsklasse 'landbouw / natuur'. De kleine kernen / lintbebouwing behoren tot bodemkwaliteitsklasse 'wonen'.
Het voorliggende bestemmingsplan betreft hoofdzakelijk een consoliderend plan. Het plan is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Er hoeft dan ook geen onderzoek te worden verricht naar de mogelijke bodem- of grondwaterverontreiniging in het kader van dit bestemmingsplan.
Indien sprake is van uitbreidingsmogelijkheden binnen aangegeven bebouwingsvlakken (die ook al in het vigerende bestemmingsplan zijn opgenomen) zal het bedoelde onderzoek in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen aan de orde komen.
Wanneer er sloop- of bouwwerkzaamheden worden uitgevoerd, moet bij aangegeven verdachte ondergronden onderzoek worden verricht. Bij werkzaamheden op of in de bodem (zoals ingraven of afvoeren van grond of grondwateronttrekkingen) moet worden voldaan aan de regels uit de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit.
Op basis van deze bodemkwaliteitskaart mag grond binnen een bestaande categorie grond elders toegepast worden. In alle andere gevallen geldt dat de ontvangende grond niet verder vervuild mag worden. Voor verplaatsing van grond in grotere hoeveelheden dan 50 m3 geldt een meldingsplicht.
Conclusie
Het aspect bodem leidt niet tot beperkingen van het voorliggende bestemmingsplan.
Aan de Molenweg 29 te Havelte bevindt zich de Havelter Molen. Deze korenmolen is een achtkantige stellingmolen. De molen werd gebruikt voor het malen van graan.
Een maalvaardige molen en een enthousiaste molenaar alleen zijn niet voldoende om een molen te laten functioneren. Het werktuig stelt ook eisen aan zijn omgeving: er moet wind zijn om de wieken in beweging te kunnen zetten. In 1973 werd om dit omgevingselement aan te duiden het begrip 'molenbiotoop' geïntroduceerd. De molenbiotoop heeft betrekking op de hele omgeving van een molen, voor zover die van invloed is op het functioneren van die molen als maalwerktuig én als monument. De biotoop kent een straal van 400 meter. Naast windvang dient dan ook te worden gelet op de belevingswaarde van de molen. Gebouwen en bomen kunnen de molenbiotoop aantasten.
Een tweede aspect van de molenbiotoop heeft te maken met de belevingswaarde. Molens zijn een belangrijk element in het landschap of stedelijk gebied en hebben vaak te maken met de ontstaansgeschiedenis van de omgeving. Omdat molens wind moesten kunnen vangen, stonden ze in een open landschap of staken ze in ieder geval uit boven hun omgeving. Die voor molens kenmerkende situatie moet zoveel mogelijk worden bewaard, willen de werktuigen volledig tot hun recht komen. Met andere woorden: molens horen in het zicht te staan. Als dat het geval is, blijken molens zeer belangrijke herkenningspunten in een gebied te zijn.
De biotoopformule is een eenvoudige manier om de maximaal aanvaardbare hoogte van obstakels rond een molen te berekenen, dusdanig dat de molen hier geen onoverkomelijke hinder van ondervindt. Bij de afweging tot welke hoogte er gebouwd kan worden, mag daarbij rekening gehouden worden met de al aanwezige tussenliggende bebouwing. De biotoopformule wordt dus vooral toegepast om te kunnen bepalen of een obstakel op een bepaalde afstand van de molen al dan niet 'te hoog' is. De eerste 100 meter dient vrij te zijn van obstakels.
Deze biotoopformule luidt als volgt:
Hx=X/n+cxz of X=n(HX-cxz)
Waarin:
H = hoogte obstakel
X = afstand obstakel tot molen
n = 140 voor open gebied, 75 voor ruw gebied, 50 voor gesloten gebied
c = constante = 0,2
z = askophoogte (helft van lengte vlucht + de eventuele hoogte van de stelling)
Wanneer de omgeving van de beschouwde molen voldoet aan de eisen uit de formule is er sprake van een toelaatbare situatie. Zoals aangegeven gelden binnen de zone van de molenbiotoop andere beperkende maatregelen ten aanzien van de hoogte van de bebouwing en beplanting.
Aan de hand van de biotoopformule is de biotoop van de Havelter Molen bepaald. De hoogte van bebouwing en beplanting mag binnen 100 meter van de molen in ieder geval niet meer bedragen dan de stellinghoogte.
Conclusie
Met het opnemen van de molenbiotoop in het bestemmingsplan, is het goed functioneren van de molen gewaarborgd.
Algemeen
De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening.
Het primaat voor het waterbeheer in de gemeente Westerveld ligt bij het Waterschap Reest en Wieden.
Beleid
De belangrijkste (inter)nationale beleidsdocumenten waarin de waterhuishoudkundige doelstellingen zijn beschreven zijn Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), Waterbeleid 21e eeuw, Beleidslijn Grote Rivieren en Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Waterschap Reest & Wieden heeft de waterhuishoudkundige doelstellingen onder andere vertaald in het Waterbeheerplan 2010-2015. De hoofdthema’s uit het waterbeheerplan zijn: het waarborgen van veiligheid, het watersysteembeheer en het ontwikkelen van de afvalwaterketen. Ook zijn de maatregelen opgenomen voor het uitvoeren van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en Waterbeheer 21e eeuw.
Het waterschap hanteert bij nieuwbouwplannen de trits vasthouden-bergen-afvoeren. Dat betekent dat er hemel- en grondwater neutraal gebouwd moet worden.
Bij het waterbeheerplan behoort een functiekaart. Een uitsnede hiervan is opgenomen op de afbeelding 'Uitsnede functiekaart'.
Afbeelding: Uitsnede functiekaart
Binnen het plangebied zijn geen primaire watergangen en waterkeringen. Nabij het plangebied ligt wel de Drentse Hoofdvaart.
Een deel van het plangebied ligt binnen een grondwaterbeschermingsgebied. Binnen een grondwaterschermingsgebied is de bescherming van de kwaliteit van het grondwater van het hoogste belang. Het belang van grondwateronttrekking is kaderstellend.
Het plangebied ligt binnen een zone voor hydrologische beïnvloeding. Dit zijn gebieden met verschillende functies, die op korte afstand van elkaar zijn gelegen, en conflicterende eisen stellen aan het grondwaterpeil (bijvoorbeeld landbouw en natuur). Deze gebieden zijn door het waterschap nader uitgewerkt en opgenomen in de Keur. In deze gebieden dient nadere afweging plaats te vinden ten aanzien van ontwikkelingen die het grondwaterpeil kunnen beïnvloeden.
Gemeenten dienen voor hun bebouwde komgebieden over een 'stedelijk waterplan' te beschikken. In Westerveld is aan deze verplichting voldaan in de vorm van het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP). Volgens dit plan zal hemelwater zoveel mogelijk moeten worden gescheiden van vuilwater. Hemelwater dat van verharde buitenruimten afstroomt, moet zo mogelijk rechtstreeks op oppervlaktewater worden geloosd of in de bodem geïnfiltreerd. Om dit te bereiken, wordt op nieuwbouwlocaties een (verbeterd) gescheiden rioolstelsel aangelegd. Door het afkoppelen van hemelwater worden ongewenste emissies uit het vuilwaterriool teruggedrongen.
Watertoets
Bij plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening moet een watertoets worden uitgevoerd. Daarvoor is overleg nodig met de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium.
Het waterschap gebruikt de watertoets om de inrichting, het beheer en het onderhoud van (nieuw) stedelijk water goed af te stemmen op de ruimtelijke functies. Belangrijk daarbij is dat hierdoor benedenstrooms geen wateroverlast ontstaat.
De gemeente Westerveld kenmerkt zich door weinig oppervlaktewater, waarop de kern Havelte geen uitzondering is. Binnen het plangebied is een maaiveldverval van 11,40 +NAP in het noorden (Meerkamp) tot 2,55 +NAP in het zuidelijke gedeelte (Oeveraseweg). Het diepere grondwater bevindt zich in het noorden (Meerkamp) op gemiddeld 8,00 -mv, in het midden gebied (Veldkamp) 4,30 -mv en bij de Oeveraseweg 1,50 -mv. De ondergrond is over het algemeen sterk lemig, waardoor infiltratie nauwelijks mogelijk is en schijngrondwaterstanden optreden. Alleen in het zuidelijke gedeelte komt zand voor.
Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is om de bestaande afvoer en berging van afval- en regenwater te handhaven. Het plan beoogt immers geen directe wijzigingen in het watersysteem. Indien een planherziening een toename van het verharde oppervlak (bijvoorbeeld door erfvergroting) mogelijk maakt, moet waterberging worden gecreëerd, bijvoorbeeld door het verbreden van de waterlopen. Onderhavige plan biedt slechts geringe mogelijkheden voor een toename aan verhard oppervlak. Bij daadwerkelijke uitbreiding van het verhard oppervlak (erfuitbreiding) dient de norm ten aanzien van de afvoer van water te worden toegepast.
Omdat het voorliggende plan in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan betreft, zal de invloed op de waterhuishouding gering zijn. Er zal geen sprake zijn van invloed op de bestaande waterhuishoudkundige situatie.
In de beleidskaders is de bestaande inrichting van de waterhuishouding beschreven en zijn doelen geformuleerd voor behoud en toekomstige ontwikkelingen. Voor het bestemmingsplan is de waterhuishouding voor het plangebied hiermee voldoende verankerd.
Wateradvies
Het voorontwerpbestemmingsplan is voorgelegd aan het Waterschap Reest en Wieden. In het kader van het vooroverleg heeft het waterschap laten weten dat het voorliggende bestemmingsplan een zeer geringe invloed heeft op de waterhuishouding. Het waterschap gaat akkoord met het voorliggende plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Gedurende de planprocedure van dit bestemmingsplan heeft er een wetswijziging plaatsgevonden. De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt per 1 januari 2017 de Boswet, de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Taken en verantwoordelijkheden voor bescherming van natuur worden nu zoveel mogelijk bij provincies neergelegd, overeenkomstig het uitgangspunt 'decentraal tenzij'. De grootste veranderingen treden op bij de soortenbescherming. Zo vervalt de beschermingsstatus van een groot aantal planten en van soorten als Kleine modderkruiper en Bittervoorn. Daarnaast krijgt een aantal bijzondere niet eerder beschermde libellen, dagvlinders, planten en één vissoort (Kwabaal) juist een beschermde status. Provincies krijgen meer bevoegdheid bij het benoemen van beschermde soorten. Bij gebiedsbescherming vervalt de status van Beschermde Natuurmonumenten. De bescherming van Natura 2000-gebieden verandert niet. Er kan een tweedeling worden gemaakt in gebieds- en soortbescherming:
Gebiedsbescherming
Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het betreffende gebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) ligt, als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998, en later, in de nieuwe Wet Natuurbescherming. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast.
Het plangebied is niet aangewezen als sbz. Direct ten noorden van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied 'Holtingerveld' (voorheen 'Havelte-Oost'). Het voorliggende plan heeft in hoofdzaak een consoliderend karakter. De bestaande functies en het grondgebruik blijven gehandhaafd. De Vogel- en Habitatrichtlijn gaat er van uit dat bestaande functies de ornithologische waarden niet in de weg staan. Aangezien er in de toekomstige situatie qua functiegebruik nagenoeg niets verandert, is dat geen verslechtering voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied. Het plangebied behoudt immers nagenoeg de al bestaande gebruiksmogelijkheden; er worden geen nieuwe gebruiksmogelijkheden toegevoegd die significant negatieve gevolgen hebben voor natuurgebieden.
Ook geldt ruimtelijk beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Enkele delen van het plangebied maken onderdeel uit van de EHS. Het beleid voor de EHS is gericht op 'behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden' van de EHS, waarbij rekening gehouden wordt met de andere belangen die in het gebied aanwezig zijn. De kernkwaliteiten binnen de EHS zijn natuurkwaliteit, landschappelijke kwaliteiten en beleving van rust. Dat betekent dat er geen ruimte is voor ontwikkelingen die niet passen binnen de doelstelling van de EHS, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang waar niet op een andere manier aan kan worden voldaan. Dergelijke ontwikkelingen worden binnen het voorliggende bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.
Met het voorliggend bestemmingsplan geen ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt die in strijd zijn met gebiedsbescherming. Er worden geen ontwikkelingen voorgestaan met een negatief effect op beschermde natuurgebieden. Wat betreft de voormalige garage Koops, deze krijgt een bestemming voor centrumdoeleinden. Dit is een positieve ontwikkeling gelet op de bescherming van natuurgebieden. Ook bij andere ontwikkelingen worden, mede gelet op de aard en de huidige bestemmingen, geen significante negatieve effecten verwacht. Gelet op het hiervoor gestelde, hoeft een natuurtoets ten behoeve van de gebiedsbescherming niet plaats te vinden.
Soortbescherming
Van 1 april 2002 tot 1 januari 2017 regelde de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Deze wet had tot doel het in stand houden van de planten- en diersoorten die in het wild voorkomen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden. De nieuwe Wet natuurbescherming herbergt de grootste veranderingen bij de soortenbescherming. Zo vervalt de beschermingsstatus van een groot aantal planten en van soorten als Kleine modderkruiper en Bittervoorn. Daarnaast krijgt een aantal bijzondere niet eerder beschermde libellen, dagvlinders, planten en één vissoort (Kwabaal) juist een beschermde status.
Gelet op het feit dat het voorliggende bestemmingsplan hoofdzakelijk consoliderend van aard is, hoeft in het kader van deze bestemmingsplan in principe geen nader onderzoek plaats te vinden in het plangebied.
Voor de locatie De Molenhof zijn plannen voor herstructering van de locatie. Voor deze locatie is daarom wel onderzoek gedaan, er zijn namelijk een quickscan flora en fauna (Buro Bakker, Quickscan FF-wet voor sloop van zorgcentrum De Molenhof te Havelte, van 25 maart 2015) en een vleermuisonderzoek (Buro Bakker, Vleermuisonderzoek De Molenhof te Havelte, van 20 oktober 2015) uitgevoerd. De onderzoeken zijn opgenomen in Quickscan flora en fauna De Molenhof en Vleermuisonderzoek De Molenhof.
Uit de quickscan flora en fauna blijkt dat er mogelijkheden zijn voor verblijfplaatsen van zwaar beschermde vleermuizen. Overige zwaar beschermde soorten zijn niet aanwezig. De matig zwaar beschermde Steenmarter heeft hooguit marginaal foerageergebied in het plangebied, vervolgstappen in verband met de Steenmarter zijn niet aan de ore. Voor de licht-beschermde soorten geldt alleen de zorgplicht.
Naar aanleiding van de quickscan is een nader vleermuisonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er geen verblijfplaatsen zijn aangetroffen in het te slopen deel van het complex en dat een in gebruik genomen vleermuiswandschaal die ter mitigatie was aangeboden aan het deel van het complex hangt dat niet gesloopt wordt. Met de sloop gaan geen beschermde waarden voor vleermuizen verloren. Negatieve effecten zijn niet aan de orde. Vervolgstappen zijn niet nodig. Er gaan geen beschermde waarden verloren. Er dient alleen rekening te worden gehouden met de zorgplicht en met het broedseizoen van algemene broedvogels. Vanwege het broedseizoen dienen de sloopwerkzaamheden te starten vóór half maart of na half juli.
Initiatiefnemers van nieuwe plannen die vallen binnen het plangebied moeten zelf zorg dragen voor een natuurtoets conform de vereisten van de Flora- en faunawet en de Wet Natuurbescherming.
Daarmee kan worden geconcludeerd dat met het voorliggende bestemmingsplan geen aantasting van eventuele ecologische waarden wordt verwacht. Nader ecologisch onderzoek is daarom niet nodig.
Conclusie
Voor het voorliggende bestemmingsplan leidt het aspect ecologie niet tot beperkingen.
De bestaande bedrijfsactiviteiten zijn concreet bestemd door middel van de bestemmingen 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', 'Bedrijf - Opslag' en 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen', 'Detailhandel', 'Horeca' en 'Sport - Manege'. Dit plan voorziet niet in functieveranderingsmogelijkheden voor deze bestemmingen, met uitzondering van de wijziging van de agrarische bedrijfsbestemming naar een woonbestemming. Dit is niet omdat functieverandering in beginsel niet mogelijk zou zijn, maar omdat dat apart moet worden bekeken, waarna het met een omgevingsvergunning of een planherziening kan worden toegestaan.
Er zijn twee bestemmingen waarbij functieverandering wel mogelijk is binnen de kaders van dit plan. Het betreft de bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd'. Voor deze gronden is flexibiliteit beoogd.
Binnen de bestemming 'Centrum' zijn toegestaan: detailhandel, dienstverlenende bedrijven en instellingen, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, wonen, bepaalde horecabedrijven en bedrijven in de categorie A en B van Bijlage 3 Bedrijvenlijst functiemenging. De Bedrijvenlijst functiemenging komt uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Categorie A-bedrijven zijn activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend. Categorie B-bedrijven zijn activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn met name detailhandel, dienstverlening en bedrijven toegestaan. Gronden met deze bestemming zijn gelegen aan Rijksweg Noordzijde en aan de Boskampsbrugweg. Bij de hoek Rijksweg Noordzijde - Van Helomaweg zijn enkele bestemmingen omgezet naar de bestemming 'Gemengd'. Vanwege de omzetting is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie paragraaf 5.7 onder 'Industrielawaai'. In de regeling bij het voorliggende plan zijn de resultaten van het onderzoek verwerkt.
Aan de Nieuwe Ruiterweg is een loonbedrijf gelegen. Voor Meerkamp-West was hiervoor een milieuzone uitgezet in dat bestemmingsplan. Deze was destijds uitgezet op 100 meter vanaf de bedrijfsgebouwen. Naar huidige inzichten bedraagt deze zone 50 meter (Bedrijven en milieuzonering, SBI-2008 code 016, loonbedrijven met een bedrijfsvloeroppervlak > 500 m2). Aan de noordzijde is de zone uitgezet op 3 meter achter de voorgevel van de woningen en het verlengde daarvan, zijnde de grens waarachter bedrijfsgebouwen moeten worden gebouwd. Aan de oostzijde is de bestemmingsgrens aangehouden. De aanduiding houdt in dat binnen deze zone geen nieuwe woningen mogen worden gebouwd. Voor bestaande woningen heeft deze aanduiding geen betekenis.
Conclusie
Bedrijven en milieuzoneringen leiden niet tot beperkingen van het voorliggende bestemmingsplan.
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van bestemmingsplannen en beheersverordeningen dan ook aandacht geschonken te worden aan het aspect geluid, gelet op geluidsbelastingen op geluidgevoelige objecten (zoals woningen) afkomstig van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en lawaai vanwege industrie.
Onderzoek naar wegverkeerslawaai en spoorweglawaai kan achterwege blijven indien op het tijdstip van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een weg of spoorweg reeds aanwezig of in aanleg is en de woningen of andere geluidgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn.
Wegverkeerslawaai
In het plangebied liggen de provinciale wegen Van Helomaweg en de Rijksweg Noordzijde. Het voorliggende bestemmingsplan regelt de bestaande situatie. In het plan worden in hoofdzaak bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarmee nieuwe woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kunnen ontstaan. Daarom is voor die situaties onderzoek naar geluid vanwege wegverkeerslawaai niet noodzakelijk.
De nog te realiseren woningen in Meerkamp-West zijn planologisch-juridisch geregeld middels het daarvoor geldende bestemmingsplan. Hierbij is onder andere getoetst aan het aspect geluid. De geldende regeling wordt overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Voor de woningen wordt een uit te werken woonbestemming opgenomen. Bij de uitwerking daarvan dient rekening te worden gehouden met geluid.
Bij de locatie Rijksweg Noordzijde 22 wordt een woning mogelijk gemaakt binnen de bestaande bebouwing. Daarom is voor die locatie een akoestisch onderzoek uitgevoerd in verband met wegverkeerslawaai (Geluidmeesters BV, Kenmerk 0054-W-15-A, van 23 oktober 2015). In Bijlage 5 is dat onderzoek opgenomen. Hieruit blijkt dat de geluidsbelasting, ten gevolge van de wettelijk gezoneerde Rijksweg Noordzijde (N371), voldoet aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh. De geluidsbelasting ten gevolge van de Van Helomaweg (N353) overschrijdt, op de noordwest- en zuidwestgevel, de maximale ontheffingswaarde uit de Wgh. De woning kan vanuit akoestisch oogpunt worden gerealiseerd mits de volgende voorzieningen worden getroffen:
Voor zowel de noordwestgevel als zuidwestgevel dient door de gemeente een hogere grenswaarde te worden verleend.
Spoorweglawaai
Havelte ligt op een afstand van 3,6 kilometer van de spoorweg Zwolle-Leeuwarden. Deze spoorweg heeft een onderzoekszone van 300 meter aan weerszijden van het spoor. Havelte valt niet binnen die zone. Bij het voorliggende bestemmingsplan hoeft er dan ook geen onderzoek plaats te vinden naar geluid vanwege het spoor.
Industrielawaai
Verder geldt op basis van de Wet geluidhinder een verplichte zonering voor industrieterreinen, waarop inrichtingen zijn gevestigd of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken. Nabij het plangebied zijn dergelijke inrichtingen niet aanwezig. Inrichtingen in het kader van de Wet geluidhinder hebben daarom geen consequenties voor de voorliggend bestemmingsplan.
Voor het gebied aan de oostzijde van de hoek Rijksweg Noordzijde - Van Helomaweg is onderzoek uitgevoerd om de akoestische mogelijkheden voor bedrijvigheid op de percelen binnen het bestemmingsplan vast te stellen. Hierbij dient enerzijds bij de omliggende geluidgevoelige objecten sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening en dient het bestemmingsplan anderzijds in 'maximale flexibiliteit' voor bedrijven te voorzien. Het onderzoek (Geluidmeesters BV, Kenmerk 0059-R-15-A, van 3 november 2015) is toegevoegd in Bijlage 6.
Op basis van de resultaten is geadviseerd voor dit specifieke gebied aansluiting te zoeken bij de in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' opgenomen voorbeeldstaat van bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'. Ten opzichte van de VNG-richtlijn dienen, op basis van de akoestisch rekenresultaten, aan het bestemmingsplan de volgende aanvullende voorwaarden te worden toegevoegd:
De vigerende bedrijfsactiviteiten op de percelen binnen het plangebied zijn gekwalificeerd als maximaal milieucategorie 2. In het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging' en de hiervoor genoemde aanvullende voorwaarden. Daarmee worden de bestaande bedrijven vanuit akoestisch oogpunt niet geschaad.
Conclusie
Het aspect geluid leidt niet tot belemmeringen van het voorliggende bestemmingsplan.
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
Ruimtelijk-economische besluiten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.
Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Vooralsnog geldt dat:
Het voorliggende bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend plan en bevat enkele kleinschalige ontwikkelingen. Omdat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die direct van invloed zijn op de luchtkwaliteit, hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan. De luchtkwaliteit zal dus niet 'in betekenende mate' verslechteren. Aan het bepaalde betreffende luchtkwaliteit wordt dan ook voldaan.
Conclusie
Er zijn voor het voorliggende bestemmingsplan geen belemmeringen in verband met het aspect luchtkwaliteit.
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid ('Indeling Leidraad maatramp') zijn met name ongevallen met brandbare / explosieve of giftige stoffen van belang.
Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
Voor deze onderdelen wordt momenteel gewerkt aan een gemeentelijk externe veiligheidsbeleidsplan, waarmee aansluiting wordt gezocht bij het provinciaal beleid.
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) regels gesteld.
Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor kwetsbare objecten geldt een plaatsgebonden risico (PR) PR 10-6 en voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico PR 10-6.
Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de GR-contour moet een bestuurlijke verantwoording plaatsvinden.
Uit bestudering van de Risicokaart blijkt dat in het plangebied een inrichting ligt die valt onder de werking van het Bevi. Het gaat om een LPG-afleverinstallatie van het tankstation Fa. Koops en Zn. Nabij het plangebied ligt een LPG-vulpunt en een LPG-reservoir van dit tankstation. Op de volgende afbeelding is voor het plangebied een uitsnede weergegeven van de provinciale risicokaart.
Afbeelding: Uitsnede provinciale risicokaart
LPG-tankstation | Doorzet (m3) per jaar | Afstand (m) vanaf vulpunt | Afstand (m) vanaf ondergronds of ingeterpt reservoir | Afstand (m) vanaf afleverzuil | |||
Fa. Koops en Zn. | 999 | 45 | 25 | 15 |
Voor het tankstation Fa. Koops en Zn. geldt dat de afleverzuil binnen het plangebied gelegen is. De veiligheidszone van de afleverzuil is op de verbeelding aangeduid. Binnen deze veiligheidszone mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gerealiseerd worden. De veiligheidszones van het vulpunt en het reservoir - gelegen aan de westzijde van de Van Helomaweg - liggen buiten het plangebied. Het invloedsgebied van het vulpunt en het reservoir van 150 meter liggen deels wel over het plangebied. In dit deel zijn woonbestemmingen gelegen. Het betreft bestaande woningen. Het toegestane aantal woningen en de oppervlakte zijn vastgelegd. Hiermee is ook het aantal personen dat maximaal aanwezig kan zijn, vastgelegd. De hoogte van het groepsrisico is in 2012 voor een vergunningsprocedure van het LPG-tankstation met behulp van de LPG-rekentool berekend. Uit die groepsrisico berekening is gebleken dat het groepsrisico lager is dan de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Het groepsrisico bedraagt bij een maximale doorzet tot 1.000 m3 per jaar 30% van de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico is in de volgende fN-curve met de rode stippellijn weergegeven.
Afbeelding: Groepsrisico tankstation fN-curve
Vanwege de actualisatie van het bestemmingsplan, waarin geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien, neemt het groepsrisico vanwege de LPG-installatie in dit bestemmingsplan niet toe.
Daarnaast blijkt uit bestudering van de Risicokaart dat binnen het plangebied een inrichting aanwezig is, waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen die niet onder de regelgeving van externe veiligheid vallen en waarvoor verantwoording van het groepsrisico niet aan de orde is. Dit betreft het zwembad De Kerkvlekken.
In het bestemmingsplan worden geen nieuwe risicovolle inrichtingen mogelijk gemaakt. Bestaande risicovolle inrichtingen worden bestemd conform de bestaande situatie.
Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het Bevb gaat uit van grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico (PR) en een verantwoordingsplicht van het groepsrisico (GR). De regeling voor buisleidingen is hiermee vergelijkbaar met de regeling voor inrichtingen zoals vastgelegd in het Bevi.
Op circa 570 meter ten noordwesten van het plangebied zijn een aardgastransportleiding en een gasontvangstation aanwezig. Dit betreffen een aardgasleiding en een inrichting van de Gasunie. De leiding (N-500-15-KR-012) heeft een diameter van 6 inch en een werkdruk van 40 bar. Het bijbehorende inventarisatiegebied bedraagt 70 meter aan weerszijden van de buisleiding.
Het plangebied ligt ruim buiten de inventarisatiegebieden. De betreffende buisleidingen leiden dus niet tot een beperking in het voorliggende bestemmingsplan.
Het rijk heeft een Basisnet voor Weg, Water en Spoor opgesteld. Bij het vervoer van gevaarlijke stoffen spelen belangen op het gebied van vervoer, ruimtelijke ontwikkeling en veiligheid een grote rol. Er zijn steeds meer ontwikkelingen in Nederland zichtbaar die zorgen voor spanning tussen deze belangen. Met het doel een duurzaam evenwicht te creëren tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid, is het Basisnet ontstaan.
Het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen bestaat uit drie kaarten: vervoer over de weg, de binnenwateren en het spoor. Op de kaarten is per gebied aangeven welke beperkingen er zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het maximale risico per route is vastgelegd in de Wet Vervoer gevaarlijke stoffen. De bouwbeperkingen zijn vastgelegd in het Besluit transportroutes externe veiligheid.
De N371, die midden door de gemeente loopt, wordt gebruikt als route voor gevaarlijke stoffen. Daarnaast worden de wegen A32 en A28, die respectievelijk langs de zuidwest en oostzijde van de gemeente liggen, tevens gebruikt als route voor gevaarlijke stoffen. De N371 maakt onderdeel uit van het plangebied. De A32 en A28 liggen niet in de directe nabijheid van het plangebied.
Door de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) is aangegeven dat de N371 geen PR10-6 per jaar heeft. Ook is door de RUD aangegeven dat het groepsrisico minder dan 10% van de oriëntatiewaarde bedraagt. De risicoberekening geeft een hoogte van circa 1% van de oriëntatiewaarde aan voor het gehele ingevoerde traject. Ter hoogte van het bedrijventerrein aan de Oeveraseweg bedraagt het groepsrisico ongeveer 10% van de oriëntatiewaarde. In de volgende afbeelding is de curve van het berekende groepsrisico van het hele traject weergegeven.
Afbeelding: Groepsrisico traject
Het groepsrisico vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over de N371 is in dit gebied vrij laag en ligt ruimschoots onder de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Omdat het groepsrisico beneden de 10% van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico ligt en de toename minder dan 10% bedraagt, hoeft het groepsrisico vanwege het transport over de N371 niet te worden verantwoord.
In Bijlage 7 is het advies van de Veiligheidsregio Drenthe (VRD) opgenomen. Aangegeven is dat zelfs wanneer de veiligheid zoveel mogelijk wordt geoptimaliseerd, er een zwaar ongeval of ramp kan plaatsvinden. De gemeente acht dit restrisico aanvaardbaar.
Alle belangen afwegende wordt voortzetting van de huidige situatie aanvaardbaar geacht. Het voorliggende bestemmingsplan is gedetailleerd en grotendeels conserverend met slechts geringe ruimte voor nieuwe ontwikkelingen.
Het bestemmingsplan leidt niet tot knelpunten ten aanzien van externe veiligheid. Zodoende wordt het plan op het punt van externe veiligheid uitvoerbaar geacht.
In het aangrenzende bestemmingsplan Buitengebied is een laagvliegroute opgenomen, die een beperking van de bouwhoogte tot 40 m met zich brengt. Op basis van het Rarro (bijlage 11, gewijzigd per 1 juli 2013) ligt de laagvliegroute voor jacht- en transportvliegtuigen buiten het plangebied. Daarom is binnen het bestemmingsplan hiervoor geen regeling opgenomen.
In november 2011 heeft de gemeente een Gemeentelijk verkeer- en vervoerplan (GVVP) 2011-2020 opgesteld. Het GVVP beschrijft de visie voor het verkeer en vervoer in Westerveld voor de komende tien jaar. Ook geeft het richting aan toekomstige inrichting van wegen in de kernen en in het buitengebied. De hoofddoelstelling van het verkeersplan is een duurzame verbetering van de objectieve en subjectieve verkeersveiligheid zonder dat dit ten koste gaat van de bereikbaarheid, de toeristische aantrekkingskracht en het groene karakter van de gemeente Westerveld.
Een speerpunt uit het verkeer- en vervoerplan is onder andere de gemeentelijke wegen terug te brengen naar 30- en 60 km/uur wegen. Deze wegen worden aangegeven als erftoegangswegen. Dit wil zeggen dat dit wegen zijn met langzaam verkeer zoals fietsers gemengd met gemotoriseerd verkeer. Daarnaast zet de gemeente in op structurele aandacht op verkeersonderwijs. Voor zowel basis- als voortgezet onderwijs. Op de volgende afbeelding is de visie van de gemeente weergegeven.
Afbeelding: Kaarten huidige situatie en vise uit het verkeer- en vervoerplan
Over het algemeen zijn er in de gemeente Westerveld goede parkeervoorzieningen. Alleen in de grotere kernen wordt vooral in het toeristisch seizoen wel eens overlast ervaren door toeristen die hun auto parkeren in het centrum en vervolgens gaan fietsen. De parkeerplaatsen zijn dan de hele dag bezet, maar omdat dit een seizoensgebonden probleem is heeft de gemeente hier nog geen grootschalige maatregelen voor getroffen.
Het huidige bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die invloed hebben op het verkeer of parkeren. Door de eventuele ontwikkeling van de voormalige garage Koops wordt de vervoer- of parkeerdruk niet vergroot. De nieuwe bestemming is ongeveer gelijk met de vervoer- en parkeerdruk aan de voorgaande bestemming. Ook andere ontwikkelingen leiden niet tot een significant grotere verkeerstoename.
Inleiding
Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) ingegaan. Het besluit is aangepast omdat de Europese rechter heeft geoordeeld dat de drempelwaarden voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten onvoldoende recht deden aan de vraag of er sprake is van 'aanzienlijke gevolgen voor het milieu'. Het besluit is aangepast en de drempelwaarden zijn nu indicatief. Dat betekent dat als een project (ruim) onder de drempelwaarden blijft er wel een toetsing moet worden gedaan. Het bevoegd gezag moet zich er van gewissen dat er daadwerkelijk geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Naar aanleiding van het hiervoor genoemde zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Dit kan gebeuren aan de hand van die aspecten, die hiervoor al aan de orde zijn geweest voor zover ze van invloed zijn op het (natuurlijke) milieu.
Bodem
In paragraaf 5.2 is nader ingegaan op het aspect bodem. Het voorliggend plan betreft hoofdzakelijk een consoliderend plan. Indien sprake is van uitbreidingsmogelijkheden binnen aangegeven bebouwingsvlakken (die ook al in het vigerende bestemmingsplan zijn opgenomen) zal het bodemonderzoek in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen aan de orde komen. Er zijn geen belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.
Cultuurhistorie, archeologie en landschap
In het plangebied liggen de beschermde dorpsgezichten 'Havelte, omgeving Hervormde Kerk' en 'Havelte, dorp Oud'. Het plangebied ligt in het Belvedere-gebied Zuidwest-Drenthe. In het plangebied zijn archeologische waarden en bouwkundige monumenten, waaronder een molen, aanwezig. In het plangebied zijn geen aardkundige monumenten aanwezig.
Het voorliggend plan betreft in hoofdzaak een consoliderend plan, er worden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Voor de beschermde dorpsgezichten, de archeologische waarden en de archeologische verwachtingswaarden is een beschermende regeling opgenomen in het voorliggende plan. De bouwkundige monumenten zijn beschermd via de Monumentenwet, provinciale regeling of gemeentelijke verordening. In verband met de molen is een molenbiotoop opgenomen. De bestaande landschappelijke karakteristieken blijven behouden. Voor cultuurhistorie, archeologie en landschap zijn geen significante effecten te verwachten in vergelijking met het vigerende plan.
Water
In het plangebied liggen geen primaire watergangen en waterkeringen. Nabij het plangebied ligt de Drentse Hoofdvaart. Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk in de waterkering.
Voor deze vormvrije m.e.r.-beoordeling is het relevant om te melden dat een deel van het plangebied binnen een grondwaterbeschermingsgebied ligt. Binnen een grondwaterschermingsgebied is de bescherming van de kwaliteit van het grondwater van het hoogste belang. Het belang van grondwateronttrekking is kaderstellend. Het plangebied ligt niet in een waterwingebied.
In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen meegenomen die een negatieve uitstralende werking hebben op watergangen, waterkeringen en het grondwaterbeschermingsgebied. De nog te realiseren woningen in in Meerkamp-West zijn reeds mogelijk op basis van de geldende planologisch-juridische regeling.
Er zijn geen significante effecten te verwachten in vergelijking met het vigerende plan.
Ecologie
Aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan zijn meegenomen die een significant negatieve uitstralende werking hebben op natuurgebieden (Natura 2000-gebieden en EHS), zijn er geen significante effecten te verwachten in vergelijking met het vigerende plan.
Milieuzonering
Het voorliggende plan is hoofdzakelijk een consoliderend plan waarbij het uitgangspunt is dat elk bedrijf een omgevingsvergunning (milieuvergunning) heeft die afgestemd is op de huidige situatie. Voor de bedrijvigheid geldt dat de vigerende vergunningen, voor zover van toepassing, en geldende besluiten afdoende moeten worden geacht.
Eventuele nieuwe bedrijven dienen te voldoen aan de milieuregelgeving. Bovendien worden in het voorliggende bestemmingsplan bedrijven die voorkomen in bijlage C en D behorende bij het Besluit milieueffectrapportage van vestiging uitgesloten.
Als gevolg van het voorliggende plan zijn er geen significante effecten te verwachten in vergelijking met het vigerende plan.
Geluid
De wegen in het plangebied zijn bestaande wegen. Deze wegen worden niet gewijzigd. De geluidsbelasting voor de bestaande woningen blijft gelijk.
De nog te realiseren woningen in Meerkamp-West zijn planologisch-juridisch geregeld in het daarvoor geldende bestemmingsplan. De geldende regeling wordt overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Voor de woningen wordt een uit te werken woonbestemming opgenomen. Bij de eventuele uitwerking daarvan dient rekening te worden gehouden met geluid.
Voor de woning bij De Linthorst is een onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd, waarmee er voldoende rekening is gehouden in dit bestemmingsplan.
Inrichtingen als bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder (zogenaamde grote lawaaimakers) komen binnen het plangebied niet voor en zijn daar ook niet toegestaan.
Vanwege het opnemen van de bestemming voor gemengde doeleinden bij De Linthorst is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten daarvan zijn in het bestemmingsplan verwerkt.
Er is geen sprake van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.
Luchtkwaliteit
In het voorliggende plan zijn de bestaande functies vastgelegd. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die direct van invloed zijn op de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit zal 'niet in betekenende mate' verslechteren.
Er is dan ook geen sprake van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.
Externe veiligheid
In paragraaf 5.9 is nader ingegaan op het aspect externe veiligheid.
Binnen het plangebied ligt een afleverzuil van een tankstation. Binnen de veiligheidszone van de afleverzuil mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd. De veiligheidszones van het vulpunt en het reservoir - gelegen aan de westzijde van de Van Helomaweg - liggen buiten het plangebied. Binnen het invloedsgebied van het tankstation worden geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt.
Het plangebied ligt ruim buiten inventarisatiegebieden van buisleidingen voor vervoer van gevaarlijke stoffen.
De N371 wordt gebruikt als route voor gevaarlijke stoffen. Gezien de beperkte hoeveelheid vervoer en de samenstelling hiervan op de N371 mag verwacht worden dat het plaatsgebonden risico 0 meter is. Het groepsrisico voor de N371 is lager dan de oriëntatiewaarde. Het voorliggende bestemmingsplan is gedetailleerd en grotendeels conserverend met slechts geringe ruimte voor nieuwe ontwikkelingen.
Als gevolg van het voorliggende plan zijn er geen significante effecten te verwachten in vergelijking met het vigerende plan.
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan (een planologische actualisering van een bestaand bebouwd gebied) heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen. Er wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving. Een m.e.r.-beoordeling is dan ook niet nodig.
Vooruitlopend op de beschrijving van de planopzet heeft een aantal redenen ten grondslag gelegen aan de opzet en de planmethodiek van dit bestemmingsplan.
Zoals hiervoor reeds is aangegeven heeft het plan een grotendeels consoliderend karakter. Dit betekent in het algemeen dat met de toekenning van een bestemming zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de huidige functies. Daarnaast wordt met het opstellen van dit plan beoogd een zodanig plan te ontwerpen dat enerzijds rechtszekerheid wordt geboden aan de burgers en dat anderzijds voldoende praktische mogelijkheden worden geboden om flexibel op ondergeschikte aanpassingen in te kunnen spelen.
Ten aanzien van de juridische planregeling, waarin beperkingen zijn gesteld ten aanzien van maatvoeringen, gebruiksvormen en dergelijke, wordt verwezen naar het Hoofdstuk 7. Voor zover wenselijk zal hierna een aanvullende beschrijving van de planregeling worden gegeven. Hiertoe worden de belangrijkste functies in het plangebied toegelicht. Eén en ander spitst zich toe op de verbeelding. In dit verband dient ook aandacht te worden geschonken aan de regeling die specifiek is opgesteld ter bescherming van de waarden zoals die aanwezig zijn in het beschermde dorpsgezicht.
Voor enkele gebiedjes is een bestemming aangegeven waarbinnen meerdere ontwikkelingen mogelijk zijn. Het betreft enkele bouwblokken die zich bevinden in het dorpscentrum van Havelte, het Piet Soerplein, bij de Molenkampweg en de Dorpsstraat en de driehoek bij de Kosterijstraat en de Dikkesteenweg.
Binnen de bestemming 'Centrum' is ruimte voor een grote verscheidenheid aan functies. Doordat detailhandel, horeca, kantoren, bedrijven, woningen en sociale voorzieningen naast elkaar kunnen bestaan, ontstaat een afwisselend beeld in de dorpskern. Die differentiatie wordt zo belangrijk gevonden dat gekozen is voor de bestemming 'Centrum' waarbinnen uitwisseling van functies mogelijk is, zonder dat de veelzijdigheid aan functies verloren kan gaan. Binnen dit centrumgebied mogen de panden naar keuze gebruikt worden voor detailhandel, dienstverlening, woningen, kantoren, maatschappelijke voorzieningen of bedrijven in de categorieën 1 en 2.
De 'eenvoudige' uitwisseling van functies betekent overigens niet dat ten behoeve van een andere functie op voorhand ruimere bouwmogelijkheden worden geboden. De bouwmogelijkheden worden voor het totale plangebied afgestemd op de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Met bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding en in de regels van het bestemmingsplan zijn de kaders van de bouwmogelijkheden aangegeven.
Er geldt een voorbehoud ten aanzien van de horecafuncties. De ingrijpende consequenties die een dergelijke functie voor naastgelegen percelen kan hebben, maakt het noodzakelijk dat uitsluitend op het bestaande perceel die functie wordt toegestaan. Bij de regels is een lijst van horecabedrijven opgenomen waarin te vinden is welk type horecabedrijf onder iedere categorie valt. Er is aangegeven dat ter plaatse van de aanduiding 'horeca' horeca is toegestaan mits deze valt onder de in de regels aangegeven categorieën. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca' mogen de eigen terreinen in beginsel worden gebruikt voor horecaterrassen. Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid om de aanduiding 'horeca' op bouwvlakken binnen de bestemming 'Centrum' te leggen. Van deze bevoegdheid wordt geen gebruik gemaakt indien een onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. Het begrip milieusituatie moet ruim worden uitgelegd; het gaat om het milieu in de breedste zin van het woord.
Woningen in het plangebied, voor zover gelegen buiten het centrumgebied, zijn bestemd met een woonbestemming.
Voor wonen is het uitgangspunt dat de bestaande situatie (dat wil zeggen vrijstaand, halfvrijstaand, rijenwoningen en dergelijke) en de verschijningsvorm (bepaald door de goothoogte en kap) in principe gehandhaafd zal worden. Dit wil overigens niet zeggen dat er binnen de aangegeven bouwstroken geen wijzigingen meer mogelijk zijn. Omdat het plan voornamelijk bestaande woningen regelt, betreft dit echter ondergeschikte wijzigingen.
Het bestemmingsplan kent een drietal 'woonbestemmingen' waarbinnen wonen is toegestaan, te weten:
De verschillende categorieën woonbestemmingen spreken voor zich (zie ook Hoofdstuk 7). De hoogteregeling is geregeld door middel van aanduidingen. De bebouwingsgrenzen van de verschillende woonbestemmingen zijn in het algemeen langs de voorgevels en zijgevels van de woningen c.q. woningblokken aangegeven waarbij de diepte van de bebouwingsstroken, afhankelijk van de aangegeven bestemming, varieert van 12 meter tot 15 meter. In enkele situaties (nabij de Parkkamp en Koningskamp) is het aangeven van bouwstroken niet mogelijk. In deze situaties is overgegaan tot het aangeven van bouwvlakken.
De systematiek van bestemmingen bij de voormalige boerderijpanden is enigszins anders. Als gevolg van het individuele karakter van deze bebouwing alsmede in verband met de wens om het karakter van deze bebouwing te handhaven, zijn in deze situaties veelal de bebouwingslijnen strak rond de bestaande bebouwing aangegeven.
Binnen de bestemmingen waar wonen is toegestaan, is ook ruimte voor een aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Daar het van belang is dat de woning de woonfunctie blijft behouden zijn er beperkingen gesteld aan de oppervlakte die mag worden ingenomen voor het aan huis verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit.
Een aantal woningen aan de zuidoostzijde van de Hofweg en aan de zuidoostzijde van de Beukenlaan (behorende bij het eigendom van Actium) worden vernieuwd. In het bestemmingsplan is rekening gehouden met de herstructurering. In het bestemmingsplan zijn de bouwmogelijkheden hierop aangepast.
Voor de nog te realiseren woningen in Meerkamp-West is de geldende planologisch-juridische regeling overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Voor de woningen is een uit te werken woonbestemming opgenomen.
Bij de bestemming voor de voormalige boerderijpanden is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het splitsen van voormalige boerderijen mogelijk te maken tot maximaal drie woningen. Hieraan zijn een aantal voorwaarden verbonden, onder andere dat de ontwikkeling moet passen binnen het geldende woonplan.
De bestemming 'Wonen - Garagebox' is opgenomen voor de niet-bedrijfsmatige stalling van motorvoertuigen, met daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bij de bestemmingsregeling voor de tuinen is uitgegaan van het principe dat die gebieden die uit ruimtelijke overwegingen onbebouwd moeten blijven en ook als zodanig in gebruik zijn, de bestemming 'Tuin' krijgen. Bij de meeste woningen betreft dit de ruimte vóór de woningen. In enkele situaties, met name bij enkele hoeksituaties of eindsituaties van bebouwingen, is het vanuit ruimtelijk oogpunt gewenst dat dit gebied niet dichtslibt met bebouwing (schuurtjes, kassen et cetera). In samenhang met de bestemming 'Tuin' is ook het erf bij de woningen bepaald. Dit betreft dan het gebied waarbinnen de schuren en garages en dergelijke zijn toegestaan.
Veel voorzieningen vallen binnen de bestemming 'Centrum'. Aan de gebouwen en gronden met een bijzondere functie (scholen, kerk, verzorgingshuis / woonzorgcentra et cetera) is de bestemming 'Maatschappelijk' toegekend.
De begraafplaats heeft een op de specifieke functie toegesneden bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats' gekregen. De winkels en de horecavestigingen - die buiten het centrumgebied zijn gelegen - hebben vanwege hun specifieke karakter een toegesneden bestemming gekregen. Ook is er de bestemming 'Gemengd' bestemmingen voor bedrijven, detailhandel en dienstverlening. Voor de molen en het openlucht theater is de bestemming 'Cultuur en ontspanning' gebruikt, deze locaties zijn specifiek bestemd omdat de ruimtelijke invloed en aard van de bestemming zeer verschillend is, er is dan ook geen sprake van uitwisselbaarheid.
Met uitzondering van de karakteristieke panden (zoals de Clemenskerk aan de Uffelterkerkweg) waar de bebouwingslijnen strak rond de bestaande bebouwing is aangegeven, zijn in het algemeen de bebouwingslijnen zodanig ruim rond de bebouwing aangegeven (uiteraard indien ruimtelijk gezien verantwoord) dat enige uitbreiding 'bij recht' mogelijk is.
Voor de locatie De Molenhof is rekening gehouden met de her/verbouw van deze locatie. De voorzieningen worden gebouwd op de locatie van het huidige zorgcentrum De Molenhof dat is gebouwd in de periode vanaf 1963 (algemene ruimten) tot en met 1980-1985 (zorgplaatsen). Het bestaande zorgcentrum is functioneel en technisch sterk verouderd. Het heeft bijvoorbeeld smalle gangen en de zorgplaatsen zijn 1-kamer appartementen wat inhoud dat het bed in de woonkamer is geplaatst. In het kader van het nieuwe beleid omtrent het scheiden van Wonen & Zorg hebben Woningcorporatie Actium en ZZWD (Zorgcollectief Zuidwest- Drenthe) besloten om op de huidige locatie een aantal seniorenappartementen te realiseren welke verhuurd worden door Actium en waar ZZWD de zorg gaat verlenen. ZZWD heeft daarbij de mogelijkheid om zorg te verlenen op basis van een VPT pakket (Volledig Pakket Thuis) waarmee de 24-uurs zorg op de locatie is geborgd. ZZWD zal ter ondersteuning van de zorg en het mogelijk maken van ontmoetingen tussen de bewoners op de locatie algemene voorzieningen realiseren. Hiermee is de directe aanwezigheid van de (24-uurs) zorg in Havelte gewaarborgd waardoor de (aanleun)woningen in de omgeving ook in de toekomst een beroep kunnen blijven doen op zorg op afroep. Vanuit de nieuwe Woningwet, welke per 1 juli 2015 is ingevoerd, heeft Actium te maken met nieuwe wetgeving in het kader van 'passend toewijzen'. Dit betekent kort samengevat dat Actium voor met name de huisvesting voor 1 á 2 persoonshuishoudens een lagere huur mag vragen dan voorheen. Om dit type woningen toch te realiseren binnen de daarvoor gestelde financiële kaders moeten de bouwplannen economisch zo optimaal mogelijk worden gerealiseerd. Belangrijk uitgangspunt daarbij is om het bouwoppervlak zo klein mogelijk te maken.
Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn er op het terrein maatschappelijke voorzieningen toegestaan. In het voorliggende bestemmingsplan is rekening gehouden met de voorgenomen ontwikkeling en zijn het bouwvlak en de aanduiding voor de bouwhoogte aangepast binnen de grenzen van het bestaande terrein.
Op de locatie van het voormalige gemeentehuis zijn in het geldende en in dit plan bestemmingsplan maatschappelijke voorzieningen toegestaan. De locatie is gedurende het procedure van onderhavig bestemmingsplan verkocht aan een zorgaanbieder. Er zijn inmiddels 23 woonzorgappartementen gerealiseerd. Deze zijn gerealiseerd in de bestaande bebouwing en in een nieuwe vleugel. Tevens is voor deze locatie in het voorliggende plan de mogelijkheid opgenomen voor wonen anders dan in een woonzorgcentrum ten behoeve van zelfstandig wonen. Voor de ruimtelijke onderbouwing zie Bijlage 8 Ruimtelijke onderbouwing Boskampsbrugweg 2.
Binnen het plangebied zijn enkele bedrijfsbestemmingen opgenomen. Specifiek gaat het om de volgende bedrijven binnen deze bestemming:
Het tankstation Fa. Koops en Zn is bestemd als 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen'. Voor het bijbehorende afleverpunt is een aanduiding opgenomen.
Voor nutsgebouwen is op basis van de geldende planologisch-juridische regeling de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' opgenomen en is de bestemming 'Bedrijf - Opslag' opgenomen voor de opslag en stalling van agrarische producten en productiemiddelen.
Aan huis verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn onder bepaalde voorwaarden bij woningen toegestaan.
Het rietdekkersbedrijf aan de Havelter Schapendrift 15-17 is middels een specifieke aanduiding opgenomen binnen de woonbestemming.
De bestemming 'Sport' heeft betrekking op de meer actieve recreatie (sport). In het plangebied bevindt zich aan de noordzijde van de Nieuwe Ruiterweg het Sportpark Meerkamp. Tussen de Molenkampweg en de Havelter Schapendrift is ook een sportveld gelegen. Daar bevindt zich het evenemententerrein en de sportvelden van de rugbyclub. Voor deze locatie is de bestemming 'Sport' opgenomen, met de nadere aanduiding dat evenementen zijn toegestaan.
Ook het zwembad en de hiervan ten noorden gelegen ijsbaan en de survivalbaan zijn opgenomen met de bestemming 'Sport'.
Binnen de bestemmingen 'Sport' en 'Sport - Manege' zijn de gebouwen geregeld door middel van bouwvlakken.
Het vakantiehuis van het Prinses Beatrix Fonds aan de Molendwarsweg 2 heeft een verblijfsrecreatieve bestemming gekregen.
De manege aan de Dorpsstraat 14 is bestemd als 'Sport - Manege'.
In het plangebied komen, met name aan de randen van het plangebied, gronden (open weides) voor die een agrarische functie hebben. Deze gronden hebben de bestemming 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschap'. Hiervoor is aangesloten bij de geldende bestemming van de betreffende gronden. De es is specifiek geregeld met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - esgronden'.
Binnen het plangebied is één perceel waarop agrarische activiteiten plaatsvinden. Dit perceel is bestemd als 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'.
De overige in het plangebied voorkomende functies zijn allemaal van een specifieke bestemmingsregeling voorzien en derhalve positief bestemd.
Hierna zijn de verkeersbestemmingen, 'groen / bos'bestemmingen en het grondwaterbeschermingsgebied verduidelijkt.
De bestaande wegen met bijbehorende bermen hebben de bestemming 'Verkeer' gekregen. Het grote, verharde parkeerterrein nabij de ijsbaan en het zwembad is bestemd met de bestemming 'Verkeer - Parkeerterrein'. De onverharde zandwegen hebben vanwege het cultuurhistorisch waardevolle karakter de bestemming 'Verkeer - Onverhard' gekregen. Voor het verharden van deze wegen is een vergunningstelsel opgenomen, waarbij als voorwaarde geldt dat de weg de uitstraling van een zandweg behoudt.
Daar waar groen een belangrijke functie heeft in de kern (structureel groen) is een bestemming 'Groen' opgenomen. Daar waar hoogopgaande beplanting aanwezig of gepland is, is voor de bestemming 'Bos' gekozen.
Aan de westzijde van het plangebied is een grondwaterbeschermingsgebied gelegen. Dit gebied is aangewezen in het provinciaal beleid. Het gebied dient, zoals de naam doet vermoeden, ter bescherming van grondwater. Daarmee is aanwijzing van een dergelijke beschermingsgebied in het provinciaal beleid kaderstellend voor het bestemmingsplan. De regels ten aanzien van het gebruik van de gronden in het betreffende gebied zijn op dit specifieke kenmerk afgestemd.
Cultuurhistorische waarden in het plangebied zijn beschermd door middel van de gedetailleerde wijze van bestemmen. Voor de onverharde wegen, groenstructuren, onbebouwde agrarische percelen (open weides), de es, beschermde dorpsgezichten, de Rijks- en provinciale monumenten en de archeologische waarden en -verwachtingswaarden zijn specifieke regels opgenomen.
Beschermd dorpsgezicht
Zoals eerder vermeld, zijn twee gedeelten van het plangebied aangewezen tot 'beschermd dorpsgezicht'. In het bestemmingsplan zijn ter bescherming van de daaraan inherente waarden nadere op die bescherming afgestemde regelingen opgenomen. Voor het beschermde dorpsgezicht 'Havelte, dorp Oud' zijn in de regels specifieke bouwregels met geveltekeningen opgenomen. De gemeente heeft door middel van dit bestemmingsplan getracht te voldoen aan het bepaalde in artikel 36 van de Monumentenwet 1988 met betrekking tot de bescherming van het dorpsgezicht. In hoofdstuk 7 zal nog nader op deze regeling worden ingegaan.
Bouwkundige monumenten
De in de kern aanwezige Rijks- en provinciale monumenten zijn op de verbeelding aangegeven met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'. De aanduiding regelt de instandhouding en / of het herstel van de cultuurhistorische en / of architectonische waarden.
In verband met de archeologische waarden en -verwachtingswaarden in het plangebied, zijn op basis van de gemeentelijke verwachtings- en beleidsadvieskaart de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3' toegekend. Voor de gronden in deze gebied zijn regels opgenomen voor het behoud van de archeologische waarden.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. In de planopzet is aansluiting gezocht bij de recente uitgave 'Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen', kortweg SVBP.
De planregels
De planregels geven inhoud aan de gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is het aantal regels zo beperkt mogelijk gehouden. Alleen datgene is geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is. Toch kan het in een concrete situatie voorkomen dat een afwijking van de planregels gewenst is. Daarom zijn er in het bestemmingsplan afwijkingsmogelijkheden opgenomen.
De bij dit plan behorende planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
In hoofdstuk 1 zijn de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.
In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de gegeven
bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit afwijkings- en specifieke gebruiksregels. De bestemmingsomschrijving is bepalend voor het gebruik van de grond.
Hoofdstuk 3 bevat de regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke hoofdstuk onder te brengen.
Hoofdstuk 4 ten slotte bevat regels ten aanzien van het overgangsrecht en de tenaamstelling van het plan.
Omdat cultuurhistorische waardevolle bebouwing in meerdere bestemmingen voorkomt, wordt op deze plaats stil gestaan bij de bescherming daarvan.
Monumenten
De als zodanig aangewezen Rijks- en provinciale monumenten hebben de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' gekregen. Voor deze panden geldt dat de hoofdvorm van de gebouwen gehandhaafd dient te blijven. Voor zover de bestaande hoofdvorm afwijkt van de regels omtrent gevelbreedte, goot- en nokhoogte, dakhelling, nokhoogte en oppervlakte dient voorrang te worden gegeven aan de bestaande hoofdvorm. De aanduiding heeft verder vooral een attenderingsfunctie dat hier buitenplanse regels ter bescherming van de monumenten van toepassing zijn.
Karakteristieke panden
In het bestemmingsplan 'Havelte Dorp Oud' waren gevelkaarten opgenomen voor karakteristieke panden. Deze regeling is in het huidige plan onverkort overgenomen. De regeling legt de oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte en kapvorm vast. De gevels mogen wel worden gewijzigd, maar bij gevelopeningen dient de hoogte groter te zijn dan de breedte.
Zowel voor de monumenten als de karakteristieke panden is het mogelijk middels een nadere eisen-regeling de cultuurhistorische waarde te beschermen. Burgemeester en wethouders kunnen niet alleen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de gebouwen met cultuurhistorische waarde, maar vooral ook van gebouwen en andere-bouwwerken in de omgeving daarvan.
Hierna volgend worden - voor zover nodig - de planregels artikelsgewijs van een nadere toelichting voorzien.
Agrarisch, Agrarisch met waarden - Landschap en Agrarisch - Agrarisch bedrijf
De agrarische gronden zijn bestemd voor het uitoefenen van een agrarisch bedrijf en/of het weiden van vee.
De omschrijving 'weiden van vee' is gekozen omdat niet alle gronden meer in gebruik zijn voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf. Met deze formulering is ook het weiden van vee door particulieren legaal.
Voor de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' geldt een aanvullende regeling voor de instandhouding van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de gronden. De es is apart genoemd vanwege het cultuurhistorische en landschappelijke belang ervan.
De geldende bestemming is doorvertaald in het voorliggende bestemmingsplan. Op basis van het geldende bestemmingsplan is gekozen voor de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden - Landschap'.
Binnen het plangebied zijn op één perceel grondgebonden agrarische activiteiten als hoofdfunctie toegestaan.
In de regels is een afwijkingsmogelijkheid via omgevingsvergunning opgenomen om onder voorwaarden schuilstallen te realiseren. Bij deze regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij de regeling voor schuilstallen uit het bestemmingsplan voor het buitengebied.
Voor één locatie is bij recht een specifieke regeling opgenomen voor de ontwikkeling van een schuilstal/schuur (één gebouw zijnde). Dit betreft een concrete ontwikkeling. De locatie is aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - schuur'.
Bedrijf - Nutsvoorziening
De gronden met de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' zijn bestemd voor nutsgebouwtjes.
Bedrijf - Opslag
Deze gronden zijn bestemd voor de opslag en stalling van agrarische producten en productiemiddelen.
Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen
Deze gronden zijn bestemd voor de verkoop van motorbrandstoffen, waaronder begrepen lpg, als ook het stallen, het ten verkoop aanbieden, het repareren en het wassen van motorvoertuigen en de verkoop van 'onderwegartikelen'.
De lpg-afleverzuil mag uitsluitend zijn gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg'.
Bos
Deze gronden zijn bestemd voor beplanting die een afschermende werking heeft. Het kan hier gaan om karakteristieke waardevolle bomen, bomenrijen, houtwallen en wallen. Er mogen hekwerken en andere andere-bouwwerken worden gebouwd met een hoogte van 2,5 meter.
Centrum
Gronden met de bestemming 'Centrum' mag naar keuze gebruikt worden voor detailhandel, dienstverlening, woningen (ook wonen in meerdere woonruimten), kantoren, maatschappelijke voorzieningen en bedrijven in de categorieën A en B van de Bedrijvenlijst functiemenging. Zie hierover paragraaf 5.6.
Horeca in de categorieën I tot en met V van de Lijst van horecabedrijven is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'horeca'. De toegestane horeca is beperkt tot de aangegeven categorieën. Een discotheek is dus niet toegestaan. Indien een bouwvlak is voorzien van de aanduiding 'horeca' mogen de eigen terreinen in beginsel worden gebruikt voor horecaterrassen. Via een wijzigingsbevoegdheid kan de aanduiding 'horeca' op bouwvlakken binnen deze bestemming worden opgenomen.
Cultuur en ontspanning
De bestemmingen 'Cultuur en ontspanning - Molen' en 'Cultuur en ontspanning - Openlucht theater' zijn respectievelijk bestemd voor de molen en het openlucht theater. In verband met de ruimtelijke invloed en aard van deze voorzieningen geldt hiervoor een specifieke bestemming.
Detailhandel
De gronden buiten het centrumgebied zijn in beginsel conform hun bestaande functie bestemd. Dat betekent dat detailhandel buiten het centrumgebied niet uitwisselbaar is met andere functies. Bij een winkel is één woning toegestaan. Dit hoeft niet perse een bedrijfswoning te zijn. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Andere-bouwwerken mogen ook daarbuiten worden gebouwd. Voor andere-bouwwerken vóór de voorgevel geldt een hoogtebeperking. Bij twijfel waar de voorgevel ligt, wijzen burgemeester en wethouders een voorgevel aan. Doorgaans zal dit de voorgevel zijn die is gelegen aan de weg waarlangs ook de huisnummering loopt.
Gemengd
De gronden met de bestemming 'Gemengd' zijn bestemd voor een aantal gemengde gebruiksmogelijkheden. Hier is ruimte voor detailhandel en dienstverlening en bedrijven. Wgh-inrichtingen en risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan. Wonen en horeca zijn uitsluitend toegestaan op die locaties waar daarvoor een aanduiding is opgenomen.
Groen
De bestemming 'Groen' is toegekend aan gronden die een verschillende uitstraling hebben; het gaat zowel om kleine strookjes groen als om structureel groen, waaronder een brink. In beginsel zijn overal inritten, paden, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeerplaatsen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan, maar deze zullen niet in alle stroken gerealiseerd worden.
Horeca
Binnen de bestemming 'Horeca' zijn horeca(bedrijven) toegestaan als genoemd in categorie I tot en met VI van de Lijst van horecabedrijven. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is tevens detailhandel toegestaan.
Voor monumenten geldt in afwijking van de andere bouwregels dat de hoofdvorm van de gebouwen gehandhaafd moet worden.
Maatschappelijk
Onder maatschappelijke voorzieningen vallen educatieve, sociale, medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening. Hieronder wordt ook een woonzorgcentrum begrepen. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is mede wonen, anders dan in een woonzorgcentrum, toegestaan. Tevens zijn ondergeschikte detailhandel, horeca of bedrijfjes (zoals de drukkerij in de Veldkei) ten dienste van deze voorzieningen toegestaan.
Gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd. Andere-bouwwerken mogen ook daarbuiten worden gebouwd. Voor andere-bouwwerken vóór de voorgevel geldt een hoogtebeperking. Bij twijfel waar de voorgevel ligt, wijzen burgemeester en wethouders een voorgevel aan. Doorgaans zal dit de voorgevel zijn die is gelegen aan de weg waarlangs ook de huisnummering loopt.
Voor monumenten geldt in afwijking van de andere bouwvoorschriften dat de hoofdvorm van de gebouwen gehandhaafd moet worden.
Maatschappelijk - Begraafplaats
Binnen deze bestemming valt de begraafplaats. Per bestemmingsvlak is één gebouw toegestaan met een oppervlakte van 25 m2 en een bouwhoogte van maximaal 6 meter. Het kan bijvoorbeeld gaan om een gebouw ten behoeve van tuingereedschap of om een herdenkingsruimte.
Recreatie - Verblijfsrecreatie
De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor recreatieve bewoning van gebouwen. Het gaat om bewoning in het kader van de verblijfsrecreatie door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
Sport
Het begrip sportvoorzieningen moet naar het spraakgebruik worden uitgelegd. Gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten zijn niet toegestaan. Een sportkantine, waarvan een definitie is opgenomen, is toegestaan in het bestemmingsvlak dat is voorzien van een bouwvlak. Andere-bouwwerken mogen zowel binnen als buiten een bouwvlak worden opgericht. Gedacht kan worden aan tribunes en lichtmasten. Hiervoor zijn maximale bouwhoogten opgenomen. Op een specifieke locatie kunnen de gronden ingezet worden als evenemententerrein.
Sport - Manege
Vanwege het specifieke karakter van maneges, is voor de manege de bestemming 'Sport - Manege' opgenomen. Hier is recreatieve beoefening van de paardensport toegestaan met daaraan ondergeschikte en daarbij behorende horeca.
Tuin
Deze bestemming is aan bouwpercelen gegeven samen met de bestemming 'Wonen'. De gronden mogen worden gebruikt ten behoeve van het woongenot en voor zover er sprake is van toegestane nevenactiviteiten ook voor de nevenactiviteiten. In beginsel zijn alleen andere-bouwwerken toegestaan, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter mag bedragen en achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 meter.
Verkeer
Alle wegen in het plangebied hebben deze bestemming gekregen. Fysiek is het niet mogelijk om binnen deze bestemming een weg met meer dan 2 x 1 rijstrook aan te leggen. Het gaat met name om wegen met hoofdzakelijk een ontsluitingsfunctie van de aanliggende erven. Dit begrip mag ruim worden opgevat. Bovendien duidt het woord 'hoofdzakelijk' erop dat sommige wegen daarnaast ook een functie voor doorgaand verkeer kunnen hebben. Binnen deze bestemming zijn ook een plein en groenvoorzieningen/bermen naast de wegen toegestaan. Opgemerkt wordt dat de mogelijke ontwikkelingen van het Piet Soerplein zoveel mogelijk binnen deze bestemming passen. Het Piet Soerplein kan ingezet worden als evenemententerrein.
Verkeer - Onverhard
Vanwege de bijzondere verschijningsvorm van de zandweg en de aan weg verbonden cultuurhistorische waarden, is aan de in het plangebied gesitueerde zandweg de afzonderlijke bestemming 'Verkeer - Onverhard' toegekend. Met het oog op deze waarden is bij deze bestemming tevens specifieke regeling opgenomen.
Verkeer - Parkeerterrein
De als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor een parkeerterrein met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde (bijvoorbeeld lantaarnpalen) en groenvoorzieningen.
Water
De gronden met de bestemming 'Water' zijn bestemd voor vijvers, sloten en andere naar de aard hiermee gelijk te stellen watergangen met de daarbij behorende voorzieningen.
Wonen
De gronden zijn bestemd voor woonhuizen. Een woonhuis is een (vrijstaand of aaneengebouwd) gebouw dat slechts één woning omvat. Een woonhuis moet worden onderscheiden van een woongebouw, waarin meerdere, boven elkaar gelegen woningen zijn ondergebracht.
Dat een woonhuis maar één woning mag omvatten, betekent niet dat binnen een bouwvlak maar één woonhuis mag worden ondergebracht. Het aantal woonhuizen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woonhuizen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal. De woningen mogen niet boven elkaar zijn gelegen. De woonhuizen moeten voldoen aan de bepalingen die daarvoor zijn gegeven; bijvoorbeeld dat een woonhuis tenminste 5 meter breed moet zijn.
De woonhuizen mogen tevens worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit. In de definities zijn deze begrippen nader afgebakend. Verder kan met betrekking tot de aan huis verbonden beroepen aansluiting worden gezocht bij de jurisprudentie daaromtrent. Ten aanzien van de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is bij de regels een lijst opgenomen waarin een selectie is gemaakt van categorie-1-bedrijven. Hieronder vallen bijvoorbeeld kappersbedrijven en schoonheidsinstituten. Onder 'persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd' kan bijvoorbeeld een sauna worden begrepen. Voor alle toegestane nevenactiviteiten geldt dat van belang is dat de ruimtelijke uitstraling zich verdraagt met de woonfunctie. Om dat enigszins af te bakenen is bepaald dat de gebruikte oppervlakte niet meer dan 30% mag bedragen van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen. De vloeroppervlakte van de verdiepingen mag daarbij worden meegerekend. Daarnaast geldt een maximum van 50 m2.
Reeds aanwezige nevenactiviteiten die niet zijn aan te merken als een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zijn positief bestemd door middel van een aanduiding op de verbeelding en vermelding in de regels.
Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden bouw- en afwijkingsregels. De voorgevel is de naar de weg gekeerde gevel. Als er meerdere gevels naar wegen zijn gekeerd, bijvoorbeeld bij hoekwoningen, wijzen burgemeester en wethouders een voorgevel aan. Relevant kan zijn de weg waarlangs de huisnummering loopt, de nokrichting, de weg vanwaar het perceel toegankelijk is of waar de brievenbus is geplaatst. Burgemeester en wethouders kunnen bij de aanwijzing van de voorgevel ook rekening houden met de vergunningsvrije bouwmogelijkheden.
Voor zover de bepalingen voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen voor meerderlij uitleg vatbaar zijn, dienen ze te worden uitgelegd zoals dat ook bij andere bestemmingsplannen met dezelfde regeling gebeurt.
Voor de afwijkingsmogelijkheden is een toetsingskader opgenomen dat de ruimte laat om afwijking te weigeren als door het plan het straat- en bebouwingsbeeld onevenredig wordt aangetast. Gedacht kan worden aan een situatie waarbij in een straat met woningen van hetzelfde type bij slechts één woning de wens bestaat om aanbouwen aan te kappen. In een concrete situatie kan dat uit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst zijn. Dit is echter niet altijd het geval: in sommige situaties is het wel denkbaar dat bij slechts één woning de aanbouw wordt aangekapt.
Bij de tweede weigeringsgrond (onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden) kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de situatie dat het in een concreet geval niet gewenst is om de goothoogte aan de achterzijde te verhogen tot 9 meter als daardoor de tuin van het achterliggende perceel geheel zou worden verstoken van zonlicht.
Wonen - Garagebox
De bestemming 'Wonen - Garagebox' is bestemd voor de niet-bedrijfsmatige stalling van motorvoertuigen, met daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Binnen deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gebruikt.
Wonen - Uit te werken
De bestemming 'Wonen - Uit te werken' is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan 'Meerkamp West'. De uitwerkingsregels zijn (net als de stedenbouwkundig beoogde opzet) op hoofdlijnen ongewijzigd. In een uitwerkingsplan kunnen vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen en (vanwege de marktsituatie) rijen van maximaal 4 aaneen worden toegestaan. Ten opzichte van het 20 jaar oude bestemmingsplan 'Meerkamp West' is de parkeernorm iets verhoogd en is de minimumbreedte van de ontsluitingsweg verhoogd van 3,5 meter naar 4,5 meter. Om voor Meerkamp West in totaal twee ontsluitingswegen te realiseren, dient een ontsluitingsweg te worden aangelegd ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'. Dat betekent niet dat de hele aanduiding 'ontsluiting' daarvoor gebruikt moet worden, maar dat ergens ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' een wijkontsluitingsweg moet worden gerealiseerd.
Wonen - Voormalige boerderijpanden
De in het plan voorkomende voormalige boerderijpanden zijn vanwege hun specifieke verschijningsvorm met een afzonderlijke bestemming opgenomen. Gelet op deze specifieke verschijningsvorm kennen de regels op de handhaving van deze verschijningsvorm gerichte regelingen. Dit betreft allereerst de conserverende regeling in de bouwregels; daarnaast voorziet de omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden (voorheen: aanlegvergunning) in beperkingen ten aanzien van eventuele sloopactiviteiten. Via een wijzigingsbevoegdheid is onder voorwaarden woningsplitsing mogelijk. Hierbij geldt bijvoorbeeld dat de bestaande bouwmassa niet mag worden vergroot. Bij deze regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij de regeling voor woningsplitsing uit het bestemmingsplan voor het buitengebied.
Wonen - Woongebouw
Een woongebouw is in de begripsbepalingen omschreven als een gebouw dat meerdere naast elkaar en / of boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.
Waarde - Archeologie 2 en 3
De terreinen met aanwezige zeer hoge waarden met uitzondering van de beschermde rijksmonumenten, hoge waarden en waarden zijn bestemd als 'Waarde - Archeologie 2'. De werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning nodig is, staan genoemd in de regels. In het kader hiervan moet archeologisch onderzoek plaatsvinden.
De gebieden met hoge en middelhoge verwachtingswaarden zijn bestemd als 'Waarde - archeologie 3'. Ook hier moet archeologisch onderzoek plaatsvinden. Bepaalde werkzaamheden mogen niet plaatsvinden zonder omgevingsvergunning.
Waarde - Beschermd dorpsgezicht
De dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' heeft betrekking op alle gronden die zijn gelegen binnen de beschermde dorpsgezichten 'Havelte, dorp Oud' en 'Havelte, omgeving Hervormde Kerk'. In paragraaf 4.2 en de bestemmingsomschrijving in de regels zijn de cultuurhistorisch waardevolle elementen in dit gebied beschreven, hieronder vallen ook de waardevolle bomen.
In de toelichting van de aanwijzingsbesluiten wordt met name de verscheidenheid van de verschillende beschermde dorpsgezichten geroemd en de aanwezigheid van de zeldzame binnenes of -weide. Ook is de relatie met de Drentsche Hoofdvaart belangrijk. De beschermde dorpsgezichten van het dorp Havelte zijn de enige beschermde gezichten die rechtstreeks aan dit voor Drenthe historische kanaal grenzen.
De bestemmingsomschrijving dient als basis voor de beperkingen die voortvloeien uit de regeling van de dubbelbestemming. Op basis van de dubbelbestemming kunnen burgemeester en wethouders bij de toepassing van de in het plan opgenomen omgevingsvergunningsregels nadere eisen stellen met betrekking tot de aangegeven onderwerpen. In de regels is een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden (voorheen: aanlegvergunning) opgenomen ter voorkoming van het schaden van de cultuurhistorische waarden. Voor het gebied 'Havelte, dorp Oud' zijn in de regels specifieke bouwregels met geveltekeningen opgenomen.
Deze dubbelbestemming heeft betrekking op het beschermd dorpsgezicht als geheel, dus niet alleen op de voorkomende monumenten. Dit is noodzakelijk om de samenhang en verschijningsvorm van het dorpsgezicht te waarborgen. Om deze reden is ook besloten om de op de bescherming van het dorpsgezicht gerichte regels in één overkoepelende dubbelbestemming op te nemen.
Aanduiding milieuzone
De aanduiding houdt in dat binnen deze zone geen nieuwe woningen mogen worden gebouwd. Dit is relevant voor het uit te werken deel van Meerkamp-West. Voor bestaande woningen heeft deze aanduiding geen betekenis.
Aanduiding milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Deze aanduiding is bedoeld om de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening te waarborgen. De grondwaterbeschermingsgebieden zijn aangeduid in het provinciaal beleid. De aanduiding houdt in dat de toepassing van de bebouwingsmogelijkheden behorende bij de onderliggende bestemmingen, aan voorwaarden gebonden zijn. Hiertoe zijn specifieke gebruiksregels opgenomen, die ingrepen met mogelijk nadelige effecten voor de kwaliteit van het grondwater zoveel mogelijk beogen te beperken.
Aanduiding veiligheidszone - lpg
Op de verbeelding is de veiligheidszone opgenomen ten behoeve van het LPG-station. De zone is gebaseerd op de LPG-afleverzuil. Risicogevoelige functies worden in beginsel geweerd.
Aanduiding vrijwaringszone - molenbiotoop
Rond de Havelter Molen ligt een molenbeschermingszone. Het betreft een zone die ervoor moet zorgen dat een optimale windvang voor de molen aanwezig blijft. Dat betekent dat er eisen gesteld worden aan de bouwhoogte van bouwwerken en aan de hoogte van beplanting, waarin de planregels voorzien.
Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.
Aangezien het voorliggende bestemmingsplan hoofdzakelijk een consoliderend bestemmingsplan is en er geen sprake is van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening), brengt dit bestemmingsplan voor de gemeente alleen de plankosten met zich mee. Hiervoor zijn in de begroting gelden gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd. Indien sprake is van nieuwe (woning)bouwontwikkelingen dan zal waar nodig ook een anterieure overeenkomst worden opgesteld.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Havelte' is aan de daartoe aangewezen instanties toegezonden.
Een samenvatting van de overlegreacties en de beantwoording daarvan zijn in Bijlage 9 Nota inspraak en overleg opgenomen. Tevens is daarbij vermeld of de overlegreacties aanleiding hebben gegeven om het voorliggende bestemmingsplan aan te passen.
Bij de voorbereiding van dit plan heeft een inventarisatie plaatsgevonden naar mogelijke wijzigingen ten opzichte van de bestaande situatie. Ook heeft een inventarisatiekaart van het plangebied ter inzage gelegen. Belanghebbenden hebben hier op kunnen reageren. Daar waar nodig zijn de reacties verwerkt in het bestemmingsplan.
Tevens is nagegaan of er structurele wijzigingen in het plangebied noodzakelijk zijn. Geconcludeerd is dat dit niet direct het geval is.
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Havelte' heeft op basis van de gemeentelijke inspraakverordening (onder toepassing van afdeling 3.4 Awb) gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen.
De resultaten van deze inspraakprocedure zijn in Bijlage 9 Nota inspraak en overleg opgenomen. Tevens is daarbij vermeld of de inspraakreacties aanleiding hebben gegeven om het voorliggende bestemmingsplan aan te passen.
Het ontwerpbestemmingsplan “Havelte” heeft vanaf 21 april 2016 tot en met 1 juni 2016 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn van zes weken kon een ieder een zienswijze indienen bij de gemeenteraad. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt. Er zijn 13 zienswijzen ingediend. Alle zienswijzen zijn ontvankelijk verklaard.
De argumenten in de zienswijzen zijn in de Nota van Zienswijzen kort samengevat en voorzien van een inhoudelijke reactie. Per zienswijze wordt aangegeven of deze gegrond of ongegrond is. Bij gegrond verklaring zal worden vermeld of het ontwerpbestemmingsplan wordt gewijzigd. De Nota van Zienswijzen maakt deel uit van het raadsbesluit tot vaststelling van het bestemmingsplan en is in de bijlage 10 Raadsbesluit en Nota van Zienswijzen bijgevoegd. De provincie Drenthe heeft per brief van 25 april 2016 laten weten dat het ontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot een nadere reactie. De eerder gemaakte opmerkingen zijn voldoende in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. Daarnaast is het bestemmingsplan op een aantal punten ambtshalve aangepast.
Op 27 juni 2017 is het bestemmingsplan door de raad van de gemeente Westerveld gewijzigd vastgesteld. Het vaststellingsbesluit met de Nota van Zienswijzen zijn als bijlage 10 bij dit bestemmingsplan gevoegd.
27 juni 2017