direct naar inhoud van Artikel 3: Recreatie - 5
Plan: Dwingeloo - Stroovledder 17
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1701.0000BP000000000539-0003

Artikel 3: Recreatie - 5

3.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van de verblijfsrecreatie in de vorm van groepsaccommodaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen verblijfsrecreatieve voorzieningen, al dan niet in combinatie met sociale en culturele doeleinden;
  • b. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of bed and breakfast;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;

en mede bestemd voor:

  • d. het tegengaan van bouwwerken en andere werken die mogelijk storingsgevolgen voor de radiotelescoop kunnen veroorzaken, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radiotelescoop 2';

met daaraan ondergeschikt:

  • e. het houden van paarden met de daarbij behorende voorzieningen;
  • f. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • g. wegen en paden;
  • h. water;

met de daarbijbehorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2. Bouwregels
3.2.1. Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder a t/m c genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van het bouwvlak zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage bedragen;
  • c. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde groepsaccommodatie of naar de aard daarmee gelijk te stellen voorziening worden gebouwd;
  • d. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • e. de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zullen tenminste 3,00 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale
oppervlakte  
Goot-
hoogte in m  
Dakhelling
in °  
Hoogte in m  
  per
gebouw of over-
kapping  
gezamen- lijk   max.   min.   max.   max.  
bedrijfs-
gebouw, waaronder een overkapping  
-   -   5,00   20   60   12,00  
bedrijfswoning   150 m²*   -   3,50   30   60   9,00  
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkap-
pingen bij de bedrijfswoning  
-   150 m²   3,50   -   60   9,00  

* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen

3.2.2. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

3.3. Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of bed and breakfast, indien:
    • 1. het beroep, bedrijf of de logiesverstrekking niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-, bedrijfs- of logiesvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van het gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het kamperen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, indien de gezamenlijke horecavloeroppervlakte groter is dan 100 m² en de horecavoorziening niet ten dienste staat van de groepsaccommodatie of de naar de aard daarmee gelijk te stellen voorziening;
  • g. het houden van paarden, anders dan ondergeschikt aan en ten dienst van de recreatieve functie.

3.4. Afwijken van de gebruiksregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 3.3 onder b en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
      • a. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
      • b. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
      • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschapswaarden, woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.5.1. Vergunningplicht

Voor het (gedeeltelijk) slopen van karakteristieke bijgebouwen is een omgevingsvergunning vereist.

3.5.2. Uitzondering

Het bepaalde in lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

3.5.3. Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een pand of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.