direct naar inhoud van Artikel 4 Woongebied
Plan: Vroomshoop-Oost 2 Woonwijk fase A
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1700.BPVH2011MP0009-vas1

Artikel 4 Woongebied

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1

De voor woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. verkeer en verblijf;
  • c. openbare nutsvoorzieningen;
  • d. aan huis verbonden beroep;
  • e. groenvoorzieningen en water.
4.1.2

Voor de gronden die worden benut voor 'verkeer en verblijf' gelden aanvullend de volgende bepalingen:

  • a. de wegenstructuur dient in hoofdzaak gerealiseerd te worden ter plaatse van de aanduiding 'verkeer';
  • b. onder 'verkeer en verblijf' zijn, naast wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en bermen tevens groenvoorzieningen, water, beplantingen, hondenuitlaatplekken, MUPI's en speelvoorzieningen begrepen.
4.2 Bouwregels
4.2.1

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoofdgebouwen worden vrijstaand-, twee aaneen- of aaneengebouwd;
  • b. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan 41;
  • d. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is bij hoofdgebouwen:
    vrijstaand   aan twee zijden minimaal 3 m;  
    twee-aaneen   aan één zijde minimaal 3 m;  
    aaneengebouwd   aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoningen minimaal 3 m;  
  • e. de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
  • f. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9,5 m;
  • g. het maximale bebouwingspercentage van een bouwperceel bij woningen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. bij een perceelsgrootte tot 200 m2: maximaal 60%;
    • 2. bij een perceelsgrootte van 200 tot 500 m2: 120 m2 vermeerderd met 40% van de perceelsgrootte die de 200 m2 te boven gaat;
    • 3. bij een perceelsgrootte vanaf 500 m2: 240 m2 vermeerderd met 20% van de perceelsgrootte die de 500 m2 te boven gaat tot een maximum van 400 m2.
4.2.2

Voor het bouwen van ondergeschikte gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 m;
  • c. zij dienen op een afstand van ten minste 1 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd met uitzondering van aangebouwde ondergeschikte gebouwen met een diepte van ten hoogste 1,5 m en een maximum oppervlakte van 7,5 m2;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de ondergeschikte gebouwen bij woningen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. bij een perceelsgrootte tot 200 m2: maximaal 75 m2;
    • 2. bij een perceelsgrootte van 200 tot 500 m2: maximaal 100 m2;
    • 3. bij een perceelsgrootte van 500 tot 1.000 m2: maximaal 125 m2;
    • 4. bij een perceelsgrootte vanaf 1.000 m2: maximaal 150 m2;
  • e. het maximale bebouwingspercentage van een bouwperceel bij woningen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. bij een perceelsgrootte tot 200 m2: maximaal 60%;
    • 2. bij een perceelsgrootte van 200 tot 500 m2: 120 m2 vermeerderd met 40% van de perceelsgrootte die de 200 m2 te boven gaat;
    • 3. bij een perceelsgrootte vanaf 500 m2: 240 m2 vermeerderd met 20% van de perceelgrootte die de 500 m2 te boven gaat tot een maximum van 400 m2;
  • f. de afstand tot de niet naar de weg gekeerde perceelgrens van het bouwperceel bedraagt ten minste 1 m, tenzij op de niet naar de weg gekeerde perceelgrens wordt gebouwd;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte aan niet-vrijstaande ondergeschikte gebouwen mag nooit meer bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande ondergeschikte gebouwen mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • i. de afstand van vrijstaande ondergeschikte gebouwen op hetzelfde bouwperceel tot andere gebouwen dient minimaal 1 m te bedragen.
4.2.3

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijf geldt dat de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m3 mag bedragen.

4.2.4

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw bedraagt de bouwhoogte op tuinen en erven niet meer dan 2,5 m;
  • b. voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 1 m.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de woon- en werksituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van gebouwen in die zin dat:
    • 1. de hoofdgebouwen in de rooilijn moeten worden gebouwd;
    • 2. ondergeschikte gebouwen 1 m achter de rooilijn moeten worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte en dakvorm bij verbouw van panden;
  • c. deze dienen aan te sluiten bij het bestaande gebouw;
  • d. de bouwhoogte van het hoofdgebouw in die zin dat het verschil met de goothoogte ten minste 2 m dient te bedragen;
  • e. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m2 en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de woon- en werksituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 4.2.1 onder f en toestaan dat de maximale bouwhoogte maximaal 11,5 m bedraagt;
  • b. artikel 4.2.2 onder b en toestaan dat de bouwhoogte voor niet-vrijstaande ondergeschikte gebouwen maximaal 7,5 m bedraagt;
  • c. artikel 4.2.2 onder c en toestaan dat de maximale diepte 2 m en de maximale oppervlakte 10 m2 bedragen:
    onder de voorwaarde dat het ondergeschikte gebouw in architectonisch opzicht onderdeel uitmaakt van het bijbehorende hoofdgebouw, dan wel dat het gebouw ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en 3 m uit de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd;
  • d. artikel 4.2.2 onder g en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte aan niet-vrijstaande ondergeschikte gebouwen meer mag bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande ondergeschikte gebouwen niet meer bedraagt dan 50 m2;
  • e. artikel 4.2.2 onder d, f en h en toestaan dat de bestaande, vrijstaande ondergeschikte gebouwen met een gezamenlijke oppervlakte die groter is dan 50 m2 worden vervangen door maximaal twee vrijstaande ondergeschikte gebouwen met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van de vrijstaande ondergeschikte gebouwen na deze vervangende nieuwbouw c.q. verbouw is teruggebracht tot maximaal 50 m2 vermeerderd met 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande vrijstaande ondergeschikte gebouwen boven de 50 m2;
    • 2. de bouwhoogte en de goothoogte van de vrijstaande, ondergeschikte gebouwen respectievelijk maximaal 5 m en 3 m bedraagt;
    • 3. door de vervangende nieuwbouw c.q. verbouw ruimtelijk een betere situatie ontstaat.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van vrijstaande ondergeschikte gebouwen als woning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutie en seksshops;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor enige vorm van beroep, handel en/of bedrijf, met uitzondering van aan huis verbonden beroepen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de woon- en werksituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.5 onder c voor aan huis verbonden activiteiten die uit het oogpunt van hun relatie tot de omgeving op één lijn zijn te stellen met aan huis verbonden beroepen, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de woning en aangebouwde ondergeschikte gebouwen.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verhogen van het maximaal aantal hoofdgebouwen zoals bedoeld in artikel 4.2.1 onder c tot 54.

4.7.2

Burgemeester en wethouders passen de wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 4.7.1 uitsluitend toe indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.