Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. grasland, akkerbouw- en tuinbouwbedrijven ten behoeve van agrarische doeleinden;
b. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
c. semi-agrarische doeleinden;
d. agrarisch hulp- en toeleveringsbedrijf als ondergeschikt bedrijfsonderdeel;
e. bedrijfswoning, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
1. de bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
2. de afstand tot de niet naar de weg gekeerde perceelgrens mag niet minder dan 5 m bedragen, dan wel ten minste de afstand van het bestaande bedrijfsgebouw, indien deze minder is;
3. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze hoger is;
4. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is.
b. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
1. de hoofdgebouwen worden, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie, gebouwd binnen het bouwvlak;
2. de afstand van de hoofdgebouwen tot de niet naar de weg gekeerde perceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot de niet naar de weg gekeerde perceelgrens indien deze geringer is;
3. de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande hoofdgebouw indien deze hoger is;
4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9,5 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw indien deze hoger is;
5. de inhoud van de hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 750 m3;
6. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan het bestaande aantal bedragen.
c. Voor het bouwen van ondergeschikte gebouwen ten behoeve van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande ondergeschikte gebouw indien deze hoger is;
2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande ondergeschikte gebouw indien deze hoger is;
3. zij dienen op een afstand van ten minste 1 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd met uitzondering van aangebouwde ondergeschikte gebouwen met een diepte van ten hoogste 1,5 m en een maximum oppervlakte van 7,5 m2;
4. de gezamenlijke oppervlakte van de ondergeschikte gebouwen bij een woning bedraagt niet meer dan 75 m2;
5. de afstand tot de niet naar de weg gekeerde perceelgrens van het bouwperceel bedraagt ten minste 3 m, tenzij op de niet naar de weg gekeerde perceelgrens wordt gebouwd;
6. de gezamenlijke oppervlakte aan niet vrijstaande ondergeschikte gebouwen mag nooit meer bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
7. de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande ondergeschikte gebouwen mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
8. de afstand van vrijstaande ondergeschikte gebouwen tot andere gebouwen dient minimaal 1 m te bedragen, dan wel minimaal de bestaande afstand indien deze kleiner is.
d. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 2,5 m;
2. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt binnen het bouwvlak ten hoogste 10 m en buiten het bouwvlak ten hoogste 2,5 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen detailhandel, niet zijnde productiegebonden detailhandel.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsbedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'bedrijf - nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. voorzieningen ten behoeve van energievoorzieningen;
b. waterzuiveringsinstallatie, ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie';
c. verkeer en verblijf in de vorm van wegen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen en bermen;
d. groenvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
e. openbare nutsvoorzieningen.
De toelaatbaarheid van bedrijven met het oog op het woon- en leefklimaat wordt bepaald aan de hand van de in de regels opgenomen Staat van bedrijven, met inachtneming van de ter plaatse aangeduide categorie-indeling, waarbij voor bedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' een richtafstand geldt van 200 m.
4.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
2. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer dan 10 m bedragen;
3. er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- de bouwhoogte mag ten hoogste 15 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is.
Artikel 5 Bedrijventerrein
5.1 Bestemmingsomschrijving
a. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf ten hoogste tot en met categorie 1’: bedrijven tot en met categorie 1 van de Staat van bedrijven;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf ten hoogste tot en met categorie 2’: bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijven;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf ten hoogste tot en met categorie 3.1’: bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van bedrijven;
d. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf ten hoogste tot en met categorie 3.2’: bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van bedrijven;
e. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf ten hoogste tot en met categorie 4.1’: bedrijven tot en met categorie 4.1 van de Staat van bedrijven;
f. kantoren als onderdeel van een bedrijf;
g. productiegebonden detailhandel;
h. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: tevens een bedrijfswoning;
i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals: groenvoorzieningen, tuin, erf, reclame-objecten, water, nutsvoorzieningen, (ontsluitings)wegen en paden, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen;
j. hondenuitlaatplaatsen;
k. reclame-objecten, onder andere in de vorm van lichtmasten, MUPI’s en reclamedisplays;
l. standplaats voor ambulante handel;
m. opslag van materialen, ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’;
n. kantoor, ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’.
In de bestemming zijn niet begrepen:
- geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- risicovolle inrichtingen.
5.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
1. de bedrijfsgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
2. het maximale bebouwingspercentage van een bouwperceel bedraagt niet meer dan 70%;
3. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de niet naar de weg gekeerde perceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze geringer is, met dien verstande dat de bedrijfsgebouwen van de percelen De Sluis 11, De Sluis 13 en De Sluis 15 op de niet naar de weg gekeerde perceelgrens mag worden gebouwd;
4. de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 12 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is. In afwijking hiervan bedraagt de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen ten hoogste 20 m, ter plaatse van de aangegeven aanduiding ‘hoogte (m)’.
b. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
1. de hoofdgebouwen worden uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie gebouwd binnen het bouwvlak;
2. de afstand van de hoofdgebouwen tot de niet naar de weg gekeerde perceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot de niet naar de weg gekeerde perceelgrens indien deze geringer is;
3. de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande hoofdgebouw indien deze hoger is;
4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9,5 m dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw indien deze hoger is;
5. de inhoud van de hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 750 m³;
6. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan het bestaande aantal bedragen.
c. Voor het bouwen van ondergeschikte gebouwen ten behoeve van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande ondergeschikte gebouw indien deze hoger is;
2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande ondergeschikte gebouw indien deze hoger is;
3. zij dienen op een afstand van ten minste 1 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd met uitzondering van aangebouwde ondergeschikte gebouwen met een diepte van ten hoogste 1,5 m en een maximum oppervlakte van 7,5 m²;
4. de gezamenlijke oppervlakte van de ondergeschikte gebouwen bij een woning bedraagt niet meer dan 75 m²;
5. de afstand tot de niet naar de weg gekeerde perceelgrens van het bouwperceel bedraagt ten minste 3 m, tenzij op de niet naar de weg gekeerde perceelgrens wordt gebouwd;
6. de gezamenlijke oppervlakte aan niet-vrijstaande ondergeschikte gebouwen mag nooit meer bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
7. de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande ondergeschikte gebouwen mag niet meer dan 50 m² bedragen;
8. de afstand van vrijstaande ondergeschikte gebouwen tot andere gebouwen dient minimaal 1 m te bedragen, dan wel minimaal de bestaande afstand indien deze kleiner is.
d. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- de bouwhoogte, met uitzondering van bouwwerken die betrekking hebben op de regeling en/of de geleiding van het verkeer, bedraagt binnen het bouwvlak ten hoogste 9 m en buiten het bouwvlak ten hoogste 3 m, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van erfafscheidingen ten hoogste 2 m bedraagt;
2. de bouwhoogte van kunstwerken ten hoogste 3,5 m bedraagt;
3. de bouwhoogte van reclameobjecten ten hoogste 4,5 m bedraagt;
4. er buiten het bouwvlak geen overkappingen mogen worden geplaatst.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de woon- en werksituatie;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de verschijningsvorm van de gebouwen;
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de woon- en werksituatie;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2, sub d voor het realiseren van vlaggenmasten buiten het bouwvlak tot een hoogte van 9 m.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in lid 5.1 gegeven bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
a. het gebruik van de gronden voor detailhandel met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
b. het gebruik van de gronden ten behoeve van de op- en overslag van goederen binnen 3 m van de niet naar de weg gekeerde perceelgrens van de bedrijfsgebouwen, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding ‘opslag’;
c. het gebruik van gronden ten behoeve van de opslag van goederen voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfsgebouwen;
d. het gebruik van gronden voor zelfstandige kantooractiviteiten.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:
- de woon- en werksituatie;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de milieusituatie.
a. afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor de vestiging van bedrijven welke weliswaar niet zijn genoemd in de lid 5.1 toegestane categorieën van bedrijven, mits de bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn met de in deze Staat van bedrijven genoemde categorieën;
b. afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor detailhandel in volumineuze goederen, zoals:
1. auto’s, boten, caravans, keukens, badkamers, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen en bouwmarkten met een maximum verkoopvloeroppervlak van 1.500 m2;
2. tuincentra;
3. in de vorm van individuele meubeltoonzalen met een oppervlakte van maximaal 1.500 m2 verkoopvloeroppervlak per zaak.
De onder 1 tot en met 3 bedoelde detailhandel mag uitsluitend plaatsvinden indien is aangetoond dat over voldoende eigen parkeerruimte kan worden beschikt.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied’ de bedrijfsactiviteiten in de gebouwen ter plaatse van de aanduidingen ‘opslag’ en ‘kantoor’ mogen worden gewijzigd in de bedrijfscategorie 3.1 als bedoeld in de Staat van bedrijven en in bedrijfsactiviteiten die naar aard en invloed op de woonomgeving hiermee gelijk zijn te stellen.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. houtsingel ter plaatse van de aanduiding ‘houtsingel’;
c. fiets- en voetpaden;
d. dagrecreatief medegebruik, met daarbij inbegrepen dagrecreatieve voorzieningen, uitsluitend in de vorm van picknickvoorzieningen, visplaatsen, recreatieve aanlegplaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen;
e. kunstwerken;
f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
g. MUPI’s, lichtmastreclame en reclamedisplays.
6.2 Bouwregels
a. Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen zijn toegestaan, met uitzondering van:
- de bestaande gebouwen.
b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 2 m bedragen.
6.3 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gronden, voorzien van de aanduiding ‘houtsingel’ mogen worden gewijzigd in de bestemming Bedrijventerrein als omschreven in artikel 5 met de daarbij behorende categorieën als bedoeld in de Staat van bedrijven en in bedrijfsactiviteiten die naar aard en invloed op de woonomgeving hiermee zijn gelijk te stellen.
-
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘houtsingel’ gewijzigd in de bestemming Verkeer, als bedoel in artikel 8.
Artikel 7 Sport
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. binnen- en buitensportvoorzieningen met daarbij inbegrepen voorzieningen als was- en kleedruimten, kantine, bergings- en stallingsruimten en verenigingsgebouwen;
b. verkeer en verblijf in de vorm van wegen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen en bermen;
c. openbare nutsvoorzieningen;
d. reclameobjecten, onder andere in de vorm van lichtmastreclame;
e. kunstwerken;
f. groenvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
g. ondergeschikte horecavoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’.
Onder verkeer en verblijf zijn, naast wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en bermen, tevens groenvoorzieningen, water, beplantingen en speelvoorzieningen begrepen.
7.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, ten behoeve van verkeer en verblijf en ten behoeve van de stalling, berging en het onderhoud, tot een inhoud van ten hoogste 50 m³, mogen gebouwen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen, dan wel niet meer dan de aangegeven bouwhoogte;
3. de bebouwde oppervlakte voor horecavoorzieningen bedraagt ten hoogste 130 m2.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- de bouwhoogte mag ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van erfscheidingen ten hoogste 2 m mag bedragen;
2. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 15 m mag bedragen;
3. de bouwhoogte van reclameobjecten ten hoogste 4,5 m mag bedragen;
4. de bouwhoogte van kunstwerken ten hoogste 3,5 m mag bedragen;
5. de bouwhoogte van ballenvangers ten hoogste 8 m mag bedragen.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de woon- en werksituatie;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan:
a. de plaats van gebouwen, in die zin dat deze gebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van gebouwen;
c. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen met een functie voor intern en doorgaand verkeer;
b. fiets- en voetpaden;
c. parkeervoorzieningen;
d. kunstwerken;
e. MUPI’s, lichtmastreclame en reclamedisplays;
f. groenvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
g. openbare nutsvoorzieningen;
h. standplaats voor ambulante handel.
8.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen geldt dat de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m³ mag bedragen.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte, anders dan voor bouwwerken rechtstreeks ten dienste van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van kunstwerken niet meer dan 3,5 m bedraagt en de bouwhoogte van reclameobjecten niet meer dan 6 m bedraagt.
Artikel 9 Verkeer – Railverkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘verkeer – railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. spoorwegen;
b. spoorwegovergangen, bruggen en overige voorzieningen voor het weg- en vaarverkeer;
c. bermen en bermsloten;
d. openbare nutsvoorzieningen;
e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
Het aantal spoorbanen en spoorwegovergangen mag niet worden vergroot.
9.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen geldt dat de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m³ mag bedragen.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte, anders dan voor bouwwerken rechtstreeks ten dienste van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer dan 4 m mag bedragen, gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf.
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. water, bruggen en oeverstroken;
b. openbare nutsvoorzieningen;
c. kunstwerken;
d. recreatief medegebruik.
10.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen geldt dat geen gebouwen zijn toegestaan.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte voor bouwwerken rechtstreeks ten dienste van geleding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt ten hoogste 16 m;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen, waaronder aan huis verbonden beroepen tot 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw en de aangebouwde ondergeschikte gebouwen begrepen;
b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
11.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
1. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat per bouwperceel ten hoogste één hoofdgebouw mag worden gebouwd;
2. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal;
3. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande hoofdgebouw indien deze hoger is;
4. de bouwhoogte mag niet meer dan 9,5 m bedragen, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw indien deze hoger is;
5. het maximale bebouwde oppervlak van een bouwperceel bij woningen mag niet meer bedragen dan:
- bij een perceelsgrootte tot 200 m²: 60%;
- bij een perceelsgrootte van 200 m² tot 500 m²: 120 m², vermeerderd met 40% van de perceelsgrootte die de 200 m² te boven gaat;
- bij een perceelsgrootte vanaf 500 m²: 240 m², vermeerderd met 20% van de perceelsgrootte die de 500 m² te boven gaat tot een maximum van 400 m².
b. Voor het bouwen van ondergeschikte gebouwen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande ondergeschikte gebouw indien deze hoger is;
2. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande ondergeschikte gebouw indien deze hoger is;
3. ondergeschikte gebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met uitzondering van aangebouwde ondergeschikte gebouwen met een diepte van ten hoogste 1,5 m en een oppervlakte van ten hoogste 7,5 m²;
4. de gezamenlijke oppervlakte van de ondergeschikte gebouwen bij woningen mag niet meer bedragen dan:
- bij een perceelsgrootte tot 200 m²: maximaal 75 m²;
- bij een perceelsgrootte van 200 m² tot 500 m²: maximaal 100 m²;
- bij een perceelsgrootte van 500 m² tot 1.000 m²: maximaal 125 m²;
- bij een perceelsgrootte vanaf 1.000 m²: maximaal 150 m²;
5. het maximale bebouwde oppervlak van een bouwperceel bij woningen mag niet meer bedragen dan:
- bij een perceelsgrootte tot 200 m²: 60%;
- bij een perceelsgrootte van 200 m² tot 500 m²: 120 m², vermeerderd met 40% van de perceelsgrootte die de 200 m² te boven gaat;
- bij een perceelsgrootte vanaf 500 m²: 240 m², vermeerderd met 20% van de perceelsgrootte die de 500 m² te boven gaat, tot een maximum van 400 m²;
6. de afstand tot de niet naar de weg gekeerde perceelgrens van het bouwperceel mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij op de niet naar de weg gekeerde perceelgrens wordt gebouwd;
7. de gezamenlijke oppervlakte aan niet-vrijstaande ondergeschikte gebouwen, met uitzondering van de onder 8 bedoelde gebouwen, mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw, met uitzondering van percelen met een niet grotere huiskavelbreedte dan 7 m. In dat geval mag de gezamenlijke oppervlakte aan niet-vrijstaande ondergeschikte gebouwen maximaal 125% van het hoofdgebouw bedragen;
8. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande ondergeschikte gebouwen mag niet meer dan 50 m² bedragen;
9. de afstand van vrijstaande ondergeschikte gebouwen tot andere gebouwen mag niet minder dan 1 m bedragen, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze kleiner is.
c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m;
2. voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 1 m.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de woon- en werksituatie;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan:
a. de plaats van gebouwen in die zin dat:
1. de hoofdgebouwen in de rooilijn moeten worden gebouwd;
2. ondergeschikte gebouwen 1 m achter de rooilijn moeten worden gebouwd;
b. de goot- en bouwhoogte en dakvorm bij verbouw van panden, in die zin dat deze dienen aan te sluiten bij de goot- en bouwhoogte en dakvorm van het bestaande gebouw;
c. de bouwhoogte van het hoofdgebouw in die zin dat het verschil met de goothoogte ten minste 2 m dient te bedragen;
d. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
11.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de woon- en werksituatie;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 11.2, sub a, onder 1:
b. lid 11.2, sub b, onder 3:
1. ingeval van hoekpercelen;
2. ingeval van overige percelen onder de voorwaarden dat het ondergeschikte gebouw in architectonisch opzicht deel uitmaakt van het bijbehorende hoofdgebouw;
c. lid 11.2, sub b, onder 7:
onder de voorwaarden dat:
1. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande ondergeschikte gebouwen niet meer bedraagt dan 50 m²;
2. de vergroting noodzakelijk is;
d. lid 11.2, sub b, onder 4, 5 en 8:
ingeval de oppervlakte van de bestaande vrijstaande ondergeschikte gebouwen groter is dan 50 m², teneinde toe te staan dat de bestaande vrijstaande ondergeschikte gebouwen worden vervangen door maximaal twee vrijstaande ondergeschikte gebouwen, met dien verstande dat:
1. de oppervlakte van de vrijstaande ondergeschikte gebouwen na deze vervangende nieuwbouw c.q. verbouw is teruggebracht tot maximaal 50 m², vermeerderd met 50% van de oppervlakte boven de 50 m²;
2. de goothoogte en bouwhoogte van de vrijstaande ondergeschikte gebouwen ten hoogste respectievelijk 3 m en 5 m mogen bedragen;
3. door de vervangende nieuwbouw c.q. verbouw geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de eventueel ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en/of landschaps- en/of natuurwaarden;
4. door de vervangende nieuwbouw c.q. verbouw ruimtelijk een betere situatie ontstaat.
11.5 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in lid 11.1 gegeven bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
a. het gebruik van vrijstaande ondergeschikte gebouwen als woning;
b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutie en seksshops;
c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor enige vorm van beroep, handel en/of bedrijf, met uitzondering van aan huis verbonden beroepen.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de woon- en werksituatie;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.5 voor aan huis verbonden activiteiten die uit het oogpunt van hun relatie tot de omgeving op één lijn zijn te stellen met aan huis verbonden beroepen, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de woning en aangebouwde ondergeschikte gebouwen.
Artikel 12 Leiding - Hoogspanning
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘leiding – hoogspanning’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
a. een bovengrondse hoogspanningsleiding;
b. het tegengaan van een te hoge magneetveldbelasting op magneetgevoelige en magneetbeoordelingsplichtige objecten.
12.2 Bouwregels
a. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
c. In afwijking van het bepaalde onder a mag een hoogspanningsleiding worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
1. de maximum bouwhoogte van de masten bedraagt 65 m;
2. de maximum bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van de leiding bedraagt 50 m;
3. het leidingvlak dient binnen de bestemmingsgrenzen te vallen;
4. de magneetveldzone van de leiding dient binnen de bestemmingsgrenzen te vallen.
d. In afwijking van het bepaalde onder a mogen magneetveldongevoelige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 m voor zover deze objecten krachtens de andere ter plaatse geldende bestemmingen zijn toegestaan.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de plaats en bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2:
a. voor het bouwen van magneetveldongevoelige gebouwen en bouwwerken, mits:
1. niet wordt gebouwd binnen het leidingvlak;
2. wordt voldaan aan de regels van de andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden;
b. voor het bouwen van magneetveldgevoelige en magneetveldbeoordelingsplichtige gebouwen en bouwwerken buiten de magneetveldzone, mits:
1. niet wordt gebouwd binnen het leidingvlak;
2. wordt voldaan aan de regels van de andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden;
c. voor het bouwen van magneetveldbeoordelingsplichtige gebouwen en bouwwerken binnen de magneetveldzone, mits:
1. aannemelijk is dat daarin of daarop kinderen tot 16 jaar niet vaker dan twee keer per week gedurende meer dan twee uur verblijven;
2. ter plaatse van het magneetveldbeoordelingsplichtig object het jaargemiddelde magneetveld niet hoger is dan 100 microtesla;
3. wordt voldaan aan de bepalingen van de andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden;
4. niet wordt gebouwd binnen het leidingvlak.
12.5 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in lid 12.1 gegeven bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
a. het gebruik van bouwwerken als drager van reclame-uitingen;
b. het gebruik van gronden en bouwwerken binnen de magneetveldzone van een hoogspanningsleiding als magneetveldgevoelig object, dan wel magneetveldbeoordelingsplichtig object, met uitzondering van bestaande objecten.
12.6 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het gebruiksverbod voor het gebruik van magneetveldbeoordelingsplichtige objecten in de magneetveldzone, mits:
a. aannemelijk is dat in of op het magneetveldbeoordelingsplichtige object binnen de magneetveldzone niet vaker dan twee keer per week gedurende meer dan twee uur kinderen tot 16 jaar verblijven;
b. het magneetveldbeoordelingsplichtige object een erf betreft bij een (dienst)woning dat zodanig groot en gelegen is dat, gelet op de overblijvende speelmogelijkheden op het erf buiten de magneetveldzone, een magneetveldzone over het erf geen onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van het perceel met zich meebrengt, terwijl de hoogspanningsleiding binnen deze bestemming bezwaarlijk anders kan worden gesitueerd dan op een zodanige wijze dat de magneetveldzone over het erf komt te liggen;
c. ter plaatse van het magneetveldbeoordelingsplichtige object het jaargemiddelde magneetveld in geen geval hoger mag zijn dan 100 microtesla.