direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening Nienenhoek 15 - 19 RVR
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1700.BPBG2010PH0012-vas2

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Wonen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen met bijbehorende tuinen en erven;
  • b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, mits de woonfunctie als overwegende functie blijft gehandhaafd en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming is;
  • c. maximaal één paardenbak;

een en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een maximale inhoud van 750 m³ per hoofdgebouw is toegestaan;
  • c. herbouwen uitsluitend is toegestaan op de bestaande locatie binnen het bouwvlak;
  • d. de goothoogte van een hoofdgebouw mag maximaal 3,5 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag maximaal 9 m bedragen.

3.2.2 Ondergeschikte gebouwen
  • a. ondergeschikte gebouwen zijn toegestaan, op geen grotere afstand dan 25 m van het hoofdgebouw;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van ondergeschikte gebouwen mag per woning maximaal 75 m² bedragen;
  • c. een goothoogte van maximaal 3 m is toegestaan bij ondergeschikte gebouwen;
  • d. een bouwhoogte van maximaal 6 m is toegestaan bij ondergeschikte gebouwen.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de oppervlakte van een paardenbak mag maximaal 800 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van antennemasten maximaal 15 m mag bedragen.

3.3 Nadere eisen

Bij de beslissing omtrent het verlenen van een bouwvergunning ten behoeve van een ondergeschikt gebouw, kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de situering van bebouwing, indien en voor zover dat nodig is om te voorkomen dat ondergeschikte gebouwen tussen de woning en de openbare weg worden geplaatst.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. in geval de oppervlakte de bestaande ondergeschikte gebouwen groter is dan 75 m2 toe te staan dat de bestaande ondergeschikte gebouwen worden vervangen door maximaal twee vrijstaande ondergeschikte gebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van de ondergeschikte gebouwen na deze vervangende nieuwbouw c.q. verbouw is teruggebracht tot maximaal 75 m2 vermeerderd met 50% van de oppervlakte boven de 75 m2 tot een maximale totale oppervlakte van 150 m2;
    • 2. de afstand van de ondergeschikte gebouwen tot de woning maximaal 25 m bedraagt;
    • 3. de hoogte respectievelijk de goothoogte van de ondergeschikte gebouwen maximaal 6 m respectievelijk 3 m bedraagt;
    • 4. door de vervangende nieuwbouw c.q. verbouw geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische- en/of landschaps- en/of natuurwaarden;
    • 5. door de vervangende nieuwbouw c.q. verbouw ruimtelijk een betere situatie ontstaat;
  • b. ten behoeve van inwoning, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. ruimtelijk gezien sprake te blijft van één woning;
    • 2. er een rechtstreekse doorgang dient te bestaan tussen de hoofdwoning en het inwoongedeelte, zowel op de begane grond als op de eventueel aanwezige verdieping;
    • 3. uitbreiding van ondergeschikte gebouwen niet is toegestaan.
  • c. ten behoeve van de herbouw van de woning op een andere locatie binnen het bestemmingsvlak, mits:
    • 1. de herbouw geen belemmeringen oplevert voor de ter plaatse aanwezige agrarische bedrijven;
    • 2. er zekerheid bestaat dat de bestaande woning zal worden afgebroken;
    • 3. de herbouw voldoet aan de bouwvoorschriften zoals deze zijn opgenomen in 3.2.1;
    • 4. de nieuwe woning op maximaal 25 m van de oorspronkelijke bouwplaats wordt opgericht;
    • 5. de herbouw niet zodanig wordt gesitueerd dat de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische- en/of landschaps- en/of natuurwaarden onevenredig worden geschaad;
    • 6. de herbouw geen belemmeringen oplevert voor een veilige verkeerssituatie.