10.2. Bouwregels
10.2.1. Algemeen
De goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt, in afwijking van het gestelde onder 10.2.2, 10.2.3 en/of 10.2.4 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' en 'karakteristiek' niet meer dan de bestaande hoogte.
10.2.2. Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
-
a. de bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met de voorgevel hoofdzakelijk in en evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens, dan wel de aangegeven 'gevellijn';
-
b. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte;
-
c. de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste de bestaande oppervlakte, met dien verstande dat de bestaande oppervlakte binnen het bouwperceel mag worden vergroot met ten hoogste 15% in de planperiode;
-
d. in afwijking van het bepaalde in sub c mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' het bebouwingspercentage ten hoogste het aangegeven percentage bedragen;
-
e. uitsluitend bestaande gebouwen zijn toegestaan.
10.2.3. Bedrijfswoningen en woningen
Voor het bouwen van (bedrijfs-)woningen gelden de volgende regels:
-
a. een (bedrijfs-)woning dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met de voorgevel hoofdzakelijk in en evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens, dan wel de aangegeven 'gevellijn';
-
b. de goot- en bouwhoogte van een (bedrijfs-)woning bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte;
-
c. het aantal woningen zal niet meer bedragen dan het bestaande aantal.
10.2.4. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij (bedrijfs-)woningen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een (bedrijfs-)woning gelden de volgende regels:
-
a. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen binnen een bouwvlak, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' te worden gebouwd;
-
b. de afstand tot de voorgevel van de (bedrijfs-)woning of het verlengde daarvan bedraagt ten minste 3 m;
-
c. de afstand van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt aan de vrijstaande zijde van de (bedrijfs-)woning ten minste 1 m;
-
d. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een (bedrijfs-)woning bedraagt ten hoogste 60 m² , met inachtneming van de bepaling dat niet meer dan 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd;
-
e. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een (bedrijfs-)woning bedraagt ten hoogste 80 m² , mits het bouwperceel ten minste 500 m² bedraagt en met inachtneming van de bepaling dat niet meer dan 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd;
-
f. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een (bedrijfs-)woning bedraagt ten hoogste 100 m² , mits het bouwperceel ten minste 1000 m² bedraagt en met inachtneming van de bepaling dat niet meer dan 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd;
-
g. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een (bedrijfs-)woning bedraagt ten hoogste 3,5 m;
-
h. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een (bedrijfs-)woning bedraagt ten hoogste 80% van de bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw;
-
i. indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een (bedrijfs-)woning worden voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60°.
10.2.5. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m;
-
b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - locator" bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 10 m.
10.6. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
10.6.1. Vergunningplicht
Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', is het verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken.
10.6.2. Uitzondering
Het bepaalde in lid 10.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
-
a. het normale onderhoud betreffen;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
10.6.3. Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien:
-
a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, ruimtelijke en natuurlijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
-
b. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand niet kan worden hersteld;
-
c. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
-
d. het delen betreft van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.