direct naar inhoud van 9.5 Externe veiligheid
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied Noordenveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1699.2009BP007-vg02

9.5 Externe veiligheid

9.5.1 Algemeen

Door de gemeente Noordenveld is de Visie externe veiligheid opgesteld. In deze visie zijn de gemeentelijke ambities ten aanzien van het onderwerp externe veiligheid verwoord.

Met de visie worden een aantal ambities onderschreven.

  • Gestreefd wordt naar een optimale combinatie van gewenste ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Het is van belang dat de gemeente Noordenveld een veilige plek is om te werken, wonen, winkelen en recreëren en dat dit door de gebruikers ook zo wordt ervaren.
  • Het behoud van de lokale bedrijvigheid en werkgelegenheid is een belangrijk aandachtspunt voor de gemeente waarbij ook wordt ingestoken op schone industrie. Alleen bedrijven uit de lagere milieucategorieën moeten de mogelijkheid hebben om zich te vestigen en activiteiten te ontplooien. Bezoekers en bewoners mogen daarvan geen schadelijke gevolgen ondervinden. Binnen de wettelijke kaders zal hieraan invulling worden gegeven.
  • De vestiging van nieuwe bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (de zogenaamde 'Bevi-inrichtingen') is in de gemeente niet wenselijk.
  • Functies met niet-zelfredzame groepen (kinderen, gehandicapten en ouderen) dienen zoveel mogelijk buiten de invloedsgebieden van de risicovolle inrichtingen te liggen.
  • Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg is de gemeente voornemens aan te sluiten aan de veiligheidsafstanden van het rijksbeleid.
  • De gemeente hanteert de veiligheidsafstanden die moeten worden aangehouden tussen een buisleiding en bijvoorbeeld woningen, scholen en ziekenhuizen conform de huidige circulaires. Momenteel is het Rijk bezig met het opstellen van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Buisleidingen. Deze AMvB zal nieuwe regels gaan stellen aan risiconormering en zonering langs buisleidingen, het opnemen van regels in bestemmingsplannen et cetera. Een en ander zal worden vastgelegd in een nieuwe circulaire en vervolgens in een wettelijke regeling. De gemeente is voornemens aan te sluiten bij de nieuwe wetgeving waarbij de aandacht voor het groepsrisico meer nadruk zal krijgen.
  • De gemeente hanteert de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet als harde norm, dan wel dat een overschrijding van de oriënterende waarde pas acceptabel wordt bevonden als optimaal aan alle aspecten, zoals zelfredzaamheid, beheersbaarheid en hulpverlening wordt voldaan. Deze insteek wil de gemeente ook toepassen bij toenames van het groepsrisico die onder de oriënterende waarde blijven. Dit betekent dat de toename van het groepsrisico altijd goed zal worden gemotiveerd, waarbij de gemaakte keuzes worden verantwoord en vastgelegd in het bijbehorende document, bijvoorbeeld het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning.

Samengevat hanteert de gemeente voor nieuwe situaties de navolgende uitgangspunten:

  Overschrijding grenswaarde PR (10-6) voor kwetsbare objecten   Overschrijding richtwaarde PR 10-6) voor beperkt kwetsbare objecten   Overschrijding oriënterende waarde Groepsrisico   Toename Groepsrisico  
Gemeente Noordenveld   Niet acceptabel   Niet acceptabel, tenzij wordt voldaan aan de aspecten zelfredzaamheid, hulpverlening en beheersbaarheid   Acceptabel onder voorwaarden   Acceptabel onder voorwaarden  
9.5.2 Inrichtingen

INLEIDING

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen in werking getreden. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) richt zich, zoals uit de naam reeds blijkt, primair op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Deze inrichtingen brengen risico's met zich mee voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten. Het besluit onderscheidt twee categorieën risicogevoelige objecten, namelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (Bevi artikel 1, lid 1, sub a en m). Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over de groepen mensen die in het bijzonder moeten worden beschermd en op gegevens, zoals het aantal personen en de verblijfstijd van groepen mensen. Het besluit geeft waarden voor het risico dat toelaatbaar wordt geacht voor deze objecten. Hierbij worden twee vormen van risico onderscheiden.

Allereerst het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats waarbij het niet van belang is of op die plaats daadwerkelijk een persoon aanwezig is. In het besluit is het plaatsgebonden risico gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof.

Ten tweede kent het besluit het zogenaamde groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans per jaar dat een groep mensen in minimaal een bepaalde omvang slachtoffer wordt van een ongeval. In het besluit wordt dit gedefinieerd als de (cumulatieve) kansen dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als direct gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van de inrichting en van één ongeval in die inrichting, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het groepsrisico moet worden bepaald binnen het invloedsgebied van de inrichting. Voor het groepsrisico gelden, anders dan voor het plaatsgebonden risico, geen grenswaarden, maar slechts oriënterende waarden. Het gaat om een maatschappelijke verantwoordingsplicht aan de hand van het risico. Ten aanzien hiervan moet een belangenafweging plaatsvinden. De wijze waarop met het groepsrisico moet worden omgegaan, blijkt uit de Regeling externe veiligheid inrichtingen en de beschikbare 'Handreiking Groepsrisico'.

Op 13 februari 2009 is het gewijzigde Bevi in werking getreden. Deze wijzigingen betreffen een uitbreiding van de lijst met (beperkt) kwetsbare objecten en risicovolle inrichtingen. Ook is de Wet ruimtelijke ordening in het Bevi doorgevoerd.

ONDERZOEK

Bevi-inrichtingen

In het plangebied is bedrijvigheid aanwezig die met het oog op haar activiteiten onder het Bevi valt en derhalve belemmeringen oplevert voor haar omgeving.

Binnen het plangebied komen drie lpg-verkooppunten voor:

Naam   Adres   Vergunde jaardoorzet  
Tankstation van der Veen   Zevenhuisterweg 37   9311 VD   Nieuw-Roden   500 m3  
Alesco Esso Center   Groningerweg 61A/90*   9321 TB   Peize   500 m3  
Tankstation Peizerwold   Groningerweg 58   9321 TC   Peize   1.000 m3  

* Tank- en vulpunt bevinden zich op huisnummer 90, de afleverzuil op huisnummer 61a

Daarnaast bevindt zich op korte afstand van het plangebied eveneens een lpg-verkooppunt:

Code   Naam   Adres  
b80   Kregel Norg   Asserstraat 46   9331 JD   Norg  

Wat betreft de doorzet per jaar, is in de vigerende milieuvergunning geen maximum opgenomen. De lpg-reservoirs bevinden zich in alle gevallen ondergronds. Bij een doorzet tot maximaal 500 m³ per jaar moet de 10-6-contour op ten minste 25 m vanaf het vulpunt liggen. Bij een doorzet tot 1.000 m³ per jaar bedraagt de afstand 35 m.

Vanaf het ondergrondse reservoir en de afleverzuil gelden afstanden van respectievelijk 25 m en 15 m. De 10-5-contour ligt voor alle inrichtingen op 25 m vanaf het vulpunt en op 15 m vanaf het ondergrondse reservoir. Binnen het plangebied doen zich geen knelpunten voor. Onder knelpunt worden die situaties gerekend, waarbij kwetsbare objecten zich binnen de plaatsgebonden risicoafstand bevinden of kunnen worden gerealiseerd. Binnen de 10-6-contour komen de volgende beperkt kwetsbare objecten voor:

  • Zevenhuisterweg 37: geen;
  • Groningerweg 61A/90: deel garage Groningerweg 90;
  • Groningerweg 58: geen;
  • Asserstraat 46: 10-6contour valt buiten plangebied.

De garage aan de Groningerweg 90 en het lpg-tankstation behoren tot dezelfde inrichting; het plaatsgebonden risico en het groepsrisico zijn niet van toepassing op dit object. In alle gevallen is sprake van een aanvaardbaar plaatsgebonden risico.

Overige inrichtingen

In het plangebied bevinden zich nog enkele inrichtingen die werken met gevaarlijke stoffen.

Norg 3 (Steenbergen) en Norg Zuid 1 (Zuidvelde) zijn gasproductielocaties van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). Beide locaties zijn geen Bevi-inrichting, maar vallen onder de mijnbouw categorie I. De locatie Norg 3 heeft een PR 10-6-contour van 70 m. De PR 10-6-contour voor de locatie Norg Zuid 1 is 80 m. De contouren van beide locaties liggen buiten de inrichting. In het bestemmingsplan is daarom geen nadere regeling opgenomen.

In het plangebied liggen daarnaast een aantal bedrijven die onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit vallen en beschikken over risicoafstanden. Veelal hebben deze inrichtingen een plaatsgebonden risicocontour (10-6). Hiervoor geldt eveneens dat de oprichting van kwetsbare objecten binnen deze contour niet is toegestaan. Bij nieuwe ontwikkelingen dient hiermee rekening te worden gehouden. Het groepsrisico is niet van toepassing op deze inrichtingen.

In het voorliggende bestemmingsplan zijn met betrekking tot de vorenstaande inrichtingen geen nadere bepalingen opgenomen.

9.5.3 Vervoer van gevaarlijke stoffen

INLEIDING

Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgang met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRNVGS).

De cRNVGS is een uitwerking van de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en bepaalt dat ruimtelijke plannen moeten worden getoetst aan de norm voor het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Naar verwachting wordt de circulaire in 2011 vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen.

De nieuwe wetgeving is van toepassing op de rijksinfrastructuur die onderdeel uitmaakt van de Basisnetten Weg, Water en Spoor. Hierbij wordt vastgehouden aan de volgende zaken:

  • vaste afstanden voor het plaatsgebonden risico;
  • vaste invoergegevens voor de berekening van het groepsrisico;
  • aanwijzing plasbrandaandachtsgebieden.

Het Btev is eveneens van toepassing op wegen die door provincies zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen indien Provinciale Staten bij verordening deze drie onderwerpen heeft vastgesteld. De provincie Drenthe heeft dit (vooralsnog) niet gedaan.

Conform het Btev dient bij nieuwe ontwikkelingen rekening te worden gehouden met de veiligheidszone (PR-max gebied). Deze zone wordt gemeten vanaf de rechterkant van de weg. Binnen de veiligheidszone is oprichting van nieuwe kwetsbare objecten niet toegestaan en nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogen alleen in uitzonderingsgevallen worden opgericht. Het plasbrandaandachtsgebied (PAG) is een zone van 30 m bij een weg en een spoorlijn en 25-40 m bij een waterweg. Het PAG is het gebied waarbinnen de oprichting van objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen zoveel mogelijk dient te worden tegengegaan.

Het GR-aandachtsgebied is een gebied tussen de 0-200 m. Voor ontwikkelingen binnen dit gebied dient een groepsrisicoberekening te worden gemaakt.

ONDERZOEK

Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg zijn de volgende wegen van belang (zie kaart 9.1):

  • A7: Groningen-Drachten;
  • N372: Nietap-Roden en Roden-Peizermade;
  • N373: Roden-Assen;
  • N979: Zevenhuizen-Haulerwijk;
  • N858: Norg-Donderen;
  • N386: Peize-Vries;
  • N919: Huis ter Heide-Veenhuizen.

De rijksweg A7 is opgenomen in het landelijke Basisnet. Het wegvlak Gr1 (A7 knp Drachten, afrit 30 - afrit 36 Groningen West) ligt gedeeltelijk in het plangebied. Dit wegvak heeft geen veiligheidszone en ook geen PAG. Wel dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen 200 m van de weg aandacht te worden geschonken aan het groepsrisico.

Bij het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg geldt dat zich binnen de contour van het plaatsgebonden risico geen kwetsbare objecten mogen bevinden. Voor de gemeente Noordenveld betreft dit naast de rijksweg A7 de voorgenoemde provinciale wegen. De risicocontouren van de rijksweg en de provinciale wegen liggen op het wegvlak zelf en leggen hiermee geen planologische beperkingen op aan de omgeving.

In de gemeente is geen routering gevaarlijke stoffen vastgesteld. De bevoorrading geschiedt conform de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, wat inhoudt dat de leverancier de kortst mogelijke route via de doorgaande weg aanhoudt, waarbij de bebouwde kom zoveel mogelijk wordt vermeden. Voor de bevoorrading van de lpg-tankstations binnen de gemeente zijn daarom geen ontheffingen nodig.

In en nabij het plangebied liggen geen spoor- en waterwegen die met oog op het vervoer van gevaarlijke stoffen voor belemmeringen zorgen in het plangebied.

9.5.4 Buisleidingen

INLEIDING

Op 01-01-2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit besluit omvat de nieuwe regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

In plaats van de bebouwings- en toetsingsafstanden waar in de oude circulaires van werd uitgegaan, dienen nu de belemmerende strook (5 m bij 66,2 bar leidingen en 4 m bij 40 bar leidingen), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico in acht te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Naast de onlangs in werking getreden nieuwe regelgeving ten aanzien van buisleidingen is het Ministerie van Infrastructuur en Milieu bezig met het opstellen van de Structuurvisie buisleidingen. Deze bevat een langetermijnvisie op het buisleidingtransport van gevaarlijke stoffen (gas, olie, chemicaliën en CO2), zoals de reservering van ruimte voor toekomstige buisleidingen. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft een conceptvisiekaart ontwikkeld met de hoofdverbindingen die van nationaal belang zijn.

ONDERZOEK

In het plangebied liggen de volgende buisleidingen.

Code   Diameter(Inch)   Druk (bar)   Belemmerende zone (m)   1% letaliteit  
Gasunie  
N 505-41   8   40   4   95  
N 505-41-KR 048   12   40   4   140  
N 505-05   8   40   4   95  
N 507-33   4   40   4   45  
N 505-11   8   40   4   95  
A 540 (*KR 055)   36   66,20   5   430  
N 504   8   40   4   95  
N 504-24   4   40   4   45  
Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM)  
135   8   100   5   170  
137   10   65   5   150  
366   6   65   5   90  
140   10   137   5   190  
146   10   136   5   190  
000145 *   10   136   5   190  

* Op een aantal plaatsen ligt de 10-6-contour buiten de leiding

Uit de tabel blijkt dat op sommige stukken de 10-6-contour van de leiding buiten de belemmerende strook ligt. Binnen de plaatsgebonden risicocontour gelden planologische beperkingen aan de oprichting van bebouwing. Binnen deze contouren mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden opgericht/geprojecteerd en beperkt kwetsbare objecten slechts onder zwaarwegende voorwaarden (zelfde regeling als Bevi).

Deze contouren zijn niet weergegeven op de verbeelding. De belemmerde zones zijn voorzien van een passende regeling en weergegeven op de verbeelding.

Net als bij inrichtingen betreft de 1%-letaliteitsgrens geen harde norm, maar een oriënterende waarde. Deze afstand is derhalve niet planologisch geregeld. Door de hulpverleningsdienst Drenthe is het 'Brandweeradvies externe veiligheid inzake Bestemmingsplan Buitengebied Noordenveld' opgesteld. In dit rapport is de verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Het gehele rapport is opgenomen in de bijlage.

9.5.5 Verantwoording

Op basis van de wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid dient een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden bij ruimtelijke besluiten waarbij de voorgenoemde externe veiligheidsaspecten spelen.

Vanwege het feit dat de personen- en bebouwingsdichtheden binnen de invloedsgebieden van de inrichtingen en transportroutes laag zijn, is naar verwachting niet of nauwelijks sprake van een groepsrisico. Tevens is het bestemmingsplan conserverend van aard (worden geen directe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij de personendichtheid significant toeneemt), waardoor het groepsrisico niet toeneemt.