Plan: | Bestemmingsplan Buitengebied Noordenveld |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1699.2009BP007-vg02 |
Geologische ontstaansgeschiedenis
De gemeente Noordenveld ligt op het noordelijke deel van het Drents Plateau. Dit keileemplateau omvat ook grote delen van Groningen en Friesland. Het plateau was aanvankelijk bedekt met grovere zanden. Tijdens de tweede ijstijd werd in de geulen en laagten van deze zandgronden door smeltwater van de noordelijk gelegen ijsvlakten zware vette klei afgezet. Deze 'potklei' treft men nu nog aan in de omgeving van Roden tot vlak onder het oppervlak (binnen 1,25 m diepte). Later is er (in de voorlaatste ijstijd) door het ijs een zogenaamde grondmorene van wisselende dikte afgezet. Deze laag is bekender onder de naam 'keileem' omdat het fijngewreven materiaal is waarin naast leem ook zand, grind, keien en rotsblokken voorkomen. Bij het afsmelten van het landijs zocht het water zich in verschillende richtingen een uitweg en zo ontstond een systeem van sterk vertakte beekjes die zich in het keileem insneden. Deze beekdalen werden later (in de laatste ijstijd) verbreed toen het water (door de bevroren status) alleen oppervlakkig kon afstromen en daardoor de beekdalen uitschuurde. Daarna zijn ze weer deels opgevuld door dekzanden en veen. In deze periode werden door de wind grote hoeveelheden zand verplaatst, waardoor het Drents Plateau met een laag van 1 m à 2 m dekzand werd bedekt.
In het huidige tijdvak (het Holoceen) werd het warmer en werden de omstandigheden gunstig voor veenvorming. Deze vond zowel plaats op het plateau als in de (uitgeschuurde) beekdalen en de delen van de gemeente Noordenveld die niet tot het Drents Plateau behoren (het gebied ten noorden van Leutingewolde en Roderwolde). Door de aanwezigheid van het eerder genoemde keileem (wat slecht waterdoorlatend is) ontstonden er in de lagere delen hoogveen (Fochteloërveen). In het noorden van de gemeente ontstond daarentegen laagveen, waarover later door de zee een kleidek is afgezet (het zeewater kon in de middeleeuwen namelijk de kop van Noord-Drenthe bereiken). In het algemeen kan worden gesteld dat zowel de dikte van de veen- als de kleilaag naar het zuiden toe afneemt.
Geomorfologie
De aarde en de samenstelling van het materiaal dat aan de oppervlakte is afgezet, is sterk van invloed op de huidige vorm en het reliëf van het landschap. De vorm en het reliëf van het landschap wordt geomorfologie genoemd. Hieronder worden de belangrijkste voorkomende geomorfologische eenheden getypeerd. De voornaamste geomorfologische eenheden in de gemeente worden gevormd door de beekdalen, de esgronden, de stuifzanden en de keileemplateaus.
BEEKDALEN
De beekdalen in de gemeente zijn weinig ingesneden in het landschap en deels opgevuld met veen. In de gemeente Noordenveld is sprake van een compleet beeksysteem bestaande uit boven-, midden- en benedenlopen.
ESSEN
In het plangebied is een aantal gave essen te vinden. Het gaat hier om de essen nabij Norg, Westervelde, Peest, Een en Steenbergen. Essen hebben naast geomorfologische waarde ook landschappelijke en cultuurhistorische waarde.
DOBBEN EN PINGO'S
Kleinere geomorfologische elementen worden gevormd door dobben en pingo's. Sommige dobben zijn gevuld met water, andere zijn als laagten in het landschap waarneembaar. Pingo's zijn in het landschap te herkennen als een met water gevulde laagte die is omgeven door een ringvormige wal (bijvoorbeeld het Esmeer bij Huis ter Heide).
Beekdal van de Slokkert
Bodem
Zoals gezegd ligt (het noordelijke deel van) de gemeente aan de rand van het Drents Plateau op de overgang naar het Groninger klei op veenlandschap. In deze omgeving komt over een vrij groot oppervlak direct onder het maaiveld potklei voor. Op andere plekken is de potklei afgedekt door een laag keileem. De overgang van het potkleigebied naar het aan de noordzijde gelegen laagveengebied is vrij steil. Deze laagveengebieden zijn overwegend kleiarm of kleiig en zandig. Dekzandruggen worden aangetroffen bij Peizerwold en De Pol. Rond Norg worden met name kalkhoudende en kalkrijke zandgronden aangetroffen. Als gevolg van neerslagoverschotten ontstonden hier podzolbodems. Op plekken waar -als gevolg van de escultuur- heideplaggen zijn gestoken, zijn stuifzanden ontstaan. Op de essen zelf is -vanwege het opbrengen van de potstalmest- een bodem ontstaan met een op sommige plaatsen 60 cm dik humeus esdek. In de beekdalen worden natte podzolbodems of veenbodems aangetroffen. In het zuiden van de gemeente liggen voedselarme veenbodems, welke deels zijn afgeveend.
Matslootgebied
Per jaar 'produceert' de Centrale Suiker Maatschappij (CSM) in Hoogkerk 150.000 ton bietengrond. De bietengrond komt in het productieproces vrij op het moment dat de suikerbieten worden gewassen. De grond blijft in het water achter en wordt vervoerd naar bezinkvelden. Na de rijping in de bezinkvelden (circa 4 jaar) moet de grond een andere bestemming krijgen, om de bezinkvelden vrij te maken. De CSM heeft een vergunning voor het ophogen van gronden met bietengrond In de polder Matsloot (ten noorden van Matsloot). Het landbouwkundig gebruik van het gebied verbetert door een betere drooglegging en een verbetering van de bodemstructuur in de teeltlaag.