Artikel 10 Bedrijf - Ondergrondse gasopslag
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Ondergrondse gasopslag' aanwezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. de bovengrondse inrichting ten behoeve van de ondergrondse opslag van een buffervoorraad aardgas en het in het kader daarvan injecteren, winnen, bewerken en meten van aardgas, alsmede het afvoeren van aardgascondensaat en het herinjecteren van formatiewater;
met de daarbij behorende:
-
b. gebouwen;
-
c. werk- en opslagplaatsen;
-
d. ondergrondse putten, kabels en leidingen en overige bijbehorende voorzieningen;
-
e. terreinen, parkeervoorzieningen, water en watergangen, straten en paden;
-
f. nutsvoorzieningen;
-
g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
h. groenvoorzieningen;
-
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
a. de gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het bouwvlak;
-
b. onder gebouwen zijn bedrijfswoningen niet begrepen;
-
c. de afstand van de gebouwen tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m;
-
d. de hoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
-
1. 9 m voor gebouwen;
-
2. 17 m voor verlichtingsinstallaties;
-
3. 3 m voor erf- en terreinafscheidingen;
-
4. 20 m voor maximaal één schoorsteen;
-
5. 9 m voor overige andere bouwwerken;
dan wel de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)', met dien verstande dat vier schoorstenen tot een hoogte van 35 m (inclusief de hoogte van de installaties waarop deze schoorstenen zijn geplaatst) mogen worden opgericht ter plaatse van het bouwvlak waarvoor een maximale bouwhoogte van 22 m geldt;
-
e. in afwijking van het bepaalde in lid 10.2, sub d mag de maximale bouwhoogte van de fakkelpijp niet meer bedragen dan 50 m.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- het uitzicht van woningen;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de plaats van bebouwing.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
-
a. lid 10.2 onder c, ten behoeve van een kleinere afstand tot de bestemmingsgrens, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
b. lid 10.2 onder d, sub 5, ten behoeve van een grotere hoogte van overige andere bouwwerken tot een hoogte van maximaal 16 m, indien deze bouwwerken op een verantwoorde wijze in het landschapsbeeld kunnen worden ingepast, hetgeen betekent dat aan de lineaire structuur van de aardgasopslaginrichting geen afbreuk mag worden gedaan;
-
c. lid 10.2 onder d, ten behoeve van een grotere hoogte van andere bouwwerken tot maximaal 22 m, indien deze bouwwerken op een verantwoorde wijze in het landschapsbeeld kunnen worden ingepast, hetgeen betekent dat aan de lineaire structuur van de aardgasopslaginrichting geen afbreuk mag worden gedaan.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.