3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. lichte industrie, groothandel, reparatie-, verhuur-, bouwnijverheid- en installatiebedrijven welke wat betreft geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld in, dan wel vergelijkbaar zijn met:
- bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven (editie 2009), ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 1’;
- bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.1 (50 m) van de bij de regels behorende Staat van bedrijven (editie 2009), ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’;
- bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.2 (100 m), van de bij de regels behorende Staat van bedrijven (editie 2009) ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3’;
b. bestaande bedrijven voorzover deze niet vallen onder a;
c. garagebedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘garage’;
d. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’;
e. opslagterrein, ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’;
f. gasontvangststation met ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – gasontvangststation’;
g. openbare nutsvoorzieningen;
h. groenvoorzieningen en water;
i. verkeer en verblijf.
In lid 3.1, onder a is detailhandel uitsluitend begrepen voorzover deze is aan te merken als rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf en daaraan ondergeschikt is.
In lid 3.1, onder a is het bestaande verkooppunt van lpg begrepen, ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’. Het vulpunt dient gesitueerd te blijven ter plaatse van de aanduiding ‘vulpunt lpg’. Het ondergronds reservoir lpg dient gesitueerd te blijven ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – ondergronds reservoir lpg’.
In lid 3.1, onder a zijn uitsluitend bestaande verkooppunten zonder lpg toegestaan, ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’.
Ter plaatse van de aanduiding ‘houtwal’ is de bestemming mede gericht op het behouden en versterken van de bestaande houtwallen.
In de bestemming zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 40 juncto artikel 1 van de Wet geluidhinder en risicovolle inrichtingen niet begrepen.
De toelaatbaarheid van de in lid 3.1, onder a bedoelde bedrijven met het oog op het woon- en leefklimaat wordt bepaald aan de hand van de bij de regels behorende Staat van bedrijven.
3.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
2. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens dient ten minste 5 m te bedragen;
3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 12 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat per bouwperceel de bouwhoogte ten hoogste 10 m bedraagt voorzover voorzien van de aanduiding ‘kantoor’, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw, indien deze meer bedraagt;
4. ten hoogste 70% van het bouwvlak mag worden bebouwd;
5. het aantal bedrijfswoningen per bouwperceel bedraagt ten hoogste het bestaande aantal.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m, met dien verstande dat ten behoeve van de bestaande (zend)masten de bouwhoogte niet meer dan 55 m bedraagt;
2. niet meer dan 30% van een bouwperceel mag worden bebouwd.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen in die zin:
- dat de gebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd en/of dat het kantoor- en/of showroomgedeelte van het bedrijf naar de wegzijde wordt gericht;
- dat de gebouwen van de bedrijven welke tevens aan De Maatlanden zijn gesitueerd het kantoor- en/of showroomgedeelte naar deze weg dienen te worden georiënteerd.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 3.1, onder a:
voor de bouw ten behoeve van vestiging van bedrijven genoemd in een naast hogere categorie en bedrijven die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar daarmee kunnen worden gelijkgesteld;
b. lid 3.2, sub a, onder 5:
voor de bouw van ten hoogste één bedrijfswoning per bouwperceel, met dien verstande dat:
1. het bepaalde in lid 3.2 van overeenkomstige toepassing is;
2. de omgevingsvergunning voor de bouw van een bedrijfswoning uitsluitend kan worden verleend indien voorafgaand hieraan de op hetzelfde bouwperceel gelegen bijbehorende bedrijfsbebouwing is gerealiseerd.
Bij een verzoek om een omgevingsvergunning gaat het bevoegd gezag na of het betreffende bedrijf naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woningen, al dan niet onder te stellen voorwaarden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar kan worden gelijkgesteld met bedrijven welke wel zijn genoemd in de betreffende categorieën uit de Staat van bedrijven.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen de vestiging van bedrijven, genoemd in een naast hogere categorie van bedrijven.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 voor de vestiging van bedrijven, genoemd in een naast hogere categorie en bedrijven die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar daarmee kunnen worden gelijkgesteld. Bij een verzoek om een omgevingsvergunning gaat het bevoegd gezag na of het betreffende bedrijf naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woningen, al dan niet onder te stellen voorwaarden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar kan worden gelijkgesteld met bedrijven welke wel zijn genoemd in de betreffende categorieën uit de Staat van bedrijven.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden, geen bouwwerken, uit te voeren op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘houtwal’;
1. het vellen of rooien van opgaande beplanting;
2. het verrichten van graafwerkzaamheden;
3. het aanbrengen van verhardingen.
b. Een vergunning zoals bedoeld onder a lid 2 en 3 wordt slechts verleend indien wordt aangetoond dat de werkzaamheden geen beschadigingen aanbrengen aan het wortelbestand van de houtwal.
c. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
2. het normale onderhoud betreffen;
3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
3.8 Wijzigingsbepalingen
a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduidingen ‘veiligheidszone - lpg’ en ‘vulpunt lpg’ worden gewijzigd, dan wel komen te vervallen, waarbij moet worden voldaan aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Met het vervallen van deze aanduidingen, vervallen ook de aan deze aanduiding gekoppelde regels.
b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, uitsluitend voorzover het betreft de gronden ter plaatse van Kastanjelaan 24, de bestemming te wijzigen in de bestemming Woongebied - Werken, met inachtneming van het ter zake bepaalde in artikel 9.
c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in die zin dat de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en van kantoren, als bedoeld in artikel 3, mogen worden verhoogd tot een hoogte van maximaal 14 m voor maximaal 20% van de oppervlakte van de gebouwen, mits de (nieuwe bouwhoogte) in stedenbouwkundig opzicht aansluit bij de hoogte van de gebouwen in de directe omgeving.
d. De wijzigingsbevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid.