direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden
Plan: Buitengebied Kortenhoef
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1696.BP0800BuitKRT2012-va00

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf in de vorm van grondgebonden veehouderij, niet zijnde intensieve veehouderij;
  • b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
  • c. fiets- en wandelpaden;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': ten hoogste 1 bedrijfswoning, tenzij er op de verbeelding anders is aangeduid;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur 1': een veldschuur;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur 2': een veldschuur;
  • h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': het houden van paarden;
  • i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenfokkerij': het fokken van paarden en het houden van paarden ten behoeve van het fokken;
  • j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats': een ligplaats voor woonschepen;
  • k. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boomkwekerij': tevens voor een boomkwekerij;
  • l. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 1': de inpandige opslag van agrarische goederen op bebouwde gronden;
  • m. bijbehorende voorzieningen, zoals bruggen ten behoeve van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden', groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en erftoegangswegen;
  • n. paardenbakken indien deze ten dienste staan van een hobbymatige activiteit, dan wel een niet-agrarische nevenactiviteit bij een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • o. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - tuinderij': tevens een tuinderij.
3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming genoemde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, en dienen achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gerealiseerd;
  • b. per bouwperceel mag ten hoogste één bedrijfswoning aanwezig zijn tenzij op de verbeelding anders is bepaald;
  • c. een nieuwe bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd met in achtneming van de voorgevelrooilijn van de bestaande bedrijfswoning;
  • d. de oppervlakte van de bedrijfswoning mag, inclusief aan- en uitbouw, bijgebouwen en overkappingen, niet meer bedragen dan 190 m²;
  • e. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning mag respectievelijk niet meer bedragen dan 6 en 8 meter;
  • f. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde een veldschuur, mag respectievelijk niet meer bedragen dan 6 en 10 meter;
  • g. de bouwhoogte van kassen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • h. de bouwhoogte van silo's mag niet meer bedragen dan 10 meter.
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur 1' mag de goot- en bouwhoogte van een veldschuur respectievelijk niet meer bedragen dan 2,5 en 3,5 meter;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur 2' mag de goot- en bouwhoogte van een veldschuur respectievelijk niet meer bedragen van 3,5 en 5 meter.
3.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van tenminste 1 meter van (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bij bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 3 meter dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het vloerpeil van de eerste verdieping van de bedrijfswoning;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 5 meter.
3.2.3 Paardenbakken
  • a. per bouwvlak is maximaal één paardenbak toegestaan, mits het bebouwde oppervlak niet meer dan 300 m² bedraagt;
  • b. de paardenbak dient binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd;
  • c. de paardenbak dient achter de bebouwing, van de wegzijde af, gesitueerd te worden;
  • d. de oppervlakte van de paardenbak mag niet meer dan 800 m² bedragen;
  • e. de hoogte van de erfafscheiding van de paardenbak mag niet meer dan 1,60 meter bedragen;
  • f. de kortste afstand van de paardenbak tot de dichtstbijzijnde grens van het bouwvlak van de woning van derden of een ander stankgevoelig object mag niet minder dan 50 meter bedragen;
  • g. het oprichten van lichtmasten en/of tredmolens is niet toegestaan.
3.2.4 Woonschepen

Ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' als bedoeld in lid 3.1 gelden de volgende regels:

  • a. voor woonschepen gelden de volgende maximale maten:
    • 1. voor de lengte geldt maximaal 17 meter;
    • 2. voor de breedte geldt maximaal 5 meter;
    • 3. voor de goothoogte geldt maximaal 4 meter;
    • 4. voor de bouwhoogte geldt maximaal 4,5 meter;
    • 5. voor de inhoud geldt maximaal 265 m3;
    • 6. voor de overstekken geldt maximaal 0,30 meter;
    • 7. voor de loopranden geldt maximaal 0,50 meter;
  • b. voor woonschepen waarvan de lengte ten tijde van de vaststelling van dit plan meer bedraagt dan 17 meter, danwel de breedte meer bedraagt dan 5 meter, geldt de bestaande maatvoering als maximale maatvoering.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van hooibergen mag niet meer bedragen dan 9 meter;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en/of grenzend aan openbaar gebied mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • d. de bouwhoogte van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast, mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • e. de bouwhoogte van antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes, mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • f. de bouwhoogte van schotelantennes mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • g. de bouwhoogte van beschoeiingen mag niet meer bedragen dan het aansluitend terrein;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering van bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanuit het oogpunt van landschaps- en natuurwaarden dan wel milieuhygiënisch oogpunt;
  • b. het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels ten aanzien van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1 onder h ten behoeve van de bouw van silo's met een maximale bouwhoogte van 25 meter, indien de landschappelijke waarden van de omgeving niet in onevenredige mate wordt aangetast;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.5 onder a ten behoeve van de bouw van hooibergen met een maximale bouwhoogte van 25 meter, indien de landschappelijke waarden van de omgeving niet in onevenredige mate wordt aangetast;
  • c. het bepaalde in lid 3.2.3 onder c indien de aanleg achter de bebouwing geen reële mogelijkheid is, waarbij geldt dat:
    • 1. deze achter de achtergevelrooilijn van de woning moet worden gesitueerd, en;
    • 2. niet zichtbaar is vanaf de openbare weg vanwege de aanleg van een groenstrook met opgaande beplanting tussen de weg en de paardenbak;
  • d. het bepaalde in lid 3.2.1 onder f ten behoeve van bedrijfsgebouwen, niet zijnde een veldschuur, tot een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 8 en 12 meter, indien de landschappelijke waarden van de omgeving niet in onevenredige mate worden aangetast.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Algemeen

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 3.1 bedoelde gronden:

  • a. intensieve veehouderij;
  • b. als staanplaats voor onderkomens, alsmede wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • c. als kampeerterrein;
  • d. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden, waaronder in ieder geval wordt verstaan:
    • 1. de opslag van mest en landbouwproducten in sleufsilo's en/of graskuilen voor zover gesitueerd buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, met uitzondering van bestaande sleufsilo's;
    • 2. de opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
    • 3. de opslag van hout en aannemersmaterialen;
  • e. als terrein voor het al dan niet ten verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen of aanhangers dan wel onderdelen daarvan, welke bruikbaar zijn en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn;
  • f. voor paardenbakken, voor zover gesitueerd buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken;
  • g. voor inpandige opslag van niet-agrarische goederen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 1'.
3.5.2 Aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

In een woning zijn een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de aan-huis-verbonden beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven. Dit betekent dat niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mag worden gebruikt;
  • b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie. Dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • d. de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen;
  • e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.5 ten behoeve van:

  • a. kleinschalige kamperen, met ten hoogste 25 kampeermiddelen;
  • b. de opslag van goederen voor bedrijfsdoeleinden;
  • c. het binnen bedrijfsgebouwen stallen van caravans en boten;
  • d. maximaal 3 trekkershutten binnen het bestemmingsplan, waarvan de oppervlakte en hoogte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 10 m2 en 3 meter;

mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • e. er wordt geen onevenredige schade toegebracht aan de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de grond en de mogelijkheid van het herstel van de waarden wordt niet onevenredig verkleind;
  • f. er treedt geen significante toename van het aantal verkeersbewegingen op;
  • g. er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig op eigen terrein;
  • h. het bepaalde in lid 3.5 sub d onder 1 ten behoeve van de bouw van sleufsilo's mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de afstand van de sleufsilo's tot het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 5 meter;
    • 2. de hoogte van sleufsilo's mag niet meer bedragen dan 5 meter exclusief afdekking;
    • 3. de natuur- en landschapswaarden mogen niet evenredig worden geschaad.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, dempen, verdiepen of verleggen van waterlopen;
  • c. het aanleggen van graskuilen;
  • d. het ontginnen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • e. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanbrengen van opgaande beplantingen;
  • g. het scheuren of ploegen van grasland, anders dan voor grasverbetering;
  • h. het door bemaling, afwatering, ontwatering, afdamming, toevloeiing of bevloeiing wijzigen van de waterhuishouding of blijvend verlagen van de waterstand;
  • i. het vellen of rooien van hout en/of rietopstanden.
3.7.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 3.7.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud, gebruik en beheer wordt in ieder geval verstaan: het telen van mais, het scheuren van grasland in het kader van graslandvernieuwing, het ploegen, eggen, uitbaggeren van sloten en greppels, het vervangen van bestaande drainage, de aanleg van drainage door middel van sleufloos draineren, onderwaterdrainage en andere ondiepe werkzaamheden;
  • b. reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd op grond van een verleende omgevingsvergunning;
  • d. werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de gronden.
3.7.3 Toetsing

De in lid 3.7.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en/of landschappelijke waarden.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Natuur' met inachtneming van het volgende:

  • a. er dient sprake te zijn van bedrijfsbeëindiging dan wel bedrijfsverplaatsing van het bedrijf waartoe de te wijzigen gronden behoren;
  • b. de eventueel aanwezige bedrijfsopstallen worden gesloopt, behoudens de monumentale, cultuurhistorische en/of karakteristieke bebouwing;
  • c. de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. geen sprake is van een onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige belangen.
3.8.2 wro-zone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en/of 'Tuin' met inachtneming van het volgende:

  • a. de bestemming van het gehele wijzigingsvlak dient te worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen' en/of in de bestemming 'Tuin';
  • b. na wijziging is het bepaalde in artikel 19 of artikel 15 van overeenkomstige toepassing;
  • c. de wijziging mag geen aanleiding vormen het bestaande bouwvlak te vergroten of een extra woning toe te staan;
  • d. er dient ter plaatse sprake te zijn van bedrijfsbeëindiging dan wel bedrijfsverplaatsing;
  • e. de aanwezige bedrijfsopstallen worden gesloopt;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder c mag het aantal woningen niet mee bedragen dan 3, onder de voorwaarde dat moet zijn aangetoond dat zonder een derde woning geen sprake kan zijn van een sluitende exploitatie;
  • g. ter plaatse van de woningen wordt voldaan aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
  • h. uitsluitend indien sanering van minimaal 1.000 m2 van de bedrijfsbebouwing plaatsvindt mag 1 extra woning worden gebouwd met een maximale oppervlakte van maximaal 190 m2, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • i. indien op het perceel minder dan 1.000 m² aanwezig is, dient minimaal 650 m2 bedrijfsbebouwing te worden gesaneerd voor de bouw van een extra woning met een maximale oppervlakte van 150 m2 inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • j. de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • k. de monumentale, cultuurhistorische en/of karakteristieke bebouwing blijft hetzelfde;
  • l. geen sprake is van een onevenredige aantasting van waterhuishoudkundige waarden.
3.8.3 Uitbreiding agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bouwvlak van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te vergroten ten behoeve van de vergroting van een bestaand grondgebonden, volwaardig agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de vergroting is noodzakelijk in het kader van de doelmatigheid van de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. de breedte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 100 meter;
  • c. de diepte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 150 meter, indien de totale oppervlakte van het bouwvlak na de wijziging niet meer bedraagt dan 1 hectare;
  • d. de diepte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 200 of 250 meter. indien de totale oppervlakte van het bouwvlak na de wijziging groter is dan 1 hectare tot een maximum van 2 hectare;
  • e. de landschaps- en natuurwaarden worden door deze vergroting niet onevenredig geschaad.
3.8.4 Bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming ‘Wonen' en 'Tuin', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er sprake is van bedrijfsbeëindiging dan wel bedrijfsverplaatsing en de aanwezige bedrijfsopstallen worden gesloopt;
  • b. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 2;
  • c. er ter plaatse van de woningen wordt voldaan aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
  • d. de wijziging geen beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven;
  • e. er ter plaatse van de woningen een aanvaardbaar woonklimaat ontstaat in het kader van de wet Milieubeheer.