3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.5 ten behoeve van:
-
a. kleinschalige kamperen, met ten hoogste 25 kampeermiddelen;
-
b. de opslag van goederen voor bedrijfsdoeleinden;
-
c. het binnen bedrijfsgebouwen stallen van caravans en boten;
-
d. maximaal 3 trekkershutten binnen het bestemmingsplan, waarvan de oppervlakte en hoogte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 10 m2 en 3 meter;
mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
e. er wordt geen onevenredige schade toegebracht aan de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de grond en de mogelijkheid van het herstel van de waarden wordt niet onevenredig verkleind;
-
f. er treedt geen significante toename van het aantal verkeersbewegingen op;
-
g. er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig op eigen terrein;
-
h. het bepaalde in lid 3.5 sub d onder 1 ten behoeve van de bouw van sleufsilo's mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
1. de afstand van de sleufsilo's tot het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 5 meter;
-
2. de hoogte van sleufsilo's mag niet meer bedragen dan 5 meter exclusief afdekking;
-
3. de natuur- en landschapswaarden mogen niet evenredig worden geschaad.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
b. het aanleggen, dempen, verdiepen of verleggen van waterlopen;
-
c. het aanleggen van graskuilen;
-
d. het ontginnen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
-
e. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
f. het aanbrengen van opgaande beplantingen;
-
g. het scheuren of ploegen van grasland, anders dan voor grasverbetering;
-
h. het door bemaling, afwatering, ontwatering, afdamming, toevloeiing of bevloeiing wijzigen van de waterhuishouding of blijvend verlagen van de waterstand;
-
i. het vellen of rooien van hout en/of rietopstanden.
3.7.2 Uitzonderingen op het verbod
Het in lid 3.7.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
-
a. het normale onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud, gebruik en beheer wordt in ieder geval verstaan: het telen van mais, het scheuren van grasland in het kader van graslandvernieuwing, het ploegen, eggen, uitbaggeren van sloten en greppels, het vervangen van bestaande drainage, de aanleg van drainage door middel van sleufloos draineren, onderwaterdrainage en andere ondiepe werkzaamheden;
-
b. reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
c. reeds mogen worden uitgevoerd op grond van een verleende omgevingsvergunning;
-
d. werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de gronden.
3.7.3 Toetsing
De in lid 3.7.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en/of landschappelijke waarden.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 wro-zone - wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Natuur' met inachtneming van het volgende:
-
a. er dient sprake te zijn van bedrijfsbeëindiging dan wel bedrijfsverplaatsing van het bedrijf waartoe de te wijzigen gronden behoren;
-
b. de eventueel aanwezige bedrijfsopstallen worden gesloopt, behoudens de monumentale, cultuurhistorische en/of karakteristieke bebouwing;
-
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
-
d. geen sprake is van een onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige belangen.
3.8.2 wro-zone - wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en/of 'Tuin' met inachtneming van het volgende:
-
a. de bestemming van het gehele wijzigingsvlak dient te worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen' en/of in de bestemming 'Tuin';
-
b. na wijziging is het bepaalde in artikel 19 of artikel 15 van overeenkomstige toepassing;
-
c. de wijziging mag geen aanleiding vormen het bestaande bouwvlak te vergroten of een extra woning toe te staan;
-
d. er dient ter plaatse sprake te zijn van bedrijfsbeëindiging dan wel bedrijfsverplaatsing;
-
e. de aanwezige bedrijfsopstallen worden gesloopt;
-
f. in afwijking van het bepaalde onder c mag het aantal woningen niet mee bedragen dan 3, onder de voorwaarde dat moet zijn aangetoond dat zonder een derde woning geen sprake kan zijn van een sluitende exploitatie;
-
g. ter plaatse van de woningen wordt voldaan aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
-
h. uitsluitend indien sanering van minimaal 1.000 m2 van de bedrijfsbebouwing plaatsvindt mag 1 extra woning worden gebouwd met een maximale oppervlakte van maximaal 190 m2, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
-
i. indien op het perceel minder dan 1.000 m² aanwezig is, dient minimaal 650 m2 bedrijfsbebouwing te worden gesaneerd voor de bouw van een extra woning met een maximale oppervlakte van 150 m2 inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
-
j. de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
-
k. de monumentale, cultuurhistorische en/of karakteristieke bebouwing blijft hetzelfde;
-
l. geen sprake is van een onevenredige aantasting van waterhuishoudkundige waarden.
3.8.3 Uitbreiding agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bouwvlak van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en
landschapswaarden' te vergroten ten behoeve van de vergroting van een bestaand grondgebonden, volwaardig agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de vergroting is noodzakelijk in het kader van de doelmatigheid van de agrarische bedrijfsvoering;
-
b. de breedte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 100 meter;
-
c. de diepte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 150 meter, indien de totale oppervlakte van het bouwvlak na de wijziging niet meer bedraagt dan 1 hectare;
-
d. de diepte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 200 of 250 meter. indien de totale oppervlakte van het bouwvlak na de wijziging groter is dan 1 hectare tot een maximum van 2 hectare;
-
e. de landschaps- en natuurwaarden worden door deze vergroting niet onevenredig geschaad.
3.8.4 Bedrijfsbeëindiging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming ‘Wonen' en 'Tuin', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. er sprake is van bedrijfsbeëindiging dan wel bedrijfsverplaatsing en de aanwezige bedrijfsopstallen worden gesloopt;
-
b. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 2;
-
c. er ter plaatse van de woningen wordt voldaan aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
-
d. de wijziging geen beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven;
-
e. er ter plaatse van de woningen een aanvaardbaar woonklimaat ontstaat in het kader van de wet Milieubeheer.