direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Plassengebied Loosdrecht 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Wijdemeren heeft zich het actualiseren en uniformeren van alle geldende bestemmingsplannen ten doel gesteld. Ter plaatse van het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan vigeren verschillende bestemmingsplannen. De vigerende bestemmingsplannen zijn meer dan tien jaar oud en moeten daarom worden herzien. Enkele bouwinitiatieven, die op basis van een vergunning en/of vrijstelling ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke ordening (oud) en/of de uitgebreide voorbereidingsprocedure zijn gerealiseerd, zijn in het bestemmingsplan opgenomen.

Het doel van het bestemmingsplan is het bieden van een nieuw juridisch-planologisch kader voor het plangebied, dat voldoet aan de eisen die de Wro ten aanzien van bestemmingsplannen stelt.

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) staan regels voor het opstellen van bestemmingsplannen. Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorgeschreven standaarden uit de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) en het InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO).

1.2 Plangebied

Zoals de naam van het bestemmingsplan al aangeeft bestaat het plangebied uit plassen met enkele linten en eilandjes. Dit plangebied is onderdeel van het Groene Hart en ligt in de EHS. Bijzondere kenmerken voor het gebied zijn de natuurgebieden, de monumentale gebouwen en het waardevolle verkavelingspatroon.

Het plan wordt aan de noordzijde begrensd door de Albrechtse Kade en de grens met het landelijk gebied aan de noord-oost zijde. Aan de zuidkant van het plangebied is de gemeentegrens (tevens provinciegrens) de plangrens. In het westen grenst het plan aan de Stichtse Vecht en in het oosten ligt de plangrens grofweg op de overgang van water naar land, waar bestemmingsplan Tussen de Dijken in werking is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01_0001.jpg"

Afbeelding 1.1 ligging plangebied

De ontwikkelinglocaties Dorpscentrum Oud Loosdrecht en West End behoren niet tot het plangebied, omdat hier een actueel bestemmingsplan van kracht is. Tevens is het landgoed Terra Nova buiten dit plangebied gehouden. Hiervoor wordt een apart bestemmingsplan opgesteld.

1.3 Planningsopgave

Met dit bestemmingsplan worden de aanwezige natuur- en landschapswaarden beschermd en worden de aanwezige functies, voor zover deze niet op planologische bezwaren stuiten, mogelijk gemaakt. Eerder verleende vergunningen worden in dit bestemmingsplan meegenomen.

Voor een aantal bestaande gebouwen was in het voorontwerpbestemmingsplan via een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid geboden om een recreatief hotelappartement om te zetten naar permanent wonen. Het gaat daarbij om De Holm, Najade, Meentzicht, De Driesprong en het vergunde (vervangende nieuwbouw) gebouw op het terrein van De Uitkijk. De uiteindelijke belangenafweging zou bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid plaatsvinden. Uitspraken van de Raad van State hebben een andere afweging noodzakelijk gemaakt. De gemeente moet van tevoren in beeld brengen wat de gevolgen zijn bij de uitvoering van de wijzigingsbevoegdheden, aldus het rechtscollege. Om dit in beeld te brengen is een notitie opgesteld. Deze notitie is als Bijlage 4 van deze toelichting opgenomen. Vervolgens hebben initiatiefnemers aanvullend onderzoek laten verrichten. Deze onderzoeken zijn als Bijlage 5 en Bijlage 6 van deze toelichting opgenomen. Voor De Holm en één woning is een persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen, met als doel de permanente bewoning te beëindigen.

De jachthavens aan de zuidzijde van de Oud-Loosdrechtsedijk krijgen de mogelijkheid de steigers uit te breiden tot de zogenaamde 220 - m lijn. Aan deze wijziging ligt de notitie: Zonering en prioritering Oostelijke Vechtplassen ten grondslag. Om het zicht vanaf de plassen in stand te laten is ervoor gekozen in de opgenomen uitbreidingszone het afmeren van woonboten niet toe te staan.

Bij Jachthaven de Otter (Oud-Loosdrechtsedijk 131) wordt het mogelijk gemaakt dat de bestaande botenloods wordt verwijderd. Hierdoor kan het water tot aan de dijk worden gebracht. Hiermee ontstaat ruimte voor het zichtbaar afmeren van de verhuurboten en het herinrichten van het aanwezige parkeerterrein. De locatie kan hierdoor efficiënter gebruikt worden waardoor deze aantrekkelijker wordt. Voorts wordt de vergunde vervangende bedrijfswoning gerealiseerd. Een achttal permanent bewoonde recreatiewoningen aan de oostzijde op het jachthaventerrein worden getransformeerd tot een viertal woningen ten behoeve van permanente bewoning. Gelet op de ligging binnen Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) en de vigerende bestemming stuit dit niet op bezwaren. De ontsluiting vindt plaats via de jachthaven.

De firma Bonnema (Oud-Loosdrechtsedijk 272) heeft in 2011 het terrein van de buren in eigendom kunnen verkrijgen. In overleg met de gemeente is ervoor gekozen voor de terreinen een flexibele bestemming toe te kennen. In het ontwerpbestemmingsplan Plassengebied Loosdrecht 2013 zal aan de panden langs de Oud-Loosdrechtsedijk een flexibele bestemming te weten 'Centrum' worden gegeven en aan de gronden achter 270, 270 a, b en c een bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Voorts is een gegeven dat op het verworven terrein parkeerplaatsen moeten worden aangelegd voor de bestaande en de nieuwe functies. Met initiatiefnemer is een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten.

Aan de Herenweg in Breukeleveen wordt via wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid geboden om een woning te verschuiven van locatie 62/64 naar 3/5. Het aantal woningen neemt daardoor niet toe. Bovendien verdwijnt er een woning aan de meer kwetsbare kant van de Herenweg tegen het natuurgebied aan.

Voor wat betreft Oud-Loosdrechtsedijk 156, 156a, 158, 158a en 158b is het geldende planologische regime aangepast. Hier is een eerder verleende vrijstelling voor detailhandel, op verzoek, niet opgenomen in het bestemmingsplan. De aanpassing betreft deels een voortzetting van het bestaande (onder het overgangsrecht) vallende (woon)gebruik. In de eindsituatie zijn er drie woningen en twee appartementen toegestaan.

Voor woningen binnen de bestemming Wonen geldt dat de toegestane oppervlakte mag worden vergroot. In de regels is aangegeven onder welke voorwaarden de oppervlakte met maximaal 30 m2 mag worden vergroot.

Een aantal permanent bewoonde recreatiewoningen heeft een woonbestemming gekregen. Het gaat daarbij om recreatiewoningen die zijn gelegen in een lint en gelegen in de 1ste bebouwingslijn. Het betreft de percelen Herenweg 57, 97 en 101a. Langs de Herenweg en de Horndijk staan nog meerdere recreatiewoningen in de 2de of 3de lijn. De gemeenteraad heeft op 27 juni 2013 een motie aangenomen om de panden Herenweg 31b, 45, 71, 83, 91 en 93 en Horndijk 2a te voorzien van een wijzigingsbevoegdheid die het mogelijk maakt het recreatieve gebruik om te zetten naar wonen.

Voorts is gebleken dat aan de Nieuweweg (38, 40, 42 en 44) vier recreatiewoningen staan die sinds decennia permanent bewoond worden. Ook hiervoor wordt een woonbestemming opgenomen. Op het terrein bevindt zich overigens nog één recreatiewoning (42a). Dit pand wordt als recreatiewoning bestemd.

Voor een aantal voormalige bedrijfswoningen bij jachthavens langs de Oud-Loosdrechtsedijk is een bestemming 'Wonen' opgenomen. Hieraan ligt de notitie 'Jachthavens/(bedrijfs)woningen' ten grondslag, aangevuld met het akoestisch onderzoek Jachthaven Warnars. De notitie en het akoestisch onderzoek is als Bijlage 7 en Bijlage 8 van deze toelichting opgenomen.

1.4 Vigerende plannen

Dit bestemmingsplan zal de volgende bestemmingsplannen geheel of gedeeltelijk vervangen:

Naam   Gemeenteraad   Ged. Staten   Kroon / Raad van State  
Loenderveenseplas   15-01-1974   18-03-1975    
Buitengebied Loenen   25-05-1978   05-12-1979   06-11-1985  
Landelijke gebied Noord Oost Gemeente Breukelen   06-06-1978   04-09-1979   13-09-1984  
Landelijke gebied 1958, wijziging   30-08-1979   30-09-1980    
Plassengebied   30-09-1993   17-05-1994   25-10-1996  
1ste herziening Plassengebied   27-05-1999   11-01-2000
22-10-2002  
13-02-2002
29-10-2003  
Partiele herziening Herenweg 50   27-05-1999   11-01-2000
22-10-2002
23-11-2004  
13-02-2002
29-10-2003
28-09-2005  
Partiele herziening Herenweg 42   28-08-2003   17-02-2004   28-08-2004  
Landelijk gebied Loosdrecht Noord Oost (Fort Spion)   29-05-2008   27-01-2009   01-12-2010  
Jachthaven Manten   28-02-2010     16-3-2011  

1.5 Leeswijzer

De toelichting dient ter onderbouwing van het bestemmingsplan en is niet juridisch bindend, zoals bij de planregels en de verbeelding wel het geval is. De toelichting geeft een beschrijving van het afwegingskader en een beschrijving van de gemaakte keuzes. De onderbouwing bestaat uit een beschrijving van het plangebied en relevant ruimtelijk-planologisch onderzoek met betrekking tot de functies in het plangebied.

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het huidige beleidskader. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3, 4 en 5 de ruimtelijke structuur en functionele inrichting van het gebied beschreven. Hoofdstuk 6 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Op basis van deze hoofdstukken worden beleidskeuzes gemaakt. Deze beleidskeuzes staan beschreven in hoofdstuk 7 Gebiedsvisie. Verder wordt aandacht besteed aan de juridische regeling en de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en milieu

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid heeft onder meer de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040 vervangen. De structuurvisie heeft betrekking op:

  • rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;
  • rijksbelangen m.b.t. (inter)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
  • rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.

Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt.

Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's rond de mainports (Amsterdam en Rotterdam) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los.

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01_0002.jpg"

Afbeelding 2.1 gebiedsgerichte kaart Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Bron: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte)

In de structuurvisie is onderscheidt gemaakt in verschillende regio's. Plassengebied behoort tot het Noordwest-Nederland gebied. De opgaven voor dit gebied zijn:

  • Versterking van de primaire waterkeringen (hoogwaterbeschermingsprogramma), het behouden van het kustfundament, het verbeteren van het ecologisch systeem van het Markermeer-IJmeer (Natura 2000) en het samen met decentrale overheden uitvoeren van de gebiedsgerichte deelprogramma’s Kust, IJsselmeergebied en Waddengebied van het Deltaprogramma;
  • Het samenwerken met decentrale overheden in de generieke deelprogramma’s Veiligheid, Zoet water, Nieuwbouw en Herstructurering van het Deltaprogramma;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inclusief de Natura 2000-gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01_0003.jpg"

Afbeelding 2.2 uitsnede nationaal ruimtelijke hoofdstructuur, in blauw is globaal het plangebied aangegeven. (Bron: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte)

Uit afbeelding 2.2 blijkt dat het plangebied onderdeel is van (herijkte) Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ook geldt voor het gebied een handhaving van vrij uitzicht op de horizon.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden, werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische Kernbeslissingen (PKB's). Sinds 1 juli 2008 zijn deze documenten alleen nog bindend voor het Rijk en niet meer voor andere overheden. Het Rijk kiest ervoor om het deel van het ruimtelijk beleid dat bedoeld is bindend te zijn voor andere overheden, ook onder de Wro te borgen. De Wro geeft daarvoor het Rijk de beschikking over het instrument Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt over ruimtelijke ordening.

Op 30 december 2011 is de eerste tranche van het Barro in werking getreden. Deze eerste tranche van het Barro bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau in bestemmingsplannen te worden verwerkt. De vastgestelde onderdelen van het Barro Ruimte hebben betrekking op ondermeer het kustfundament, de grote rivieren, de ecologische hoofdstructuur en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).

Op 1 oktober 2012 is de tweede tranche van het Barro in werking getreden. In deze tranche vormt een vertaling van nieuw ruimtelijk beleid van het Rijk, dat eerder is vastgelegd in o.a. de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de MIRT-agenda's. Dit deel van het Barro bevat regels voor onder meer radarverstoringsgebieden, militaire terreinen, bescherming van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, reserveringsgebieden voor nieuwe hoofdwegen en spoorlijnen en reserveringsgebieden voor uitbreiding van enkele bestaande hoofdwegen.

Relevante regels

Het Plassengebied is onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In artikel 2.13.3 Barro zijn de kernkwaliteiten betreft de Nieuwe Hollandse Waterlinie globaal beschreven. Het is aan provinciale staten om deze kernkwaliteiten uit te werken en te concretiseren op regionale en lokale schaal. Volgens bijlage 8 bij artikel 2.13 lid 3 van het Barro zijn de volgende kernkwaliteiten van belang:

  • 1. Het unieke, in samenhang met het landschap ontworpen negentiende en twintigste-eeuwse hydrologische en militairverdedigingssysteem, bestaande uit:
    • a. inundatiegebieden;
    • b. zone met verdedigingswerken als forten, batterijen, lunetten betonnen mitrailleurkazematten en groepsschuilplaatsen in hun samenhang met de omgeving;
    • c. voormalige schootsvelden (visueel open) en verboden kringen (merendeels onbebouwd gebied) rondom de forten;
    • d. waterwerken als waterlichamen, sluizen, inlaten, duikers, en dijken functionerend in samenhang met verdedigingswerken en inundatiegebieden;
    • e. overige elementen als beschutte wegen, (resten van) loopgraven en tankgrachten;
    • f. de landschappelijke inpassing en camouflage van de voormalige militaire objecten;
    • g. de historische vestingstructuur van de vestingsteden Muiden, Weesp, Naarden, Nieuwersluis, Gorinchem en Woudrichem;
  • 2. Grote openheid;
  • 3. Groen en overwegend rustig karakter.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening) vormt het instrument voor zorgvuldig ruimtegebruik. Het doel hiervan is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Wanneer een bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt dient de Ladder voor duurzame verstedelijking in het bestemmingsplan te worden opgenomen. De ladder heeft betrekking op ontwikkelingen van woningbouw, kantoren, bedrijven, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen. De ladder bestaat uit drie treden met de volgende vragen die achter elkaar moeten worden doorlopen:

  • 1. is er een actuele behoefte naar de ontwikkeling?
  • 2. is de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied in te vullen door bijvoorbeeld benutting van gronden door herstructurering?
  • 3. indien blijkt dat de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied valt, hoe kan het gebied zo goed mogelijk ontsloten worden via verschillende middelen van vervoer?

Beoordeling

De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt staan beschreven in paragraaf 1.3. Onderzocht is of deze ontwikkelingen moeten worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in artikel 3.1.6 Bro. Dit zou ertoe leiden dat de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' uit artikel 3.1.6 lid 2 Bro moet worden doorlopen.

Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om van enkele bestaande gebouwen en/of woningen de functie te wijzigen. Bij een functieverandering van een bestaand gebouw is er geen ruimtelijke ontwikkeling en is er dus ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling, gelet op de definitie uit artikel 1.1.1 lid 1 onder i Bro (zie ook Raad van State 5 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:743). De ladder voor duurzame verstedelijking is daarop dus niet van toepassing.

Naast het wijzigen van functies maakt dit bestemmingsplan het mogelijk dat aan de Oud-Loosdrechtsedijk 131 een vervangende bedrijfswoning wordt gerealiseerd, dat aan de Herenweg in Breukeleveen via een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid wordt geboden om een woning te verschuiven en dat in de omgeving van Oud-Loosdrechtsedijk 272 een klein parkeerterrein wordt aangelegd. Deze drie ontwikkelingen zijn qua omvang te gering om te spreken van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, gelet op jurisprudentie van de Raad van State waaruit blijkt dat pas bij een grotere ontwikkeling of een groter aantal woningen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van State van 24 december 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4720) waarbij het ging om een bestemmingsplan dat het inpassen van 8 woningen mogelijk maakte. Bij deze 8 woningen oordeelde de Raad van State dat een dergelijke kleinschalige ontwikkeling niet gezien kan worden als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 Bro.

Gelet op het vorenstaande is de conclusie dat de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, niet kunnen worden gezien als nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Hierdoor hoeft de ladder voor duurzame verstedelijking uit artikel 3.1.6 lid 2 Bro niet te worden doorlopen.

2.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie Noord-Holland 2040

Provinciale Staten van de provincie Noord-Holland hebben op 21 juni 2010 de Structuurvisie 2040 vastgesteld. Op 23 mei 2011 is de 1e herziening vastgesteld.

De provincie zet in op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik. In het kader van klimaatbestendigheid dient er ruimte gevonden te worden voor bescherming tegen wateroverlast, voor voldoende schoon drinkwater en voor duurzame energie. De ruimtelijke kwaliteit wordt operationeel gemaakt in het behoud van het Noord-Hollandse landschap door verdere ontwikkeling van de kwaliteit en diversiteit van het landschap. Duurzaam ruimtegebruik wordt nagestreefd door functies slim te combineren en te zorgen dat deze goed bereikbaar zijn.

Onder duurzaam ruimtegebruik wordt het plaatsen van de juiste functies op de juiste plek verstaan. Deze juiste plek wordt bepaald door verschillende factoren zoals de aanwezige milieukwaliteit, de behoefte aan voorzieningen zoals passende huisvesting voor bewoners en bedrijven op specifieke locaties en de bereikbaarheid van die locaties. Uitgangspunt is een zorgvuldige afweging tussen verschillende belangen, waarbij milieukwaliteiten als (externe) veiligheid, luchtkwaliteit, bodemkwaliteit, geur en geluid, maar ook waterkwaliteit belangrijke randvoorwaarden zijn. Hierbij streeft de Provincie naar oplossingen die ruimte laten voor veranderende omstandigheden en die zo efficiënt mogelijk gebruik maken van de beschikbare ruimte.

De Loosdrechtse Plassen worden gezien als intensief recreatiegebied en onderdeel van het metropolitane landschap. Het metropolitane landschap wordt (samen met de noordzeekust) gezien als zeer belangrijk voor recreatie en toerisme. Deze sectoren zijn belangrijk voor een aantrekkelijk leefklimaat en leveren een belangrijke bijdrage aan de economie en werkgelegenheid in Noord-Holland.

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening zijn regels opgenomen waaraan bestemmingsplannen dienen te voldoen. Deze regels vloeien voort uit de provinciale belangen die zijn vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040.

Provinciale Ruimtelijke Verordening

Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 hebben provincies de bevoegdheid gekregen om een ruimtelijke verordening vast te stellen. Provinciale Staten hebben op 3 februari 2014 de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) opnieuw vastgesteld. Deze vaststelling betreft een beleidsarme wijziging ten opzichte van de eerder vastgestelde verordening op 21 juni 2010. In deze verordening stelt de provincie regels met betrekking tot de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen. Bij het stellen van deze regels mogen provinciale belangen niet in het geding zijn.

In een provinciale verordening kunnen regels zijn opgenomen ter bescherming van specifieke waarden (zoals natuur-, landschappelijke of cultuurhistorische waarden) of ten behoeve van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld vestigingsregels voor intensieve veehouderij of detailhandelsvoorzieningen).

De provinciale verordening van Noord-Holland stelt regels voor onder andere de onderstaande onderwerpen (voor zover voor de gemeente Wijdemeren van belang):

  • bundeling van verstedelijking en locatiebeleid economische activiteiten;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • nationale landschappen (inclusief werelderfgoedgebieden Stelling van Amsterdam en de Beemster);
  • het regionaal watersysteem.

Relevante Regels

Landelijk gebied (hoofdstuk 4)

Het overgrote deel van het plangebied is in de verordening aangewezen als landelijk gebied. Hierbinnen zijn nieuwe ontwikkelingen niet zonder meer toegestaan. De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt vallen buiten de aanduiding landelijk gebied bestaand. De kernkwaliteiten van het landschap blijft hierdoor behouden.

Ecologische hoofdstructuur (artikel 19)

Dit artikel regelt de planologische bescherming van de Ecologische hoofdstructuur. Deze planologische bescherming betekent dat ingrepen die de Ecologische hoofdstructuur aantasten, in principe niet zijn toegestaan. Als het gaat om ingrepen van groot maatschappelijk belang die niet elders kunnen plaatsvinden, kan toestemming worden verleend, onder de voorwaarde dat de gevolgen van de ingreep worden gecompenseerd. Om te beoordelen wat het effect van dit bestemmingsplan is op de aanwezige natuurwaarden is een Ecoscan uitgevoerd. Deze Ecoscan is als Bijlage 10 en Bijlage 11 van deze toelichting opgenomen.

Nieuwe Hollandse Waterlinie (artikelen 20, 21, 23)

Het deel van het plangebied is in de verordening aangewezen als Nieuwe Hollandse waterlinie. De kernkwaliteiten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zijn:

  • een samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen;
  • een groene en overwegend rustig karakter;
  • openheid.

Binnen de Nieuwe Hollandse Waterlinie mag uitsluitend worden voorzien in nieuwe functies en uitbreiding van de bebouwing van bestaande functies binnen de gebieden voor zover deze de kernkwaliteiten behouden of versterken.

Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt vallen binnen bestaand bebouwd gebied. Hierdoor komen de kernkwaliteiten van 'De Nieuwe Hollandse Waterlinie' niet in het geding.

Aardkundig waardevol gebied (artikel 8)

Volgens artikel 8 dient in de toelichting van een bestemmingsplan te worden aangegeven in hoeverre rekening is gehouden met de in het gebied voorkomende aardkundige waarden. Er worden geen ontwikkelingen/ graafwerkzaamheden toestaan op en in de gronden die zijn aangeduid als aardkundige waarden. Hierdoor leidt dit bestemmingsplan niet tot aantasting van de toplaag van het bodemprofiel.

Bestaand bebouwd gebied (artikel 9)

Als bestaand bebouwd gebied wordt aangewezen de bestaande of de bij een bestemmingsplan toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing, uitgezonderd bebouwing op agrarische bouwpercelen en op percelen bestemd voor kassen. Onder toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing wordt mede begrepen de daarbij behorende bebouwing ten behoeve van openbare voorzieningen, verkeersinfrastructuur alsmede stedelijk water en stedelijk groen van een stad, dorp of kern. De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt vallen binnen bestaand bebouwd gebied.

Ruimte voor ruimte

De regeling Ruimte voor Ruimte is gericht op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied. Dit gebeurt door sloop van landschappelijk storende en/of niet passende bebouwing en daaropvolgend een bestemmingswijziging. Als tegenprestatie krijgt de aanvrager planologische medewerking voor nieuwbouw elders in het gebied of op de saneringslocatie.

Vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit worden hier voorwaarden aan verbonden. Wat betreft locatie is het uitgangspunt ‘herbouw aansluitend aan de rand van een kern’. Eén van de vereisten om gebruik te kunnen maken van de Ruimte voor Ruimteregeling is het opstellen van een beeldkwaliteitsplan.

De evaluatie van de Ruimte voor Ruimte regeling is in 2013 afgerond. Begin 2014 hebben Gedeputeerde Staten besloten de Ruimte voor Ruimte regeling te wijzigen overeenkomstig de resultaten van de evaluatie.

Provinciale Milieu Verordening

De Provinciale Milieuverordening (PMV) is gebaseerd op de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet bodembescherming. De verordening is via een aantal 'tranches' (wijzigingen) verder aangevuld, gewijzigd en geactualiseerd. Op 14 december 2015 is tranche 9 vastgesteld.

Stiltegebieden

In artikel 4 van de PMV zijn de regels voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting voor handelingen binnen stiltegebieden vastgelegd:

  • Zorgplicht: Ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten in een stiltegebied geluid wordt voortgebracht in zodanige mate dat de heersende natuurlijke rust in dat gebied kennelijk is of wordt verstoord, is verplicht dergelijk handelen achterwege te laten.
  • Geluidsbronnen: Als richtwaarde voor het maximaal toelaatbare geluidsniveau vanwege een geluidsbron die binnen een stiltegebied is gesitueerd geldt een geluidsniveau van 35 dB(A) LAeq,24h op 50 meter van de geluidsbron of grens van de inrichting.

Stiltegebieden in (de omgeving van) het plangebied

In het plangebied bevinden zich de stiltegebieden 'Loenderveensche Plas' (40) en 'Breukeleveensche-of Stille Plas' (39). Daarnaast grenst het plangebied aan het stiltegebied 'De Wijde Blik' (41). De stiltegebieden zijn weergegeven op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01_0004.png"

Stiltegebieden (bron: Viewer Provinciale Milieuverordening Noord-Holland)

In dit bestemmingsplan worden ter plaatse van de stiltegebieden de huidige bestemmingen gecontinueerd. In de regels van dit bestemmingsplan worden binnen de stiltegebieden geen handelingen (watersport, intensieve recreatie, etc.) of bedrijfsactiviteiten toegestaan. Daarmee is geborgd dat handelingen die voor geluidsoverlast kunnen zorgen (zorgplicht) en geluidsbronnen met een te hoge maximale geluidsbelasting worden uitgesloten binnen de stiltegebieden.

Grondwaterbescherming

In artikel 5 van de PMV zijn de regels voor de toelaatbare handelingen binnen beschermingsgebieden voor drinkwaterwinning. In de beschermingsgebieden geldt een zorgplicht om vervuiling van het grond- en oppervlakte water te voorkomen. daarnaast zijn in beschermingsgebieden bepaalde categorieën inrichtingen met een verhoogd risico op vervuiling van het grond- en oppervlaktewater niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01_0005.jpg"

Grondwaterbeschermingsgebieden (bron: Viewer Provinciale Milieuverordening Noord-Holland)

In dit bestemmingsplan worden ter plaatse van de beschermingsgebieden de huidige bestemmingen gecontinueerd. In de regels van dit bestemmingsplan worden binnen de beschermingsgebieden geen handelingen of bedrijfsactiviteiten toegestaan die een verhoogd risico op vervuiling van het grond- en oppervlaktewater hebben.

2.3 Regionaal beleid

Toeristisch actieplan (TAP) Gooi- en Vechtstreek

Het toeristisch actieplan heeft als doelstelling het tot stand brengen van een samenhangend, gemeenschappelijk gedragen en op versterking van de regionale economie gerichte toeristisch- recreatieve visie op lokaal en regionaal niveau. Belangrijkste partners voor het uitvoeren van dit actieplan zijn de overheid, het bedrijfsleven en de VVV. Er word ingezet op kleinschalige ontwikkelingen zoals het verbeteren van de watersport, arrangementen, agrotoerisme en het benutten van de cultuurhistorische waarden.

De weinige verblijfsrecreatieve mogelijkheden dienen te worden vergroot, mits passend binnen de natuur- en landschappelijke waarden. De waterrecreatieve functie van het vechtplassengebied blijft gehandhaafd.

Regionaal Bureau voor Toerisme (RBT)

Het RBT is sinds 2012 volledig in bedrijf. Doelstelling van het RBT is het realiseren van een adequate informatievoorziening met betrekking tot (zakelijk) toerisme in de regio Gooi & Vecht. De regionale aanpak zal een meerwaarde moeten hebben voor de gemeente Wijdemeren. Er zal getracht worden het toeristische aanbod binnen Wijdemeren te vergroten door het samenstellen van toeristische arrangementen en innovatieve productontwikkeling.

Beleidsnotitie Regionaal prostitutiebeleid

De voor het bestemmingsplan relevante zaken van het regionale prostitutiebeleid houden het volgende in:

  • er wordt een regionaal en gemeentelijk maximumstelsel gehanteerd, waarbij het maximum wordt gesteld op het per 1 juni 2000 gevestigde aantal bedrijven. Dit betekent dat bedrijven die kunnen aantonen dat ze per 1 juni reeds gevestigd zijn, zich bij de gemeenten kunnen melden. Elke gemeente beziet dan of dat bedrijf op grond van de regelgeving in aanmerking komt voor een vergunning.
  • raam- en straatprostitutie wordt niet toegestaan in deze regio.

Beleidsvisie Externe veiligheid

De beleidsvisie geeft per locatie en functie een afwegingskader om externe veiligheid op een consistente manier mee te laten wegen in de besluitvorming. Deze beleidsvisie gaat uit van de volgende uitgangspunten:

  • het bieden van een veilige omgeving;
  • er moet ruimte zijn voor bedrijvigheid met en het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • de risico’s moeten zoveel als mogelijk worden beperkt, afhankelijk van de functie van een gebied;
  • incidenten ten gevolge van activiteiten met gevaarlijke stoffen met een grote maatschappelijke ontwrichting is onacceptabel;
  • de aard en de risico’s van de bedrijvigheid die met zich meebrengen moeten passen in het karakter van de regio. Het vestigingsbeleid en het locatiebeleid worden daarop aangepast.

De regio Gooi en Vechtstreek is een groen gebied, waar geen plaats is voor zware bedrijven met veel risico’s. Het aantal inrichtingen met gevaarlijke stoffen en het regionale transport van gevaarlijke stoffen zijn beperkt. Een belangrijke risicobron in de regio is de spoorlijn Weesp – Hilversum, die een belangrijke transportroute is voor gevaarlijke stoffen van Rotterdam naar Duitsland. Bij ruimtelijke besluiten moeten de aanwezige risicobronnen, in het kader van externe veiligheid, worden meegewogen.

2.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Wijdemeren - Beheerste ontwikkeling met behoud van het goede 2012

De structuurvisie is vastgesteld op 19 juli 2012. De centrale opgave is het vinden van een balans tussen het waardevolle landschap en de hedendaagse dynamiek. De structuurvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van de gemeente waardoor direct duidelijk wordt of bepaalde initiatieven daarbinnen passen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01_0006.jpg"

Afbeelding 2.4 uitsnede gewenste toekomstige ruimtelijke structuur (bron: structuurvisie Wijdemeren)

Op afbeelding 2.4 is de gewenste toekomstige ruimtelijke structuur weergegeven, inclusief alle gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. Het gaat daarbij om de ruimtelijke structuur die op de langere termijn, in een periode van 10 tot 40 jaar, kan worden gerealiseerd. Hieronder zijn een aantal thema's uitgewerkt die van invloed kunnen zijn op dit bestemmingsplan:

Op de kaart van de structuurvisie is te zien dat er voor het plassengebied ingezet wordt op een nieuwe veerbootroute en het uitbreiden van de bestaande mastroute. Daarnaast is het de wens om parkeren langs de openbare weg te verminderen. Er wordt daarom ingezet op centrale parkeerplaatsen.

Qua infrastructuur wordt met name ingezet op uitbreiding van het wandel- en fietsnetwerk. Het nieuwe centrum Oud-Loosdrecht valt niet binnen de grenzen van dit bestemmingsplan.

Welstandsnota Wijdemeren 2013

Het hoofddoel van de nota is het inzicht verlenen in het welstandsbeleid. Een welstandstoets is (wettelijk) verplicht bij omgevingsvergunningen en wordt verricht door een (welstands)commissie. Deze heeft de mogelijkheid om ten aanzien van een bouwplan - op basis van welstandscriteria - een negatief advies uit te brengen. In de welstandsnota staan de relevante randvoorwaarden en uitgangspunten voor het welstandsbeleid.

Horecanota 2008

In de gemeente Wijdemeren zijn veel horecagelegenheden gevestigd, aanzienlijk meer dan in gemeenten van vergelijkbare omvang. Recreatie en toerisme vormen een belangrijke basis voor horeca. Maar ook de bevolking uit Wijdemeren en de omgeving vormen een pijler voor horeca.

De afgelopen jaren heeft de horecasector in heel Nederland last gehad van de economische recessie.

Horeca is belangrijk voor de gemeente, vanwege de relatie met toerisme en recreatie, het belang voor de werkgelegenheid en het (karakteristieke) verblijfsklimaat. Daarom is de visie: behoud en versterking van horeca, met inachtneming van de woon - en leefomgeving, openbare orde en veiligheid. Om hieraan uitvoering te geven wordt aangehaakt bij de visie Toerisme en Recreatie.

Hierin worden zones voorgesteld, waarin product/marktcombinaties beter profiel kunnen krijgen. Daarnaast zet de visie Toerisme en Recreatie nadrukkelijk in op samenwerking, marketing en promotie. De huidige visie op horeca betekent een trendbreuk met de voormalige beleidspraktijk, die ten aanzien van horecaontwikkeling meer conserverend was. Deze nieuwe visie op horeca moet er toe leiden dat in ruimtelijke plannen en omgevingsvergunningen meer ruimte wordt gegeven aan horecaontwikkeling.

Beleidsregels paardenbakken (2006)

De gemeente heeft in 2006 beleidsregels voor paardenbakken vastgesteld. Vanwege de verbreding van de landbouw neemt de behoefte aan voorzieningen die te maken hebben met het houden van paarden toe. De gevolgen van paardenbakken voor het landschap, de woonfunctie en de agrarische bedrijfsvoering in het buitengebied maakten nadere beleidsregels gewenst. In de eerste plaats worden paardenbakken binnen de rode contouren niet toegestaan. De beperkingen die paardenbakken hebben op stedelijke functies maken het ongewenst om deze binnen de rode contouren toe te staan. Uitbreiding van het aantal paardenbakken is niet wenselijk nu dit leidt tot versnippering en verrommeling van het buitengebied. Binnen de woonbestemming zijn paardenbakken wel toegestaan. De landschappelijke en ecologische waarden van het buitengebied worden op deze manier gewaarborgd.

Nota Woonschepen (oktober 2012)

In deze nota zijn uitgangspunten opgenomen voor regels in op te stellen bestemmingsplannen over woonschepen. De nota is een leidraad die het college gebruikt voor het opstellen van de bestemmingsplannen. Tot 1 januari 2019 blijft het ontheffingssysteem van het Plassenschap van kracht.

Het is beleid van het Rijk en Provincie om woonschepen op te nemen in bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan wordt een afweging gemaakt welke bouw- en gebruiksmogelijkheden gewenst zijn in een plangebied. Uitgangspunt is dat een conserverend beleid wordt gevoerd. Dat wil zeggen dat het bestaande aantal woonboten in beginsel wordt gehandhaafd. Met dit bestemmingsplan wordt hieraan voldaan.

Beleidsplan Verkeer Wijdemeren 2011 - 2020

Het verkeersbeleid van Wijdemeren zal in de periode tot 2020 gericht zijn op het bewaren en waar mogelijk verbeteren van de drie speerpunten: verkeersveiligheid, leefbaarheid en bereikbaarheid. Deze drie speerpunten komen terug bij de visie op autoverkeer, openbaar vervoer en langzaam verkeer.

Autoverkeer

Naar verwachting zal de mobiliteit blijven toenemen, zowel landelijk als regionaal in dit deel van de Randstad. Maar uit het oogpunt van leefbaarheid is een dergelijke groei van het autoverkeer op wegvakken waaraan gewoond wordt niet gewenst. Dan kan de werkelijke verkeerstoename aanleiding vormen om nieuwe infrastructuur buiten de woonkernen om aan te leggen.

Ingezet wordt op nieuwe infrastructuur om zo de verkeersdruk op bestaande doorgaande routes en daarmee de hinder voor aanwonenden te verminderen. Daarvoor is een integrale afweging met draagvlak bij de betrokken belangenorganisaties (m.b.t. landbouw, waterbeheer, natuur en cultuurhistorie) en de medewerking van de provincie Noord-Holland vereist.

Ten wille van de overzichtelijkheid en veiligheid moet op alle gemeentelijke wegen in Wijdemeren die nu buiten de bebouwde kom vallen, met uitzondering van de N201, de maximumsnelheid uniform 60 km/u worden.

Ten aanzien van parkeren bij nieuwe bouwprojecten zullen de vastgestelde parkeernormen gehaald moeten worden. Indien dat niet mogelijk blijkt dan zal de ontwikkelende partij belast worden met het realiseren van parkeerruimte elders.

Openbaar vervoer

Er kan slechts geringe invloed uitgeoefend worden op de kwaliteit van openbaar vervoer op regionaal niveau (streekvervoer). Wel zal ervoor gewaakt dienen te worden dat de OV-routes een goede doorstroming houden. Hiermee kan voorkomen worden dat de provincie de routes schrapt of de kosten van vertraging op deze routes bij de gemeente in rekening brengt. Deze routes zullen dus OV-proof dienen te blijven, hetgeen onder andere neerkomt op goede haltevoorzieningen en het voorkomen van de aanleg van drempels. De kwaliteit van de bushaltes en fietsenstallingen is een gemeentelijke verantwoordelijkheid en zal worden gegarandeerd.

Langzaam verkeer

Het fietsgebruik wordt gestimuleerd. Door de vermindering van het openbaar vervoer in Wijdemeren zal de fiets een nog belangrijkere rol gaan spelen. Goede fietsvoorzieningen zijn een basisvoorwaarde om de verplaatsingen per fiets aantrekkelijker te maken en tevens om de fiets een belangrijke plaats te geven in de ketenverplaatsingen. De routes naar Hilversum en Weesp zijn al voorzien van goede fietspaden.

Om de veiligheid van het langzame verkeer te waarborgen zullen kernen zoveel mogelijk in hun geheel als 30 km/u zone worden aangemerkt, met duidelijke waarschuwingen bij de in- en uitgangen van die zones. Dat maakt de situatie in de kernen uniform en overzichtelijk voor alle weggebruikers.

Het is wenselijk dat de bromfietsers overal in de bebouwde kom van Wijdemeren gebruik kunnen maken van de hoofdrijbaan en daarmee van alle fietspaden geweerd worden.

Waar de voetpaden gebrekkig of afwezig zijn moeten passende maatregelen getroffen worden, om hetzij door de aanleg van goede voetpaden, hetzij door het overige verkeer te remmen.

Wegcategoriseringsplan

Het wegcategoriseringsplan vloeit voort uit het "Beleidsplan Verkeer Wijdemeren 2011 - 2020". Het doel is te komen tot een eenduidige functietoekenning van de wegen voor de gemeente die aansluit op de uitgangspunten van het Beleidsplan met de behoeftes vanuit verkeersveiligheid, leefbaarheid en bereikbaarheid. In dit wegcategoriseringsplan is voor elke weg in de gemeente aangegeven welke functie deze weg heeft. Deze toewijzing van functies is van belang, omdat dit een basis vormt voor de inrichting van de weg. De functie van de weg bepaalt mede welke eisen aan de inrichting worden gesteld. Hiermee kan een wegennet met een grote verkeersveiligheid, een goede verkeersafwikkeling en een leefbare omgeving worden bereikt.

Parkeernormen 2015

Op 31 maart 2015 heeft het college van B&W de beleidsregel parkeernormen gemeente Wijdemeren vastgesteld. Uitgangspunten van deze beleidsregels zijn:

  • 1. elke initiatiefnemer van een bouwplan is zelf verantwoordelijk voor het oplossen van zijn eigen parkeerbehoefte;
  • 2. de parkeerbehoefte moet zo veel mogelijk op eigen terrein worden opgelost;
  • 3. het toepassen van de parkeernormen heeft een positieve invloed op de bereikbaarheid, leefbaarheid en de economische ontwikkeling van de gemeente.

Parkeernormen kunnen alleen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden opgelegd. In een bestaande situatie kunnen parkeernormen wel gebruikt worden om voor een gebied de parkeerbehoefte te bepalen, maar leidt dit niet direct tot de verplichting om meer parkeerplaatsen aan te leggen.

In dit bestemmingsplan is opgenomen dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en dat deze beleidsregel daarbij geldt als uitgangspunt. Een omgevingsvergunning voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken kan ook alleen worden verleend indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de parkeernormen zoals opgenomen in deze beleidsregel. Parkeergelegenheid mag worden gerealiseerd in, op of onder het gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort. Afwijken hiervan kan alleen als anderszins in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.

Beleidsregels evenementen 2014

Evenementen spelen binnen de gemeente Wijdemeren een belangrijke rol. Er is een actief verenigingsleven en mensen ontmoeten elkaar op markten, kermissen en tijdens feestweken. Evenementen in de gemeente hebben veelal een lokale en soms regionale, maar ook landelijke aantrekkingskracht. Het houden van (veel) evenementen heeft echter ook een keerzijde. In de gemeente Wijdemeren worden steeds vaker evenementen georganiseerd, die door hun omvang, of door de risico's die zij met zich meebrengen een grote invloed hebben op de omgeving. Deze evenementen vragen een toenemende aandacht en capaciteit van de gemeente en de hulpverleningsdiensten. Evenementen met veel bezoekers zorgen voor verkeersdrukte, meer afval en hogere geluidsproductie. Hierdoor kan de belasting voor milieu en bewoners op locaties waar veel evenementen plaatsvinden groot zijn.

Om een goede balans te vinden tussen de positieve en negatieve effecten van evenementen in de gemeente moet het totaalaanbod aan evenementen op een juiste manier gereguleerd zijn in het evenementenbeleid. Hiervoor is de nota 'Evenementenbeleid Wijdemeren 2014 - 2018 opgesteld. De op 9 december vastgestelde 'Beleidsregels evenementen 2014' zijn hiervan een uitwerking. In de beleidsregels zijn voorwaarden ten aanzien van evenementen opgenomen. Dit betreft zowel voorwaarden voor vergunning- en meldingvrije en meldingsplichtige evenementen als vergunningplichtige evenementen.

In dit bestemmingsplan zijn op bepaalde locaties kleinschalige evenementen toegestaan. Onder kleinschalige evenementen wordt verstaan een tijdelijke activiteit in de openlucht en/of - al dan niet - in tijdelijke onderkomens gericht op het bereiken van publiek voor commerciële, informerende, educatieve, culturele, sportieve, levensbeschouwelijke of daarmee gelijk te stellen doeleinden alsmede een kermis, braderie, rommelmarkt, streekmark en een circus of daarmee te vergelijken activiteiten met minder dan 5000 bezoekers per dag. In de regels is ook opgenomen aan welke specifieke gebruiksbepalingen gehouden moet worden.

2.5 Conclusie beleidskader

De overheid onderstreept naast de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten van het gebied ook het belang van de recreatieve waarde van dit gebied. Als onderdeel van het Groene Hart is het plangebied namelijk van belang voor de leefbaarheid van de omliggende stedelijke regio's. Verder moet de economische vitaliteit van het gebied gewaarborgd blijven. Hiervoor kunnen nieuwe economische dragers nodig zijn die passen binnen of zelfs gebruik maken van de kwaliteiten van dit gebied.

Het beleid is gericht op het weren van stedelijke functies buiten het vastgelegde BBG (Bestaand Bebouwd Gebied). Daarnaast is het beleid gericht op het versterken van de (in hoofdzaak watergerelateerde) toeristisch functie van (delen van) het plangebied. De toeristische functies zijn sterk aanwezig in het plangebied. Dit heeft voornamelijk te maken met de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied. De toeristisch functies in het gebied profiteren van de aantrekkelijke omgeving maar kunnen tegelijkertijd zorgen voor een verstorende werking. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen op toeristisch gebied zal daarom rekening moeten worden gehouden met de landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied.

Het hiervoor beschreven beleid is betrokken bij het opstellen van het plan, door de in dit plan gemaakte keuzes aan de verschillende beleidsuitgangspunten te toetsen. Concluderend kan worden gesteld dat het plan aansluit op het beleidskader.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke analyse

3.1 Ruimtelijke structuur

Het plangebied bestaat voor het overgrote deel uit water en natuurgebied. Voor een relatief klein deel bestaat het plan uit bebouwd gebied. De bebouwing concentreert zich in een aantal bebouwingslinten.

Van noord naar zuid bestaat het plangebied uit de volgende plassen:

  • De waterleidingplas, gelegen in de Loenderveense Plas;
  • Gedeeltelijk de Vuntus, ten noorden van Oud-Loosdrecht;
  • De Eerste tot en met de Vijfde Plas, deze vormen één aaneengesloten plassencomplex. De Eerste Plas ligt ten zuiden van het dorp Oud-Loosdrecht. De Tweede Plas ligt ten zuiden van de Loenderveense Plas en de Eerste Plas. De Derde tot en met Vijfde Plas liggen in die volgorde ten zuiden van de Tweede Plas.
  • De Stille Plas ligt in het zuidoosten. Deze plas is nauwelijks toegankelijk en wordt beperkt voor recreatieve doeleinden gebruikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01_0007.jpg"

Afbeelding 3.1 luchtfoto van het plangebied (peildatum 2013)

De bebouwing is geconcentreerd in vier linten. Het lint van de Veendijk/Horndijk, De Oud-Loosdrechtsedijk, de Nieuw Loosdrechtsedijk en het lint van de Herenweg. De bebouwing bestaat voornamelijk uit woningen. Op enkele plaatsen zijn bedrijven en recreatie functies te vinden. In de dorpskern Oud-Loosdrecht zijn verschillende centrumfuncties als winkels en voorzieningen geconcentreerd. In dit bebouwingslint zijn ook bedrijven en jachthavens te vinden. De komende jaren wordt het nieuwe dorpscentrum in Oud-Loosdrecht gerealiseerd.

Fort Spion ligt in het westen van het plangebied. Het is een voormalig fort dat behoort tot de Hollandse Waterlinie. Tegenwoordig wordt de locatie gebruikt voor kleinschalige verblijfsrecreatie.

In het westen van het plangebied ligt direct naast de Waterleidingplas een terrein van Waternet waarop drinkwaterreiniging plaatsvindt. Het drinkwater wordt gewonnen in de Bethunepolder direct ten zuiden van het plangebied. Vanwege deze drinkwaterwinning is het zuidelijke deel van het plangebied aangewezen als grondwaterbeschermingsgebied. Dit grondwaterbeschermingsgebied is onderverdeeld in een 25-jaarszone en een 100-jaarszone. Dit zijn gebieden waarbinnen het grondwater een periode van 25 jaar of 100 jaar nodig heeft om de pompputten te bereiken.

3.2 Ontstaansgeschiedenis

Het landschap in deze streek is in sterke mate beïnvloed en gevormd door de mens. Het plangebied en directe omgeving zijn ontgonnen vanuit het Gooi. De U-vormige 'Nieuwe dijk' in Loosdrecht was de ontginningsbasis van waaruit de kavelsloten werden gegraven. Ook de inmiddels verdwenen 'Oude dijk', parallel aan de Drecht (ten noorden van 'Muyeveld' en 'Boomhoek'), was een ontginningsbasis. Het gehele gebied tussen Weersloot en Kromme Rade werd ontgonnen. De kavelsloten waterden af op de Drecht, Weersloot en Kromme Rade. Door deze ontginning ontstond een veenweidelandschap, met de dorpen Oud-Loosdrecht en Nieuw-Loosdrecht langs één U-vormige dijk, tot in de 18e eeuw de 'Nieuwe Dijk' geheten. De dorpen zijn ontstaan tussen 1000 en 1300 na Christus.

Akkerbouw was de belangrijkste bron van inkomsten direct na de ontginning. De grond werd bruikbaar gemaakt voor akkerbouw (en veeteelt). Hierbij werd de zogenaamde 'droge vervening' toegepast, dat wil zeggen dat de grond na afgraving van het veen weer werd 'toegemaakt'. Bij dit toemaken werd de afgeveende grond opgehoogd met een mengsel van zand, klei, mest en de niet voor brandstof geschikte venige bovenlaag van de grond (Daams, 1983).

Een tweede bron van inkomsten voor Loosdrecht was de turfwinning. In de 14e en 15e eeuw was de turfwinning nog beperkt tot de droge vervening. Met de groeiende vraag naar brandstof in de grote steden nam de vervening echter sterk toe. Niet al het land werd na vervening weer geschikt gemaakt voor landbouw. Na introductie van de baggerbeugel in de 16e eeuw werd bovendien nat verveend. Het veen werd uit trek- of petgaten gebaggerd en op de tussen de petgaten aanwezige legakkers te drogen gelegd (Stol, 1991).

Het gevolg van deze methode was dat het land langzaam maar zeker plaats maakte voor plassen (petgaten) met daartussen gelegen legakkers (langgerekte smalle stukken land, waarop de turf te drogen werd gelegd). Regels voor breedte van legakkers en petgaten mochten niet baten, veelal werden de legakkers te smal. Bij storm werden deze legakkers weggeslagen, waardoor grotere plassen ontstonden. In Loosdrecht viel het grootste deel van het grondgebied ten prooi aan het water in de loop van de 18e eeuw en in de 19e eeuw. Met name aan de westzijde van de plassen werd, in verband met de grotere kwetsbaarheid van de smalle legakkers, een groot deel van de legakkers door golfslag weggeslagen (Barendregt, 1990).

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01_0008.jpg"

Afbeelding 3.2 historische kaart Plassengebied rond 1850 (bron: Historische Atlas Noord-Holland)

Veel van deze verveningplassen werden in de 18e en 19e eeuw ingepolderd. De Loosdrechtse plassen zijn echter nooit drooggelegd. De belangrijkste reden voor het in stand houden van de plassen is waarschijnlijk de slechte ervaringen met de naburige Bethunepolder, die sterke overlast had van kwel van de Utrechtse Heuvelrug. Een tweede reden die meespeelde was de in de 20e eeuw belangrijk toegenomen waardering voor de natuur in het plassengebied. Ook het feit dat de Loosdrechtse Plassen vanaf de Franse Overheersing tot aan de tweede wereldoorlog tot de nieuwe Hollandse Waterlinie behoorden, heeft waarschijnlijk aan de instandhouding van de plassen bijgedragen (Daams, 1983).

Rond 1900 bestond Loosdrecht uit de kernen Oud-Loosdrecht en Nieuw-Loosdrecht langs de U-vormige dijk, met een bebouwing bestaande uit boerderijen en veenarbeiderswoningen. In de 20e eeuw krijgt het plangebied steeds meer een recreatieve functie. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 4.2 Recreatie.

3.3 Cultuurhistorische en archeologie

Cultuurhistorie

Cultuurhistorische waarden zijn van belang voor de identiteit, de herkenbaarheid en het karakter van een gebied of een dorp. De cultuurhistorische waarden moeten in een vroeg stadium van planontwikkeling worden geïnventariseerd. Er moet onderbouwd worden op welke wijze het culturele erfgoed zoveel mogelijk behouden blijft, hersteld of als inspiratiebron gebruikt wordt voor nieuwe ontwikkelingen.

Het plangebied wordt aangemerkt als cultuurhistorisch (en landschappelijk) zeer waardevol en het maakt deel uit van het Belvedèregebied Vecht- en Plassengebied. Daarnaast is het plangebied van belang voor het Nationaal Project Nieuw Hollandse Waterlinie. De aanwezige cultuurhistorische waarden moeten behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt.

Een belangrijk deel van de aanwezige cultuurhistorische waarden zijn landschappelijk van aard. Dit omdat de landschappelijke patronen en verschijningsvormen in grote mate zichtbaar overeenstemmen met de onderliggende bodem en waterhuishouding en ook het menselijke gebruik van het landschap vanaf de eerste ontginning nog zichtbaar te herleiden is.

Een belangrijke bron voor wat betreft verzamelde cultuurhistorische waarden is de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie. De kaart is een uitwerking van de nota Belvedère en geeft inzicht in bouwkundige, archeologische en de historisch-geografische waarden en maakt daarbij onderscheid tussen punten, lijnen en vlakken. Daarnaast geeft de kaart een overzicht van Rijks- en provinciale monumenten. Verder is ook de archeologische en cultuurhistorische informatie op de website www.KICH.nl gebruikt als bron.

Monumenten

Monumenten zijn panden of objecten met een (erkende) belangrijke cultuurhistorische waarde. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen rijks-(RM) en gemeentelijke (GM) monumenten. Voor een overzicht wordt verwezen naar de onderstaande tabel.

Monumenten   Plaats  
(RM) Fort   Bloklaan 9  
(GM) kunstenaarswoning   't Breukeleveensemeentje 1  
(GM) woning   Nieuw Loosdrechtsedijk 233  
(GM) woning   Nieuw Loosdrechtsedijk 235  
(GM) recreatiewoning   Nieuw Loosdrechtsedijk 245  
(GM) woning   Nieuw Loosdrechtsedijk 251  
(GM) woning   Nieuw Loosdrechtsedijk 252  
(GM) woning   Nieuw Loosdrechtsedijk 254  
(RM) recreatiewoning   Nieuw Loosdrechtsedijk 256  
(GM) woning   Nieuw Loosdrechtsedijk 260  
(GM) woning   Nieuw Loosdrechtsedijk 262  
(GM) recreatiewoning   Nieuw Loosdrechtsedijk 268  
(RM) woning   Oud Loosdrechtsedijk 127, 129  
(RM) dwarshuis   Oud Loosdrechtsedijk129A  
(GM) villa   Oud Loosdrechtsedijk 141  
(GM) trafo   Oud Loosdrechtsedijk 147  
(GM) bedrijfscomplex   Oud Loosdrechtsedijk 190  
(RM) boerderij   Oud Loosdrechtsedijk 209  
(RM) dwarshuis   Oud Loosdrechtsedijk 226  
(RM) NH kerk   Oud Loosdrechtsedijk 230  
(RM) boerderij   Oud Loosdrechtsedijk 232  
(GM) café   Oud Loosdrechtsedijk 238  
(RM) woning   Oud Loosdrechtsedijk 241  
(GM) voormalige diaconie en weeshuis   Oud Loosdrechtsedijk 243  
(RM) woning   Oud Loosdrechtsedijk 253  
(GM) woning   Oud Loosdrechtsedijk 262  
(RM) woning   Oud Loosdrechtsedijk 263, 265  
(GM) recreatiewoning   Oud Loosdrechtsedijk 267  
(GM) recreatiewoning   Oud Loosdrechtsedijk 269  
(RM) woning   Oud Loosdrechtsedijk 279  
(GM) woning   Oud Loosdrechtsedijk 270  
(GM) woning, vervenershuisje   Oud Loosdrechtsedijk 281  
(GM) dubbele woning   Oud Loosdrechtsedijk 282, 284  
(GM) woning   Oud Loosdrechtsedijk 294  
(GM) landhuis   Veendijk 8  
(GM) landhuis   Veendijk 9  
(GM) landhuis   Veendijk 14  
(RM) landhuis   Veendijk 15  

Tabel aanwezige monumenten

Voor monumenten geldt in het algemeen bescherming van de bestaande situatie en een streven naar herstel in die gevallen waar sprake is van verval. Veranderingen en uitbreidingen mogen uitsluitend van ondergeschikte aard zijn. Rijksmonumenten vallen onder de bescherming van de Monumentenwet.Gemeentelijke monumenten worden beschermd via de gemeentelijke erfgoedverordening.

Archeologie

In de gemeente Wijdemeren zijn gebieden te vinden waar bijzondere archeologische waarden gevonden of aanwezig kunnen zijn. Bij nieuwe ontwikkelingen is in de gebieden waar archeologisch waardevolle zaken in de ondergrond aanwezig zijn, verkennend archeologisch onderzoek vereist. De gemeente voert hiervoor een beleid dat in eerste instantie gericht is op behoud van waardevolle elementen en structuren.

Voor het grondgebied van de gemeente wordt een beleid gevoerd waarbij de omvang van de bodemverstorende activiteit bepalend is. Dit betekent dat bij werkzaamheden, waarbij in meer of mindere mate bodemverstoring kan optreden, rekening moet worden gehouden met archeologische waarden. Daarbij wordt een indeling gehanteerd in verschillende categorieën van "Archeologisch waardevol gebied", elk met eigen criteria van vrijstelling. Alleen wanneer (binnen een categorie) aan alle criteria wordt voldaan hoeft geen rekening met archeologische waarden te worden gehouden. Binnen het plangebied is één archeologie-vrij gebied vastgesteld. Het is niet uitgesloten dat voortschrijdend inzicht in de toekomst leidt tot het instellen van (meer) archeologie-vrije gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01_0009.jpg"

Afbeelding 3.3 uitsnede Archeologische waardenkaart

Op een aantal locaties hebben poldermolens gestaan. Deze molens zijn gerealiseerd in de zestiende eeuw toen de polder werd bedijkt. Deze voormalige molens staan aangeduid op de archeologische waardenkaart (afbeelding 3.3). Op de locatie van deze voormalige molens kunnen in de bodem archeologisch relevante resten aanwezig zijn. De resten zullen voornamelijk bestaan uit fundamenten van molens, sluizen en bijgebouwtjes, voormalige waterlopen, kaden, gereedschappen en gebruiksvoorwerpen. Deze plaatsen leveren mogelijk informatie op over de bouw, constructie en ontwikkeling van waterpeilbeheer en windtechnologie uit vroege perioden en over het dagelijks leven van de molenaar en zijn gezin. Op deze plaatsen is een bijzonder regime van kracht vanwege verwachte aanwezigheid van belangwekkende archeologische resten op een relatief kleine oppervlakte. De bescherming (van deze plaatsen) wordt gerealiseerd waarbij de terreinen als waardevol gebied van de tweede categorie aan te geven: rekening houden met archeologie vanaf planomvang van 50 m2.

Het gemeentebestuur geeft door middel van regimes aan welk niveau van het archeologiebeleid in een bepaald gebied als 'redelijk' kan worden beschouwd. De regimes komen tot stand op basis van de bekende archeologische waarden, de kennis van de geschiedenis en de eventuele recente bodemverstoringen. Gezamenlijk leiden deze gegevens tot een verwachting met betrekking tot het aantreffen van archeologische sporen in de bodem. Deze verwachting is op basis van ervaring omgezet in regimes met de bijbehorende criteria. Indien een bouwplan kleiner is dan de voor het gebied aangegeven criteria, is geen afweging van het archeologisch belang noodzakelijk.

Categorie   Rekening houden met archeologie vanaf planomvang van:  
1   Bij alle grondroerende werkzaamheden  
2   Bij alle plannen van 50 m2 en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 cm beneden maaiveld  
3   Bij plannen van 100 m2 en groter en grondroerende werkzaamheden dieper van 35 cm beneden maaiveld  
4   Bij plannen van 500 m2 en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm beneden maaiveld  
5   Bij plannen van 2500 m2 en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm beneden maaiveld  
6   Geen regime  

Tabel categorieën archeologie (bron: toelichting bij Beleidskaart Archeologie gemeente Wijdemeren)

Binnen het plangebied zijn de volgende categorieën aanwezig:

  • categorie 2: molenplaatsen;
  • categorie 3: de historische kernen;
  • categorie 5: veenpolders;
  • categorie 6: geen regime (archeologie-vrij)

Deze categorieën zijn op de verbeelding aangegeven en in de regels opgenomen door middel van de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1 (voor de tweede categorie) Waarde - Archeologie 2 (voor de derde categorie) en Waarde - Archeologie 4 (voor de vijfde categorie). Het grootste deel van het plangebied is 'archeologie-vrij'.

Hoofdstuk 4 Functionele analyse

4.1 Wonen

Woningen

Binnen het plangebied komen enkele bebouwingslinten voor. De meeste woningen zijn geconcentreerd in deze linten. De voorgevel is naar de weg gericht. De voorgevels verspringen ten opzichte van elkaar, maar volgen de weg. De woningen bestaan uit een diversiteit aan woningtype, materiaalgebruik en detaillering.

Woonschepen

Verspreid over het hele plangebied zijn woonschepen aanwezig. Deze woonschepen liggen zowel binnen als buiten jachthavens. Alle woonschepen mogen permanent worden bewoond.

4.2 Recreatie

Het recreatieve gebruik van het Plassengebied kwam in het begin van de vorige eeuw langzaam op gang. De aanwezigheid van een groot wateroppervlak vormde de directe aanleiding voor de ontwikkeling van watergebonden recreatie. In 1900 wordt de eerste jachthaven aangelegd. Vooralsnog kan men er alleen roeiboten huren. In 1907 verscheen de eerste loods, gevolgd door de oprichting van de eerste watersportvereniging in 1912. In 1929 worden de plassen 'openbaar vaarwater'. Vanaf deze tijd worden in Loosdrecht weekendhuisjes gebouwd. Deze huisjes werden direct aan de plassen gebouwd, en werden meestal uit hout opgetrokken.

Vooral na de tweede wereldoorlog ontwikkelde de recreatie rondom het Plassengebied zich sterk. Dit is zowel zichtbaar langs de randen van de plassen als in het dorp Oud-Loosdrecht, dat na de oorlog is veranderd in een toeristendorp. Het aantal van en het oppervlak aan jachthavens en weekendhuisjes- of stacaravanterreinen is aanzienlijk uitgebreid.

Momenteel speelt het Plassengebied een belangrijke recreatieve rol voor de stedelijke gebieden van Amsterdam, Hilversum en Utrecht. Binnen het plangebied vinden we de concentraties van recreatiegebieden langs de beide dijken. Door de groene inrichting van de gebieden tussen de recreatiegebieden en de dijk zijn de stacaravans en tuinhuisjes vanaf de dijk meestal niet waarneembaar.

Aanvankelijk bleef de recreatieve ontwikkeling beperkt tot de zone nabij de dijken. In de loop van de laatste decennia rukte de recreatieve ontwikkeling steeds verder op, richting het waardevolle natuurgebied, dat tussen de dijken ligt. In totaal wordt ruim éénderde van het plangebied voor intensieve recreatie gebruikt.

Deze recreatiegebieden worden ontsloten via de dijken. De paden op de recreatiegebieden maken het inmiddels mogelijk om veel verder het natuurgebied binnen te dringen dan alleen via de dijken mogelijk zou zijn.

De belangrijkste vorm van recreatie die binnen het plangebied voorkomt is de jachthaven. Het grootste deel bestaat uit water, waarin zich aanlegsteigers voor boten bevinden. Op het land staan botenloodsen, een kantoortje, een café, toiletten en wasruimten, alsmede groenvoorzieningen, parkeerplaatsen en paden. De jachthavens bevinden zich ten zuiden van de Oud-Loosdrechtsedijk, ten noorden van de Nieuw-Loosdrechtsedijk, ten westen van de Herenweg en langs de Nieuweweg.

4.3 Bedrijven

Bedrijven komen in het gehele plangebied voor. Het zijn veelal historisch gegroeide situaties. Aan de Oud-loosdrechtsedijk bevinden zich meerdere bedrijven die gericht zijn op het onderhoud en de verkoop van boten. Aan de Herenweg is een zeilmakerij en een verkooppunt voor boten gevestigd. In de bebouwde kom van Oud Loosdrecht bevinden zich meerdere winkels. In Bijlage 2 is een lijst met aanwezige bedrijven in het plangebied opgenomen.

4.4 Horeca

Op verschillende locaties zijn cafés, restaurants en hotels te vinden. Cafés en restaurants zijn bestemd als Horeca - 1, hotels zijn bestemd als Horeca - 2.

4.5 Verkeer

De gemeente Wijdemeren heeft in 2012 een wegcategoriseringsplan opgesteld (zie paragraaf 2.4). In dit plan zijn de wegen binnen de gemeente ingedeeld in de categorieën erftoegangsweg en gebiedsontsluitingsweg, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Daarbij is het streefbeeld van de ideale en de suboptimale weginrichting weergegeven.

De wegen in de bebouwingslinten van Oud- en Nieuw-Loosdrecht zijn gebiedsontsluitingwegen. Bijna al deze wegen hebben een maximumsnelheid van 50 km/h, met uitzondering van de N403 (Bloklaan) waar de maximumsnelheid 60 km/h bedraagt en een (klein) deel van de Oud-Loosdrechtsedijk waar de snelheid 30 km/h bedraagt. In afbeelding 4.1 is de wegcategorisering van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01_0010.jpg"

Afbeelding 4.1 uitsnede kaart wegcategoriseringsplan

In maart 2013 zijn verkeerstellingen gehouden. Uit deze gegevens blijkt dat vooral de route Hilversum - Molenmeent - Oud Loosdrechtsedijk - Driesprong een belangrijke doorgaande route is. Waarschijnlijk is een deel van dit verkeer 'sluipverkeer' dat tijdens de ochtendspits de N201 mijdt en via Loenen alsnog de N201 bereikt. Dit blijkt ook uit de modelberekeningen. Specifieke telgegevens van herkomst en bestemming zijn echter niet aanwezig.

Het parkeren op een rijbaan kan gevaarlijke situaties opleveren. Binnen het plangebied speelt dit op Oud- en Nieuw Loosdrechtsedijk. Voor parkeren nabij toeristische attracties zoals de Loosdrechtse Plassen ontbreekt het aan parkeerplaatsen. Vooral tijdens de piekdagen in de zomermaanden en tijdens schaatsperioden is hiervan sprake. Parkeergelegenheid is een aandachtspunt voor de gemeente in het algemeen en bij nieuwe ruimtelijke initiatieven in het bijzonder. Nieuwe ruimtelijke initiatieven moeten voldoen aan het parkeerbeleid, zoals neergelegd in de beleidsregel parkeernormen gemeente Wijdemeren (zie paragraaf 2.4).

Voor fietsers zijn langs de meeste doorgaande wegen vrijliggende fietspaden. Een uitzondering zijn de drukke Oud- en Nieuw-Loosdrechtsedijk, waar fietsers gebruik kunnen maken van fiets-suggestiestroken. Alhoewel de maximale snelheid 50 km/h bedraagt, is deze situatie niet ideaal uit het oogpunt van verkeersveiligheid. Vanwege de beperkte ruimte zijn vrijliggende fietspaden hier echter niet mogelijk. Veiligheid voor fietsers heeft de aandacht van de gemeente. Ontwikkelingen die van invloed zijn op het fietsverkeer worden hierop beoordeeld.

4.6 Evenementen

Het Vuntusplein is aangewezen als evenementenplein. Het gaat hierbij om kleinschalige evenementen met minder dan 5000 bezoekers per dag. Het is onderzocht of het toestaan van evenementen wenselijk is en wat de effecten hiervan zijn. De effecten zijn beperkt door te definiëren wat kleinschalige evenementen zijn, welke soort evenementen zijn toegestaan en hoe vaak deze per jaar deze worden gehouden.

Er is een berekening uitgevoerd om het geluidsniveau te bepalen van een kleinschalig evenement. Deze berekening is als Bijlage 3 van deze toelichting opgenomen.

Onder kleinschalige evenementen wordt verstaan: een kermis, braderie, rommelmarkt, streekmark, circus of een daarmee te vergelijken activiteit. Het aantal evenementen per jaar is opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.

Op de Oud-Loosdrechtsedijk wordt één keer per jaar een jaarmarkt/ braderie gehouden.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bodemkwaliteit

Wettelijk kader

In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van herbestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven.

Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem benodigd. Bouw kan pas plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet te oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.

Situatie plangebied

In het plangebied komen geen grootschalige bouwontwikkelingen voor die het noodzakelijk maken bodemonderzoek uit te voeren. Bij eventuele kleine nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het voorziene gebruik, dan wel geschikt te maken is voor het nieuwe gebruik. Het zuiden van het plangebied is in de provinciale milieuverordening aangewezen als grondwaterbeschermingsgebied. Dit is vanwege de waterwinning ten zuiden van het plangebied in de provincie Utrecht in de Bethunepolder. Hier gelden strengere regels ten aanzien van bouwen.

5.2 Ecologie

Wettelijk kader

De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998.

Soortenbescherming (Flora- en faunawet)

Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten (tabel 1) geldt een algemene ontheffing voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten (tabel 2) is ontheffing mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) kan enkel afgeweken worden na een uitgebreide toetsing.

Gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet)

Door middel van gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten. Een belangrijk onderdeel van de Natuurbeschermingswet is dat er geen vergunning gegeven mag worden voor handelingen of projecten die schadelijk kunnen zijn voor de kwaliteit van de habitats van soorten, waarvoor een gebied is aangewezen. Wanneer niet op voorhand uitgesloten kan worden dat er schadelijke effecten kunnen optreden, dan dient de initiatiefnemer een 'passende beoordeling' te maken. Dat betekent een onderzoek naar alle aspecten van het project en welke gevolgen die kunnen hebben voor datgene wat bescherming geniet.

Situatie plangebied

Ten behoeve van het verkrijgen van een actueel beeld van de aanwezige natuurwaarden en de effecten hierop tengevolge van de ruimtelijke situatie die het bestemmingsplan mogelijk maakt, is in 2010 een ecoscan uitgevoerd. De ecoscan is als Bijlage 10 van deze toelichting opgenomen. Omdat de ecoscan in 2010 is opgesteld is deze geactualiseerd. Deze actualisatie is als Bijlage 11 van deze toelichting opgenomen.

Hieruit blijkt dat de ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden uitvoerbaar zijn op grond van de vigerende wetgeving. Afhankelijk van tijdstip en wijze van de daadwerkelijke uitvoering kan het voorkomen dat een nadere toetsing noodzakelijk is en kunnen mitigerende maatregelen noodzakelijk zijn om een ontheffing mogelijk te maken.

5.3 Geluid

Wettelijk kader

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor de toelaatbare geluidbelasting. De geluidseisen zijn alleen van toepassing op geluidgevoelige bestemmingen die gelegen zijn binnen de geluidzone van een geluidsbron. Een geluidzone is een gebied aan weerszijden van het spoor, van een weg of rond een bedrijven/industrieterrein. Geluidgevoelige bestemmingen zijn woningen, basisscholen, scholen voor voortgezet onderwijs, instellingen voor hoger beroepsonderwijs, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen.

De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeurswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige functies niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige functies in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige functies aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt een 'hogere waarde' genoemd ('hoger' in de zin van hoger dan de voorkeurswaarde) en wordt via een formele procedure vastgelegd.

Situatie plangebied

Wegverkeerslawaai

Met dit bestemmingsplan wordt een aantal recreatiewoningen, bedrijfswoningen en woonboten gewijzigd naar een permanente woonbestemming. Deze wijziging betekent dat de woningen conform de Wet geluidhinder (Wgh) als 'geluidgevoelig' worden gekwalificeerd. Hiervoor is het noodzakelijk om de geluidsbelasting op de gevels van deze woningen te bepalen en te toetsen aan de grenswaarden uit de Wgh. Conform de Wgh is er bij een functiewijziging naar 'permanente woonbestemming' sprake van een nieuwe woning langs een bestaande weg. Om de geluidsbelasting op de gevels te bepalen is akoestische onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 9 van deze toelichting opgenomen. Uit het onderzoek blijkt dat in een aantal gevallen niet wordt voldaan aan de voorkeurswaarde van 48 dB. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt nergens overschreden. Voor deze woningen worden hogere waarden vastgesteld. Het ontwerpbesluit hogere waarden wordt tegelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.

Jachthavens

Met dit bestemmingsplan wordt een aantal bedrijfswoningen (die onderdeel zijn van een jachthaven) gewijzigd naar een burgerwoning. Het toestaan van een burgerwoning mag de bedrijfsvoering van de jachthavens niet beperken. Daarnaast dient ter plaatse van de woningen sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect geluid is hierbij van doorslaggevend belang.

Om te beoordelen of de bedrijfswoningen kunnen worden gewijzigd naar een burgerwoning is een onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 7 van deze toelichting opgenomen. Op 5 en 13 februari 2015 zijn de locaties bezocht en is de geluidssituatie ter plaatse geschouwd. Aan de hand van de geschouwde geluidssituatie, het vigerende bestemmingsplan, het Activiteitenbesluit en de meldingen activiteitenbesluit is beoordeeld of de bedrijfswoningen kunnen worden gewijzigd naar een burgerwoning. Hieruit blijkt dat op bijna alle locaties sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Op één locatie is op voorhand geen sprake van een goede ruimtelijke ordening. Dit perceel (Oud-Loosdrechtsedijk 247–249) ligt in de nabijheid van jachthaven Warnars. Uit een locatiebezoek in februari 2015 is gebleken dat overschrijding van de toepasselijke geluidsvoorschriften ter plaatse van genoemde woningen niet kan worden uitgesloten. Gelet hierop is een onderzoek uitgevoerd naar de geluidsuitstraling van Jachthaven Warnars. Dit onderzoek is als Bijlage 8 van deze toelichting opgenomen. Hieruit blijkt:

  • 1. dat ter plaatse van de jachthaven aanvullende maatregelen dienen te worden getroffen om te voldoen aan het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau uit het activiteitenbesluit. Dit kan door het treffen van de volgende maatregelen:
    • a. reduceren van het bronvermogen van de botenlift, bijvoorbeeld door het motorcompartiment te voorzien van een geluidsisolerende omkasting. Een reductie van 5 dB(A) is hiermee haalbaar;
    • b. geluidsintensieve activiteiten in de werkplaats, zoals zagen, slijpen, schuren en hameren, uitvoeren met gesloten deur.
  • 2. Het maximale geluidsniveau vanwege Jachthaven Warnars overschrijdt ter plaatse van het perceel aan de Oud-Loosdrechtsedijk 245-249 in de dagperiode de grenswaarde van 70 dB(A) uit het Activiteitenbesluit. Omdat het gaat om een voor de bedrijfsvoering noodzakelijke activiteit, die alleen in de dagperiode plaatsvindt, wordt geadviseerd middels een maatwerkvoorschrift een maximaal geluidsniveau van 74 dB(A) in de dagperiode toe te staan.

Hotel de Driesprong

Om te beoordelen of het hotel kan worden gewijzigd naar permanente bewoning zijn akoestische onderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn als Bijlage 5 en Bijlage 6 van deze toelichting opgenomen. Er is onderzoek verricht naar de geluidsbelasting ten gevolgde van de naastgelegen jachthaven Veendijk 2 en naar de geluidsbelasting van het wegverkeer.

Uit de resultaten van het onderzoek naar de geluidsbelasting van de naastgelegen jachthaven blijkt dat voldaan kan worden aan de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit bij zowel de bestaande woningen als bij de appartementen in Hotel de Driesprong. Er zijn akoestisch gezien (industrielawaai) geen belemmering voor permanente bewoning van de appartementen.

Uit de resultaten van het onderzoek naar de geluidsbelasting van het wegverkeer blijkt dat de hoogst berekende geluidsbelasting als volgt bedraagt:

  • ten gevolge van de Veendijk 56 dB;
  • ten gevolge van de Oud-Loosdrechtsedijk: 50 dB;
  • ten gevolge van de Horndijk: 40 dB.

Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh overschreden voor de Veendijk en de Oud-Loosdrechtsedijk. Aan de maximale grenswaarde van 63 dB uit de Wgh wordt voor alle wegen voldaan. Er worden hogere waarden vastgesteld. Het ontwerpbesluit hogere waarden wordt tegelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.

Argumenten voor het verlenen van een hogere waarden zijn de volgende:

  • Het toepassen van geluidarm asfalt op de Veendijk en Oud-Loosdrechtsedijk is gezien de kosten van aanleg en extra onderhoud financieel niet haalbaar te achten. Bovendien is de maximaal haalbare geluidreductie (circa 5dB) niet voldoende om aan de voorkeursgrenswaarde te kunnen voldoen.
  • Het realiseren van geluidafschermende voorzieningen op de noordelijke en westelijke terreingrens zijn vanwege de benodigde dimensies (minimaal 4 m hoog en 8 m lang) vanuit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst en financieel niet haalbaar te achten. Dergelijke schermen leveren vanwege de openingen voor de toegang naar het hotel een reductie op van maximaal 7 dB. Dit is eveneens niet voldoende om aan de grenswaarde van 48 dB te voldoen.
  • Een combinatie van voorgenoemde voorzieningen is niet realistisch.

Uit onderzoek blijkt dus dat maatregelen vanwege stedenbouwkundige, technische en financiële redenen derhalve niet haalbaar zijn te achten en derhalve niet doelmatig zijn. Hieruit kan geconcludeerd worden dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

5.4 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

Wet luchtkwaliteit (2007)

Het doel van Wet luchtkwaliteit is het beschermen van mensen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op de gezondheid. De wet bevat grenswaarden voor de stoffen zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOX), stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), lood (Pb), koolmonoxide (CO) en benzeen. De normen gelden overal in de buitenlucht en niet alleen ter plekke van gevoelige bestemmingen. In de praktijk blijken er vooral grenswaardenoverschrijdingen te zijn voor PM10 en NO2.

Niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)

Het begrip NIBM speelt een belangrijke rol in de regelgeving voor luchtkwaliteit en is uitgewerkt in het Besluit 'Niet in betekende mate' bijdragen en de Regeling 'Niet in betekende mate' bijdragen. Projecten die 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreinigingen, hoeven niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen (in de vorm van grenswaarden). In de regeling NIBM is een aantal activiteiten, zoals projecten tot 1.500 woningen met één ontsluitingsweg (3.000 met twee ontsluitingswegen), tot 100.000 m² kantooroppervlakte met één ontsluitingsweg (200.000 m² met twee ontsluitingswegen) en intensieve veehouderijen (afhankelijk van het aantal dieren), bij voorbaat aangemerkt als niet in betekenende mate.

Gemeentelijk kader

In de gemeente Wijdemeren zijn geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen geconstateerd. In het 'Rapport luchtkwaliteit Wijdemeren 2011' zijn de luchtemissies van stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), benzeen en koolstofmonoxide (CO) onderzocht. Op een aantal locaties is de luchtkwaliteit enigszins gestegen of gedaald. De oorzaak hiervan is onder meer te vinden in het nauwkeurig meten door het Landelijk meetnet luchtkwaliteit. De fluctuaties zijn echter te klein om van een structurele verbeterde of verslechterde luchtkwaliteit te spreken. De concentraties aan fijn stof zijn in de gemeente gedaald. Dit heeft een positief effect op de luchtkwaliteit.

Situatie plangebied

Met dit bestemmingsplan wordt de actuele situatie vastgelegd. Er is geen sprake van nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen. Dit wil zeggen dat de toename van verkeer kleiner is dan bij een woonwijk tot 1.500 woningen. Hierdoor draagt dit bestemmingsplan 'Niet in betekende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging waardoor het niet hoeft te worden getoetst aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen. Hieruit kan worden opgemaakt dat dit bestemmingsplan geen bijdrage levert aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en past binnen de kaders van de Wet luchtkwaliteit.

5.5 Externe veiligheid

Wettelijk kader

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen voor derden. Het gaat daarbij zowel om het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, water, spoor en buisleidingen) als om inrichtingen met opslag, productie en/of gebruik van gevaarlijke stoffen. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire RNVGS) zijn risicomaten met bijbehorende risiconormen opgenomen voor respectievelijk inrichtingen en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Plaatsgebonden risico en groepsrisico

Het externe veiligheidsbeleid kent twee risicomaten, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de overlijdenskans per jaar als gevolg van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen bij een ongeval. Dit kan op een kaart worden weergegeven met behulp van contouren. Het groepsrisico betreft de kans per jaar dat in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt met behulp van een diagram weergegeven. Bovendien geldt voor het groepsrisico een verantwoordingsplicht, waarbij het bevoegd gezag verplicht wordt gesteld om advies in te winnen bij hulpverleningsdiensten omtrent aspecten als hulpverlening en zelfredzaamheid.

Situatie plangebied

Met behulp van de risicokaart (http://nederland.risicokaart.nl/risicokaart.html) is gekeken of in de directe omgeving van het plangebied risicovolle activiteiten plaatsvinden of risicovolle inrichtingen aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01_0011.jpg"

Afbeelding 6.2 uitsnede risicokaart (bron: http://nederland.risicokaart.nl, peildatum 1 april 2015)

Ten westen van het plangebied is een bovengrondse propaantank met een inhoud van 3 m³ aanwezig (nummer 1 in afbeelding 6.2). Alleen inrichtingen waar meer dan 13 m³ propaan wordt opgeslagen vallen binnen de werkingssfeer van het Bevi. De tank ligt op ongeveer 20 meter van het plangebied. De plaatsgebonden risicoafstand van deze tank bedraagt 12 meter. Een verantwoording van het groepsrisico hoeft niet plaats te vinden omdat de propaantank niet onder de werkingssfeer van het Bevi valt.

Daarnaast ligt in het plangebied een baggerdepot (nummer 2 in afbeelding 6.2). Dit depot heeft een actuele milieuvergunning. Mochten er extra maatregelen noodzakelijk zijn, dan zijn deze in de vergunning opgenomen. In het kader van dit bestemmingsplan is het niet noodzakelijk extra maatregelen te treffen.

Transport gevaarlijke stoffen

Met ingang van 2-2-2012 is de transportroute gevaarlijke stoffen door de gemeenteraad van Wijdemeren opgeheven (nummer 3 in afbeelding 6.2). In het kader van het programma externe veiligheid hebben de regio Gooi en Vechtstreek en de Veiligheidsregio een evaluatie uitgevoerd van de routering gevaarlijke stoffen in Gooi en Vechtstreek. Daarbij is beoordeeld of de route vanuit veiligheidsoogpunt zin heeft. In veel gevallen blijkt dat niet het geval te zijn, omdat het gebod de bebouwde kom te vermijden volstaat, of omdat er geen alternatieve routes zijn. Voor Wijdemeren wordt geconcludeerd dat de huidige routering weinig tot geen meerwaarde biedt voor het verlagen van de veiligheidsrisico's. Om die reden is de route opgeheven.

Conclusie

Op grond van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg staat.

5.6 Bedrijven en milieuzonering

Inleiding

In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan hinder door bedrijven in algemene zin. Bedrijfsactiviteiten kunnen hinder veroorzaken door onaangename geuren, lawaai, stof, trillingen of drukke verkeersbewegingen. Het is daarom wenselijk als bedrijfsactiviteiten of andere milieubelastende functies op een zekere afstand van woningen en andere hindergevoelige functies zijn gesitueerd. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft hiervoor een handreiking opgesteld: de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009).

In deze handreiking wordt aangegeven hoe door middel van milieuzonering de afstand tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies voldoende blijft. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven op een passende afstand ten opzichte van woningen worden gesitueerd en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bestaande bedrijven worden gepland. Niet ieder bedrijf heeft evenveel invloed op de omgeving. In de handreiking worden bedrijfsactiviteiten daarom ingedeeld in zes categorieën. Per milieucategorie zijn richtafstanden opgenomen die aangehouden kunnen worden om hinder te voorkomen. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt in afstanden tot een rustige woonwijk en tot een gebied met een menging van functies. In onderstaande tabel zijn de richtafstanden weergegeven. Deze afstanden zijn gebaseerd op de mate van verspreiding van geluid, stof, gevaar en geur. De bedrijvigheid kan volgens de handreiking van de VNG ingedeeld worden in categorieën die lopen van 1 tot en met 6. Hierbij lopen de richtafstanden uiteen van 0 meter tot 1500 meter.

Milieucategorie   Richtafstanden tot een 'rustige woonwijk'   Richtafstanden tot een 'gebied met menging van functies'  
1   10 meter   0 meter  
2   30 meter   10 meter  
3   50-100 meter   30-50 meter  
4   200-300 meter   100-200 meter  
5   500-1.000 meter   300-700 meter  
6   1.500 meter   1.000 meter  

Tabel richtafstanden per milieucategorie.

De VNG-publicatie blijft een richtlijn, waarin in algemene zin richtafstanden zijn bepaald op basis van gemiddelde productieprocessen. Het kan daarom zinvol zijn om in specifieke situaties de bewuste bedrijven nader te beschouwen op hun bedrijfsactiviteiten. Het kan immers zo zijn dat een specifiek bedrijf er een andere bedrijfsvoering op nahoudt, waardoor de hinder minder is dan wat op grond van de VNG-publicatie wordt ingeschat.

Bovendien moeten bedrijven op basis van een vergunning krachtens de Wet milieubeheer (milieuvergunning) of op basis van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) aan voorschriften voldoen. Deze voorschriften hebben onder meer als doel de hinder voor de omgeving te reguleren en op een acceptabel niveau te houden. Deze voorschriften bieden daarom ook inzicht in de hindersituatie.

Situatie plangebied

In het plangebied is een waterzuiveringsinstallatie aanwezig. Deze installatie zorgt ervoor dat water in de Loenderveense plassen gezuiverd wordt voor drinkwater. Dit bedrijf heeft een milieucategorie van 3 en ligt in een gebied met menging van functies. De minimale richtafstand tot aan gevoelige functies bedraagt hierbij 50 meter. Binnen een straal van 50 meter rondom de waterzuiveringsinstallatie zijn geen gevoelige functies aanwezig.

Daarnaast zijn er in de Provinciale Milieuverordening Noord-Holland (PMV) beschermingszones opgenomen voor de drinkwatervoorziening in het plangebied. Binnen de beschermingszones zijn geen activiteiten toegestaan die negatieve effecten kunnen hebben voor de kwaliteit van het drinkwater. Binnen de beschermingszone van de drinkwatervoorziening zijn in het plangebied geen functies aanwezig effecten kunnen hebben op de drinkwatervoorziening.

Verder is binnen het plangebied een aantal bedrijven aanwezig met een maximale milieucatgeorie van 2. De minimale richtafstand tot aan gevoelige functies bedraagt hierbij 10 meter. Aan deze afstand wordt voldaan.

Conclusie

Op grond van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect bedrijven en milieuzonering de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg staat.

5.7 Kabels en leidingen

In het plangebied liggen waterleidingen. Deze dienen voor transport van water naar de zuivering en hebben een beschermingszone van 5 meter aan weerszijde van de leiding. De leidingen, inclusief de beschermingszone, zijn opgenomen in de regels en op de verbeelding.

Hoofdstuk 6 Water

Wettelijk kader

In Nederland heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de watertoets. De watertoets houdt in dat bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium bekeken moet worden wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. De watertoets is tevens een proces waarbij overleg wordt gevoerd met de waterbeheerder. De waterbeheerder stelt in dit proces de kaders vast en geeft een wateradvies voor verschillende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets resulteert uiteindelijk in een waterparagraaf, die in de toelichting van het ruimtelijke plan wordt opgenomen.

Daarnaast is onder regie van de provincie Noord-Holland een gebiedsdossier. Drinkwater opgesteld, waarin de bedreigingen voor drinkwaterbronnen in het plangebied zijn geïnventariseerd.

Situatie plangebied

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een watertoets uitgevoerd. De rapportage van deze watertoets is als Bijlage 12 van deze toelichting opgenomen. In deze rapportage staan de beleidskaders, actuele situatie en aandachtspunten voor het bestemmingsplan beschreven.

Conclusie

Met dit bestemmingsplan wordt de actuele situatie vastgelegd. Dit wil niet zeggen dat er geen nieuwe ontwikkelingen zijn. Kleinschalige ontwikkelingen en veranderingen binnen de bestaande functie en functiewijzigingen blijven mogelijk. Wanneer nieuwe ontwikkelingen effect hebben op de waterhuishouding is een voorwaarde, dat in het kader van de watertoets overleg wordt gevoerd met het Hoogheemraadschap. De waterhuishouding mag door de nieuwe ontwikkelingen niet verslechteren (stand-still principe).

Hoofdstuk 7 Gebiedsvisie

7.1 Inleiding

In voorgaande hoofdstukken is een beschrijving gegeven van het beleidskader en is een analyse van het plangebied gegeven. Tevens zijn de sectorale aspecten, zoals waterhuishouding, ecologie, archeologie en milieu beschreven. Op basis van deze hoofdstukken worden beleidskeuzes gemaakt voor het plangebied. De beleidskeuzes zijn in paragraaf 7.2 beschreven en vinden een doorvertaling naar de planregels (zie ook hoofdstuk 8 Juridische planopzet).

7.2 Beleidskeuzes

Ruimtelijke structuur

Voor wat betreft de ruimtelijke structuur wordt ingezet op behoud en versterken van de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden. Dit gebeurt onder andere door middel van het behoud van de smalle legakkers en het behoud van het gemengd gebied. Ook betekent dit dat bestaande functies niet buiten het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) mogen uitbreiden.

7.2.1 Wonen

Gelet op het restrictieve rijks- en provinciale beleid met betrekking tot waarden van de natuur en landschap wordt er buiten het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) in beginsel geen mogelijkheden opgenomen voor de bouw van nieuwe woningen. Daarnaast zal bij de bestaande bebouwing mogelijke vraag bestaan voor uitbreiding van de woning dan wel van bijgebouwen.

7.2.2 Bedrijven

Om een zo goed mogelijk leefklimaat te behouden zijn de bedrijven ingeschaald in categorieën. Gezien de overwegend recreatieve en woonfunctie is het niet gewenst dat er bedrijven worden gevestigd uit een hogere bedrijfscategorie dan 3.1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten. De bestaande bedrijven mogen blijven bestaan en ten behoeve van een gezonde bedrijfsvoering op beperkte schaal uitbreiden. Indien deze bedrijven beëindigd worden mogen hier geen nieuwe bedrijven van categorie 3.2 of hoger worden opgericht.

7.2.3 Recreatie

De recreatieve functie in het plangebied moet behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden. De functies zijn omgeven door natuur. Het is echter van belang dat uitbreiding van de recreatieve sector past binnen de aanwezige natuur- en landschapswaarden.

Dagrecreatie

De extensieve dagrecreatie in het plangebied is de laatste jaren bevorderd door het beter bereikbaar maken van het gebied. De bereikbaarheid van het gebied versterkt de positie van de jachthavens en de verblijfsrecreatie in het plangebied en dient derhalve behouden te blijven. Het is hierbij van belang dat natuur- en landschapswaarden niet negatief mogen worden beïnvloed. De recreatieve eilanden en 'De Strook' hebben de bestemming 'Recreatie' gekregen.

Verblijfsrecreatie

Voor wat betreft verblijfsrecreatie wordt onderscheid gemaakt tussen solitaire recreatieverblijven en recreatieverblijven op parken. Omdat de vraag naar recreatie onderhevig is aan verandering, bestaat de behoefte aan flexibiliteit. Op de recreatieparken is uitbreiding mogelijk binnen de bestemmingsgrenzen. Hierbij moet echter wel de ruimtelijke kwaliteit worden gewaarborgd. Voor de losstaande recreatieverblijven geldt dat deze niet verder mogen worden uitgebreid. Dit om de omliggende natuur- en landschapswaarden te beschermen.

Jachthavens

Waterrecreatie is ruimschoots aanwezig in het plangebied en van invloed op andere vormen van recreatie. De wens bestaat om de kwaliteit van de bestaande jachthavens te verbeteren door uitbreiding mogelijk te maken. Hiertoe zal de grens om steigers toe te staan richting het zuiden worden verschoven. In deze uitbreidingszone mogen geen woonboten worden afgemeerd. Dit om het zicht als jachthaven vanaf de plas te waarborgen.

7.2.4 Natuur

De in het plan aanwezige natuurwaarden dienen behouden te blijven en waar mogelijk te worden versterkt. De natuurgebieden zijn belangrijk voor de recreatieve sector. Extensieve dagrecreatie is hier dan ook toegestaan. Er mogen bijvoorbeeld aanlegsteigers, golfbrekers en ligplaatsen worden opgericht.

7.2.5 Horeca

Op de bestaande locaties blijven de horecavoorzieningen mogelijk. In het centrum van Oud-Loosdrecht zou de wens kunnen bestaan nieuwe horecagelegenheden op te richten. Dit wordt echter niet direct in dit bestemmingsplan geregeld. Via een omgevingsvergunning zal een dergelijke ontwikkeling mogelijk kunnen worden gemaakt. Bij één van de locaties is tevens een bowlingcentrum aanwezig.

Hoofdstuk 8 Juridische planopzet

8.1 Inleiding

Het bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen: de juridisch bindende planregels en verbeelding, met daarbij een toelichting.

De planregels regelen het gebruik van de gronden en gebouwen. Ze bevatten bepalingen met betrekking tot de toegestane bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken (zie ook volgende paragraaf).

De verbeelding laat zien waar de bestemmingen die in de planregels staan, zich bevinden. Verbeelding en planregels samen vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Op de verbeeldingen is met lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn op de verbeelding met aanduidingen nadere regels aangegeven. De verbeelding is volgens IMRO 2012 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) opgesteld.

De toelichting is niet juridisch bindend, maar heeft wel twee belangrijke functies:

  • onderbouwing van het plan;
  • uitleg van bepaalde bestemmingen en planregels.

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende planregels voor het hele plangebied. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 biedt de nodige flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden en in hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotregels. De hoofdstukken worden hieronder toegelicht.

8.2 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat alle bepalingen die nodig zijn om de overige planregels goed te kunnen hanteren.

Begrippen (artikel 1)

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover in de planregels begrippen worden gebruikt die niet in het artikel staan vermeld, wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.

Wijze van meten (artikel 2)

In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoeringen in het plan gemeten moeten worden. Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de toepassing van de planregels.

8.3 Bestemmingsregels

Bedrijf (artikel 3)

Deze bestemming is gegeven aan de bestaande bedrijven langs de Oud Loosdrechtsedijk, Veendijk en Herenweg.

Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie (artikel 4)

De terreinen van Waternet in het westen van het plangebied hebben de bestemming 'Bedrijf- Waterzuiveringsinstallatie' gekregen. Deze bestemming staat het gebruik van een waterzuiveringsinstallatie, inclusief de daartoe benodige bedrijfsgebouwen toe. Een bedrijfswoning is niet toegestaan.

Centrum (artikel 5)

Diverse percelen langs de Oud-Loosdrechtsedijk hebben een Centrum-bestemming gekregen. Op deze gronden is een veelheid van functies toegestaan, zoals detailhandel, maatschappelijke voorzieningen en sportieve recreatie. Een standplaats ten behoeve van detailhandel is mogelijk daar waar dat is aangeduid en ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' is een zend-/ontvangstinstallatie toegestaan van maximaal 20 meter. Ter plaatste van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn kleinschalige evenementen toegestaan. Wijziging van de bestemming Centrum naar Wonen is enkel toegestaan waar dit is aangeduid met 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1. Aan deze wijzigingsbevoegdheid zijn enkele voorwaarden verbonden.

Groen (artikel 6)

In het plangebied hebben verschillende gronden de bestemming Groen gekregen. Kampeerplaatsen voor tenten en recreatiewoningen zijn daar niet toegestaan, met uitzondering van de gronden die op de verbeelding een functieaanduiding hebben gekregen. Enkel ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' zijn kampeerplaatsen voor tenten toegestaan. Deze aanduiding is gelegd op de groenstrook naast het kampeerterrein op de Oud-Loosdrechtsedijk 208, ten oosten van jachthaven Manten, en is bedoeld als incidentele uitvalsbasis voor tenten. De aanduiding 'recreatiewoning' is gelegd op de recreatiewoning aan de Horndijk 2A. Het gebruik als recreatiewoning is toegestaan met inachtneming van de voorwaarden die zijn gesteld in de planregels. Bij plaatsing van meer dan één berging bij de recreatiewoning wordt gehandeld in strijd met het bestemmingsplan.

Horeca - 1 (artikel 7)

Enkele percelen langs de Oud en Nieuw-Loosdrechtsedijk, de Veendijk, Nieuweweg en de Herenweg hebben de bestemming Horeca - 1 gekregen. Het betreffen hier bestaande horeca-bedrijven. Dat de gronden hiervoor gebruikt mogen worden is in de planregels en op de verbeelding vastgelegd.

Horeca - 2 (artikel 8)

Deze bestemming is gegeven aan enkele gronden langs de Oud-Loosdrechtsedijk, de Veendijk en Herenweg waar een hotel en/of recreatieappartementen zijn toegestaan. Het betreffen daar voornamelijk bestaande horecazaken, waaronder hotelsuites. In tegenstelling tot Horeca-1 zijn binnen deze bestemming hotels wel toegestaan. Wijziging van de bestemming Horeca - 2 teneinde permanente bewoning toe te staan, is enkel toegestaan waar dit is aangeduid met 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2'. Aan deze wijzigingsbevoegdheid zijn enkele voorwaarden verbonden.

Maatschappelijk (artikel 9)

Deze bestemming is gegeven aan de gronden langs de Oud-Loosdrechtsedijk 230. De NH Kerk Oud-Loosdrecht is daar gevestigd.

Maatschappelijk - Begraafplaats (artikel 10)

Deze bestemming is gegeven aan de begraafplaats van de NH Kerk Oud-Loosdrecht aan de Oud-Loosdrechtsedijk 230. Op de gronden van de begraafplaats mag niet worden gebouwd. Enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn daar toegestaan.

Natuur (artikel 11)

Deze bestemming is gegeven aan de gronden die als natuurgebied worden beheerd. Dit kunnen gronden zijn in eigendom van de overheid, natuurbeschermingsorganisaties en/of particulieren. Binnen deze bestemming zijn gebouwen ten behoeve van het behoud, herstel en/of ontwikkeling toelaatbaar en ter plaatse van een aantal aanduidingen. Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning een bergschuur, jachthut, steiger en/of golfbreker toe te staan. Verder is voor bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, zoals het dempen of vergroten van oppervlaktewater, een omgevingsvergunning benodigd.

Recreatie (artikel 12)

Op de gronden met de bestemming Recreatie is niet-bedrijfsmatige dagrecreatie toegestaan. Recreatief nachtverblijf is op deze gronden niet toegestaan. Op een tweetal plaatsen in het plangebied zijn geen bouwwerken toegestaan en dit is met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken uitgesloten' aangegeven.

Recreatie - Jachthaven (artikel 13)

De bestaande Jachthavens binnen het plangebied hebben de bestemming Recreatie - Jachthaven gekregen. Diverse functies zijn binnen deze bestemming toegestaan, met dien verstande dat op bepaalde gronden enkel een functie is toegestaan indien deze gronden op de verbeelding zijn voorzien van een functieaanduiding. Verder zijn recreatiewoningen enkel toegestaan waar dit is aangeduid. Voor onder andere het dempen van oppervlaktewater met de verplaatsing van de oeverlijn ten gevolge is een omgevingsvergunning nodig.

Recreatie - Verblijfsrecreatie (artikel 14)

In het plangebied bevinden zich enkele locaties voor campings en bungalowparken. Deze gronden, waaronder ook Fort Spion, hebben de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie gekregen. Recreatiewoningen, stacaravans en chalets zijn toegestaan. De oppervlakte van dergelijke bouwwerken is gemaximaliseerd in de regels. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zorgrecreatie' is verblijfsrecreatie voor minder validen toegestaan en gelden afwijkende bouwregels. De bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie kan worden gewijzigd naar de bestemming Recreatie - Jachthaven. Dit is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding met 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 3. Aan deze wijzigingsbevoegdheid zijn enkele voorwaarden verbonden.

Verkeer (artikel 15)

Deze bestemming regelt de begrenzing van de openbare verharde gronden waar de verkeersfunctie overheerst. Ter plaatste van de aanduiding 'evenemententerrein' is 1x per jaar een kleinschalige evenement toegestaan. Dit is ten behoeve van de jaarlijkse braderie/ jaarmarkt die plaatsvindt aan de Oud-Loosdrechtsedijk.

Water (artikel 16)

Deze bestemming is gegeven aan de wateren in het plangebied, waaronder de Loosdrechtse Plassen, de Breukelveensche of Stille Plas en de Vuntus. Via aanduidingen 'woonschepenligplaats' is aangegeven waar ligplaatsen voor woonschepen zijn toegestaan.

Water - Waterweg (artikel 17)

Een aantal plaatsen in het plangebied heeft de bestemming Water - Waterweg gekregen. In tegenstelling tot de bestemming Water zijn binnen de bestemming Water - Waterweg geen steigers en golfbrekers toegestaan.

Water - Waterzuiveringsinstallatie (artikel 18)

Deze bestemmingen is gegeven aan de Waterleidingplas en de Loenderveense Plas. Beide plassen dienen voor de drinkwatervoorziening. Ter bescherming van deze drinkwatervoorziening, is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen.

Wonen (artikel 19)

Deze bestemming is gegeven aan diverse percelen in de linten in het plangebied. In de planregels is geregeld wat de maximale bebouwingsoppervlakte mag zijn. Dit hangt af van de oppervlakte van het bouwperceel. Een recreatiewoning is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'. In dit artikel is een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 4' kan de aanduiding 'woonschepenligplaats' worden verwijderd van de verbeelding en tegelijkertijd een aanduiding voor een maximum aantal wooneenhden worden opgenomen op de verbeelding. Ter plaatse van de aanduidingen 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 5' en 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 6' kan de aanduiding 'recreatiewoning' worden verwijderd en permanente bewoning worden toestaan. Wijziging van het aantal maximum aantal wooneenheden op de verbeelding kan ter plaatse van 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 7' tegelijkertijd dient dan ook ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 8' het aantal maximum aantal wooneenheden op de verbeelding te wijzigen. In de wijzigingsbevoegdheden is een aantal randvoorwaarden opgenomen.

Leiding - Water (artikel 20)

De gronden met deze dubbelbestemming zijn behalve de andere aldaar voorkomende bestemmingen bestemd voor een watertransportleiding.

Waarde - Archeologie 1 (artikel 21)

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de bescherming van archeologische waarden. In de regels is opgenomen wanneer een archeologisch onderzoek dan wel een omgevingsvergunning is vereist. In ieder geval is archeologisch onderzoek vereist bij plannen van 50 m² en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 cm beneden maaiveld.

Waarde - Archeologie 2 (artikel 22)

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de bescherming van archeologische waarden. In de regels is opgenomen wanneer een archeologisch onderzoek dan wel een omgevingsvergunning is vereist. In ieder geval is archeologisch onderzoek vereist bij plannen van 100 m² en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 cm beneden maaiveld.

Waarde - Archeologie 4 (artikel 23)

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de bescherming van archeologische waarden. In de regels is opgenomen wanneer een archeologisch onderzoek dan wel een omgevingsvergunning is vereist. In ieder geval is archeologisch onderzoek vereist bij plannen van 500 m² en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm beneden maaiveld.

Waterstaat - Waterkering (artikel 24)

Deze dubbelbestemming geldt voor de gronden met een primaire waterkerende functie. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter. Het is mogelijk om hiervan af te wijken indien de bescherming van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.

8.4 Algemene regels

Parkeren (Artikel 25)

In dit artikel zijn regels ten aanzien van parkeren opgenomen. Er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid waarbij het gemeentelijk parkeerbeleid (Beleidsregel parkeernormen gemeente Wijdemeren) als uitgangspunt dient.

Een omgevingsvergunning voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken kan ook alleen worden verleend indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de parkeernormen zoals opgenomen in deze beleidsregel. Afwijken kan alleen als anderszins in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.

Anti-dubbeltelregel (Artikel 26)

Deze bepaling wordt in elk bestemmingsplan opgenomen om te voorkomen dat in feite meer kan worden gebouwd dan in het bestemmingsplan bedoeld is. Dit kan zich voordoen bij woningbouw wanneer (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaar wisselen. In een dergelijk geval worden de nieuw verworven gronden niet meegeteld bij de berekening van de bouwmogelijkheden als dat al voor een in het verleden verleende bouwvergunning gebeurd is.

Algemene bouwregels (Artikel 27)

In dit artikel is een aantal algemene regels opgenomen die gelden voor meerdere bestemmingen. Zo geldt voor bestaande bouwwerken dat deze, voor zover deze in strijd is met een in het bestemmingsplan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, doch niet worden vergroot of anderszins gesitueerd.

Algemene aanduidingsregels (Artikel 28)

In de algemene aanduidingsregels is een gebiedsaanduiding opgenomen die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden. In dit bestemmingsplan is een algemen aanduidingsregel opgenomen ter bescherming van het grondwaterbeschermingsgebied.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 29)

Deze bevoegdheid geeft de mogelijkheden om kleine afwijkingen te realiseren. Het gaat hier om het oprichten van nutsvoorzieningen tot 50 m3, het overschrijden van in de planregels voorgeschreven maatvoeringen en ondergeschikte afwijkingen ten gevolge van maatveranderingen.

Algemene wijzigingsregels (Artikel 30)

Deze bevoegdheid heeft betrekking op het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen.

Overige regels (Artikel 31)

In dit artikel is onder andere geregeld dat voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere regelgeving, de andere regelgeving geldt zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van tervisielegging van het ontwerp van bestemmingsplan Plassengebied Loosdrecht 2013.

8.5 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht bouwen en gebruik (Artikel 32.1 en Artikel 32.2)

In dit artikel staan de regels van overgangsrecht die op grond van het Besluit ruimtelijke ordening in elk bestemmingsplan verplicht moeten worden opgenomen. Op de peildatum, te weten de datum van inwerkingtreding van het nieuwe plan, mag bebouwing of gebruik in strijd met het nieuwe plan onder bepaalde voorwaarden worden voortgezet of gewijzigd.

Persoonsgebonden overgangsrecht (Artikel 32.3)

Een aantal appartementen van het recreatieappartementengebouw De Holm worden in strijd met het bestemmingsplan gebruikt als burgerwoning. Hier is in het verleden niet handhavend opgetreden. Voor deze locaties geldt een persoonsgebonden overgangsrecht. Het strijdige gebruik mag worden voortgezet door diegene die (delen van het) gebouw gebruiken als burgerwoning ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Zodra het gebruik als burgerwoning door deze bestaande gebruikers wordt beëindigd vervalt het recht op gebruik van (delen van) deze gebouwen als burgerwoning. Dit geldt voor de adressen en geldt voor de bestaande gebruikers die zijn opgenomen in Bijlage 3 van de regels. Als peildatum wordt gekozen voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan ter voorkoming van de uitbreiding van strijdig gebruik.

Slotregel (Artikel 33)

In de slotregel staat op welke wijze de regels van het bestemmingsplan Plassengebied Loosdrecht 2013 kunnen worden aangehaald.

8.6 Handhaving

De nota Zichtbare handhaving bouwregelgeving (oktober 2007) beschrijft het handhavingsbeleid voor de gemeente Wijdemeren. De nota betreft de bouwregelgeving, inclusief de zogenaamde inrichtings- en gebruiksregels uit bestemmingsplannen. Met het handhavingsbeleid streeft de gemeente verschillende doelen na:

  • inhoudelijke kwaliteit;
  • veiligheid;
  • duurzaamheid;
  • formele gelijkheid;
  • gezag;
  • sterkere positie bij de rechter.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

9.1 Economische

Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht te worden geboden in de economische uitvoerbaarheid van het plan binnen de wettelijke planperiode van tien jaar. Op de gemeente rust de verplichting tot kostenverhaal bij grondexploitatie. Dit kan door het vaststellen van een exploitatieplan. De gemeente kan hiervan afzien indien kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst. Om tot kostenverhaal te kunnen overgaan, moet er sprake zijn van een bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Met de uitvoering van dit plan is geen gemeentelijke investering gemoeid. Er is geen noodzaak tot het vaststellen van een exploitatieplan. Alleen relatief kleine ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Bijna alle ontwikkelingen zijn al gerealiseerd. Dit bestemmingsplan legaliseert deze ontwikkelingen. Er worden tengevolge van deze ontwikkelingen geen kosten meer gemaakt. In voorkomende gevallen is een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten.

9.2 Maatschappelijke

Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Ten behoeve van het wettelijk vooroverleg (artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening) is het bestemmingsplan ter kennisgeving naar de relevante overlegpartners gestuurd. De beantwoording van de binnen gekomen reacties zijn opgenomen in Bijlage 13 ‘Commentaarnota’.

Inspraakprocedure

Het voorontwerpbestemmingsplan en de daarbij behorende stukken hebben in kader de inspraakprocedure met ingang van 21 juni 2012 tot en met 1 september 2012 voor een ieder ter inzage gelegen. In de ‘Commentaarnota’ zijn de inspraakreacties samengevat en voorzien van beantwoording. Tevens is aangegeven of de inspraakreacties hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan H en de daarbij behorende stukken hebben in kader de inspraakprocedure met ingang van 21 mei 2015 tot en met 2 juli voor een ieder ter inzage gelegen. In de ‘Commentaarnota’ zijn de ontvangen zienswijzen samengevat en voorzien van beantwoording in de Commentaarnota ontwerp bestemmingsplan' (bijlage 15). Tevens is aangegeven of de zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.