direct naar inhoud van Artikel 12 Water
Plan: Tussen de Dijken
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1696.BP0500TdeDijk2008-va01

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. bruggen ter plaatse van kruisingen voor het wegverkeer;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • d. scheepvaartverkeer en watersport;
  • e. botenloodsen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. steigers, vlonders of andere afmeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

12.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van botenloodsen;
  • b. per woning is één botenloods toegestaan;
  • c. de oppervlakte van een botenloods mag niet meer bedragen dan 30 m²;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een botenloods mag niet meer bedragen dan respectievelijk 2,75 meter en 5 meter;
  • e. de botenloods dient in de oeverlijn te worden gebouwd;
  • f. bij ieder woonschip mogen in de aangrenzende bestemming bijgebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m²;
  • g. de bouwhoogte van een bijgebouw bij een woonschip mag niet meer bedragen dan 3 meter.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van steigers mag niet meer bedragen dan 1 meter, gemeten ten opzichte van het waterpeil;
  • c. de breedte van steigers mag niet meer bedragen dan 1,20 meter;
  • d. de lengte van steigers mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • e. de lengte van een golfbreker mag niet meer bedragen dan 20 meter;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter gemeten ten opzichte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
12.3 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 12.1 bedoelde gronden voor:

  • a. woonschepen- en recreatiewoonschepenligplaatsen.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen en egaliseren van gronden;
  • b. het dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • c. het aanbrengen van opgaande beplantingen;
  • d. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplantingen;
  • e. het aanleggen van (verharde) kavelpaden, wandel- en fietspaden en overige verhardingen;
  • f. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
12.4.2 Uitzondering

Het in lid 12.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip dat dit plan rechtskracht krijgt.
12.4.3 Toetsing

De in lid 12.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien mede gelet op een door de aanvrager op te stellen (inrichtings)plan kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend;
  • b. de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie, waarbij in het bijzonder gelet wordt op de cultuurhistorisch waardevolle situatie;
  • c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.