Op 2 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. En op 3 oktober 2019 is de actualisatie Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld.
In de omgevingsvisie zijn de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein geformuleerd. De omgevingsvisie vormt het strategisch kader voor de ruimtelijke economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document en fungeert als provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening, als provinciaal milieubeleidsplan, als regionaal waterplan en als provinciaal verkeers- en vervoersplan.
Op de visiekaart 2020 is het plangebied aangeduid als ‘robuust natuursysteem'.
De belangrijkste natuurgebieden in Drenthe zijn de bossen, heidevelden, vennen en hoogvenen op de plateaus en de beekdalen en laagveengebieden aan de randen van de plateaus. Deze natuurgebieden en de tussenliggende verbindingen samen vormen de basis van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in Drenthe, de ruggengraat voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN) in Drenthe. Om de kwaliteit van de natuur en de biodiversiteit duurzaam te verbeteren, streeft de provincie naar een robuust natuurnetwerk. Voor een stevig natuurnetwerk wil de provincie inzetten op:
- vergroten van natuurgebieden;
- verbinden van natuurgebieden;
- verbeteren van de milieucondities.
De provincie wil de samenhang tussen de gebieden versterken door waar mogelijk gebruik te maken van bestaande landschapsstructuren en de beekdalen. De focus ligt daarbij op het beschermen van natuur en het inzetten van middelen op het NNN. Het provinciaal streven is dat het robuuste natuurnetwerk in staat is om de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen.
Volgens de bij de natuurvisie behorende kaart "Doelen Natuur en landschap 2040" is het gebied waarin het plangebied is gelegen aangeduid als het landschapstype Heide ontginning (code IVh2).
Kernkwaliteiten
In de omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het beoordelen van bestemmingsplannen. De provinciale belangen zijn verdeeld in Drentse kwaliteiten en ontwikkelingen. Binnen de Drentse kwaliteiten staat het behoud en de ontwikkeling van de kernkwaliteiten, de dynamiek van bedrijvigheid, de biodiversiteit en de milieu- en leefomgevingskwaliteit centraal. De kernkwaliteiten zijn opgenomen op een kernkwaliteitenkaart. Op het gebied van ontwikkelingen zijn onder meer het regionale economische vestigingsklimaat, de landbouw, het toerisme, de demografische ontwikkeling, de mobiliteit en de ontwikkeling van natuur en landschap (ecologische hoofd structuur, diversiteit in landschapstypen) als provinciaal belang benoemt.
De kernkwaliteiten vormen de belangrijkste basis voor het begrip 'ruimtelijke kwaliteit'. Daarnaast is zorgvuldig ruimtegebruik en milieu- en leefomgevingskwaliteit van belang.
De verantwoordelijkheid voor de kernkwaliteiten binnen de bebouwde kom ligt bij de gemeente. Een uitzondering hierop is archeologie en in specifieke gevallen voor cultuurhistorie. Het provinciaal belang geldt alleen binnen de bebouwde kom als de desbetreffende kern met een waarde is aangeduid op de kaart cultuurhistorie hoofdstructuur.
Voor de kernkwaliteit archeologie is het plangebied aangeduid met het ‘beschermingsniveau 1 Generiek’. Verder is het plangebied voor de kernkwaliteit cultuurhistorie aangewezen met beschermingsniveau ‘Respecteren’. Tevens is het plangebied aangeduid als ‘Deelgebied 9: het Hollandscheveld en Hoogeveen - kruising van richtingen’
De structuur van dit gebied (nummer 9) heeft geen duidelijke drager. Dit komt door de relatief complexe en kleinschalige aanpak van de oudere veenontginningen, vanaf de 17de eeuw. De (verlengde) Hoogeveensche Vaart vormt de basis en verbindende schakel in de veenontginningen. De structuur hiervan is nog steeds herkenbaar aan de ‘opgaanden’, die als ontginningsas dienden, en aan de verschillende kavelrichtingen van de (vele) ontginningsblokken, die aan de achtergrenzen bij elkaar komen.
In dit gebied zijn de volgende structuren van provinciaal belang:
- Ontginningsassen als lijnen georiënteerd op en verbonden met de (Verlengde) Hoogeveensche Vaart;
- Centraal groot ‘blok’ met daaromheen uitwaaierend (latere) blokken, onderling herkenbaar door de assen en de verschillende kavelrichtingen die ‘botsen’ bij de achtergrenzen;
- Bossen bij Hollandscheveld die de smalle kavelstructuur en –richting volgen, met rafelige begrenzingen.
Voor dit gebied is het behoudt van het onderscheid tussen de verschillende ontginningsblokken in het veengebied richtinggevend. De provinciale ambitie is gericht op het sturing geven op
- Het gebruik maken van de randen en contrasten tussen de verschillende ontginningsblokken bij nieuwe ontwikkelingen, en in het bijzonder de achtergrenzen van de ontginningsblokken, waar verschillende kavelrichtingen bij elkaar komen;
- Het zichtbaar houden van de plaatsing van de bospercelen van het bos bij Hollandscheveld binnen de oude perceelsstructuren, en het in standhouden van de rafelige, verspringende randen van dit bos.
Dit beschermingsniveau is het laagste sturingsniveau en is voorzien over het grootste deel van het grondgebied van de provincie Drenthe. Voor deze gebieden richt men zich op het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Daarbij hebben initiatiefnemers de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten.