Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Koekangerweg 9a, Ruinerwold
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1690.BP00445-VG01

Toelichting

1 Inleiding
1.1 Aanleiding
 
Forelvisvijver en minicamping De Woldstek, gevestigd aan de Koekangerweg 9a te Ruinerwold, breidt uit met een belevingsvisvijver. Ten behoeve van deze uitbreiding wordt de landschappelijke inpassing gewijzigd en worden er extra parkeerplaatsen aangelegd. Deze ontwikkeling is op grond van de beheersverordening Buitengebied (vastgesteld 2019-02-28) niet bij recht toegestaan. Er hebben door de jaren heen meerdere uitbreidingen plaatsgevonden, waaronder in 2006 de toevoeging van een kleinschalige camping, waarvoor destijds een vergunning is verleend. Met de vaststelling van de beheersverordening is deze vergunde camping niet passend bestemd.
 
Bij het schrijven van 25 juli 2018 heeft het college van Burgemeester en Wethouders aangegeven in principe medewerking te verlenen onder voorwaarden. De aangegeven voorwaarden zijn verwerkt bij de planontwikkeling en komen voor zover van toepassing aan de orde in de volgende paragrafen.
 
Dit plan voorziet in het wijzigen van een deel van de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ naar ‘Sport – Recreatie’. Tevens wordt de vergunde camping correct planologisch vastgelegd.
 
1.2 Ligging plangebied
 
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente De Wolden, ten oosten van het dorp Ruinerwold, ten zuiden van het dorp Oosteinde en ten noorden van Koekange. Het plangebied is plaatselijk bekend als Koekangerweg 9a te Ruinerwold en kadastraal bekend als gemeente Ruinerwold sectie M met nummers 798, 799, 1115 en 1416. In de afbeelding is de ligging van het plangebied aangeduid met een rode ster.
  
 
1.3 Verantwoording
 
Bij het opstellen van dit plan is gebruik gemaakt van websites, visiedocumenten, beleidsstukken en rapportages. Daar waar nodig zijn de teksten en/of afbeeldingen integraal overgenomen om de inhoud zoveel mogelijk te waarborgen. Voor het overige is de naam en/of vindplaats van de bronnen weergegeven.
 
1.4 Leeswijzer
 
In hoofdstuk 2 wordt de huidige en gewenste situatie beschreven. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het van toepassing zijnde ruimtelijke beleid aan de orde. In hoofdstuk 4 worden de relevante omgevingsaspecten beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische opzet van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 6 is de economische uitvoerbaarheid van het plan aangegeven en gaat in op de inspraak en het overleg over het bestemmingsplan.
  
2 Beschrijving van het plan
       
2.1 Huidige situatie
 
Op het perceel Koekangerweg 9a te Ruinerwold is het bedrijf De Woldstek met forellenvisvijvers en een camping gevestigd omstreeks 2002/ 2003. Er is toen ook een kantine met volledige horecakeuken en bedrijfswoning gekomen. Daarbij zijn tevens de eerste vijvers aangelegd.
 
Het bedrijfsperceel omvat inmiddels 5 vijvers, waarvan 4 forellenvisvijvers en een belevingsvisvijver. De belevingsvijver bevat verschillende grote en sterke vissoorten, waaronder karpers, steuren, meerval en zeelt. Een van de vijvers is binnen het geldende planologische regiem opgedeeld. Daarmee omvat het bedrijf 6 vijvers.
 
In 2006 is de bedrijfsvoering verbreed door toevoeging van een kleinschalige camping. De camping ligt aan de noordoostelijke zijde van het bedrijfsperceel en omvat 20 kampeerplaatsen. Er is ook toestemming verkregen voor 5 kampeerplaatsen rond de vijvers. Daarmee zijn op het bedrijfsperceel 25 kampeerplaatsen toegestaan
.  
  
Westelijk van de kantine is een visopslag gesitueerd. De bestaande visopslag heeft een oppervlakte van ca 146 m². Ook is er nog een berging aan de kantine gebouwd. Afbeelding 2.1 geeft een overzicht van de huidige situatie.
 
Noordelijk en westelijk van de bestaande kantine is parkeerruimte voor het parkeren van 75 personenvoertuigen. Het bedrijfsperceel is omzoomd met een groensingel. Aan de noordzijde wordt de groensingel onderbroken door de parkeerplaatsen, de entree, de kantine en de bedrijfswoning. De toegang, respectievelijk de entree van het bedrijf is gelegen aan de Wold Aaweg.
 
Het bestaande bedrijfsperceel is gelegen binnen het plangebied van de beheersverordening Buitengebied en is daarin aangeduid met de bestemming ‘Sport – Recreatie’. De gronden waar de uitbreiding is voorzien zijn aangeduid met de bestemming Agrarisch met waarden’. Tevens is het plangebied aangeduid met ‘Waarde-Archeologie’, ‘milieuzone – hydrologische-beïnvloeding’ en ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied’. In afbeelding 2.2 is een uitsnede van de verbeelding van de beheersverordening buitengebied weergegeven.
  
Met de vaststelling van de beheersverordening is per abuis de vergunde camping niet passend bestemd. Met dit plan wordt dat hersteld.
 
 
Bij besluit van 13 november 2018 is reeds een tijdelijke omgevingsvergunning voor de aanleg van de voorgenomen visvijvers verleend. De vergunning omvat de activiteit ‘planologisch strijdig gebruik’ en ‘uitvoeren werken’. Een overzicht van alle verleende vergunningen zie onderstaande tabel 1.
 
Geldende vergunningen
 
  
2.2 Gewenste situatie
 
Oostelijk van het bestaande bedrijfsperceel is een nieuwe vijver aangelegd met een tijdelijke vergunning. Met dit bestemmingsplan wordt het planologisch vastgelegd. Noordelijk van de nieuwe vijver wordt voorzien in extra parkeerruimte ten behoeve van het bedrijf. De aangelegde parkeerruimte biedt plaats aan 35 personenvoertuigen. Daarmee komt het totaal aantal parkeerplaatsen uit op 110. De parkeerruimte is onverhard. In afbeelding 2.3 is een tekening van de voormelde nieuwe situatie weergegeven. Tevens is de bestaande groenwal verwijderd en opnieuw aangelegd om de nieuwe voorzieningen.
 
De aangelegde groenwal bestaat uit een grondverhoging met een hoogte van 1 meter met een breedte van 5 meter. Deze grondverhoging is voorzien van bos/struik beplanting.
 
De extra vijver biedt plaats aan maximaal 14 vissers. Daarmee is dat ook de maximale stijging van bezoekers per dag. De totale oppervlakte van de bestaande vijvers bedraagt ca. 10.000 m². De nieuwe vijver heeft een oppervlakte van 2.743 m².
De visvijver is een zogenaamde belevingsvijver en is aangelegd aan de oostzijde van het bestaande bedrijf. De vijver heeft een opbouw gelijk aan de bestaande vijvers. Daarmee zal de vijver de natuurlijke bodem behouden en dus niet voorzien worden van een dichte vijverbodem. De nieuwe vijver heeft een U-vorm met een lengte van 105,5 meter een breedte van 31,5 meter. De breedte van de vijver bedraagt 13 meter. De vijver is 2 meter diep.
  
2.3 Vigerend beleid
 
Bestemming
Zoals reeds aangegeven is in de beheersverordening de camping planologisch niet correct vastgelegd. Daarmee is de op 5 september 2006 vergunde situatie als het ware onder het overgangsrecht gebracht. Initiatiefnemers zijn voornemens de camping voort te zetten. Daarmee dient op basis van rechtspraak met dit plan voorzien te worden in een passende bestemming.
  
 
De gronden waar de nieuwe vijver en aanvullende parkeerruimte zijn aangelegd heeft de bestemming ‘Agrarisch met waarden’. Tevens zijn de gronden aangeduid als ‘milieuzone - hydrologische beïnvloeding’ en ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied’ en zijn deze gronden aangeduid met de (dubbel)bestemming ‘Waarde-Archeologie’.
 
Op gronden met deze bestemming ‘Agrarisch met waarden’ is de aanleg van de nieuwe vijver, parkeerruimte en groensingel niet bij recht toegestaan. Met dit plan worden de gronden waar de nieuwe vijver, parkeerruimte en groensingel zijn aangelegd, herzien tot de bestemming ‘Sport – Recreatie’.
 
3 Beleid
    
3.1 Rijksbeleid
 
Op 13 maart 2012 is de Rijkstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna SVIR) vastgesteld. Daarin is aangegeven dat het Rijk streeft naar ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’. Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Rijk kiest daarbij voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
 
Een aantal van deze nationale belangen worden juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
 
Conclusie
Voor dit plan zijn in de SVIR dan wel de Barro geen onderwerpen van nationaal belang opgenomen waarmee rekening dient te worden gehouden.
 
Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling een onderbouwing van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing op te nemen. De ladder voor duurzame verstedelijking is sinds 1 oktober 2012 opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid Bro en stelt eisen aan met het oog op een zorgvuldige afweging, transparante besluitvorming en een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder voor duurzame verstedelijking heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en over programmering op regionaal niveau te voorkomen.
 
Op 1 juli 2017 is een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking doorgevoerd (artikel 3.1.6 lid 2 – 4 Bro). Voorheen bestond de ladder uit drie treden, dat is nu niet meer het geval. De behoefte van de ontwikkeling dient te worden beschreven indien er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Als de ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, zal daarnaast gemotiveerd moeten worden waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaand gebied kan worden gerealiseerd.
 
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Of de behoefte van de ontwikkeling moet worden beschreven hangt af van de vraag of er sprake is van een ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’ als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2 Bro. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
 
De definitie van een stedelijke ontwikkeling is als volgt in het Bro omschreven: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
 
De aard en de omvang van de toegestane functie en bebouwing waarin het plan voorziet is, naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, van belang of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
 
Met dit plan wordt het bedrijfsperceel vergroot om te voorzien in de aanleg van een extra vijver, parkeerruimte en het verleggen van de groensingel. Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling van dit plan kan op basis van de voornoemde jurisprudentie geoordeeld worden dat er sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
 
Realisatie buiten stedelijk gebied
Als de ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, dan moet ook gemotiveerd worden waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaand gebied kan worden gerealiseerd.
 
Het plangebied is gelegen in het buitengebied. Daarmee is de ontwikkeling voorzien buiten het bestaande stedelijke gebied.
 
Behoefte
Omdat er in dezen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten stedelijk gebied, dient het plan een beschrijving van de behoefte aan de ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt te bevatten. De behoefte moet worden bepaald binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de ontwikkeling.
 
De aard en omvang van de ontwikkeling zijn leidend voor het schaalniveau waarop de ruimtebehoefte moet worden afgewogen. Bij overige functies, waaronder accommodaties voor sport en recreatie, is het ruimtelijk verzorgingsgebied de gemeente of een groter gebied.
 
De Woldstek is binnen de gemeente De Wolden het enigste bedrijf met commerciële visvijvers. In de aangrenzende gemeente Zwolle en Hoogeveen zijn tevens een bedrijf met commerciële visvijvers gelegen. Deze visvijvers zijn gelegen op een reisafstand van ca 25 respectievelijk 35 km van het plangebied. Gezien de verspreiding van bedrijven met commerciële visvijvers over de provincies Drenthe en Overijssel is de voornoemde afstand tussen de bedrijven evenredig vergelijkbaar in afstanden tot andere bedrijven met commerciële visvijvers.
 
Daarbij is in dezen uiteraard reeds sprake van een bestaand bedrijf welke voornemens is uit te breiden. De uitbreiding is gebaseerd op de behoefte van de bestaande bezoekers. De huidige belevingsvijver is zeer in trek. De vijver voorziet in een verbreding van het aanbod en gaat daarmee mee in de gewenste beleving van de bezoekers. De extra parkeerruimte voorziet in de parkeerbehoefte van de extra bezoekers. Daarmee kan worden vastgesteld dat dit plan voorziet in een actuele behoefte en tevens dat voldaan wordt aan de ladder van duurzame verstedelijking.
 
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat voldaan wordt aan de ladder van duurzame verstedelijking zoals bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid Bro. En dat het Rijksbeleid niet in de weg staat aan de gewenste ontwikkelingen in dezen.
  
3.2 Provinciaal beleid
 
Omgevingsvisie Drenthe
Op 2 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. En op 26 september 2018 is de actualisatie Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Op 1 november 2018 is deze Omgevingsvisie in werking getreden.
 
In de omgevingsvisie zijn de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein geformuleerd. De omgevingsvisie vormt het strategisch kader voor de ruimtelijk economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document en fungeert als provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening, als provinciaal milieubeleidsplan, als regionaal waterplan en als provinciaal verkeers- en vervoersplan.
  
Op de visiekaart is het plangebied aangeduid als ‘Robuuste natuur’. In deze gebieden streeft de provincie naar het behouden en versterken van biodiversiteit. Men zet daarbij in op het verbeteren van leefgebieden conform de afspraken in het Natuurpact. De provinciale ambities voor natuur zijn concreet uitgewerkt in de Natuurvisie 2014 – 2040. Daarnaast geeft het Programma Natuurlijk Platteland geeft invulling aan de strategie van behoud en herstel van de biodiversiteit binnen het Natuurnetwerk Nederland.
  
De Natuurvisie 2040 vloeit voort uit het Natuurpact van het Rijk (2012), waarin provincies meer taken en verantwoordelijkheden krijgen op het gebied van natuur. Samen met maatschappelijke organisaties en betrokken ondernemers wil de provincie de bestaande plannen voor een grotere en beter functionerende natuur afmaken, waar zeker ook plek is voor recreëren en ondernemen.
  
Samengevat zijn onze ambities voor de natuur in Drenthe voor de komende jaren:
  • Natuur is robuust en vitaal, zodat:
    • de biodiversiteit in Drenthe in stand kan blijven en toe kan nemen
    • de natuur zich zoveel mogelijk zelf kan redden
    • de natuur tegen een stootje kan en ruimte biedt voor menselijke activiteiten
  • Natuur is beleefbaar en draagt bij.
  
Met dit plan blijven de bestaande watergangen om het plangebied behouden. De aangelegde vijver wordt niet voorzien van een niet-natuurlijk waterkerende laag. Door de natuurlijke vijverbodem zal het waterpeil op hoogte moeten worden gehouden. De voornoemde opbouw is gelijk aan de bestaande vijvers. In het kader van de aangelegde parkeerplaats en de gerealiseerde vijver, is reeds vooroverleg gevoerd met het waterschap. Tevens is in het kader van dit plan de digitale watertoets doorlopen. Daarbij blijkt dat planvorming doorgang kan vinden onder voorwaarde dat de standaard waterparagraaf wordt toegepast. Zie voor een nadere uitwerking paragraaf 4.7.
  
De vijver en parkeerruimte zijn aangelegd op gronden welke in gebruik zijn voor agrarische bedrijfsvoering. Rond het bestaande bedrijfsperceel is een groenwal aangelegd. Er is aan de noord-, oost- en zuidzijde een nieuwe groenwal om de vijver aangelegd. Daarmee worden de bestaande kenmerken van het beekdal binnen het plangebied met dit ruimtelijke voornemen niet onevenredig aangetast.
  
Provinciale omgevingsverordening Drenthe
De Provinciale omgevingsverordening Drenthe, met inbegrip van de navolgende wijzigingen, geeft de randvoorwaarden voor het opstellen van ruimtelijke plannen. De verordening heeft onder meer als doel om de kernkwaliteiten van Drenthe te behouden en te versterken. Als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, moet in het ruimtelijk plan uiteen gezet worden dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform de provinciale ontwikkelingsvisie. Een ruimtelijk plan mag geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maken die de kernkwaliteiten significant aantasten.
  
Kernkwaliteiten
In de omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het beoordelen van ruimtelijke plannen. De provinciale belangen zijn verdeeld in Drentse kwaliteiten en ontwikkelingen.
Binnen de Drentse kwaliteiten staat het behoud en de ontwikkeling van de kernkwaliteiten, de dynamiek van bedrijvigheid, de biodiversiteit en de milieu- en leefomgevingskwaliteit centraal.
De kernkwaliteiten zijn opgenomen op een kernkwaliteitenkaart. Op het gebied van ontwikkelingen zijn onder meer het regionale economische vestigingsklimaat, de landbouw, het toerisme, de demografische ontwikkeling, de mobiliteit en de ontwikkeling van natuur en landschap (ecologische hoofd structuur, diversiteit in landschapstypen) als provinciaal belang benoemt.
 
De kernkwaliteiten vormen de belangrijkste basis voor het begrip 'ruimtelijke kwaliteit'. Daarnaast is zorgvuldig ruimtegebruik en milieu- en leefomgevingskwaliteit van belang.
 
Kernkwaliteit Landschap
Het plangebied is met de kernkwaliteit Landschap aangeduid als ‘Beekdal’ en ‘Wegdorpen van de laagveenontginningen’.
 
In beekdal gebieden streeft de provincie naar robuuste beeksystemen in 2030. Robuuste beeksystemen zijn beken met een grotere dynamiek door een meer natuurlijk peilbeheer (hoog in de winter en laag in de zomer) en die voor vissen te passeren zijn. Bij veel neerslag is er kans op water op het maaiveld. De waterkwaliteit is zodanig dat de planten en dieren die hier van nature voorkomen, er goed kunnen leven. In de beekdalen met overwegend een natuurfunctie bepalen natuurlijke processen en de cultuurhistorie het landschap. De overige beekdalen zijn herkenbaar als onderdeel van het Drentse landschap. Bestaande functies moeten zich aanpassen aan deze toenemende dynamiek, maar kunnen wel blijven functioneren.
 
Voor de gebieden aangewezen als ‘Wegdorpen van de laagveenontginningen’ is het open weidegebied en de smalle verkaveling met het fijnmazige slotenpatroon van provinciaal belang. Het provinciaal beleid voor deze gebieden is gericht op het behouden en versterken van het open karakter en de smalle verkavelingsstructuur.
 
Met dit plan zullen bedrijfsmatig beheerde agrarische gronden worden herzien tot een recreatieve sport bestemming. Daarmee kan de voorgenomen vijver en parkeerruimte worden aangelegd. Met dit plan blijven de bestaande watergangen om het plangebied behouden. De aan te leggen vijver wordt niet voorzien van een niet-natuurlijk waterkerende laag. Door de natuurlijke vijverbodem zal het waterpeil op hoogte moeten worden gehouden. De voornoemde opbouw is gelijk aan de bestaande vijvers. In het kader van de aan te leggen parkeerplaats en de te realiseren vijver is reeds vooroverleg gevoerd met het waterschap. Tevens is in het kader van dit plan de digitale watertoets doorlopen. Daarbij blijkt dat planvorming doorgang kan vinden onder de voorwaarden dat de standaard waterparagraaf wordt toegepast. Zie voor een nadere uitwerking paragraaf 4.7. De ontwikkeling is voorzien binnen de bestaande verkaveling. De huidige groenwal aan de oostzijde wordt verwijderd en een nieuwe groenwal zal worden gerealiseerd om de nieuwe visvijver. Daarmee wordt met dit plan de bestaande landschappelijke waarden niet onevenredig aangetast.
 
Kernkwaliteit Natuur
Het plangebied Het plangebied is betreffende de kernkwaliteit Natuur niet voorzien van enige waarde aanduiding.
 
Kernkwaliteit Cultuurhistorie en Archeologie
Verder is het plangebied voor de kernkwaliteit Cultuurhistorie aangewezen met het beschermingsniveau ‘Respecteren’. Het beschermingsniveau is het laagste sturingsniveau en is voorzien over het grootste deel van het grondgebied van de provincie Drenthe. Voor de gebieden aangewezen met het beschermingsniveau Respecteren richt men zich op het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Daarbij hebben initiatiefnemers de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten.
 
Het plangebied is voor de kernkwaliteit archeologie ter plaatse van de bestaande vijvers aangeduid met "beschermingsniveau 1: generiek’. Het beschermingsniveau is het laagste sturingsniveau en is voorzien over het grootste deel van het grondgebied van de provincie Drenthe. Voor de gebieden aangewezen met het beschermingsniveau Respecteren richt men zich op het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Daarbij hebben initiatiefnemers de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten.
 
De gronden zijn reeds voorheen geroerd door het verwijderen van een transportleiding voor water. Deze leiding is in het voorjaar van 2019 verlegd door de waterleidingmaatschappij Drenthe (WMD). Zie onderstaande werktekening (afbeelding 3.1). De rode cirkel geeft aan waar de visvijver is gesitueerd.
 
  
De gronden zijn reeds geroerd door de oorspronkelijke aanleg en recent het verwijderen van een transportleiding voor water. Deze leiding is in het voorjaar van 2019 verlegd en daarmee uit het plangebied verwijderd door de waterleidingmaatschappij Drenthe (WMD). Er is over een breedte van 1 meter tot anderhalve meter diepte grond geroerd bij het verwijderen van de transportleiding. De WMD heeft aangegeven ten tijde van de verwijdering geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te hebben omdat zij op basis van de archeologische waardenkaart geen archeologisch gebied aantroffen waar rekening mee gehouden moest worden. In het kader van de vergunningverlening zijn aan de WMD voor het verleggen van de leiding van gemeentewege geen nadere voorwaarden opgelegd betreffende archeologie.
 
De extra vijver is reeds aangelegd. Voor de aanleg is een omgevingsvergunning verkregen. Daarbij zijn tevens van gemeentewege geen nadere voorwaarden opgelegd betreffende archeologie.
 
Daarbij blijft de ontwikkeling binnen de bestaande verkaveling en blijven de omliggende landschapsstructuren ongewijzigd. Daarmee zal vanwege de bestaande situatie met dit plan de cultuurhistorische waarden van het plangebied niet onevenredig kunnen worden aangetast.
 
Tevens zal vanwege de bestaande situatie met dit plan de archeologische waarden van het plangebied niet onevenredig worden aangetast.
 
Kernkwaliteit Aardkundige waarden
Het plangebied is voor de kernkwaliteit Aardkundige waarden aangeduid met het beschermingsniveau ‘beschermingsniveau hoog‘. Het genoemde beschermingsniveau is een indicatieve waarde gebaseerd op de geomorfologische kaart van Drenthe. Op de geomorfologische kaart van Drenthe is het plangebied aangeduid als "Beekdalen". Daarbij is aangegeven dat vergraven, doorsnijden en diepe grondbewerking de typische vochtgradiënt, het reliëf en de bodem aan tast. Tevens zal peilverlaging leiden tot oxidatie en verlies van veen.
 
Met dit plan was voorzien in een peilverlaging ten tijde van de aanleg. Met de aanleg van de vijver was een diepe grondbewerking gemoeid. Echter de gronden zijn reeds geroerd door de oorspronkelijke aanleg en recente verwijdering van een transportleiding voor water. Deze leiding is in het voorjaar van 2019 verlegd door de waterleidingmaatschappij Drenthe (WMD). Er is over een breedte van 1 meter tot anderhalve meter diepte grond geroerd bij het verwijderen van de transportleiding. Vanwege de bestaande situatie waarbij de gronden reeds zijn geroerd en het reliëf reeds is aangetast, kunnen met dit plan de aardkundige waarden van het plangebied niet onevenredig worden aangetast.
 
Kernkwaliteit Rust
Het plangebied is betreffende de kernkwaliteit Rust niet voorzien van enige waarde aanduiding.
 
Conclusie:
Dit plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.
 
3.3 Waterschapsbeleid
 
Het plan is gelegen binnen het beheersgebied van het waterschap Drentse Overijsselse Delta. In het waterbeheerplan is beschreven hoe het waterschap uitvoering geeft aan haar watertaken in de periode 2016-2021. Het waterbeheerplan geeft de koers aan voor de komende jaren.
 
De doelen in het waterbeheerplan zijn.
  • Overstromingen, wateroverlast of droogte te voorkomen of beperken. Inwoners kunnen hierdoor op een goede manier wonen en werken. Boeren en natuurbeheerders kunnen goed gebruik maken van de grond.
  • Beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het water in de volle breedte. Een goede ecologische en chemische kwaliteit van het (oppervlakte)water is belangrijk. Het water is schoon en gezond en inwoners kunnen hiervan genieten. Ook de doelen voor waterkwaliteit die voortvloeien uit Europese wetgeving; de Kaderrichtlijn Water (KRW) maken onderdeel uit van het plan.
  • Afvalwater in de afvalwaterzuiveringsinstallaties effectief en efficiënt behandelen. We proberen niet alleen schadelijke stoffen uit het water te halen. Ook willen we van deze stoffen nieuwe producten maken en nieuwe toepassingen zoeken.
 
Met dit plan is een nieuwe visvijver aangelegd. Tevens wordt er een parkeerplaats gerealiseerd. Dit plan brengt met de parkeerruimte een extra verhard oppervlak met zich mee en daarnaast een extra opslagmogelijkheid voor afstromend hemelwater vanwege de visvijver. Er is in het kader van dit plan uitvoering gegeven aan de digitale watertoets (zie paragraaf 4.7)
 
Conclusie
Op basis van voornoemde kan vastgesteld worden dat dit plan geen beletsel vormt voor de uitvoering van het Waterschapsbeleid.
 
3.4 Gemeentelijk beleid
 
Structuurvisie De Wolden (2011)
In maart 2011 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 2010-2030 vastgesteld. Deze visie vormt het toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen met 2030 als zichtjaar. De structuurvisie heeft niet als doelstelling de ontwikkelingslocaties op perceelsniveau op de kaart weer te geven, maar geeft de ontwikkelingsmogelijkheden per landschapstype weer.
 
De visie richt zich op het creëren van ontwikkelingsmogelijkheden, waarbij het versterken van de ruimtelijke kwaliteit de randvoorwaarde is. Ruimtelijke kwaliteit in De Wolden wordt bepaald en versterkt door de dynamiek van het landschap.
 
Het plangebied is op de visiekaart aangeduid als ‘droog slagenlandschap’.
 
Het slagenlandschap wordt gekenmerkt door lintdorpen op de hogere zandkoppen en veenontginningen vanuit deze linten. De lijnen zijn recht, de gebieden kleinschalig. Het slagenlandschap is verdeeld in een vroegere- en latere ontginning. De vroegere ontginning rondom Ruinerwold, heeft plaatsgevonden op de rijkere gronden, waar door de boeren grote percelen hebben ontwikkeld. De perceelsgrenzen zijn vormgegeven door sloten. De boerderijen die hier staan zijn groot en rijk versierd. De latere ontginning rond Koekange speelde zich af in armere omstandigheden, vanuit kleine boerderijen, met kleinere percelen. Afgeschermde houtwallen geven in dit gebied de perceelsgrenzen weer.
  
De structuurvisie geeft een eerste aanzet voor inpassing voor nieuwe ontwikkelingen op basis van de aangegeven landschapstypes. Dit toetsingskader is nader uitgewerkt in het LOK.
 
Landschappelijk Ontwikkelings Kader (LOK)
De gemeenteraad heeft op 29 november 2012 het LOK vastgesteld. Het LOK is een instrument waarbij de samenhang tussen de verschillende landschappen, stedenbouwkundige aspecten, uitbreidingsplannen en functieveranderingen op elkaar worden afgestemd. Daarnaast bevat het LOK randvoorwaarden waarbinnen ontwikkelingen kunnen plaatsvinden.
 
Het plangebied is gelegen binnen het gebied aangeduid als ontginningslandschap (laagveenontginning). De laagveenontginningen zijn ontstaan in de Middeleeuwen. Vanaf smalle zandruggen zijn lange, zeer smalle ontginningspercelen opgezet die tot ver het land in lopen. Op de zandrug ontwikkelen zich boerderijen op de kop van de percelen. De lange bebouwingslinten zijn als ontginningsas nog steeds markant aanwezig in het landschap. Vooral rond Ruinerwold is de opstrekkende verkaveling nog duidelijk zichtbaar door de aanwezige elzensingels op de perceelsgrenzen. De rijkdom van de ontginningen weerspiegelt zich in de woningen. De oudere woningen uit de beginperiode zijn nog sober, met een lage gootlijn en vaak een rieten dak. De latere bebouwing, zeker bij Ruinerwold, toont de rijkdom van toen door grote boerderijen met sjieke voorhuizen en royale tuinen.
 
Van oudsher hebben de gebieden een sterk besloten karakter door de vele elzensingels op de perceelsgrenzen. Door schaalvergroting in de landbouw en de wens om de gronden efficiënter te benutten zijn veel elzensingels echter weggehaald. Bovendien zijn door ruilverkavelingen veel gronden samengevoegd. Bij Koekange zijn de karakteristieke slagen dan ook deels verdwenen.
 
Gemeente De Wolden wil bij nieuwe ontwikkelingen juist de opstrekkende verkaveling weer accentueren.
 
Met dit plan wordt een nieuwe visvijver aangelegd. Tevens wordt er een parkeerplaats gerealiseerd. Met dit plan is voor zo ver mogelijk rekening gehouden met de karakteristieken van het bestaande landschap. Met dit plan blijven de bebouwing- en verkavelingsstructuren ongewijzigd. De bestaande groenwal om het bestaande bedrijfsperceel wordt verlegd om de voorgenomen uitbreiding mogelijk te maken.
 
Conclusie
Dit plan voldoet aan de doelstellingen en criteria van het voornoemde gemeentelijk beleid.
 
4 Omgevingsaspecten
 
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het plan dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden.
 
Dit plan voorziet in het aanleggen van een nieuwe visvijver en de aanleg van extra parkeerruimte. Daarbij wordt de bestaande groenwal verlegd om de voorgenomen vijver.
 
4.1 Milieuzonering
 
Een goed woon- en leefklimaat wordt bereikt als er een balans is tussen de milieubelastende- en milieugevoelige activiteiten, er is als het ware een goede mix van wonen en werken. In dat kader dient te worden beoordeeld of in de omgeving van het plangebied functies voorkomen die kunnen worden gehinderd door dit plan of waarvan het plan juist hinder ondervindt.
 
Er wordt geen milieugevoelige functie toegevoegd. De bestaande inrichting Wet milieubeheer wordt met dit plan uitgebreid in oostelijke richting. Het uitbreiden van het bedrijf kan van invloed zijn op het woon- en leefklimaat van nabij gelegen woningen.
 
Bedrijven milieuzonering
De handleiding bedrijven en milieuzonering bevat geen richtlijnen voor visvijvers. Daarom wordt aansluiting gezocht bij een vergelijkbare recreatie-inrichting, namelijk golfbanen (SBI-2008 931). Daarvoor geldt een richtafstand van 10 meter. Deze is gebaseerd op de grootste hinderfactor geluid.
 
In de bestaande situatie is sprake van een afstand van circa 10 meter vanaf het bestemmingsvlak ‘Sport – Recreatie’ van het bedrijf tot aan de meest dichtbij gelegen woonbestemming ter hoogte van de woning Koekangerweg 10 te Ruinerwold. Daarmee wordt aan de voornoemde afstand voldaan.
 
De gronden welke met dit plan tevens een bestemming ‘Sport – Recreatie’ verkrijgen zijn gelegen op ca 24 meter tot de woonbestemming ter hoogte van de voornoemde woning. Kortom de bestaande bestemming van het bedrijf is reeds op kortere afstand gelegen dan de voorgenomen uitbreiding. Daarmee wordt met de uitbreiding ruim voldaan aan de voornoemde afstand.
 
Voor een regulier kampeerterrein geldt volgens ‘bedrijven en milieuzonering’ een richtafstand van 50 meter. De camping met 25 plaatsen ligt op meer dan 50 meter van woningen en wordt voldaan aan de voornoemde afstand.
 
Daarmee wordt met dit plan voorzien in een goed woon- en leefklimaat.
 
Activiteitenbesluit milieubeheer
Het bedrijf valt onder het Activiteitenbesluit milieubeheer. Er is voor deze uitbreiding op 1 november 2018 reeds een melding op grond van dit besluit ingediend. De voorschriften van het Activiteitenbesluit en bijbehorende regeling zijn van toepassing.
 
Conclusie
Vanuit het aspect milieuzonering zijn er geen onoverkomelijke belemmeringen betreffende dit plan.
  
4.2 Bodem
 
In het kader van een ruimtelijke ontwikkeling dient gemotiveerd te worden dat de voorgenomen functie passend wordt geacht in relatie tot de bodemkwaliteit.
 
Er wordt geen gevoelige functie toegevoegd daarom is er geen onderzoek nodig. De af te graven grond zal hoogst waarschijnlijk op het terrein worden verwerkt. Mocht er wel grond worden afgevoerd dan moet dat gebeuren conform Besluit Bodemkwaliteit.
 
Conclusie:
Vanuit het aspect bodem zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.
  
4.3 Geluid
 
Met dit plan is er geen sprake van de toevoeging van een geluidsgevoelig object. Op grond van de Wet geluidshinder (Wgh) dient geen akoestische afweging in het kader van dit plan te worden gemaakt.
 
Met dit plan wordt het woon- en leefklimaat niet nadelig beïnvloed. Vanuit geluid van het bedrijf wordt voldaan aan de richtlijnen, zie paragraaf 4.1 Milieuzonering.
 
Conclusie:
Vanuit het aspect geluid zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.
 
4.4 Luchtkwaliteit
 
De luchtkwaliteit dient te worden mee genomen in ruimtelijke besluitvorming. Uitgangspunt is dat een plan niet leidt tot overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Als er wel sprake is van een overschrijding, dan mag een plan de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechteren.
 
Luchtkwaliteitsnormen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als aannemelijk is dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
  2. Een plan leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
  3. Een plan draagt slechts in ‘niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging.
  4. Een plan is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.
Volgens de "Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (GCN en GDN)" opgesteld door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport was de concentratie fijnstof (PM10) ter hoogte van het plangebied in het jaar 2017 minder dan 18 μg/m3. En is de concentratie fijnstof (PM10) ter hoogte van het plangebied in het jaar 2020 (gebaseerd op meetgegeven uit 2016) tevens kleiner dan 18 μg/m3.
 
Op grond van de Wet milieubeheer geldt voor zwevende deeltjes (PM10), betreffende de bescherming van de gezondheid van de mens, een grenswaarde van 40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie.
 
Met de aanleg van de nieuwe visvijver en het realiseren van extra parkeerruimte, is het gezien voornoemde niet waarschijnlijk dat deze zal leiden tot een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde. Daarmee wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen zoals vermeld in de Wet milieubeheer
 
Conclusie:
Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.
 
4.5 Externe veiligheid
 
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op bedrijven, buisleidingen of transportroutes. Op deze categorieën zijn verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor buisleidingen geldt het Besluit buisleidingen externe veiligheid (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).
 
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid, moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie en dienen plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) en de eventuele toename hiervan, te worden bepaald.
 
De Woldstek is aan te merken als een (beperkt) kwetsbare object. Daarmee is een nadere afweging van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico in dezen vereist.
 
De risicokaart van het interprovinciaal Overleg is nagezien op de aanwezigheid van risicobronnen. In de nabije omgeving (straal 1 km) zijn geen inrichtingen met gevaarlijke stoffen en geen transportroutes gevaarlijke stoffen over de weg, spoorweg of water gelegen. In de nabijheid is wel een buisleiding gelegen.
 
Deze gasleiding (Transport-routeID 12204) heeft een maximale werkdruk van 9500 Kpa en een uitwendige diameter van 5,98 inch. Deze buisleiding is gelegen op een afstand van circa 10 meter ten westen van het bestaande bedrijfsperceel. De uitbreiding van het bedrijf is echter aan de oostkant van het bedrijf voorzien en gelegen op een grotere afstand. Hieronder een afweging betreffende het plaatselijk en groepsrisico aangaande deze buisleiding.
 
Plaatselijk risico
Volgens de risicokaart is voor de dichtbij gelegen buisleiding geen PR10-6 berekend. Met dit plan wordt voldaan aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico.
 
Groepsrisico
Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht voor de toevoeging van een (beperkt) kwetsbaar object binnen het invloedsgebied van een buisleiding. Daarbij dient te worden in gegaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en de mogelijkheden van zelfredzaamheid. Tevens dient te worden ingegaan op de rekenkundige hoogte van het groepsrisico, de huidige en te verwachten personendichtheid in het plangebied, de mogelijkheden voor het treffen van maatregelen ter reductie van het groepsrisico en de mogelijkheden voor ruimtelijke alternatieven met een lager groepsrisico. Dit laatste kan achterwege blijven als het groepsrisico relatief laag is (kleiner dan 10% van de oriëntatiewaarde) of als de toename van het groepsrisico relatief klein is (kleiner dan 10%). Als het groepsrisico groter is dan de oriëntatiewaarde dient altijd te worden in gegaan op alle genoemde aspecten van het externe risico.
 
Ten westen van De Woldstek ligt een hoge druk aardgastransportleiding van de NAM met kenmerk NM- 000742. Het betreft een buisleiding met een maximale werkdruk van 95 bar en heeft een diameter van 152 mm. Deze buisleiding heeft een invloedsgebied van circa 110 meter gemeten vanaf de leiding. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van deze buisleiding. De voorgenomen ontwikkeling (uitbreiding met extra visvijver) ligt echter buiten het invloedsgebied van deze buisleiding. Zie afbeelding 4.1
 
  
Het groepsrisico rondom de aardgastransportleiding heeft een zeer geringe omvang. Binnen het invloedsgebied liggen namelijk slechts enkele verspreid liggende objecten. Wanneer deze objecten niet binnen de 100% letaliteitszone van de buisleiding liggen tellen deze objecten niet mee in de hoogte van het groepsrisico. Daarmee zal hoogstwaarschijnlijk de toename van het groepsrisico de 10% oriëntatiewaarde niet overschrijden. Daarmee is een nadere afweging van het groepsrisico externe risico betreffende de gasleiding met dit plan niet vereist.
 
Hulpverlening
Gezien de ligging van het plangebied in het buitengebied mag verwacht worden dat er sprake is van redelijke opkomsttijden voor de brandweer en ander hulpverleningsdiensten.
 
Het plan voorziet in de uitbreiding van het bestaande bedrijf met commerciële visvijvers en het vastleggen van vergunde kleinschalige camping. Daarbij kan worden aangenomen dat de gasten zelfredzaamheid zijn.
 
Conclusie
Vanwege externe veiligheid is er geen belemmering betreffende dit plan.
  
4.6 Cultuurhistorie
 
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging dient plaats te vinden van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie ofwel de aanwezigheid van monumenten of archeologisch waardevolle gebieden.
 
Monumenten
De binnen de gemeente De Wolden aangewezen rijksmonumenten en provinciale monumenten zijn niet in de buurt van het plangebied gesitueerd, hierdoor is de voorgenomen ontwikkeling niet van enige invloed is op deze beschermde gebouwen.
 
In de gemeente De Wolden zijn geen gemeentelijke monumenten aangewezen. De gemeente De Wolden kent wel een lijst karakteristieke panden. In de omgeving van het plangebied (circa 450 meter) is een pakhuis met transformatorhuis gesitueerd op het adres Koekangerweg 13. Gezien de afstand tot het plangebied zal de voorgenomen ontwikkeling geen invloed hebben op de karakteristieke waarde van dit pand.
 
Verder zijn in de buurt van het plangebied geen panden gelegen welke zijn aangewezen als rijksmonument dan wel vermeld op de een lijst karakteristieke panden.
 
Archeologische beleidskaart
Op 26 januari 2012 heeft de gemeenteraad de Archeologische beleidskaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. Het plangebied is op de kaart aangeduid met de waarde ‘lage verwachting’ en ‘hoge of middelhoge verwachting – beekdal met provinciaal belang’. Bij de verleende vergunning zijn geen aanvullende voorwaarden wat betreft archeologie gesteld.
 
 
In deze gebieden waar de waarde ‘lage verwachting’ geldt, is archeologisch onderzoek verplicht bij ingrepen van meer dan 3 ha en dieper dan 30 cm –Mv. In deze gebieden waar de waarde ‘hoge tot middelhoge verwachting (beekdal) met provinciaal belang’ geldt, is archeologisch onderzoek verplicht bij ingrepen van meer dan 1000 m² en dieper dan 30 cm –Mv.
 
Met dit plan wordt de reeds aangelegde nieuwe visvijver, extra parkeerruimte en de verplaatste groensingel vastgelegd.
 
De parkeerplaatsen zijn gelegen op gronden met een ‘hoge tot middelhope verwachting’. Ten behoeve van de aanleg van de parkeerplaatsen is de grond niet geroerd. De bestaande groensingel was tevens gelegen op de gronden met een ‘hoge tot middelhope verwachting’. De singel is reeds verwijderd en weer aangelegd.
 
De reeds aangelegde vijver met een oppervlakte van 2743 m² is voorzien op de gronden met een ‘lage verwachting’. Ten behoeve van de aanleg van de vijver is de grond tot een diepte van 2 meter geroerd. Voordat de vijver is aangelegd is een transportleiding door het WMD verwijderd. Met de aanleg van de bedoelde leiding en het verwijderen daarvan werden de gronden reeds voor het overgrote deel geroerd tot een diepte van 1,5 meter. De nieuwe groensingel is tevens gelegen op gronden met een ‘lage verwachting’.
 
De uitgevoerde werkzaamheden zijn geringer dan de voor de gronden aangegeven oppervlakte waarbij onderzoek verplicht is.
 
Cultuurhistorische waardenkaart
Op 13 maart 2014 heeft de gemeenteraad de Cultuurhistorische waardenkaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. De cultuurhistorische waardenkaart biedt inspiratie voor recreatie, erfgoededucatie en PR-marketingstrategieën of ruimtelijk vastgesteld (inrichting en beheer).
 
Op de beleidskaart is het plangebied aangeduid als beleidsgebied 2, zie afbeelding 4.3. Daarbij is aangegeven dat dit gebied een hoge cultuurhistorische waarde heeft en dat bij nieuwe ontwikkelingen cultuurhistorische waarden een grote rol dienen te spelen. De cultuurhistorie kan daarbij inspirerend werken bij nieuwe ontwikkelingen.
 
Het plangebied is volgens de inventarisatiekaart gelegen in het cultuurlandschap: ‘Hollandveenontginning, met heterogene structuur.’ Alle veenontginningen in de gemeente De Wolden worden tot de Hollandveenontginningen met heterogene structuur gerekend. De heterogene structuur bestaat uit verspreid liggende bosjes en een afwisselend grondgebruik. Dicht bij het veen lag grasland, het verst daar vandaan werd akkerbouw bedreven op het veen. Bebouwing in linten, met plaatselijk bebouwing buiten de lijn van het lint. In de laatste anderhalve eeuw ontwikkelde zich in Ruinerwold een bijzonder dubbellint.
 
  
  
Met dit plan zullen bedrijfsmatig beheerde agrarische gronden worden herzien tot een recreatieve sportbestemming. Daarmee is de aangelegde vijver passend bestemd. De ontwikkeling is voorzien binnen de bestaande verkaveling. De bestaande groenwal is verwijderd en een nieuwe groenwal is reeds gerealiseerd om de nieuwe visvijver. Daarmee worden met dit plan de bestaande kenmerken en waarden van het plangebied niet onevenredig aangetast.
 
Conclusie
Vanuit het aspect cultuurhistorie zijn er naar verwachting geen belemmeringen betreffende dit plan.
 
4.7 Water
 
Betreffende dit plan is in januari 2018 reeds vooroverleg gevoerd met het waterschap. Het vooroverleg had mede betrekking op het verleggen van een bestaande (water)buisleiding binnen het plangebied.
  
In het kader van dit plan is op 11 augustus 2018 (wederom) de digitale watertoets uitgevoerd. Op basis van deze toets dient de normale procedure te worden gevolgd. Na nadere beoordeling en toetsing door het Waterschap is op 19 september 2018 te kennen gegeven dat de korte procedure van toepassing is. Dat houdt in dat planvorming doorgang kan vinden onder de voorwaarden dat de standaard waterparagraaf wordt toegepast.
 
Standaard waterparagraaf
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Deze standaard waterparagraaf heeft betrekking op het plan uitbreiding forellenvijver De Woldstek, Koekangerweg 9a te Ruinerwold. "Forellenvijver De Woldstek wil graag uitbreiden, zij hebben bij ons (gemeente De Wolden) een vooroverleg aangevraagd. Wij staan hier positief tegenover, maar willen graag vast weten of er andere partijen zijn die opmerkingen of adviezen hebben."
 
Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2.
 
Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer
In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Als de hemelwaterafvoer:
  • niet wordt aangesloten op een gescheiden rioolstelsel; of
  • niet wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel,
 
is oppervlakkige afvoer en infiltratie in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.
 
Oppervlaktewater
Er wordt rekening gehouden met de wijze van onderhoud (varend of vanaf de kant) en de daarbij geldende voorwaarden. Voor werkzaamheden binnen de aangegeven zones van het waterschap is een vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk.
 
Het gebruik van materialen
Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale watersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen adviseert het waterschap om materialen zoals lood, koper en zink niet te gebruiken als het hemelwater vrij afstroomt naar het watersysteem.
 
Aanleghoogte van de bebouwing
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.
 
Wetgeving lozen in oppervlaktewater
In het plan vindt een lozing plaats van water in oppervlaktewater. Hemelwater van schone oppervlakken (zoals daken en tuinen) mag rechtstreeks geloosd worden. Hemelwater dat van een parkeerterrein afstroomt (of anderszins) vervuild raakt, dient via een bodempassage af te wateren. Indien u grondwater gaat onttrekken tijdens de aanleg en u wilt dat lozen in oppervlaktewater dan gelden er specifieke regels. Neem hierover contact op met het waterschap.
 
Wetgeving grondwateronttrekking
Er vindt in het plan een grondwateronttrekking plaats. Gezien de verschillende belangen is het grondwaterbeheer wettelijk geregeld in de Waterwet. In het kort komt het er op neer dat u voor grote grondwateronttrekkingen vergunningplichtig bent. Voor kleinere onttrekkingen geldt een meldingsplicht. Neem contact op met het waterschap.
 
Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.
 
"De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Het Waterschap Drents Overijsselse Delta geeft een positief wateradvies".
 
Conclusie
Vanuit het aspect water zijn voor zover bekend geen belemmeringen betreffende dit plan.
 
4.8 Ecologie
 
Bij ruimtelijke planvorming dient aandacht te worden besteed aan natuurwetgeving. Hierbij kan een tweedeling gemaakt worden in soortbescherming en gebiedsbescherming. Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. De gebiedsbescherming vindt plaats via Vogel- en Habitatrichtlijn (‘Natura 2000-gebieden’).
 
Dit plan voorziet in het aanleggen van een nieuwe visvijver en het realiseren van extra parkeerruimte. Het plangebied omvat hoofdzakelijk reeds een bestaand bedrijfsvlak conform de beheerverordening. De gronden, waar ten opzichte van het bestaande bedrijfsvlak worden toegevoegd, worden bedrijfsmatig agrarisch beheerd en daarmee met regelmaat gemaaid. Door de bestaande bedrijfsvoering en omliggende wegen, is reeds sprake van een verstoord gebied.
 
Vanwege het bestaande gebruik van de gronden is het niet waarschijnlijk dat er sprake is van aanwezigheid van beschermde flora en fauna. Ten behoeve van de voorgenomen werkzaamheden behoeven geen waterlopen te worden gedempt.
 
De voorgenomen werkzaamheden zullen worden aangevangen buiten het broedseizoen van vogels en indien van toepassing tijdens het broedseizoen gestaag voorgezet. De werkzaamheden zullen (hoofdzakelijk) overdag worden uitgevoerd, waarmee geen nadere (tijdelijke) verlichting vereist is.
 
De bestaande en voorgenomen uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten vinden plaats tussen 8:00 en 24:00. Het terrein is behoudens nabij de bestaande bebouwing niet voorzien van verlichting.
 
Het is gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling en de daartoe te plegen werkzaamheden niet aannemelijk dat beschermde flora en fauna wordt verstoord, verjaagd dan wel anderszins belemmerd.
 
Gebiedbescherming
Het plangebied is gelegen op circa 5,9 kilometer van het meest dichtbij gelegen natura 2000 gebied Holtingerveld, op circa 8,3 kilometer van het natura 2000 gebied Dwingelderveld en op circa 10,3 kilometer van het natura 2000 gebied De Wieden.
 
Het is gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling en de daartoe te plegen werkzaamheden niet aannemelijk dat deze van enige invloed is op de voornoemde dan wel op grotere afstand gelegen natura 2000 gebieden. Er dient bij een activiteit welke een extra stikstofdepositie met zich mee brengt, te worden getoetst of er sprake is van significante negatieve effecten op Natura 2000 gebieden.
 
Uit de AERIUS berekening voor de gebruiksfase blijkt dat er geen depositieresultaten boven de 0,00 mol/ha/jr zijn. Er is geen AERIUS berekening gemaakt voor de sloop- en aanlegfase, omdat de werkzaamheden al verricht zijn. Voor de volledige berekening zie het rapport in bijlage 1.
 
Conclusie
Vanuit het aspect ecologie zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan te verwachten.
 
4.9 Parkeren en verkeer
 
Met dit plan wordt een uitbreiding van een bestaand bedrijf mogelijk gemaakt. Deze ontwikkeling is van invloed op de parkeerbehoefte en verkeer aantrekkende werking van het bedrijf.
 
De CROW publicatie 317 geeft parkeerkencijfers en kencijfers verkeersgeneratie voor verschillende bestemmingen in de groepen wonen, werken, winkelen en boodschappen, sport, cultuur en ontspanning, horeca en (verblijfs)recreatie, gezondheidszorg en (sociale)voorzieningen en onderwijs.
 
Een bedrijf gericht op commerciële exploitatie van visvijvers is ingedeeld in de groep sport, cultuur en ontspanning. Binnen deze groep is geen specifieke bestemming betreffende visvijvers aangegeven. Daarom wordt wederom aangesloten bij een bestemming voor een golfbaan. In de publicatie zijn daarbij twee bestemmingen aangeduid, namelijk golf-oefencentrum (ook wel pitch & put genoemd) en golfbaan (18 holes). In dezen is de bestemming golf-oefencentrum het meest vergelijkbaar. Dat is gebaseerd op het gegeven dat de binnen de gemeente De Wolden aanwezige pitch & put een gelijke bestemming heeft als in dezen het geval is.
 
De parkeerbehoefte en verkeersintensiviteit betreffende de bestaande camping bij het bedrijf is niet afzonderlijk berekend, omdat de camping voorziet in overnachting van in hoofdzaak bezoekers van de visvijvers. Daarmee ligt de parkeerbehoefte en verkeersintensiviteit reeds besloten in de aangeduide normen. Daarentegen zal vanwege de parkeermogelijkheid bij de kampeerplaatsen de parkeerbehoefte van vissers welke tevens overnachten wegvallen. Daarbij zal met een verblijf op de camping het aantal verkeersbewegingen bij een verblijf voor meerdere visdagen lager zijn. Dit positieve effect is bij de onderstaande berekening buiten beschouwing gelaten.
 
De omgeving van het plangebied is op basis van de publicatie te kenmerken als een weinig stedelijk buitengebied.
 
Parkeren
Op basis van de CROW publicatie is voor een golf-oefencentrum in weinig stedelijk buitengebied een parkeerbehoefte van minimaal 54,2 en maximaal 58,2. Daarvan is 93% het bezoekersaandeel.
 
Voornoemde parkeerbehoefte is gebaseerd op een terrein omvang van circa 6 ha. Het terrein van De Woldstek inclusief de voorgenomen uitbreiding is fors kleiner dan de voornoemde 6 ha.
 
In de bestaande situatie is er gelegenheid voor het parkeren van 75 personen voertuigen. Met dit plan zal voorzien worden in parkeerruimte voor 35 personenvoertuigen. Daarmee wordt voldaan aan de voornoemde parkeernormen.
 
Verkeer
Op basis van de publicatie is voor een golf-oefencentrum in weinig stedelijk buitengebied sprake van een verkeersintensiviteit van minimaal 423,0 en maximaal 454,0. Daarvan is 98% het bezoekersaandeel. Voornoemde verkeersintensiviteit is tevens gebaseerd op een terrein omvang van circa 6 ha.
 
Het bestaande bedrijfsperceel heeft een omvang van ca 1,7 ha. De uitbreiding van het bedrijfsperceel heeft een omvang van ca 2.4 ha. De uitbreiding omvat daarmee ca 41 % van de oppervlakte van het bedrijfsperceel na uitvoering van dit plan. 41 % van een verkeersintensiviteit van gemiddeld minimaal 438,5 is een toename van ca 175 verkeersbewegingen.
 
Het bedrijfsperceel is gelegen aan de Wold Aaweg, welke op korte afstand van de doorgaande Koekangerweg is gelegen. De Koekangerweg is de verbindingsweg tussen het dorp Oosteinde en Koekange, respectievelijk de N375. Vanwege deze ligging is er sprake van een zeer goede ontsluiting. Daarbij is de Koekangerweg in noordelijke richting reeds voorzien van een vrij liggend fietspad en zal in zuidelijke richting verlegd worden, waarbij het fiets en bestemmingsverkeer de daarmee bestaande rijbaan blijven gebruiken. Deze scheiding van fietsverkeer bevorderd de verkeersdoorstroming.
  
De bestaande ontsluiting vanaf het plangebied en de omliggende wegen zijn toereikend voornoemde toename aan verkeersintensiviteit. Daarbij is er met dit plan geen sprake van een verslechtering van de bereikbaarheid van het plangebied.  
   
Conclusie
Vanuit het aspect parkeren en verkeer zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.
 
4.10 Milieueffectrapportage
 
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van een wijzigingsplan plan mer-plichtig, project mer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag, bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.
 
Met dit plan wordt een deel van de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ gewijzigd naar ‘Sport – Recreatie’ ten behoeve van de voorgenomen nieuwe visvijver. Tevens wordt de vergunde camping correct planologisch vastgelegd.
 
Dit plan omvat een de uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met een oppervlakte van ruim minder dan 100 hectare. Daarmee worden met dit plan de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r niet overschreden. De herziening van het gebruik is van dien aard dat er geen sprake is van negatieve effecten op natuurgebieden. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
 
Conclusie
Vanuit het aspect milieueffectrapportage zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.
 
5 Juridische vormgeving
 
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Op basis van de informatie uit deze hoofdstukken zijn is het juridische bindende deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels, bepaald. De regels omvatten bepalingen betreffende het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding geeft de indeling van de bestemmingen en aanduidingen weer.
 
5.1 Algemeen
 
Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, hebben in de regels van dit plan hun juridische vertaling gekregen. Daarmee zijn de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied vastgelegd.
 
Het plan is opgesteld conform het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente De Wolden en de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012). De opzet van de bestemmingsregels is gebaseerd op de beheersverordening Buitengebied. Daarbij zijn de niet van toepassing zijnde begrippen en bepalingen niet opgenomen in dit plan.
 
De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, te weten:
  1. Inleidende regels;
  2. Bestemmingsregels;
  3. Algemene regels;
  4. Overgangs- en slotregels.
De regels zijn gebaseerd op de regels voor de bestemming ‘Wonen’ uit het bestemmingsplan Buitengebied, waarbij enkele maatwerkaanpassingen zijn getroffen. Tevens zijn de niet van toepassing zijnde regels weggelaten.
 
Inleidende regels
Begrippen (Artikel 1): In dit artikel is een omschrijving gegeven van de in regels van dit bestemmingsplan gebruikte begrippen.
 
Wijze van meten (Artikel 2): Hierbij is een omschrijving aangegeven over de wijze van meten van in de regels aangegeven afstanden, oppervlakte- en inhoudsmaten.
 
Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de regels betreffende de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen opgenomen. De bepalingen zijn als volgt opgebouwd:
  1. Bestemmingsomschrijving: de omschrijving van het gebruik wat is toegestaan binnen de bestemming,
  2. Bouwregels: de regels, waar en met welke maatvoering, mag worden gebouwd,
  3. Nadere eisen: Eisen welke met het oog op het voorkomen van onevenredigs aantasting van de aangegeven aspecten kunnen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing
  4. Afwijken van de bouwregels: de afwijkingsmogelijkheden welke specifiek gelden voor de bouwregels van de betreffende bestemming;
  5. Specifieke gebruiksregels: in de specifieke gebruiksregels wordt aangegeven welk gebruik in strijd is met de bestemming, waaronder indien nodig specifieke voorwaardelijke verplichtingen.
  6. Afwijken van de gebruiksregels: de afwijkingsmogelijkheden welke specifiek gelden voor de gebruiksregels van de betreffende bestemming;
  7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden: vergunningstelsel voor specifiek aangegeven werkzaamheden en werken.
In paragraaf 5.2 wordt een nadere toelichting gegeven van de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen.
  
Algemene regels
De op het plan van toepassing zijn de algemene regels worden beschreven in hoofdstuk 3.
 
Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
  • Anti-dubbeltelregel: Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de beoordeling van een bouwplan en op die wijze meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd.
  • Algemene gebruiksregels: In deze regel is aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaan. Deze regel gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming.
  • Algemene afwijkingsregels: In deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van deze bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
  • Algemene aanduidingsregels: In dit artikel zijn de regels betreffende de algemene aanduidingsregels aangegeven. In dit plan specifiek betreffende de ‘Milieuzone - hydrologische beïnvloeding’. 
 
Overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk staan de overgangs- en slotregels vermeld. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven onder welke titel het plan bekend staat.
 
5.2 Wijze van bestemmen
 
In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
 
Sport - Recreatie (Artikel 3)
De voor ‘Sport - Recreatie’ bestemde gronden zijn met plan nader aangeduid als ‘specifiek gebruik – visvijver’. Deze gronden zijn bestemd voor de exploitatie van visvijvers, en het wonen ten behoeve van de recreatievoorziening. Daaraan ondergeschikt het exploiteren van een camping, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen. Voor de camping te tevens voorzien in een specifiek aangeduid gebied ter hoogte van het bestaande campingterrein.
 
Daarbij zijn tuinen, erven en terreinen, wegen en paden, water, gebouwen alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Gebouwen zijn enkel toegestaan ten behoeve van horeca in de vorm van een kantine of een restaurant, sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen, sanitaire voorzieningen en kleedgelegenheid, beheer en onderhoud, bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen. De voornoemde horecadoeleinden dienen ondergeschikt aan de sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen te zijn.
 
Per bouwperceel mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijf alsmede een bedrijfswoning worden gebouwd. Het gezamenlijk oppervlak van de bedrijfsgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan het gezamenlijk oppervlak aan de bedrijfsgebouwen en overkappingen zoals dat aanwezig is of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan. Daarbij dienen gebouwen en overkappingen op ten minste 5 m van de perceelgrens worden gebouwd. Verder dient de maatvoering van een gebouw en een overkapping te voldoen aan de eisen betreffende de maximale oppervlakte per gebouw en/of gezamenlijk, gootlijnhoogte en dakhelling.
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zijn bouwregels opgenomen betreffende de bouwhoogte. Daarbij is onderscheid gemaakt betreffende erf- terreinafscheidingen en ligging ten opzichte van de voorgevelrooilijn.
 
Dubbelbestemming Waarde – Archeologie (Artikel 4)
Met de dubbelbestemming Waarde – Archeologie worden de naar verwachting aanwezige waarden in de bodem van een planologische beschermingsregeling voorzien. Deze regeling is materieel geheel gelijk aan de geldende regeling voor archeologie in de beheersverordening Buitengebied.
 
6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid
   
6.1 Economische uitvoerbaarheid
 
Het gaat om een particulier initiatief waarbij de initiatiefnemer garant staat voor de economische uitvoerbaarheid van het plan. Eventuele planschadekosten en aan dit plan verwante kosten komen daarmee voor rekening van de initiatiefnemer.
 
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
 
Inspraak
Het college heeft de bevoegdheid te besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Aangezien onderhavig plangebied gering van omvang is en de ruimtelijke consequenties beperkt zijn, is overeenkomstig het besluit van het college geen gelegenheid tot inspraak geboden.
 
Door de initiatiefnemer zijn de eigenaren respectievelijk bewoners van de aangrenzende gronden geïnformeerd over dit ruimtelijke voornemen. Daarbij zijn geen negatieve reacties ontvangen.
 
Overleg
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is door het college het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de provincie en het waterschap. Het waterschap heeft op 6 juni 2020 aangegeven dat ze geen opmerkingen hebben op het ontwerpbestemmingsplan.
 
Zienswijzen
Het voorliggend bestemmingsplan heeft als ontwerp ter inzage gelegen gedurende de periode van 6 weken. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend en het plan is vastgesteld op 26 november 2020.